gepubliceerd op 10 oktober 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters
4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het marokijnwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 Arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 28 september 2001 onder het nummer 58923/CO/128.03) Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren.
Met "werklieden" worden de werklieden en werksters bedoeld.
Classificatie van de functies
Art. 2.De classificatie van de functies wordt als volgt vastgesteld : 1e categorie : meer dan geschoolden. De werklieden moeten al de artikelen van de productie kunnen maken, zonder model of patroon. 2e categorie : geschoolden. De werklieden moeten een van de artikelen van een productie kunnen maken, zonder model of patroon, ongeacht de specialiteit. 3e categorie : half-geschoolden. De werklieden moeten een van de artikelen van een productie kunnen maken met een patroon. 4e categorie : geoefenden. De werklieden moeten een deel van een van de artikelen van een productie kunnen maken. 5e categorie : half-geoefenden. De werklieden nemen deel aan eenvoudige werken van de fabricage. 6e categorie : beginnelingen. De werklieden die leren aan eenvoudige werken deel te nemen, voor een maximumperiode van 6 maanden.
Lonen
Art. 3.De minimumuurlonen worden op 1 april 2001 als volgt vastgesteld in een arbeidstijdregeling van 38 uur per week : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen worden verhoogd met 0,0496 EUR op 1 juli 2001 en met 0,0496 EUR op 1 oktober 2002.
Art. 4.De minimumuurlonen van de minderjarige werklieden worden aan de volgende percentages van de bij artikel 3 bepaalde lonen vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 5.De huisarbeiders die ofwel per uur, ofwel per stuk werken, hebben volgens hun leeftijd en de categorie waartoe zij behoren, recht op de voormelde minimumuurlonen, verhoogd met 10 pct.
Art. 6.De jonge werklieden die houder zijn van een einddiploma dat is uitgereikt door een vakschool voor marokijnwerk of die avondschool volgen, hebben recht op het loon van die welke één jaar ouder zijn dan zij.
Stuk- of premielonen
Art. 7.De stuk- of premielonen worden vastgesteld op grond van de productie per uur arbeid en mogen niet lager zijn dan de bij artikel 3 vastgestelde lonen, verhoogd met 10 pct.
Getrouwheidspremie
Art. 8.De werklieden genieten van een getrouwheidspremie van vijftig centiemen per uur per tien jaar aanwezigheid in dezelfde onderneming.
Ploegenarbeid
Art. 9.De lonen worden met 10 pct. verhoogd wanneer het werk in ploegen wordt verricht. De arbeid met halve dagtaak van de werklieden wordt niet als ploegenarbeid beschouwd.
Art. 10.Al de wijzigingen die aan de lonen worden aangebracht, worden toegepast bij de aanvang van de eerste periode van afrekening die op de vastgestelde datum volgt.
Bestaanszekerheid
Art. 11.De bepalingen inzake bestaanszekerheid zijn ook van toepassing op de huisarbeiders. Zij zijn niet van toepassing op de werklieden die geen jaar dienst hebben in dezelfde onderneming of op degenen die zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst met een beding van proeftijd, voor een bepaalde tijd of door een overeenkomst ter vervanging van een zieke of van een onder de wapens geroepen werkman.
Art. 12.De werkgevers verbinden zich ertoe alle maatregelen te treffen om werkloosheid te voorkomen.
Art. 13.Wanneer het onmogelijk is werkloosheid te voorkomen, voeren de werkgevers een werkloosheidsstelsel met beurtregeling of per groep in, rekening houdend met de regelmatige aanwezigheid van iedere betrokken werkman.
Art. 14.De gedeeltelijk werkloos gestelde werklieden hebben ten laste van de werkgever recht op een bestaanszekerheidsuitkering per dag werkloosheid.
Deze uitkering is niet verschuldigd wanneer de werkloosheid te wijten is aan een geval van overmacht.
Art. 15.Het dagelijks bedrag van de uitkering voor bestaanszekerheid bedraagt 6,7216 EUR op 1 april 2001.
De uitkering voor bestaanszekerheid is gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Art. 16.In geval van tijdelijke werkloosheid heeft de totaliteit van de arbeiders/arbeidsters recht op een bestaanszekerheidsvergoeding gedurende een aantal dagen per kalenderjaar dat - uit solidariteitsoverwegingen - wordt gecollectiviseerd, doch in poolvorming en met vrijwaring van het recht voor iedereen, ook op het einde van het jaar indien een werkman dan ook voor het eerst tijdelijk werkloos zou worden, tot uitputting op het vlak van de onderneming als volgt : - 90 dagen maximum x het aantal werknemers in dienst op 1 januari 2001.
