gepubliceerd op 14 december 2004
Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden van het beheerscomité van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de identiteitskaarten
5 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden van het beheerscomité van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de identiteitskaarten
ADVIES 37.702/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 30 september 2004 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van de samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden van het beheerscomité van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de indentiteitskaarten", heeft op 4 oktober 2004 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
De motivering in de brief luidt als volgt : « Vu l'urgence motivée par le fait que le déploiement généralisé de la carte d'identité électronique est prévu à partir du 1er octobre 2004 et que le Service de l'Etat à gestion séparée chargé de la gestion des cartes d'identité doit être créé à cette date, (...)".
De relevantie van een zodanige motivering zou in twijfel kunnen worden getrokken mocht blijken dat deze beslissing om met ingang van 1 oktober 2004 de elektronische identiteitskaart veralgemeend in te voeren, het gevolg is van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid zijdens de steller van het ontwerp.
In dat geval zou deze motivering immers niet de met de spoedeisendheid samenhangende redenen aangeven op grond waarvan is besloten over te gaan tot die veralgemeende invoering op een datum die het niet meer mogelijk maakt het advies van de afdeling wetgeving in te winnen binnen een andere termijn dan die waarin artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten voorziet.
Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Voorafgaande vormvereisten Het derde lid van de aanhef verwijst naar een akkoordbevinding van de Minister van Begroting zonder evenwel de datum ervan te vermelden en geen enkele stuk uit het dossier getuigt van het vervullen van dat vormvereiste.
Mocht zulks nog niet geschied zijn, dan dient die akkoordbevinding te worden aangevraagd en verkregen.
Rechtsgrond Aanhef 1. Het tweede lid moet worden aangevuld met de vermelding van de datum waarop het advies van de inspecteur van Financiën is verkregen.2. In verband met de akkoordbevinding van de Minister van Begroting waarvan sprake is in het derde lid, wordt verwezen naar de opmerking die is gemaakt onder het opschrift "voorafgaande vormvereisten".Dit lid moet hoe dan ook worden aangevuld met de vermelding van de datum waarop die akkoordbevinding zou zijn verkregen. 3. In het vijfde lid dient te worden verwezen naar artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Dispositief De tekst van het voorliggende ontwerp is volstrekt dezelfde als die van een koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden van het Beheerscomité van FED+, welk besluit is ontworpen rekening houdend met de opmerkingen die de Raad van State heeft gemaakt in advies 33.640/1, dat gegeven is op 8 juli 2002, binnen een termijn van ten hoogste een maand, over een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden van het Beheerscomité van FED+.
In dat opzicht behoeven bij het ontworpen besluit geen opmerkingen te worden gemaakt.
De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;
De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Ronvaux, adjunct-auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins.
5 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden van het beheerscomité van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de identiteitskaarten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet van 9 juli 2004, inzonderheid op de artikelen 92, 93 en 94;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 september 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 22 oktober 2004;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de veralgemeende uitreiking van de elektronische identiteitskaart aanvangt op 1 oktober 2004 en dat de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de identiteitskaarten op deze datum opgericht dient te zijn;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 september 2004 houdende de beslissing om de elektronische identiteitskaart veralgemeend in te voeren, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 september 2004;
Gelet op het advies nr. 37.702/2 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Samenstelling
Artikel 1.Er wordt een comité opgericht tot beheer van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de identiteitskaarten, hierna genoemd « Beheerscomité », dat is samengesteld uit : 1° de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken, die van rechtswege voorzitter is;2° de directeur-generaal van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de FOD Binnenlandse Zaken, hoofd van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met het beheer van de identiteitskaarten, ondervoorzitter;3° een vertegenwoordiger van de stafdienst Personeel en Organisatie van de FOD Binnenlandse Zaken;4° een vertegenwoordiger van de stafdienst Begroting en Beheerscontrole van de FOD Binnenlandse Zaken;5° een vertegenwoordiger van de FOD Informatie- en Communicatietechnologie;6° een vertegenwoordiger van de FOD Kanselarij van de Eerste Minister;7° een vertegenwoordiger van de FOD Begroting en Beheerscontrole. De voorzitter wijst een secretaris aan.
Art. 2.De leden bedoeld in artikel 1, 5° tot 8°, worden aangesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken, na overleg met de ministers, betrokken bij het beheerscomité, voor een periode van vier jaar.
Met uitzondering van de Voorzitter, worden de leden van het Beheerscomité gelijk verdeeld over de Nederlandse en de Franse taalrol.
Als een lid ontslag neemt of overlijdt, wordt het onmiddellijk vervangen. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van zijn voorganger. HOOFDSTUK II. - Werkwijze
Art. 3.Het Beheerscomité beraadslaagt onder het voorzitterschap van de voorzitter of, bij diens afwezigheid, van de ondervoorzitter. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend.
Het Beheerscomité vergadert ten minste viermaal per jaar. De voorzitter roept schriftelijk minstens acht werkdagen vooraf de leden bijeen en dit ambtshalve of op verzoek. De bijeenroeping op verzoek gebeurt op initiatief van één of meer leden. De bijeenroeping vermeldt de agenda. De bijeenroeping op verzoek vermeldt de punten die de betrokken leden op de agenda plaatsen.
Het Beheerscomité kan slechts geldig beraadslagen indien de meerderheid van zijn leden aanwezig is. Indien het quorum niet wordt bereikt, kan het Comité, na een tweede bijeenroeping, geldig beraadslagen over dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Van de beraadslagingen van het Beheerscomité worden notulen opgesteld die door de voorzitter en de secretaris worden ondertekend. HOOFDSTUK III. - Bevoegdheden
Art. 4.Het Beheerscomité is inzonderheid belast met : 1 ° het opmaken van een ontwerp van jaarlijkse begroting dat alle ontvangsten en alle uitgaven bevat; 2° het goedkeuren van het jaarlijkse investeringsplan en de eventuele wijzigingen ervan; 3 ° het goedkeuren vóór 31 maart van de rekening van uitvoering van de begroting, de beheersrekeningen en de vermogensrekeningen van het afgelopen begrotingsjaar; 4° het uitbrengen van adviezen op eigen initiatief of op verzoek van de Minister van wie de Staatsdienst met afzonderlijk beheer voor het beheer van de identiteitskaarten afhangt, in verband met de werking van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer voor het beheer van de identiteitskaarten;5° het organiseren van het beheer over het vermogen van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer voor het beheer van de identiteitskaarten. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 december 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL