Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 oktober 2000
gepubliceerd op 24 oktober 2000

Koninklijk besluit houdende het bepalen van de nadere regels betreffende het bewijs om in aanmerking te komen binnen het transmissienet voor elektriciteit

bron
ministerie van economische zaken
numac
2000011426
pub.
24/10/2000
prom.
04/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/04/2000011426/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 OKTOBER 2000. - Koninklijk besluit houdende het bepalen van de nadere regels betreffende het bewijs om in aanmerking te komen binnen het transmissienet voor elektriciteit


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 16, § 2;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat voornoemde wet van 29 april 1999 de omzetting in Belgisch recht beoogt van de bepalingen van richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, dat de termijn voor de omzetting van deze richtlijn verstrijkt op 19 februari 2000; dat de Belgische regering alles in het werk wil stellen om de richtlijn op die datum om te zetten; dat om een recht van toegang tot het nationaal transmissienet voor elektriciteit te hebben, de eindafnemers het bewijs moeten leveren dat zij krachtens artikel 16 van bovengenoemde wet van 29 april 1999, het verbruiksniveau om in aanmerking te komen bereikt hebben; dat het uiterst noodzakelijk is dat de regels die strekken tot het bepalen van de nadere regels van genoemd bewijs vooraf zouden gedefinieerd worden; dat dit besluit derhalve zo spoedig mogelijk moet genomen worden;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 februari 2000 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en van Onze Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° "wet" : de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;2° "eindafnemers" : de finale afnemers die op het transmissienet zijn aangesloten;3° "minister" : de federale minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort.

Art. 2.Een onderneming, een instantie of een gedeelte ervan gelegen op een topografisch geïdentificeerde plaats is een verbruikslocatie.

Die plaats moet geïnterpreteerd worden als volgt : twee eenheden van een zelfde onderneming of instantie die verschillende lokalisaties hebben, zelfs binnen dezelfde gemeente, moeten beschouwd worden als twee verbruikslocaties; de grenzen van het terrein bepalen de inplantingsgrenzen, met dien verstande echter dat de openbare wegen die erdoor lopen niet noodzakelijk de grenzen van de continuïteit onderbreken of dat een zelfde eenheid topografisch gesitueerd kan zijn op het grondgebied van verscheidene aan elkaar grenzende gemeenten.

Art. 3.Een zelfde spoorwegnet of net van stedelijk spoorwegvervoer, zelfs indien er verschillende voedingspunten zijn, wordt beschouwd als een enkele verbruikslocatie. Indien het gaat over afzonderlijke spoornetwerken of indien de spoorwegnetten aan verschillende eigenaars toebehoren, worden zij beschouwd als verschillende verbruikslocaties. HOOFDSTUK II. - Procedure

Art. 4.De eindafnemers bezorgen aan de minister of aan zijn afgevaardigde de gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat zij het verbruiksniveau hebben bereikt, vereist om in aanmerking komend te worden verklaard krachtens artikel 16 van de wet of het gedurende het lopende jaar te zullen bereiken.

Deze gegevens worden per verbruikslocatie verstrekt en omvatten inzonderheid : - de meterstanden van de telinstallaties die de elektriciteitsleveringen registreren welke in de loop van het voorgaande kalenderjaar verkocht werden door de producent, distributeur of tussenpersoon; - in voorkomend geval, de meterstanden van de telinstallaties die de hoeveelheid elektriciteit registreren afkomstig van een installatie voor zelfopwekking, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de zelfverbruikte hoeveelheden en de aan het net geleverde hoeveelheden.

Art. 5.Indien het verbruiksniveau om in aanmerking komend te worden verklaard, slechts bereikt wordt tijdens het lopende kalenderjaar, bezorgen de eindafnemers, behalve de gegevens bedoeld bij artikel 4, alle technische en economische inlichtingen die toelaten een evaluatie te maken van de hoeveelheid elektriciteit die op de verbruikssite zou kunnen worden afgenomen. Hiertoe behoren onder andere de wijzigingen aan uitrustingen en de ontwikkelingen van de activiteit van de onderneming of instantie die een vooruitzicht rechtvaardigen op verbruikstoename en op het bereiken van drempel vereist om in aanmerking te komen.

Art. 6.De aanvraag om in aanmerking komend verklaard te worden, wordt door de eindafnemers per aangetekend schrijven, in vijf exemplaren, gericht aan de minister of zijn afgevaardigde, ten laatste op 1 februari van elk kalenderjaar. Zij bevat de gegevens en in voorkomend geval de inlichtingen bedoeld bij de artikelen 4 en 5, die worden voorgelegd met een formulier waarvan het model wordt vastgelegd door de minister.

Voor het jaar 2000 wordt de aanvraag verzonden uiterlijk op de dertigste dag die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 7.Wanneer de minister of zijn afgevaardigde vaststelt dat het dossier niet volledig is, deelt hij de aanvrager mee welke stukken nog moeten worden medegedeeld.

Art. 8.De minister of zijn afgevaardigde kan van de transmissienetbeheerder eisen hem alle nodige informatie te bezorgen, onder meer betreffende de telling van de elektriciteitsleveringen, ten einde de gegevens, inlichtingen en bijkomende stukken bedoeld in de artikelen 4, 5 en 7 te controleren.

Art. 9.Binnen de dertig dagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 6 of in overkomend geval van de bijkomende stukken die vereist zijn krachtens artikel 7, brengt de minister of zijn afgevaardigde de aanvrager per aangetekend schrijven ter kennis dat hij in aanmerking komend verklaard is krachtens artikel 16 van de wet. Daarvan wordt kopie gestuurd aan de beheerder van het elektriciteitstransmissienet en aan de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas.

Indien de minister of zijn afgevaardigde beslist de eindafnemer niet in aanmerking komend te verklaren, stelt hij de aanvrager van die weigeringsbeslissing in kennis door middel van een met redenen omkleed en aangetekend schrijven binnen de termijn bedoeld in het eerste lid.

Art. 10.De verklaring betreffende het in aanmerking komen is geldig voor 1 jaar en neemt een aanvang op 1 januari van het jaar waarin het wordt genotificeerd. In afwijking van hetgeen voorafgaat bevatten de genotificeerde verklaringen betreffende het in aanmerking komen tijdens het jaar 2000, een geldigheidsduur, die een einde neemt op 31 december 2001.

Elke verklaring betreffende het in aanmerking komen, wordt stilzwijgend verlengd, indien de eindafnemer per aangetekend schrijven en in vijf exemplaren, uiterlijk per 1 februari van elk kalenderjaar, de in artikel 4 bedoelde gegevens verstuurt als bewijs dat het verbruiksniveau om in aanmerking te komen, is bereikt of dat het om uitzonderlijke technische of economische redenen niet kan worden bereikt gedurende een periode die één kalenderjaar niet overschrijdt. HOOFDSTUK III. - Straffen en diverse bepalingen

Art. 11.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren en de naar behoren aangestelde agenten van het Ministerie van Economische Zaken bevoegd om de inbreuken op dit besluit vast te stellen.

Art. 12.De inbreuken op de bepalingen van artikelen 4, 5, 6, 8 en 10 van dit besluit worden bestraft met een geldboete van vijftig frank tot twintigduizend frank

Art. 13.De minister stelt uit de ambtenaren van het Bestuur Energie van het Ministerie van Economische Zaken de afgevaardigden aan, die belast worden : 1° met de vertegenwoordiging van de minister voor het volbrengen van de formaliteiten voorzien in dit besluit;2° met het toezicht op de toepassing van dit besluit.

Art. 14.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 oktober 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE

^