Art. 17.De werkgever heeft het recht alvorens één of meer werklieden werkloos te stellen, hen voor te stellen naar een andere afdeling van de onderneming over te gaan, met behoud van het gewone loon gedurende de werkloosheidsperiode, die geen drie maanden mag overschrijden. Na deze periode van drie maanden, worden de werklieden betaald tegen het regelingsloon dat met hun nieuw werk overeenstemt. Indien de werklieden deze overplaatsing weigeren, genieten zij de in de artikelen 14 en 15 bedoelde uitkering niet.
Art. 18.De uitkeringen voor bestaanszekerheid worden op de gebruikelijke betaaldag uitbetaald.
Zij worden door de werkgever op de individuele rekening van de werkman ingeschreven. Bij elke betaling wordt aan de betrokken werkman een loonstrook overhandigd.
Vastheid van betrekking
Art. 19.De problemen inzake de stand van de werkgelegenheid en de vastheid van betrekking in de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk ressorteren, zijn het voorwerp van de bezorgdheid van de werkgevers en de vakorganisaties op alle niveaus.
Art. 20.Overwegend dat, in de huidige economische toestand, het probleem van de tewerkstelling een prioritaire bezorgdheid is, de gemeenschappelijke wil bevestigend om inzake de tewerkstelling een beleid te voeren dat beantwoordt aan deze bezorgdheid, verbinden de werkgevers, die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk, zich ertoe : - niet over te gaan tot sluiting van ondernemingen tenzij na uitputting van alle andere middelen; - niet over te gaan tot collectieve ontslagen van personeelsleden om conjuncturele redenen tenzij na uitputting van alle andere middelen; - ingeval deze maatregelen niet kunnen worden vermeden, te waken over het naleven van de wettelijke en bedongen verplichtingen op nationaal niveau en op het niveau van de sector.
Art. 21.Indien bedrijven in moeilijke economische omstandigheden verkeren en dienen over te gaan tot afdankingen, dient hiervan mededeling te worden gedaan aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis hiervan aan de syndicale delegatie.
Overleg dient op het vlak van de onderneming gepleegd te worden inzake aanpassings- en/of begeleidingsmaatregelen (sociaal plan); indien het ondernemingsoverleg hieromtrent mislukt, dient de meest gerede partij de zaak aanhangig te maken bij het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor het marokijnwerk.
Dit geldt niet voor individuele gevallen.
Eindejaarspremie
Art. 22.De werklieden en regelmatige huisarbeiders die minstens twaalf maanden door een arbeidsovereenkomst zijn gebonden, hebben recht op een eindejaarspremie gelijk aan 120 maal het minimumuurloon van hun categorie, verdiend in de loop van de maand november, volgens het geperequateerde uurloon op basis van de 38-urenweek.
Art. 23.Het bedrag van de eindejaarspremie van de werklieden die in de loop van het jaar in of uit dienst treden, uitgezonderd degenen die om dringende redenen zijn ontslagen, is gelijk aan zoveel maal één twaalfde van het in artikel 22 vastgestelde bedrag als zij gedurende dat jaar maanden dienst in de onderneming tellen.
In geval van aanwerving vóór de 16e van de maand, wordt deze maand gelijkgesteld met een volledige maand tewerkstelling.
De maand tijdens dewelke de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, wordt gelijkgesteld met een volledige maand tewerkstelling, voor zover de overeenkomst eindigt na de 15e van de maand.
De volgende maanden worden niet gelijkgesteld met werkelijke arbeid : a) de afwezigheden van meer dan 12 maanden te wijten aan een beroepsziekte, een arbeidsongeval of ongeval overkomen op de weg naar of van het werk;b) de afwezigheden van meer dan 6 maanden wegens ziekte of zwangerschapsverlof;c) de perioden van volledige loopbaanonderbreking.
Art. 24.De eindejaarspremie wordt aan de werklieden uitbetaald tussen 15 en 31 december van het jaar waarop zij betrekking heeft of bij het weggaan van de werklieden.
Art. 25.Onverminderd de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven de gunstigere loon- en arbeidsvoorwaarden die zijn voorzien in overeenkomsten die op lokaal en/of gewestelijk niveau zijn gesloten, behouden.
Slotbepalingen
Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.
Art. 27.De artikelen of de onderdelen ervan die vermeld worden in onderstaande tabel, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst. Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 september 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX