Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 mei 2004
gepubliceerd op 23 september 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken, betreffende de bezoldigingsvoorwaarden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004012131
pub.
23/09/2004
prom.
04/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/04/2004012131/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 MEI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken, betreffende de bezoldigingsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken, betreffende de bezoldigingsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 december 2003 Bezoldigingsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 3 februari 2004 onder het nummer 69666/CO/226) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken. HOOFDSTUK II. - Wedden van de bedienden

Art. 2.De minimumweddenschaal, de degressieve wedden voor jongeren evenals de reële wedden beperkt tot de eindwedde van klasse 8, volgen de schommelingen van het officieel gepubliceerde gemiddeld gezondheidsindexcijfer zoals bepaald in de artikelen 3 tot en met 8.

Art. 3.De wedden bedoeld in artikel 2 worden gestabiliseerd per indexpuntenschijven die lopen van 1,4 pct. boven tot 1,4 pct. onder een referte-indexcijfer « spil » genaamd, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan de spil vermenigvuldigd met of gedeeld door de coëfficiënt 1,014. Wanneer de derde decimaal 5 of meer bedraagt, wordt voor de afronding de tweede decimaal met één eenheid verhoogd; zoniet wordt de derde decimaal verwaarloosd.

Wanneer het gemiddeld gezondheidsindexcijfer de grens van de stabilisatieschijf bereikt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf waarvan de grenzen worden berekend zoals aangeduid in het voorgaand lid.

Aldus wordt volgende tabel samengesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 4.Wanneer bij stijging de grens van een stabilisatieschijf wordt bereikt, worden de wedden bedoeld in artikel 2 verhoogd met 1,4 pct.; bij daling worden de wedden die gekoppeld waren aan de eerstvolgende lagere stabilisatieschijf, opnieuw van toepassing.

De aanpassing van de wedden wordt van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarvan het gemiddeld gezondheidsindexcijfer de aanpassing veroorzaakt heeft.

Art. 5.Voor de indexering van de weddenschaal worden volgende regels toegepast : a) de bedragen van de in voege zijnde weddenschaal worden vermenigvuldigd met 1,014 tot op de derde decimaal nauwkeurig, zonder afronding;b) de resultaten gevonden bij toepassing van de regel onder a) worden afgerond op de tweede decimaal naar boven of naar beneden naargelang de derde decimaal al dan niet ten minste gelijk is aan 5;c) de afgeronde bedragen bij toepassing van de regel onder b) vormen de nieuwe weddenschaal die telkens de basis is voor een volgende indexering.

Art. 6.Voor de indexering van de degressieve bedragen voor bedienden die jonger zijn dan 21 jaar gelden volgende regels : a) de aanvangswedden van de klassen van de geïndexeerde weddenschaal worden vermenigvuldigd met de degressieve percentages zoals bepaald in artikel 10, eerste lid, waarbij het resultaat uitgerekend wordt tot op de derde decimaal nauwkeurig, zonder afronding;b) de resultaten gevonden bij toepassing van de regel onder a) worden afgerond op de tweede decimaal naar boven of naar beneden naargelang de derde decimaal al dan niet ten minste gelijk is aan 5.

Art. 7.Bij de indexering van de werkelijke wedden, die hoger liggen dan de voorziene minimumwedden, desgevallend begrensd tot de eindwedde van klasse 8 zoals bepaald in artikel 2, worden de resultaten afgerond op de tweede decimaal naar boven of naar beneden naargelang de derde decimaal al dan niet ten minste gelijk is aan 5.

Art. 8.De bedienden die inzake indexering gunstiger voorwaarden hebben verworven dan deze vermeld in de artikelen 2 tot en met 7, blijven deze behouden.

Art. 9.Op 1 januari 2004 wordt de minimum-weddenschaal voor de bedienden van ten minste 21 jaar, vastgesteld als volgt : Weddeschaal stabilisatieschijf : 110,41 - 113,53 spil : 111,96 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 10.Voor bedienden jonger dan 21 jaar gelden degressieve bedragen berekend op de aanvangswedde van de klassen als volgt : 20 jaar = 94 pct. van de aanvangswedde van de klasse; 19 jaar = 88 pct. van de aanvangswedde van de klasse; 18 jaar = 82 pct. van de aanvangswedde van de klasse.

De resultaten van deze berekeningen worden afgerond op de tweede decimaal naar boven of naar beneden naargelang de derde decimaal al dan niet ten minste gelijk is aan 5.

Art. 11.De in de artikelen 9 en 10 vastgestelde minimumwedden gelden voor een voltijds uurrooster zoals toepasselijk in de onderneming.

Voor deeltijds tewerkgestelde bedienden worden de minimumwedden vastgesteld in verhouding tot het aantal uren dat hun deeltijdse arbeidsregeling omvat in vergelijking met de voltijdse uurregeling in de onderneming.

Art. 12.Op 1 augustus 2004 worden de werkelijke wedden evenals de toepasselijke weddenschaal, met inbegrip van de "huisweddenschalen", verhoogd met 30,00 EUR (maandbasis). Voor deeltijds tewerkgestelde bedienden wordt dat bedrag herleid in functie van het toepasselijk arbeidsregime.

Art. 13.In afwijking op de bepalingen van de artikelen 9 en 10 wordt de maandwedde voor studenten die arbeid verrichten in het raam van een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten, waarop titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is, vastgesteld als volgt : a) studenten die ten minste 21 jaar zijn : 90 pct.van de schaalwedde van klasse 1 voorzien voor een anciënniteit van 0 jaar; b) studenten die jonger zijn dan 21 jaar : 90 pct.van de degressieve bedragen die in klasse 1 voorzien zijn voor de leeftijd die zij bereikt hebben op de voorziene aanvangsdatum voor de arbeidsprestaties.

Art. 14.§ 1. Voor de bedienden van ten minste 21 jaar is de minimumweddenschaal gebaseerd op de anciënniteit in de onderneming. § 2. Wanneer de bediende voorheen tewerkgesteld is geweest als bediende in een of meerdere ondernemingen van de sector wordt die anciënniteit overgenomen ten belope van 50 pct. vanaf de 10de maand als volgt : a) tot en met de 9de maand te rekenen vanaf de eerste dag van de maand van de indiensttreding geldt een anciënniteit van 0 jaar;b) vanaf de 10de maand te rekenen vanaf de eerste dag van de maand van de indiensttreding wordt de anciënniteit verworven door vorige tewerkstelling als bediende in de sector overgenomen ten belope van 50 pct.Bedoelde anciënniteit wordt berekend in volledige maanden - per betrokken onderneming en nadien getotaliseerd - vervolgens gedeeld door 12 en afgerond op het lagere aantal jaren.

Vanaf de 10de maand wordt aldus een fictieve barema-anciënniteit vastgesteld op 9 maanden vermeerderd met de overgenomen anciënniteit. § 3. Voor de toepassing van § 2 wordt het begrip "sector" als volgt bepaald : - de ondernemingen die voor hun bedienden tot 31 december 1997 ressorteerden onder het Paritair Comité voor import, export, doorvoer en buitenlandse handel en voor de maritieme en expeditiekantoren (PC 213) en die vanaf 1 januari 1998 ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken (PC 226); - vanaf 1 januari 1999 : de ondernemingen die voor hun bedienden tot 31 december 1997 ressorteerden onder het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden (PC 218) en vanaf 1 januari 1998 ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken (PC 226); - de ondernemingen die voor hun bedienden ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken (PC 226) en die slechts na 31 december 1997 voor de eerste maal één of meerdere bedienden tewerkstellen. § 4. Wanneer de bediende voorheen tewerkgesteld is geweest als bediende in een onderneming van dezelfde groep, wordt in afwijking van § 2 de anciënniteit verworven bij die onderneming, uitgedrukt in volledige maanden, overgenomen vanaf de 10de maand volgend op de eerste dag van de maand van de indiensttreding indien gelijktijdig aan volgende voorwaarden is voldaan : - de onderneming van dezelfde groep behoort tot dezelfde sector, zoals bepaald in § 3 hiervóór als de onderneming waar de bediende in dienst treedt; - het einde van de tewerkstelling bij de onderneming van dezelfde groep situeert zich binnen de 12 maanden voorafgaand aan de indiensttreding.

Indien de betrokken bedienden op 1 januari 1998 werden ingeschaald in de weddenschaal bij toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 1997 betreffende de bezoldigingsvoorwaarden, gesloten in het Paritair Comité voor import, export, doorvoer en buitenlandse handel en voor de maritieme en expeditiekantoren, wordt de fictieve barema-anciënniteit overgenomen.

In geval van aansluitende tewerkstelling loopt de verworven anciënniteit of fictieve barema-anciënniteit, al naargelang het geval, verder.

Met "onderneming van dezelfde groep" wordt bedoeld : de onderneming die behoort tot een groep van ondernemingen waarvoor de verplichting geldt om een geconsolideerde jaarrekening op te stellen krachtens de wetgeving terzake. § 5. Met tewerkstelling via een uitzendbureau of in het kader van een arbeidsovereenkomst voor studenten wordt voor de overname van anciënniteit geen rekening gehouden. § 6. De bediende die aanspraak maakt op de gedeeltelijke of gehele overname van anciënniteit bij toepassing van de bepalingen van §§ 2 tot en met 4 hiervóór, dient hiervan de werkgever, op diens vraag, in te lichten tijdens de aanwervingsprocedure. Bij de aanwerving heeft de werkgever het recht het bewijs te vragen in verband met de overname van de anciënniteit. In dat geval moet de bediende dat bewijs leveren binnen de 3 maanden, te rekenen vanaf de indiensttreding, met elk mogelijk rechtsmiddel met uitzondering van het getuigenis; zoniet wordt geen rekening gehouden met die vorige tewerkstelling. § 7. De barema-anciënniteit waarvan sprake in artikel 14, §§ 2 en 4 is uitsluitend dienstig voor de inschaling in de weddenschaal en de verdere progressie in die weddenschaal.

Art. 15.Voor de bedienden van minder dan 21 jaar zijn de minimumwedden uitsluitend gebaseerd op hun leeftijd.

Vóór de leeftijd van 21 jaar wordt geen barema-anciënniteit opgebouwd.

Art. 16.§ 1. Voor de bedienden van minder dan 21 jaar is de voortschrijding in de degressieve bedragen van de weddenschaal van toepassing vanaf de eerste dag van de maand waarin de verjaardag valt. § 2. Voor de bedienden die de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben is de voortschrijding in de weddenschaal van toepassing vanaf de eerste dag van de maand waarin de vereiste anciënniteit bereikt wordt.

Art. 17.De bediende die regelmatig functies uitoefent van verschillende klassen geniet de wedde van de hoogste uitgeoefende functie.

Art. 18.§ 1. Bij overgang naar een hogere klasse wordt de overeenstemmende wedde onmiddellijk toegekend. § 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 geldt volgende regeling in geval van overgang naar een hogere klasse van een bediende die respectievelijk per 1 januari 1998 of per 1 januari 1999, naar gelang van het vorige paritair comité waaronder de onderneming ressorteerde (PC 213 of PC 218), werd ingeschaald in de weddenschaal van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken, bij dezelfde werkgever of bij een andere werkgever van dezelfde groep : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tijdens de overgangsperiode geldt/gelden de wedde(n) van de tussenliggende klasse(n) en wordt de fictieve barema-anciënniteit geblokkeerd indien deze, bij het begin van de overgangsperiode, hoger is dan de reële dienstanciënniteit in de onderneming.

Art. 19.De prestaties van waterklerk die buiten de normale diensturen gebeuren worden naargelang hun aard, duur en frequentie bezoldigd volgens modaliteiten vast te stellen in de onderneming.

Voor weekends en voor wettelijke feestdagen wordt in een bijzondere toeslag voorzien. Deze toeslag bedraagt 33,47 EUR voor werk op zaterdag en 40,90 EUR voor werk op zondag en op wettelijke feestdagen.

In de ondernemingen waar reeds bijzondere vergoedingen worden toegekend voor werk op weekends en/of op wettelijke feestdagen, worden deze vergoedingen in mindering gebracht op voormelde toeslagen; eventueel gunstigere regelingen blijven behouden.

Voor de toepassing van het vorige lid, is het zaterdagwerk begrepen tussen vrijdag 22 uur en zaterdag 24 uur; zondagwerk is begrepen tussen zondag 0 uur en maandagmorgen 6 uur; werk op wettelijke feestdagen begint om 22 uur op de vooravond en eindigt om 6 uur de dag volgend op de wettelijke feestdag. HOOFDSTUK III. - Jaarpremie

Art. 20.Er wordt jaarlijks een premie uitgekeerd, gelijk aan de bezoldiging van de maand waarin de uitbetaling plaatsgrijpt, aan de bedienden die op het tijdstip van de uitbetaling in dienst zijn en die gedurende de ganse duur van het refertejaar in dienst geweest zijn.

Bedienden die aan deze laatste voorwaarde niet voldoen, hebben recht op een twaalfde deel van de premie per volledige maand dienst tijdens het refertejaar. Dit pro rata deel wordt eveneens uitgekeerd aan de bedienden van wie de arbeidsovereenkomst tijdens het refertejaar door de werkgever werd beëindigd, behoudens beëindiging tijdens de proefperiode of verbreking om dringende reden. Het pro rata deel wordt eveneens uitgekeerd aan de bedienden die tijdens het refertejaar zelf een einde hebben gesteld aan hun arbeidsovereenkomst, behoudens beëindiging tijdens de proefperiode.

Het bedrag van de jaarpremie en van het pro rata deel mag herleid worden naar rata van de afwezigheden in de loop van het refertejaar, die niet voortspruiten uit de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen inzake jaarlijkse vakantie, wettelijke feestdagen, kort verzuim, beroepsziekten en arbeidsongevallen. Voor de eerste dertig dagen afwezigheid wegens ziekte, ongeval van gemeen recht of bevallingsrust, wordt bedoeld bedrag niet herleid.

Behoudens andere bepalingen geldend op ondernemingsvlak, valt het refertejaar samen met het kalenderjaar en wordt de jaarpremie betaald op het einde van het jaar. HOOFDSTUK IV. Regeling bij de periodieke actualisering van de sectorale functieclassificatie

Art. 21.Voor de bedienden die reeds in dienst zijn op het ogenblik dat een actualisering in werking treedt en van wie de uitgeoefende functie vergelijkbaar is met één van de nieuwe of gewijzigde voorbeeldfuncties, geldt de hiernavolgende regeling inzake functieklasse, (fictieve) barema-anciënniteit en bezoldiging. Er worden drie gevallen onderscheiden : a) de nieuwe of gewijzigde functie situeert zich in een lagere klasse dan de voorheen toegekende klasse : - toekenning van de lagere functieklasse vanaf de datum van inwerkingtreding van de actualisering; - behoud van de verworven (fictieve) barema-anciënniteit; - behoud van de verworven bezoldiging; b) de nieuwe of gewijzigde functie situeert zich in dezelfde klasse als de voorheen toegekende klasse : - behoud van de functieklasse; - behoud van de verworven (fictieve) barema-anciënniteit; - behoud van de verworven bezoldiging; c) de nieuwe of gewijzigde functie situeert zich in een hogere klasse dan de voorheen toegekende klasse : - toekenning van de hogere functieklasse vanaf de datum van inwerkingtreding van de actualisering; - behoud van de verworven (fictieve) barema-anciënniteit; - onmiddellijke toekenning van het hoger loon. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 22.De collectieve arbeidsovereenkomst van 2 maart 1998 betreffende de bezoldigingsvoorwaarden, geregistreerd op 3 april 1998 onder het nummer 47662/CO/226, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 april 1999, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 december 1999, houdt op uitwerking te hebben op 1 januari 2004.

Art. 23.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.

Zij kan door elk van de partijen geheel of gedeeltelijk worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken en aan de daarin vertegenwoordigde organisaties. Deze opzegging kan ten vroegste ingaan op 1 oktober 2004.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 mei 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^