gepubliceerd op 30 juli 1999
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten die houder zijn van een veiligheids- en samenlevings- of preventiecontract financiële hulp kunnen genieten van de Staat op het vlak van de verkeersveiligheid
4 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten die houder zijn van een veiligheids- en samenlevings- of preventiecontract financiële hulp kunnen genieten van de Staat op het vlak van de verkeersveiligheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 37 van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 april 1968 tot inrichting en coördinatie van de controles op de toekenning en op de aanwending van de toelagen;
Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid artikel 226bis;
Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen gewijzigd door de koninklijke besluiten nr 474 van 28 october 1986 en 502 van 31 december 1986 en door de wetten van 7 november 1987, 22 december 1989, 20 juli 1991, 30 maart 1994 en 21 december 1994;
Gelet op de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid de artikelen 55 tot 58;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve-en begrotingscontrole;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 1994 tot de vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten een veiligheidscontract kunnen sluiten of financiële hulp genieten voor de aanwerving van bijkomend personeel in het kader van hun politiedienst;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten bepaalde financiële hulp van de Staat kunnen krijgen op het vlak van de veiligheid;
Gelet op de beslissing van de Ministerraad van 1 april 1999;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, van 27 april 1999;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de dwingende noodzaak om zo vlug mogelijk de bedragen van de diverse financiële hulp waarvan de gemeenten kunnen genieten, te bepalen;
Overwegende dat vooraleer deze diverse bedragen te gebruiken de gemeenten eerst over de nodige tijd zullen moeten beschikken om projecten met betrekking tot de materies geviseerd door dit besluit, te kunnen uitwerken, en dat deze projecten voorafgaandelijk aan de goedkeuring van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en aan de appreciatie van de nationale Evaluatie- en Begeleidingscommissie zullen worden onderworpen;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten, zijnde maximaal 6 miljoen frank, kent de Minister van Binnenlandse Zaken aan de gemeenten die houder zijn van een Veiligheids- en Samenlevings- of Preventiecontract, een eenmalige toelage toe voor de verwezenlijking van initiatieven inzake verkeersveiligheid waarvoor een contract afgesloten werd tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de betrokken gemeenten. § 2. De overeenkomst bepaalt enerzijds de projecten die de gemeente zal ontwikkelen met het oog op de verkeersveiligheid en anderzijds de voorwaarden met het oog op de toekenning van bedoelde toelage, evenals het bedrag hiervan.
Art. 2.Deze uitgaven zullen worden aangerekend op het bijzonder begrotingsartikel, ingesteld door artikel 1, § 2quater, lid 2 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
Art. 3.De in artikel 1 bedoelde gemeenten moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1°. De kosten van het project mogen niet meer bedragen dan 80.000 frank. In tegengesteld geval zal de gemeente uit eigen middelen het bijkomende budget voorzien. 2°. De gemeente moet de precieze doelstellingen van het project bepalen op basis van de lokale situatie inzake verkeersveiligheid. 3°. De gemeente moet nieuwe preventieve initiatieven nemen hetzij in het kader van de vorming van experts inzake verkeersveiligheid, hetzij in het kader van de realisatie van verkeersplannen, van de sensibilisatie in scholen inzake verkeersveiligheid of van de sensibilisatie van voetgangers en fietsers.
Art. 4.De nationale Evaluatie- en Begeleidingscommissie vergewist zich ervan dat alle gemeenten de bepalingen van de overeenkomst naleven en dat ze het programma betreffende de problemen in de verkeersveiligheid realiseren.
Art. 5.Bij niet-naleving van de bepalingen in dit besluit en van de door de Minister van Binnenlandse Zaken in toepassing van dit beluit vastgestelde voorwaarden, evenals, in voorkomend geval, bij niet naleving van de voorwaarden die werden opgenomen in de krachtens dit besluit met de Minister van Binnenlandse Zaken afgesloten overeenkomst, zal de financiële tegemoetkoming integraal of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Art. 6.De Minister van Binnenlandse Zaken organiseert een regelmatige inspectie om zich ervan te vergewissen dat de gemeenten de voorwaarden naleven die ten grondslag liggen aan de financiële tegemoetkomingen.
Hij baseert zich hiervoor op de verslagen die hem zijn overgemaakt door de nationale Evaluatie- en Begeleidingscommissie bedoeld in artikel 4.
Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE