gepubliceerd op 09 november 2018
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen wat betreft de aangifte, betaling en diverse regels met betrekking tot de taks op de effectenrekeningen
4 NOVEMBER 2018. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen wat betreft de aangifte, betaling en diverse regels met betrekking tot de taks op de effectenrekeningen
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de het Wetboek diverse rechten en taksen, artikelen 158/1, derde lid, 158/2, derde lid, 158/3, § 1, tweede lid, 158/3, § 2, eerste lid, 158/4, § 1, tweede lid, 158/4, § 2, tweede lid, 158/4, § 3, eerste lid, 158/5, § 1, 158/5, § 2, vijfde lid, 158/5, § 5, 158/6, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2017;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 juni 2018;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 3 september 2018;
Gelet op het advies 64.216/3 van de Raad van State, gegeven op 5 oktober 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Titel II van boek II van het koninklijk besluit van 3 maart 1927 houdende uitvoering van het Wetboek diverse rechten en taksen, opgeheven bij het koninklijk besluit van 31 maart 1935 en vernummerd bij het koninklijk besluit van 21 december 2006, wordt hersteld met als opschrift: "Titel II - Taks op de effectenrekeningen" en omvat de artikelen 218 tot 220/10.
Art. 2.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt artikel 218, opgeheven bij het koninklijk besluit van 31 maart 1935, hersteld als volgt: "
Art. 218.§ 1. De belastingschuldige bedoeld in artikel 157 van het Wetboek dient een aangifte in op het bevoegde kantoor bedoeld in artikel 220/6, die minstens de volgende gegevens vermeldt: 1° de referentieperiode zoals bedoeld in artikel 152, 6°, van het Wetboek waarvoor ze wordt opgemaakt;2° de bedrijfsnaam van de belastingschuldige, en het ondernemingsnummer dat hem toegekend werd in uitvoering van artikel 5 van de wet van 16 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/2003 pub. 05/02/2003 numac 2003011027 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen sluiten tot oprichting van een Kruispuntbank van ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen;3° het totale aandeel in de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten waarvoor de taks verschuldigd is;4° het verschuldigde bedrag. § 2. De tussenpersoon bedoeld in artikel 158/2 van het Wetboek, of zijn erkende aansprakelijke vertegenwoordiger, die een aangifte indient, doet dit op het kantoor bedoeld in paragraaf 1 met vermelding van alle inlichtingen bedoeld in paragraaf 1, 1°, 3° en 4°, alsook zijn bedrijfsnaam, In voorkomend geval vermeldt de aangifte ook de identificatie van de onderneming gelijkaardig aan het ondernemingsnummer bedoeld in paragraaf 1, 2°, of aan het btw-identificatienummer. § 3. In geval van toepassing van artikel 158/1 van het Wetboek, dient de titularis een aangifte in op het kantoor bedoeld in paragraaf 1 met vermelding van, naast de inlichtingen bedoeld in paragraaf 1, 1°, 3° en 4° ; zijn naam, voornaam, woonplaats alsook zijn identificatienummer in het Rijksregister of zijn identificatienummer in het BIS-register, toegekend met toepassing van artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/01/1990 pub. 08/07/2010 numac 2010000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Onverminderd het derde lid, vermeldt de aangifte, wanneer deze aangifte meerdere personen betreft, voor ieder van hen de inlichtingen bedoeld in het eerste lid.
Indien een persoon niet beschikt over een van de identificatienummers bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aangifte zijn geboortedatum en - plaats. § 4. In het geval bedoeld in artikel 154, § 2 van het Wetboek kan de aangifte ingediend worden vanaf de eerste dag volgend op het einde van de referentieperiode die afloopt voor die bedoeld in artikel 152, 6°, van het Wetboek.
Deze aangifte vermeldt de inlichtingen bedoeld in de paragrafen 1, 2 of 3, afhankelijk van wie de aangifte indient. De vermelding van de verkorte referentieperiode vervangt de vermelding van de normale referentieperiode van 12 maanden.".
Art. 3.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt artikel 219, opgeheven bij het koninklijk besluit van 31 maart 1935, hersteld als volgt: "
Art. 219.De niet in België opgerichte of gevestigde tussenpersoon die een in België gevestigde aansprakelijke vertegenwoordiger wil laten erkennen, richt zijn verzoek aan het kantoor bedoeld in artikel 220/6.
Het verzoek vermeldt de volledige identiteit van de niet in België opgerichte of gevestigde tussenpersoon en van de door hem voorgestelde aansprakelijke vertegenwoordiger.
Het verzoek gaat vergezeld van een gedagtekende en ondertekende verklaring waarin de voorgestelde aansprakelijke vertegenwoordiger, met ingang van de datum van de uitwerking van zijn erkenning overeenkomstig artikel 220, tweede lid, zich tegenover de Belgische Staat verbindt alle verplichtingen na te komen waartoe hij op grond van artikel 158/2 van het Wetboek zal gehouden zijn.
Een model van verzoek en van de bij te voegen verklaring kan worden bekomen op het in artikel 220/6 vermelde kantoor.".
Art. 4.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt artikel 220, opgeheven bij het koninklijk besluit van 31 maart 1935, hersteld als volgt: "
Art. 220.Om te kunnen worden erkend en om erkend te blijven moet de aansprakelijke vertegenwoordiger: 1° bekwaam zijn om contracten aan te gaan;2° in België gevestigd zijn;3° voldoende solvabel zijn om gedurende een referentieperiode zoals bedoeld in artikel 152, 6° van het Wetboek, vanaf de datum van erkenning de verplichtingen te kunnen nakomen waartoe hij op grond van artikel 158/2 van het Wetboek gehouden zal zijn. De leidend ambtenaar van het in artikel 220/6 vermelde kantoor stelt bij aangetekende brief binnen de acht dagen na de bevestiging van de ontvangst van het in artikel 219 bedoelde verzoek de tussenpersoon en de door hem voorgestelde aansprakelijke vertegenwoordiger in kennis van de al dan niet erkenning als aansprakelijke vertegenwoordiger.
Evenwel, in geval het kantoor binnen de acht dagen na de bevestiging van de ontvangst van het verzoek tot erkenning documenten overeenkomstig artikel 220/2 opvraagt, wordt de kennisgeving van de al dan niet erkenning gedaan binnen de acht dagen na de ontvangst van die documenten.
De erkenning heeft uitwerking vanaf de derde werkdag volgend op de afgifte bij de aanbieder van postdiensten van de kennisgeving van de erkenning aan de erkende aansprakelijke vertegenwoordiger.
Bij gebrek aan kennisgeving wordt de erkenning geacht te zijn toegekend de derde dag na het verstrijken van deze termijn.
Van zodra één of meerdere voorwaarden niet meer zijn vervuld, geeft de erkende aansprakelijke vertegenwoordiger daarvan kennis bij aangetekende brief aan het in artikel 220/6 bedoelde kantoor en aan de niet in België gevestigde tussenpersoon die hij vertegenwoordigt. De erkenning vervalt de derde werkdag volgend op de afgifte bij de aanbieder van postdiensten van de voormelde kennisgeving gericht aan het kantoor bedoeld in artikel 220/6.".
Art. 5.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/1 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/1.Indien de leidend ambtenaar van het in artikel 220/6 bedoelde kantoor of zijn gedelegeerde vaststelt dat de erkende aansprakelijke vertegenwoordiger niet meer voldoet aan de voorwaarden om erkend te blijven of de verplichtingen waartoe hij op grond van artikel 158/2 van het Wetboek gehouden is niet meer nakomt, trekt hij de erkenning bij beslissing in. Deze intrekking kan maar gebeuren na de erkende aansprakelijke vertegenwoordiger de mogelijkheid te hebben geboden om te worden gehoord. De beslissing wordt bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de erkende aansprakelijke vertegenwoordiger en van de tussenpersoon. De intrekking van de erkenning heeft uitwerking vanaf de derde werkdag volgend op de afgifte bij de aanbieder van postdiensten van de kennisgeving van de beslissing gericht aan de erkende aansprakelijke vertegenwoordiger.".
Art. 6.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/2 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/2.Op verzoek van het in artikel 220/6 bedoelde kantoor maakt de voorgestelde aansprakelijke vertegenwoordiger, binnen de acht dagen te rekenen vanaf de dagtekening van het verzoek, aan dat kantoor de documenten over die doen blijken van zijn voldoende solvabiliteit om gedurende een volledige referentieperiode zoals bedoel in artikel 152, 6°, van het Wetboek zijn verplichtingen na te komen waartoe hij op grond van artikel 158/2 van het Wetboek gehouden is.".
Art. 7.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/3 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/3.Naast de in de artikelen 220, vijfde lid, en 220/1 bedoelde gevallen, vervalt de erkenning ook wanneer de tussenpersoon: 1° de erkenning van een nieuwe aansprakelijke vertegenwoordiger bekomt;2° kennis geeft van zijn beslissing om in België niet langer een aansprakelijke vertegenwoordiger te hebben. In het geval vermeld in het eerste lid, 1°, vervalt de erkenning van de huidige aansprakelijke vertegenwoordiger vanaf de datum van de uitwerking van de erkenning van de nieuwe aansprakelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 220. In het geval vermeld in het eerste lid, 2°, vervalt de erkenning op de datum van de dagtekening van de ontvangstmelding van de kennisgeving door het in artikel 220/6 vermelde kantoor. De datum van het verval van de erkenning als aansprakelijke vertegenwoordiger wordt meegedeeld aan de betrokken aansprakelijke vertegenwoordiger en in het geval vermeld in het eerste lid, 2°, ook aan de tussenpersoon.".
Art. 8.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/4 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/4.Overeenkomstig artikel 158/4, § 2, van het Wetboek, wordt de belastingplichtige bedoeld in artikel 158/1 van het Wetboek vrijgesteld van de verplichting om een elektronische aangifte in te dienen wanneer: 1° de belastingplichtige voor de personenbelasting gebruik maakt van een vereenvoudigde aangifte;2° de belastingplichtige ervoor kiest om een gezamenlijke aangifte als bedoeld in artikel 158/1, derde lid, van het Wetboek in te dienen.In dat geval dient hij een papieren aangifte in conform artikel 158/4 van het Wetboek.
Een persoon die gemachtigd is de aangifte in te dienen namens een belastingplichtige bedoeld in artikel 158/1 van het Wetboek, kan die aangifte op papier indienen bij het bevoegde kantoor. ".
Art. 9.In Titel II van Boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/5 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/5.In het geval bedoeld in artikel 158/1 van het Wetboek, wordt de gezamenlijke aangifte, in overeenstemming met dit artikel, getekend door elke titularis, elke persoon daarmee gelijkgesteld of zijn mandataris.".
Art. 10.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/6 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/6.De taks op de effectenrekeningen en, in voorkomend geval, de interesten en boeten, worden betaald op het bevoegde kantoor van de administratie belast met de inning en de invordering van de taksen opgenomen in boek II van het Wetboek diverse rechten en taksen.".
Art. 11.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/7 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/7.In het geval bedoeld in artikel 158/5, § 1, van het Wetboek, wordt de vraag tot teruggave ingediend door diegene die meer taks betaald heeft dan wettelijk verschuldigd was of voor wiens rekening meer taks werd betaald dan wettelijk verschuldigd was.
In de andere gevallen wordt de vraag tot teruggave getekend en ingediend door alle titularissen en medegerechtigden gelijkgesteld met een titularis, van de effectenrekening waarvoor de teruggave gevraagd wordt. De teruggave wordt dan verricht aan de personen wier vraag tot teruggave laat blijken dat zij daar recht op hebben.".
Art. 12.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/8 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/8.§ 1. De vraag tot teruggave wordt uiterlijk de laatste werkdag van het jaar volgend op het jaar waarin de referentieperiode een einde neemt ingediend bij de leidend ambtenaar van het in artikel 220/6 bedoeld kantoor.
Een model van vraag tot teruggave kan worden verkregen op het in artikel 220/6 bedoelde kantoor.
De verantwoordingsstukken die de oorzaak van de teruggave vaststellen, worden bijgevoegd bij de vraag tot teruggave. § 2. Indien de vraag tot teruggave aanleiding geeft tot de toerekening van het aandeel dat de oorzaak vormt van teruggave aan een medegerechtigde, vruchtgebruiker, naakte eigenaar of titularis van de effectenrekening, moet de medegerechtigde, vruchtgebruiker, naakte eigenaar of titularis deze toerekening opnemen in de eigen berekening van de belastbare grondslag.
Ter bepaling van de door de teruggave gewijzigde belastbare grondslag van iedere titularis, medegerechtigde, vruchtgebruiker of blote eigenaar, vermeldt de vraag tot teruggave voor ieder van hen het totale aandeel in de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten na de toerekening bedoeld in het eerste lid. § 3. Artikel 217/3 is van toepassing op de modaliteiten van terugbetaling van de taks op de effectenrekeningen en de gelopen interesten.".
Art. 13.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/9 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/9.De schaal van de boetes bepaald in de artikelen 158/3, § 2, eerste lid, en 158/4, § 3, eerste lid, van het Wetboek wordt als volgt vastgesteld:
Aard van de overtredingen
Boete
Nature de l'infraction
Amende
A. Overtreding ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige:
Nihil
A. Infraction découlant de circonstances indépendantes de la volonté du redevable:
Nihil
B. Overtreding niet toe te schrijven aan kwade trouw of aan het opzet de belasting te ontduiken:
B. Infraction ne découlant pas de la mauvaise foi ou de la volonté d'éluder l'impôt
1e overtreding:
10 pct., tenzij wordt afgezien van deze minimumboete overeenkomstig artikel 158/3, § 2, eerste lid van het Wetboek diverse rechten en taksen
1ère infraction:
10 p.c., sauf s'il est renoncé à cette amende minimale conformément à l'article 158/3, § 2, alinéa 1er du Code des droits et taxes divers
2e overtreding:
20 pct.
2e infraction:
20 p.c.
3e overtreding:
30 pct.
3e infraction:
30 p.c.
Vanaf de 4e overtreding worden de overtredingen van deze aard bij C ingedeeld en als zodanig bestraft.
A partir de la 4ème infraction, les infractions de cette nature sont classées sous C et punies comme telles.
C. Overtreding toe te schrijven aan kwade trouw of aan het opzet de belasting te ontduiken
C. Infraction découlant de la mauvaise foi ou de la volonté d'éluder l'impôt
1e overtreding:
50 pct.
1ère infraction:
50 p.c.
2e overtreding:
100 pct.
2e infraction:
100 p.c.
Vanaf de 3e overtreding:
200 pct.
A partir de la 3e infraction:
200 p.c.
Art. 14.In titel II van boek II van hetzelfde koninklijk besluit, hersteld bij artikel 1 van dit koninklijk besluit, wordt een artikel 220/10 ingevoegd, luidende: "
Art. 220/10.De schaal van de boetes bij overtredingen bedoeld in artikel 158/6, tweede lid, Wetboek Diverse rechten en taksen wordt als volgt vastgesteld:
Aard van de overtredingen
Geldboete
Nature de l'infraction
Amende
A. Overtreding ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige:
Nihil
A. Infraction découlant de circonstances indépendantes de la volonté du redevable :
Nihil
B. Overtreding, ongeacht of het al dan niet toe te schrijven is aan kwade trouw of aan het opzet om de belasting te ontduiken:
B. Infraction découlant ou non de la mauvaise foi ou de la volonté d'éluder l'impôt :
1e overtreding:
750 euro, tenzij wordt afgezien van deze minimumboete overeenkomstig artikel 158/6, tweede lid, laatste zin van het Wetboek diverse rechten en taksen
1re infraction:
750 euros, sauf s'il est renoncé à cette amende minimale conformément à l'article 158/6, alinéa 2, dernière phrase du Code des droits et taxes divers
2e overtreding:
925 euro
2e infraction:
925 euros
3e overtreding:
1.100 euro
3e infraction:
1.100 euros
Vanaf de 4e overtreding:
1.250 euro
A partir de la 4e infraction:
1.250 euros
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 16.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 november 2018.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT