gepubliceerd op 09 mei 2008
Koninklijk besluit tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen
4 MAART 2008. - Koninklijk besluit tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, inzonderheid op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 2000 tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen gewijzigd door de koninklijke besluiten van 13 maart 2002 en 7 april 2003;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 42.672/4 gegeven op 13 november 2007;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities en afkortingen
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : JAA (Joint Aviation Authorities) : organisme dat verbonden is aan de Europese Conferentie voor de burgerluchtvaart (ECAC) en dat de regelingen heeft uitgewerkt om samen te werken aan de ontwikkeling en het in werking stellen van gemeenschappelijke regels (codes JAR), op alle domeinen die betrekking hebben op de veiligheid van de luchtvaartuigen en van hun exploitatie.
JAR-FCL : gemeenschappelijke regels die door de JAA zijn uitgewerkt op het gebied van de vergunningen van het stuurpersoneel.
Geïnteresseerden kunnen van dit document kennis nemen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directoraat-generaal Luchtvaart.
Helikopter : aërodyne die zijn opwaartse draagkracht in de lucht hoofdzakelijk verkrijgt door de reactie van de lucht op één of meerdere rotoren die voortgetrokken door een voortstuwingsinrichting rond duidelijk vertikale assen draaien.
Luchtvaartuig : ieder toestel dat in de dampkring kan worden gehouden tengevolge van krachten die de lucht daarop uitoefent met uitzondering van deze krachten op het aardoppervlak.
Type (van een luchtvaartuig) : groep van luchtvaartuigen met identieke fundamentele kenmerken, daarin begrepen alle wijzigingen, behalve diegene die een verandering van manoeuvre- of vliegkenmerken, of een toevoeging van leden van het stuurpersoneel tot gevolg hebben.
Categorie (van luchtvaartuigen) : indeling van de luchtvaartuigen volgens de gespecificeerde fundamentele kenmerken, bijvoorbeeld : vliegtuig, helikopter, zweefvliegtuig, vrije ballon.
Aërodyne : elk luchtvaartuig dat zijn opwaartse draagkracht in de lucht hoofdzakelijk verkrijgt door aërodynamische krachten; de aërodyne is zwaarder dan de lucht.
Vliegtuig : aërodyne voorzien van een voortstuwingsinrichting, die zijn opwaartse draagkracht in de lucht hoofdzakelijk verkrijgt door aërodynamische krachten die worden uitgeoefend op vlakken welke gedurende eenzelfde vliegstand niet van stand veranderen.
Eénpiloot vliegtuig : vliegtuig gecertificeerd om bestuurd te worden door één bestuurder.
Meerpiloot vliegtuig : vliegtuig gecertificeerd om bestuurd te worden door een bemanning van ten minste twee bestuurders.
Medebestuurder : houder van een vergunning van bestuurder die al de functies van bestuurder uitoefent, behalve die van gezagvoerder, op een vliegtuig gecertificeerd om bestuurd te worden door een bemanning van ten minste twee bestuurders of onder operationele omstandigheden waarin reglementair ten minste twee bestuurders worden vereist. Valt buiten deze begripsbepaling, de bestuurder die zich aan boord van een vliegtuig zou bevinden alleen om vliegonderricht, voor het behalen van een vergunning of bevoegdverklaring, te ontvangen.
Gemotoriseerd zweefvliegtuig (TMG) : zweefvliegtuig met bewijs van luchtwaardigheid, uitgereikt of aanvaard door een JAA-Lidstaat, dat in staat is op eigen kracht te starten en te klimmen overeenkomstig zijn vlieghandboek.
Bevoegdverklaring : aantekening op een vergunning die de bijzondere voorwaarden, voorrechten of beperkingen vermeldt die gelden voor de betreffende vergunning.
Hernieuwing (van een goedkeuring of van een bevoegdverklaring) : administratieve handeling die wordt verricht nadat een goedkeuring of bevoegdverklaring is verlopen, en waarmee de voorrechten van deze goedkeuring of bevoegdverklaring voor een nieuwe periode worden verlengd, mits aan de voorziene voorwaarden wordt voldaan.
Wedergeldigmaking (van een goedkeuring of van een bevoegdverklaring) : administratieve handeling die wordt verricht binnen de geldigheidsperiode van een goedkeuring of van een bevoegdverklaring en waardoor de houder wordt toegestaan om de voorrechten van deze goedkeuring of bevoegdverklaring voor een nieuwe periode verder te blijven uitoefenen, mits aan de voorziene voorwaarden wordt voldaan.
Onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC) : het functioneren van het stuurpersoneel als een samenwerkend team, onder leiding van de gezagvoerder.
Bekwaamheidsproef : demonstratie van vaardigheid, met het oog op het wedergeldig maken of het hernieuwen van een bevoegdverklaring, en waarin begrepen is elk mondeling examen dat de examinator kan vereisen.
Omzetting (van een vergunning) : uitreiking van een vergunning op grond van een vergunning die werd uitgereikt door een Staat die geen lid is van de JAA. Geïntegreerde opleiding : alles omvattende opleiding waarbij theorie en praktijk voor het behalen van een vergunning/bevoegdverklaring in één pakket, op éénzelfde tijdstip en in éénzelfde FTO wordt gegeven.
Gemoduleerde opleiding : opleiding waarbij men de verschillende modules voor het behalen van een vergunning/bevoegdverklaring kan volgen op verschillende tijdstippen en in verschillende FTO's.
Vaardigheidstest : demonstratie van vaardigheid die uitgevoerd wordt met het oog op de uitreiking van een vergunning of van een bevoegdverklaring, en waarin begrepen is elk mondeling examen dat de examinator kan vereisen.
Andere opleidingshulpmiddelen : alle hulpmiddelen voor de opleiding, behalve vluchtnabootsers, vliegtrainers of trainers voor vlieg- en navigatieprocedures die een mogelijkheid voor opleiding bieden waar een volledige cockpitomgeving niet noodzakelijk is.
Tijd met instrumenten op de grond : tijd gedurende dewelke een bestuurder instructie krijgt in nagebootst instrumentvliegen in een synthetische vliegtrainer (STD).
Tijd met instrumenten : vliegtijd met instrumenten of tijd met instrumenten op de grond.
Vliegtijd : globale tijd gerekend vanaf het ogenblik dat het vliegtuig zich begint te verplaatsen om op te stijgen tot wanneer het na afloop van de vlucht tot stilstand komt.
Vliegtijd met instrumenten : tijd gedurende dewelke het luchtvaartuig uitsluitend met behulp van instrumenten wordt bestuurd.
Vliegtijd als leerling-bestuurder in de functie van gezagvoerder (SPIC) : vliegtijd gedurende dewelke de vlieginstructeur de leerling uitsluitend zal gadeslaan terwijl die optreedt als gezagvoerder, en de vlucht van het luchtvaartuig niet zal beïnvloeden of beheersen.
Dubbelbesturingsvliegtijd : vliegtijd of tijd met instrumenten op de grond gedurende dewelke een persoon vlieginstructie krijgt van een naar behoren gemachtigd instructeur.
Solo vliegtijd : de vliegtijd gedurende dewelke een leerling-bestuurder de enige persoon is aan boord van een luchtvaartuig.
Routesector : een vlucht met daarin begrepen de opstijging, het vertrek, een kruisvlucht van ten minste 15 minuten, de aankomst, de nadering en de landing.
Nacht : tijd begrepen tussen dertig minuten na zonsondergang en dertig minuten voor zonsopgang.
Directeur-generaal : de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart. § 2. De afkortingen die in dit besluit worden gebruikt krijgen de volgende betekenissen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 2. - Algemeen Afdeling 1. - Doel en toepassingsgebied
Art. 2.§ 1. Dit besluit beoogt de reglementering voor het verkrijgen, de wedergeldigmaking en de hernieuwing van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen, alsook van de bevoegdverklaringen die eraan verbonden zijn. § 2. Voor de toepassing van dit besluit betekent de uitdrukking « uitgereikt door een JAA-Lidstaat », uitgereikt door een Lidstaat van de JAA en overeenkomstig de geharmoniseerde JAR-FCL-voorschriften.
Met de uitdrukking « JAA-Lidstaat » wordt, met betrekking tot het aanvaarden van vergunningen, bevoegdverklaringen, toelatingen, goedkeuringen of certificaten, een volwaardige JAA-Lidstaat bedoeld.
Art. 3.§ 1. Alle synthetische vliegtrainers die in dit besluit worden vermeld en die, met het oog op de opleiding, een luchtvaartuig vervangen, worden gecertificeerd door de Directeur-generaal. § 2. Wanneer verwezen wordt naar vliegtuigen of helikopters zijn daarin, tenzij anders bepaald, de ultralichte motorluchtvaartuigen niet begrepen. Afdeling 2. - Basisvoorwaarden
Art. 4.§ 1. De houder van een vergunning of van een bevoegdverklaring kan geen andere voorrechten uitoefenen dan diegene die verbonden zijn aan deze vergunning of bevoegdverklaring. § 2. Indien vaststaat dat een kandidaat voor of een houder van een vergunning die werd uitgereikt door een andere JAA-Lidstaat, de JAR-FCL voorschriften of de Belgische reglementering terzake niet of niet langer naleeft, stelt de Directeur-generaal de Staat die de vergunning heeft uitgereikt en de Afdeling Vergunningen van de JAA hiervan op de hoogte. De Directeur-generaal kan, bij wijze van veiligheidsmaatregel, geldig tot de definitieve beslissing door de Staat van uitreiking, om voormelde reden verbieden dat een kandidaat of een houder van een vergunning, die hij naar behoren heeft gesignaleerd aan de Staat die de vergunning heeft uitgereikt en aan de JAA, nog enig in België ingeschreven of zich in het Belgische luchtruim bevindend luchtvaartuig zou besturen. Afdeling 3. - Buitenlandse titels
Onderafdeling 1. - Door de JAA-Lidstaten uitgereikte titels
Art. 5.Een vergunning, bevoegdverklaring, toelating, goedkeuring of certificaat uitgereikt door een JAA-Lidstaat wordt zonder formaliteiten aanvaard.
Onderafdeling 2. - Geldigmaking van vergunningen uitgereikt door Staten die geen lid zijn van de JAA
Art. 6.Een vergunning die uitgereikt werd door een Staat die geen Lid is van de JAA kan geldig gemaakt worden mits aan alle voorwaarden wordt voldaan die door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL werden bepaald. Het gebruik van deze geldig gemaakte vergunning wordt beperkt tot de luchtvaartuigen die in België zijn ingeschreven.
Art. 7.§ 1. De vergunning van lijnbestuurder, van beroepsbestuurder of van privaat bestuurder met de bevoegdverklaring instrumentvliegen, uitgereikt door een Staat die geen lid is van de JAA, kan geldig worden gemaakt voor een periode van maximum één jaar, ingaande op de datum van de eerste geldigmaking, op voorwaarde dat de vergunning geldig blijft en dat haar houder de voorwaarden van geldigmaking vervult, zoals bepaald door de Directeur-generaal, met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. § 2. De persoon die in een JAA-Lidstaat de in § 1 bedoelde geldigmaking heeft verkregen, kan nadien nog een geldigmaking verkrijgen voor het gebruik van in België ingeschreven vliegtuigen, mits voorafgaandelijk akkoord van de JAA-Lidstaten. § 3. De houder van een geldig gemaakte vergunning valt onder de toepassing van dit besluit. § 4. De vereisten vermeld in de bovenstaande paragrafen zijn niet van toepassing voor geldigmakingen die in blok afgeleverd worden om piloten van buitenlandse maatschappijen toe te laten in België ingeschreven vliegtuigen te exploiteren. § 5. In speciale omstandigheden die de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaalt, kan van de duur van de geldigmaking waarnaar verwezen wordt in § 1 afgeweken worden.
Onderafdeling 3. - Omzetting van een vergunning uitgereikt door een Staat die geen lid is van de JAA
Art. 8.§ 1. Een vergunning van lijnbestuurder, beroepsbestuurder of een bevoegdverklaring instrumentvliegen uitgereikt door een Staat die geen lid is van de JAA kan omgezet worden in een gelijkwaardige Belgische vergunning die aan de JAR-FCL-regels beantwoordt, indien er tussen deze Staat en België een akkoord over dit onderwerp bestaat. § 2. De aanvrager van een vergunning vermeld in § 1, en desgevallend van een IR bevoegdverklaring, moet tenminste een gelijkwaardige vergunning of bevoegdverklaring bezitten uitgereikt volgens de normen van de Bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, en aan alle eisen tot het verkrijgen ervan vermeld in dit besluit voldoen, met uitzondering van de duur van de theoretische opleiding en het aantal uren vliegopleiding. Het toegestane krediet op de duur van de opleiding wordt overeengekomen tussen het organisme dat instaat voor zijn opleiding en de Directeur-generaal. § 3. De houder van een ATPL(A) uitgereikt in overeenstemming met Bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago door een Staat die geen lid is van de JAA en die 1500 vlieguren heeft als gezagvoerder of medebestuurder op meerpilootvliegtuigen kan van de voorafgaandelijke vereiste opleiding vrijgesteld worden om de theoretische en praktische ATPL(A) examens te kunnen afleggen indien zijn vergunning een geldige bevoegdverklaring bevat voor het type meerpilootvliegtuig dat bij de ATPL(A) vaardigheidstest zal gebruikt worden. § 4. Een vergunning van privaat-, beroeps- of lijnvliegtuigbestuurder uitgereikt door een Staat die geen lid is van de JAA kan omgezet worden in een Belgische vergunning van privaat bestuurder met de klassebevoegdverklaring SEP mits aan alle voorwaarden wordt voldaan die door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL werden bepaald. § 5. Op een krachtens dit artikel omgezette vergunning wordt de niet-JAA-Lidstaat, die de vergunning oorspronkelijk heeft uitgereikt, vermeld.
Art. 9.Een vergunning uitgereikt door een Staat die geen Lid is van de JAA en daarna omgezet door een andere JAA-Lidstaat, kan voor het gebruik van in België ingeschreven luchtvaartuigen aanvaard worden op voorwaarde dat er een zoals in vorig artikel omschreven akkoord bestaat tussen België en de Staat die de oorspronkelijke vergunning heeft uitgereikt. Afdeling 4. - Geldigheid van de vergunningen en bevoegdverklaringen
Art. 10.De houder van een vergunning mag de voorrechten verbonden aan zijn vergunning of bevoegdverklaring slechts uitoefenen indien hij zijn bekwaamheid blijft behouden door aan de eisen van dit besluit te voldoen.
De geldigheid van een vergunning wordt bepaald door de geldigheid van de bevoegdverklaringen die zij bevat en van het medisch attest.
Bij het uitreiken, wedergeldigmaken of hernieuwen van een bevoegdverklaring mag deze bevoegdverklaring verlengd worden tot het einde van de maand waarin de vervaldatum valt.
Art. 11.De vergunning wordt uitgereikt voor een periode van maximum vijf jaar. Gedurende deze periode van vijf jaar, en op aanvraag van de houder van de vergunning, wordt, mits voorlegging van de nodige documenten, een nieuwe vergunning uitgereikt in de volgende gevallen : 1° na de eerste uitreiking of hernieuwing van een bevoegdverklaring;2° wanneer de rubriek XII van de vergunning geheel ingevuld is en er geen ruimte overblijft;3° omwille van een administratieve reden;4° naar goeddunken van de Directeur-generaal bij de wedergeldigmaking of het hernieuwen van een bevoegdverklaring. De geldige bevoegdverklaringen worden op het nieuwe document van de vergunning overgedragen. Afdeling 5. - Recente ervaring
Art. 12.§ 1. Een bestuurder mag de functies van gezagvoerder of medebestuurder van een vliegtuig dat passagiers vervoert uitoefenen op voorwaarde dat hij gedurende de 90 voorafgaande dagen ten minste 3 opstijgingen en 3 landingen als bestuurder van een vliegtuig van hetzelfde type/klasse of op een vluchtnabootser van hetzelfde type/klasse heeft uitgevoerd. § 2. De houder van een vergunning die geen geldige IR(A) bevat mag de functies van gezagvoerder van een vliegtuig dat bij nacht passagiers vervoert uitoefenen, op voorwaarde dat hij ten minste één van de opstijgingen en één van de landingen vermeld in § 1, bij nacht heeft uitgevoerd. Afdeling 6. - Controles
Art. 13.§ 1. Rekening houdend met het aantal piloten en hun geografische spreiding, machtigt de Directeur-generaal een aantal integere en voldoende gekwalificeerde personen als examinator om namens hem de vaardigheidstesten en bekwaamheidsproeven af te nemen.
Hij stelt elke examinator persoonlijk schriftelijk in kennis van zijn verantwoordelijkheden en voorrechten. § 2. De minimumeisen inzake bekwaamheid van de examinatoren zijn bepaald in dit besluit onder het hoofdstuk betreffende de examinatoren. § 3. De Directeur-generaal stelt ieder erkend organisme voor opleiding of geregistreerde instelling in kennis van de examinatoren die hij heeft aangewezen voor de bij hun uit te voeren vaardigheidstesten voor de uitreiking van een PPL(A), een CPL(A) of een IR(A). § 4. Een examinator mag geen vaardigheidstesten afnemen van kandidaten aan wie hij zelf een vliegopleiding voor diezelfde vergunning of bevoegdverklaring heeft gegeven, noch aan zijn partner of aan bloed- of aanverwanten tot de 4e graad, behalve mits voorafgaandelijk schriftelijk akkoord van de Directeur-generaal. § 5. De Directeur-generaal stelt iedere kandidaat in kennis van de examinator(en) die hij heeft aangewezen voor de uitvoering van de vaardigheidstest voor de uitreiking van de ATPL(A) en van een bevoegdverklaring als instructeur.
Art. 14.Alvorens een vaardigheidstest voor het verkrijgen van een vergunning of van een bevoegdverklaring af te leggen, dient de kandidaat geslaagd te zijn voor het daarmee samenhangende examen over de theoretische kennis, behalve in geval van vrijstelling, door de Directeur-generaal toegekend met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL ten voordele van de kandidaten die een geïntegreerde opleiding volgen. De voorbereidende opleidingscursussen tot het betreffende examen over de theoretische kennis zijn altijd voltooid alvorens de kandidaat de ermee samenhangende vaardigheidstesten kan afleggen.
Behalve voor het verkrijgen van de vergunning van lijnbestuurder, wordt de kandidaat voor een vaardigheidstest voorgedragen door het organisme of de persoon die voor zijn opleiding verantwoordelijk is. Afdeling 7. - Lichamelijke en geestelijke geschiktheid
Art. 15.§ 1. Om een vergunning aan te vragen moet de kandidaat in het bezit zijn van een geldig medisch attest waarvan de klasse overeenstemt met deze vereist voor het verkrijgen van de vergunning in kwestie en dat uitgereikt is overeenkomstig de geneeskundige JAR-FCL voorschriften. § 2. Bij de uitoefening van de voorrechten van een vergunning, uitgezonderd vluchten in dubbel commando uitgevoerd op basis van een oefenvergunning, moet de houder van een vergunning drager zijn van een geldig medisch attest, dat beantwoordt aan de vereisten van § 1. Hij moet dit document op elk moment kunnen voorleggen op vraag van de autoriteiten.
Art. 16.§ 1. De houder van een medisch attest dient geestelijk en lichamelijk geschikt te zijn om de voorrechten van de betreffende vergunning op veilige wijze uit te oefenen.
De houder van een geldig medisch attest onthoudt er zich van de voorrechten van zijn vergunning of van zijn toelating uit te oefenen zodra hij kennis heeft van een lichamelijke of geestelijke, zelfs tijdelijke, tekortkoming die van aard is om de normale uitoefening van deze voorrechten of de veiligheid in de luchtvaart in het gedrang te brengen.
Hij handelt evenzo als hij zich onder invloed bevindt van alcoholische dranken of in geval van inname van om het even welke drug of om het even welk geneesmiddel, al dan niet voorgeschreven, met inbegrip van deze gebruikt ter behandeling van een ziekte of een stoornis, indien hij kennis heeft van een of andere nevenwerking die onverenigbaar is met de veilige uitoefening van de voorrechten hem verleend door zijn vergunning of zijn toelating. In geval van twijfel is hij ertoe gehouden raad te vragen aan een sectie luchtvaartgeneeskunde, een expertisecentrum voor luchtvaartgeneeskunde of een geneesheer-examinator bedoeld in het koninklijk besluit van 5 juni 2002 tot regeling van de organisatie van de controle van de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen, hierna te noemen koninklijk besluit van 5 juni 2002. § 2. De houder van een geldig medisch attest is verplicht om, zonder verwijl, het advies van de sectie luchtvaartgeneeskunde, van een centrum voor luchtvaartgeneeskunde of van een geneesheer-examinator bedoeld in het koninklijk besluit van 5 juni 2002, in te winnen in de volgende gevallen : 1° verblijf van meer dan 12 uren in een hospitaal of in een ziekenhuis;2° heelkundige ingreep of invasief geneeskundig onderzoek;3° regelmatig gebruik van geneesmiddelen;4° noodzaak om correctieglazen te dragen. § 3. De houder van een geldig medisch attest die weet dat : 1° hij een belangrijk lichamelijk letsel vertoont, dat hem ongeschikt maakt als lid van het stuurpersoneel, moet daarvan onmiddellijk schriftelijk de sectie luchtvaartgeneeskunde bedoeld in het koninklijk besluit van 5 juni 2002, verwittigen;2° hij aangetast is door een ziekte die hem voor een periode van 21 dagen of meer ongeschikt maakt om zijn functies uit te oefenen, moet daarvan schriftelijk de sectie luchtvaartgeneeskunde bedoeld in het koninklijk besluit van 5 juni 2002, verwittigen zodra de periode van 21 dagen verstreken is;3° zij zwanger is, moet daarvan onmiddellijk schriftelijk de sectie luchtvaartgeneeskunde bedoeld in het koninklijk besluit van 5 juni 2002, verwittigen. Betrokkene voegt zijn medisch attest bij de brief waarin hij de sectie luchtvaartgeneeskunde informeert. § 4. Het medisch attest wordt opgeschort in de gevallen bedoeld in § 3 : 1° van zodra het letsel optreedt;2° vanaf de 21e dag van ongeschiktheid;of 3° van zodra de zwangerschap wordt bevestigd. § 5. De opschorting van de gevallen vermeld in § 3, 1° en 2°, neemt een einde zodra de houder een geneeskundig onderzoek heeft ondergaan waarbij vastgesteld wordt dat hij opnieuw aan de medische voorwaarden voldoet.
In geval van zwangerschap, kan de sectie luchtvaartgeneeskunde een einde stellen aan de opschorting volgens de voorwaarden en voor de periode die zij bepaalt.
Aan het einde van de zwangerschap neemt de opschorting een einde nadat een geneeskundig onderzoek vaststelt dat de betrokkene opnieuw voldoet aan de medische vereisten. § 6. Elke ingreep die : 1° een algemene anesthesie of een rachianesthesie vereist, heeft een ongeschiktheid van minstens 48 uren tot gevolg;2° een lokale anesthesie vereist, heeft een ongeschiktheid van minstens 12 uren tot gevolg. In deze gevallen is het medisch attest opgeschort tijdens de periode van de ongeschiktheid. Afdeling 8.- Bijzondere omstandigheden
Art. 17.In de gevallen waarin de toepassing van de JAR-FCL-regels abnormale gevolgen zou hebben, of in omstandigheden waarin nieuwe concepten omtrent opleiding of controle niet overeenkomstig deze regels kunnen worden ontwikkeld, kan een afwijking van de JAR-FCL-regels aan de aanvrager worden toegekend door de Directeur-generaal, voor zover een ten minste gelijkwaardige graad van veiligheid kan worden gewaarborgd.
Een dergelijke afwijking wordt beperkt in de tijd tot zes maanden.
Voor een afwijking van een langere duur moet het akkoord van de JAA-Lidstaten verkregen worden. Afdeling 9. - Krediet aan vlieguren en theoretische kennis
Art. 18.§ 1. Tenzij anders bepaald, wordt de vliegtijd die voor een vergunning of een bevoegdverklaring wordt aangerekend, uitgevoerd op een luchtvaartuig van dezelfde categorie als deze waarvoor de vergunning of de bevoegdverklaring wordt gevraagd. § 2. Voor het voltooien van de totale vliegtijd die vereist is voor het verkrijgen van een vergunning of van een bevoegdverklaring, wordt de totale vliegtijd die door een kandidaat voor deze vergunning of deze bevoegdverklaring in solo, in dubbelbesturing of als gezagvoerder wordt uitgevoerd, in rekening gebracht.
Voor het voltooien van de vliegtijd als gezagvoerder, vereist voor het verkrijgen van de CPL(A), van de ATPL(A) en van de bevoegdverklaring voor een meermotorig type of de meermotorige klasse, kan elke bestuurder die met succes een volledige geïntegreerde opleiding van lijnbestuurder heeft gevolgd, maximum 50 uren vliegtijd met instrumenten als leerling -gezagvoerder in rekening brengen.
Voor het voltooien van de vliegtijd als gezagvoerder, vereist voor het verkrijgen van de CPL(A) of van de bevoegdverklaring voor een meermotorig type of een meermotorige klasse kan elke bestuurder die met succes een volledig geïntegreerde opleiding CPL/IR heeft gevolgd, maximum 50 uren vliegtijd met instrumenten als leerling-gezagvoerder in rekening brengen. § 3. De houder van een vergunning van bestuurder mag, wanneer hij optreedt als medebestuurder, de volledige vliegtijd als medebestuurder aanrekenen voor het voltooien van de totale vliegtijd die vereist is voor een vergunning van hogere categorie. § 4. De houder van een IR(H) wordt vrijgesteld van de theoretische opleiding en van de theoretische examens die voor het verkrijgen van de IR(A) worden vereist. § 5. De houder van een vergunning van bestuurder van helikopters wordt vrijgesteld van de theoretische opleiding en van de theoretische examens, op voorwaarde de opleiding te hebben gevolgd en geslaagd te zijn voor de examens door de Directeur-generaal bepaald met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. Deze vrijstelling geldt ook voor de kandidaten die slaagden voor het theoretische examen voor het verkrijgen van de betreffende vergunning op helikopters, voor zover de geldigheid van dit examen, zoals vastgesteld door het koninklijk besluit van 21 juni 2004 tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van helikopters, niet verstreken is. § 6. De kandidaat die geslaagd is voor het theoretisch examen voor het verkrijgen van een ATPL(A) wordt vrijgesteld van de theoretische examens voor het verkrijgen van een PPL(A), CPL(A) of IR(A). § 7. De kandidaat die geslaagd is voor het theoretisch examen voor het verkrijgen van een CPL(A) wordt vrijgesteld van het theoretisch examen voor het verkrijgen van een PPL(A). § 8. De kandidaat die geslaagd is voor het theoretisch examen voor het verkrijgen van een CPL(A) wordt vrijgesteld van de theoretische examens over de materies « menselijke prestaties en beperkingen » en « meteorologie » voor het verkrijgen van een bevoegdverklaring IR(A). § 9. De kandidaat die geslaagd is voor het theoretische examen voor het verkrijgen van de IR(A)-bevoegdverklaring, wordt vrijgesteld van de theoretische examens over de materies « menselijke prestaties en beperkingen » en « meteorologie » voor het verkrijgen van een CPL(A). § 10. De houder van een vergunning van bestuurder mag, wanneer hij optreedt als medebestuurder die onder toezicht van de gezagvoerder de functies en de verantwoordelijkheden van een gezagvoerder uitoefent, deze vliegtijd volledig aanrekenen met het oog op de voltooiing van de vliegtijd vereist voor een vergunning van hogere categorie, mits de methode van toezicht is goedgekeurd door de Directeur-generaal. Afdeling 10. - Organismen voor opleiding en geregistreerde
instellingen
Art. 19.De organismen voor vliegopleiding (FTO) die de vereiste opleiding willen bieden voor de vergunningen van bestuurder en de daaraan verbonden bevoegdverklaringen, alsook de organismen voor opleiding voor typebevoegdverklaringen (TRTO) die voor de houders van een vergunning de opleiding willen bieden voor de bevoegdverklaring voor een vliegtuigtype, worden goedgekeurd door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL voor zover de hoofdzetel van deze organismen gevestigd is in België.
De organismen (FTO of TRTO) waarvan de hoofdzetel in een andere JAA-Lidstaat gevestigd is, kunnen een goedkeuring verkrijgen in België mits de overheid van het betrokken land niet in de mogelijkheid is dergelijke goedkeuring af te leveren en deze overheid hierover met België voorafgaand een akkoord afsloot.
Indien de noodzaak zich voordoet kan een FTO of TRTO waarvan de hoofdzetel buiten een JAA-Lidstaat gevestigd is, goedgekeurd worden door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL De instellingen die uitsluitend voor de vergunning van privaat bestuurder een opleiding willen bieden worden geregistreerd bij de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. De FTO mogen ook opleiding bieden voor de vergunning van privaat bestuurder. De TRTO mogen ook opleiding bieden aan de houders van een vergunning van privaat bestuurder die een bevoegdverklaring voor een vliegtuigtype willen verkrijgen. Afdeling 11. - Opleidingscursussen
Art. 20.De door de FTO en de TRTO aangeboden cursussen worden goedgekeurd door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. Afdeling 12. - Houders van een vergunning die 60 jaar of ouder zijn
Art. 21.De houder van een vergunning van bestuurder die 60 jaar of ouder is, mag in een luchtvaartuig ingezet in het handelsluchtvervoer de functies van bestuurder niet meer uitoefenen, tenzij als lid van een meerkoppige bemanning en op voorwaarde dat hij dan het enige lid van het stuurpersoneel is dat de leeftijd van zestig jaar heeft bereikt.
De houder van een vergunning van bestuurder die 65 jaar of ouder is mag geen enkele functie van bestuurder uitoefenen op een luchtvaartuig dat ingezet is in het handelsluchtvervoer. Afdeling 13. - De Staat van uitreiking van de vergunning
Art. 22.§ 1. De kandidaat voor een vergunning bedoeld in dit besluit levert het bewijs voor de Directeur-generaal dat hij voldoet aan alle voorwaarden die voor de uitreiking van deze vergunning worden gesteld.
De hele opleiding, al de proeven en de medische geschiktheid tot het verkrijgen van deze vergunning dienen respectievelijk gevolgd, afgelegd en aangetoond te worden, uitsluitend overeenkomstig de Belgische nationale reglementering.
België wordt « de Staat van uitreiking van de vergunning » genoemd voor elke vergunning die België overeenkomstig deze paragraaf uitreikt. § 2. In bijzondere omstandigheden die door de Directeur-generaal en de bevoegde autoriteit van een andere JAA-Lidstaat aanvaard kunnen worden, mag een kandidaat die zijn opleiding in die andere JAA-Lidstaat startte, zijn opleiding eventueel in België verder zetten volgens deze reglementering.
Naast de aanvaarding van deze bijzondere omstandigheden en de bepaling welke staat de « Staat van uitreiking van de vergunning » zal worden, kan een dergelijke toelating enkel gelden voor : 1° de volledige theoretische opleiding en de erbijbehorende examens;2° de medische keuring;3° de volledige vliegopleiding en de vaardigheidstest. § 3. Elke bijkomende bevoegdverklaring die in een andere JAA-Lidstaat en overeenkomstig de JAR-FCL regels wordt verkregen, wordt ingeschreven op de vergunning door de Staat van uitreiking. § 4. De houder van een door België op grond van § 1 uitgereikte vergunning kan, bij wijze van administratieve vereenvoudiging, bijvoorbeeld voor de wedergeldigmaking, deze vergunning overdragen naar een andere JAA-Lidstaat, indien zijn arbeidsplaats of zijn gewone verblijfplaats in deze andere Staat gevestigd is. Deze laatste Staat wordt dan vervolgens de Staat van uitreiking en krijgt de verantwoordelijkheid voor de uitreiking van de vergunning bedoeld in § 1. § 5. Niemand mag gelijktijdig houder zijn van meer dan één JAR-FCL-vergunning voor vliegtuigen en van meer dan één JAR-FCL medisch attest. Afdeling 14. - Gewone verblijfplaats
Art. 23.De gewone verblijfplaats is de plaats waar een persoon gewoonlijk gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar woont uit hoofde van persoonlijke banden en beroepsbezigheden of, in geval van een persoon zonder beroepsbezigheden, uit hoofde van persoonlijke banden die getuigen van een speciale binding van de betrokken persoon met de plaats waar hij of zij woont. Afdeling 15. - Opmaak en specificaties van de vergunningen
Art. 24.De vergunning van lid van het stuurpersoneel is in overeenstemming met de specificaties bepaald door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. Elke toevoeging of schrapping in het document vereist de uitdrukkelijke toelating van de Directeur-generaal. Afdeling 16. - Overzicht van de uitgevoerde vliegtijd
Art. 25.Een gedetailleerd overzicht van alle in de hoedanigheid van bestuurder uitgevoerde vluchten wordt weergegeven op een betrouwbaar document, waarvan het model, opgemaakt volgens de specificaties van het vliegboek, goedgekeurd is door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. Het gedetailleerde overzicht van de in het kader van het handelsluchtvervoer uitgevoerde vluchten kan door de exploitant weergegeven en bijgehouden worden onder een geïnformatiseerde en door de Directeur-generaal goedgekeurde vorm. In dit geval bezorgt de exploitant, op vraag van het betrokken lid van het stuurpersoneel, een gedetailleerd overzicht van alle door die bestuurder uitgevoerde vluchten, daarin begrepen de verschillen- en familiarisatiecursussen.
Het overzicht bevat de inlichtingen die door de Directeur-generaal worden bepaald met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL.
Art. 26.§ 1. Vliegtijd als gezagvoerder.
De houder van een vergunning kan de volledige tijd gedurende dewelke hij als gezagvoerder heeft gehandeld, als vliegtijd in de hoedanigheid van gezagvoerder inschrijven.
De houder van een vergunning van bestuurder of de kandidaat voor een dergelijke vergunning kan de volledige tijd gedurende dewelke hij solo en als leerling-gezagvoerder heeft gevlogen, inschrijven als vliegtijd in de hoedanigheid van gezagvoerder, onder voorbehoud dat de vliegtijd die uitgevoerd werd in de hoedanigheid van SPIC door de verantwoordelijke instructeur wordt medeondertekend.
De houder van een bevoegdverklaring instructeur kan de volledige vliegtijd gedurende dewelke hij handelt als instructeur aan boord van een vliegtuig inschrijven als vliegtijd in de hoedanigheid van gezagvoerder.
De houder van een machtiging als examinator kan de volledige vliegtijd gedurende dewelke hij als examinator aan boord van een vliegtuig handelt inschrijven als vliegtijd in de hoedanigheid van gezagvoerder.
Een medebestuurder die handelt als gezagvoerder onder toezicht van een gezagvoerder van een vliegtuig gecertificeerd om bestuurd te worden door een bemanning van tenminste twee bestuurders, kan deze vliegtijd volledig inschrijven als vliegtijd in de hoedanigheid van gezagvoerder, onder voorbehoud dat de vliegtijd als PICUS medeondertekend wordt door de gezagvoerder die voor het toezicht verantwoordelijk is. § 2. Vliegtijd als medebestuurder. De houder van een vergunning van bestuurder die de plaats inneemt van medebestuurder kan als vliegtijd in de hoedanigheid van medebestuurder de volledige vliegtijd inschrijven die werd uitgevoerd in de hoedanigheid van medebestuurder in een vliegtuig gecertificeerd om bestuurd te worden door een bemanning van tenminste twee bestuurders of onder operationele omstandigheden waarin reglementair ten minste twee bestuurders worden vereist. § 3. Vliegtijd als medebestuurder in kruisvlucht. Een medebestuurder in kruisvlucht kan de volledige vliegtijd uitgevoerd als medebestuurder inschrijven wanneer hij de plaats van een bestuurder inneemt. § 4. Instructievliegtijd. Een samenvatting van de volledige tijd die een kandidaat voor een vergunning of voor een bevoegdverklaring heeft uitgevoerd als instructievliegtijd, als instructievliegtijd met instrumenten of als tijd met instrumenten op de grond enz... mag ingeschreven worden mits bekrachtiging door de naar behoren bevoegde en/of gemachtigde instructeur die deze instructie gegeven heeft.
Art. 27.De houder van een vergunning of een leerling-bestuurder legt zonder verwijl het overzicht van zijn vlieguren voor controle voor aan de vertegenwoordiger van de Directeur-generaal op eenvoudige vraag van deze laatste. Dit overzicht wordt hem in ieder geval voorgelegd voor de uitreiking, de wedergeldigmaking of de hernieuwing van een vergunning of van een bevoegdverklaring.
Een leerling-bestuurder moet in het bezit zijn van zijn overzicht van vlieguren tijdens elke overland solovlucht, zodat hij het kan voorleggen ter staving van de vereiste toelatingen die hij van zijn instructeur moet gekregen hebben. HOOFDSTUK 3. - Oefenvergunning (vliegtuigen)
Art. 28.§ 1. De kandidaat voor een oefenvergunning (vliegtuigen) moet : 1° de leeftijd van 16 jaar bereikt hebben;2° houder zijn van een geldig geneeskundig attest van klasse 1 of 2;3° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag voorleggen, uitgereikt sedert minder dan een maand en met vermelding « ten behoeve van een openbaar bestuur »;4° indien hij minderjarig is, een geschreven toelating voorleggen van zijn wettelijke vertegenwoordiger, wiens handtekening dient gelegaliseerd te zijn. § 2. De oefenvergunning geeft aan de houder de toelating tot het uitvoeren, uitsluitend boven het Rijksgebied, van instructievluchten in dubbelbesturing of van vluchten als enig inzittende met voorafgaande toestemming en onder toezicht van een instructeur. § 3. De oefenvergunning kan wedergeldig gemaakt of hernieuwd worden op voorwaarde dat de kandidaat een geldig geneeskundig attest van klasse 1 of 2 heeft, en dat hij geslaagd is voor het theoretisch examen voor het verkrijgen van de PPL, CPL of ATPL. HOOFDSTUK 4. - Vergunning van privaat bestuurder (vliegtuigen) - PPL(A) Afdeling 1. - Minimumleeftijd en lichamelijke en geestelijke
geschiktheid
Art. 29.De kandidaat voor een PPL(A) moet : 1° de leeftijd van 17 jaar bereikt hebben;2° houder zijn van een geldig geneeskundig attest van klasse 1 of 2. Afdeling 2. - Voorrechten en voorwaarden
Art. 30.§ 1. Onder voorbehoud van alle andere in dit besluit bepaalde voorwaarden, kan men met de PPL(A), doch zonder vergoed te worden, de functies uitoefenen van gezagvoerder of van medebestuurder van elk vliegtuig waarmee niet vergoede vluchten worden uitgevoerd en zonder enig voordeel van financiële aard of in natura. § 2. De kandidaat voor een PPL(A) die de voorwaarden vervult inzake : 1° minimumleeftijd;2° lichamelijke en geestelijke geschiktheid;3° vliegervaring;4° opleiding;5° theoretische examens;6° vaardigheidstest, wordt geacht te beantwoorden aan de voorwaarden vereist voor de uitreiking van een PPL(A), met de bevoegdverklaring voor de klasse of het type dat gebruikt werd voor de vaardigheidstest. § 3. Indien de voorrechten van de vergunning bij nacht worden uitgevoerd, dient de titularis de voorwaarden voor nachtvluchten van dit hoofdstuk te vervullen. Afdeling 3. - Bijzondere bevoegdverklaringen
Art. 31.De Directeur-generaal kan aan de houder van een vergunning een bijzondere bevoegdverklaring voor onder andere slepen, kunstvliegen of droppen van valschermspringers uitreiken. Deze bevoegdverklaringen kunnen enkel gebruikt worden binnen het nationale luchtruim. Afdeling 4. - Ervaring en aanrekenen van de vliegtijd
Art. 32.De kandidaat voor een PPL(A) dient ten minste 45 vlieguren te hebben uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen, waarvan maximum 5 uren in een BITD, een FNPT of in een vluchtnabootser mogen zijn uitgevoerd. De houders van vergunningen van bestuurder of van equivalente voorrechten op helikopters, ultralichte vliegtuigen met vaste vleugels en beweegbare aërodynamische bedieningsoppervlakken die volledig driedimensionaal functioneren, zweefvliegtuigen, zelfdragende zweefvliegtuigen of zichzelf lancerende zweefvliegtuigen, mogen 10 % van hun totale vliegtijd in de hoedanigheid van gezagvoerder van dergelijke luchtvaartuigen, met een maximum van 10 uren, voor het verkrijgen van de PPL(A) aanrekenen. Afdeling 5. - Opleiding
Art. 33.§ 1. De kandidaat voor een PPL(A) dient aan een FTO of een aanvaarde geregistreerde instelling de vereiste opleiding te hebben afgerond overeenkomstig het programma zoals door de Directeur-generaal bepaald met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. § 2. De kandidaat voor een PPL(A) dient op een vliegtuig dat voorzien is van een door een JAA-Lidstaat uitgereikt of aanvaard bewijs van luchtwaardigheid, ten minste 25 uren dubbelbesturingsonderricht en ten minste 10 uren solovliegtijd onder toezicht te hebben uitgevoerd, waaronder ten minste vijf uren overlandvluchten in solo, waarvan ten minste één overlandvlucht van minstens 270 kilometer (150 NM), tijdens dewelke op twee verschillende luchtvaartterreinen, die niet deze van vertrek zijn, een landing met volledige stop dient te worden uitgevoerd.
Wanneer bij de kandidaat vliegtijd is in rekening gebracht voor vlieguren die hij overeenkomstig het vorig artikel als gezagvoerder op andere luchtvaartuigen heeft uitgevoerd, mag de vereiste inzake dubbelbesturingsonderricht op vliegtuigen niet tot minder dan 20 uren worden teruggebracht. § 3. Indien de aan de vergunning verbonden voorrechten 's nachts moeten uitgeoefend worden, dient de kandidaat een opleiding te volgen, die door de Directeur-generaal bepaald wordt met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL, van tenminste 5 bijkomende uren op een vliegtuig bij nacht, waaronder 3 uren dubbelbesturingsonderricht met ten minste 1 uur navigatie overland en met vijf opstijgingen in solo en vijf landingen in solo met telkens een volledige stop. Dit voorrecht wordt op de vergunning vermeld. Afdeling 6. - Theoretische examens
Art. 34.De kandidaat voor een PPL(A) dient aan de Directeur-generaal of aan zijn afgevaardigde blijk te hebben gegeven van een niveau van theoretische kennis dat past bij de voorrechten verleend aan de houder van een PPL(A). De vereisten en de procedures van dit examen over de theoretische kennis worden bepaald door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. Afdeling 7. - Vaardigheid
Art. 35.De kandidaat voor een PPL(A) dient blijk te geven van zijn vermogen om als gezagvoerder van een vliegtuig de gepaste procedures toe te passen en de handelingen uit te voeren die door de Directeur-generaal zijn bepaald met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL, voor éénmotorige of meermotorige vliegtuigen met een graad van bekwaamheid die past bij de voorrechten verleend aan een houder van een PPL(A). De vaardigheidstest dient binnen de zes maanden na de voltooiing van de vlieginstructie te worden afgenomen. HOOFDSTUK 5. - Vergunning van beroepsbestuurder (vliegtuigen) CPL(A) Afdeling 1. - Minimumleeftijd
en lichamelijke en geestelijke geschiktheid
Art. 36.De kandidaat voor een CPL(A) moet : 1° de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben;2° houder zijn van een geldig geneeskundig attest van klasse 1. Afdeling 2. - Voorrechten en voorwaarden
Art. 37.§ 1. Onder voorbehoud van alle andere voorwaarden bepaald in dit besluit kan de houder van een CPL(A) : 1° de voorrechten uitoefenen van een houder van een PPL(A);2° de functies uitoefenen van gezagvoerder of van medebestuurder van elk vliegtuig dat een vlucht uitvoert die geen deel uitmaakt van het handelsluchtvervoer;3° de functies uitoefenen van gezagvoerder in het handelsluchtvervoer op éénpilootvliegtuigen;4° de functies uitoefenen van medebestuurder in het handelsluchtvervoer. § 2. De kandidaat voor een CPL(A) die de voorwaarden vervult inzake : 1° minimumleeftijd;2° lichamelijke en geestelijke geschiktheid;3° vliegervaring;4° opleiding;5° theoretische examens;6° vaardigheidstest, wordt geacht te beantwoorden aan de voorwaarden vereist voor de uitreiking van een CPL(A), met de bevoegdverklaring voor de klasse of het type van vliegtuig dat gebruikt werd bij de vaardigheidstest en, indien de opleiding voor de bevoegdverklaring instrumentvliegen en de overeenstemmende vaardigheidstest erin begrepen zijn, met een IR(A). Afdeling 3. - Ervaring en aanrekenen van de vliegtijd
Art. 38.§ 1. Geïntegreerde opleiding. De kandidaat voor een CPL(A) die met succes een geïntegreerde opleidingscursus heeft gevolgd en afgerond, dient ten minste 150 vlieguren te hebben uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen voorzien van een door een JAA-Lidstaat uitgereikt of aanvaard bewijs van luchtwaardigheid.
De Directeur-generaal mag, met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL, een bepaald aantal van de bovengenoemde vlieguren crediteren. § 2. Gemoduleerde opleiding. De kandidaat voor een CPL(A) die met succes een gemoduleerde opleidingscursus gevolgd en afgerond heeft, dient ten minste 200 vlieguren te hebben uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen voorzien van een door een JAA-Lidstaat uitgereikt of aanvaard bewijs van luchtwaardigheid.
Van deze 200 vlieguren mogen : 1° 30 uren uitgevoerd zijn als gezagvoerder houder van een PPL(H);of 2° 100 uren uitgevoerd zijn als gezagvoerder houder van een CPL(H);of 3° 30 uren uitgevoerd zijn als gezagvoerder op TMG of zweefvliegtuigen. § 3. Vliegtijd. De 150 uren en de 200 uren die vereist worden in de §§ 1 en 2 omvatten ten minste de volgende ervaring op vliegtuigen : 1° a) 100 uren als gezagvoerder;of b) 70 uren als gezagvoerder uitgevoerd in het kader van een geïntegreerde opleidingscursus;2° 20 uren overlandvluchten als gezagvoerder, met inbegrip van een VFR-overlandvlucht van ten minste 540 km (300 NM) tijdens dewelke op twee luchtvaartterreinen, die niet deze van vertrek zijn, een landing met complete stop werd uitgevoerd;3° 10 uren instructie met instrumenten waarvan maximum 5 uren mogen uitgevoerd zijn als tijd met instrumenten op de grond;en 4° 5 uren nachtvluchten volgens de bepalingen van dit hoofdstuk betreffende de opleiding voor het vliegen bij nacht. Afdeling 4. - Theoretische kennis
Art. 39.§ 1. De kandidaat voor een CPL(A) moet een goedgekeurde cursus voor theoretische opleiding gevolgd hebben bij een FTO. De cursus moet gevolgd worden in combinatie met een cursus vliegopleiding die beantwoordt aan de voorwaarden van dit besluit. § 2. De kandidaat voor een CPL(A) moet, tijdens een overeenkomstig dit besluit georganiseerd theoretisch examen, blijk geven van een niveau van theoretische kennis dat past bij de voorrechten verleend aan de houder van een CPL(A). § 3. De kandidaat die een geïntegreerde opleidingscursus heeft gevolgd, dient aan te tonen dat hij tenminste het niveau van kennis bezit dat door deze cursus wordt vereist. Afdeling 5. - Vliegopleiding
Art. 40.§ 1. Instructie. De kandidaat voor een CPL(A) moet een, door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL goedgekeurde, geïntegreerde of gemoduleerde vliegopleidingscursus gevolgd hebben bij een FTO, op vliegtuigen voorzien van een door een JAA-Lidstaat uitgereikt of aanvaard bewijs van luchtwaardigheid.
De cursus moet gevolgd worden in combinatie met een cursus theoretische opleiding die beantwoordt aan de voorwaarden van dit besluit. § 2. Opleiding voor vliegen bij nacht. De kandidaat moet ten minste 5 vlieguren bij nacht met vliegtuigen hebben uitgevoerd, waaronder ten minste 3 uren dubbelbesturingsonderricht met ten minste 1 uur navigatie overland en met 5 opstijgingen in solo en 5 landingen in solo met telkens een volledige stop. Afdeling 6. - Vaardigheid
Art. 41.De kandidaat voor een CPL(A) dient tijdens een vaardigheidstest blijk te geven van zijn vermogen om als gezagvoerder van een vliegtuig, de gepaste procedures toe te passen en de handelingen uit te voeren die door de Directeur-generaal bepaald zijn met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL, met een graad van bekwaamheid die past bij de voorrechten verleend aan een houder van een CPL(A). HOOFDSTUK 6. - Bevoegdverklaring voor instrumentvliegen (vliegtuigen) - IR(A) Afdeling 1. - Omstandigheden waaronder een bevoegdverklaring IR(A)
vereist is
Art. 42.De houder van een vergunning van bestuurder kan op geen enkele wijze handelen als bestuurder van vliegtuigen onder omstandigheden voor instrumentvliegen (IFR) indien hij geen houder is van een geldige IR(A), uitgereikt overeenkomstig dit besluit, met uitzondering nochtans voor het geval hij een vaardigheidstest aflegt of dubbelbesturingsonderricht krijgt. Afdeling 2. - Voorrechten en voorwaarden
Art. 43.§ 1. Onder voorbehoud van de beperkingen aan de bevoegdverklaring opgelegd bij het gebruik van een andere bestuurder optredend als medebestuurder (beperking meerpiloot) gedurende de IR(A) vaardigheidstest, en van alle andere in de JAR vermelde voorwaarden, laten de voorrechten van de houder van een meermotoren-IR(A) toe dat meermotorige en eenmotorige vliegtuigen onder IFR mogen worden bestuurd tot op een beslissingshoogte van minimum 200 voet (60 m).
Beslissingshoogten lager dan 200 voet (60 m) kunnen door de Directeur-generaal worden toegestaan na een bijkomende opleiding en een bijkomende proef die hij bepaalt. § 2. Onder voorbehoud van de voorwaarden van de IR(A) vaardigheidstest en van alle andere in de JAR-FCL vermelde voorwaarden, laten de voorrechten van de houder van een éénmotoren IR(A) toe dat eenmotorige vliegtuigen onder IFR mogen bestuurd worden tot op een beslissingshoogte van minimum 200 voet (60m). § 3. De kandidaat voor een IR(A) die de voorwaarden vervult inzake : 1° vliegervaring;2° opleiding;3° theoretische examens;4° kennis van de Engelse taal;5° vaardigheidstest;6° lichamelijke en geestelijke geschiktheid, wordt geacht te beantwoorden aan de voorwaarden vereist voor de uitreiking van een IR(A). Afdeling 3. - Geldigheid, wedergeldigmaking en hernieuwing
Art. 44.§ 1. Een IR(A) is geldig gedurende één jaar vanaf de datum van uitreiking of van hernieuwing, of vanaf de vervaldatum bij wedergeldigmaking. § 2. Indien de IR(A) beperkt is tot meerpiloot-operaties moet de wedergeldigmaking of hernieuwing gebeuren in meerpilootoperaties.
Voor de wedergeldigmaking van een SE(IR) of een SP ME(IR) kan aan de kandidaat een krediet gegeven worden, zoals door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van JAR-FCL wordt bepaald. § 3. Een IR(A) wordt wedergeldig gemaakt tijdens de 3 maand voorafgaand aan de vervaldatum.
Wanneer de IR(A) wedergeldigmaking samen met de wedergeldigmaking van een klasse- of een typebevoegdverklaring plaatsheeft, moet de kandidaat de betreffende bekwaamheidsproef afleggen. Deze proef mag afgelegd worden op een vluchtnabootser.
Wanneer de wedergeldigmaking niet samen met de wedergeldigmaking van een klasse- of een typebevoegdverklaring plaatsheeft, moeten de delen van de bekwaamheidsproef afgelegd worden die de Directeur-generaal bepaalt met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. In dit geval mag deze proef afgelegd worden op een vluchtnabootser of een FNPT II doch moet ten minste om de twee wedergeldigmakingen de bekwaamheidsproef op een vliegtuig afgelegd worden. § 4. Een kandidaat die niet voor alle secties van de IR(A) bekwaamheidsproef slaagt vóór de vervaldatum van zijn bevoegdverklaring voor instrumentvliegen kan de voorrechten verbonden aan deze bevoegdverklaring niet uitoefenen tot hij met succes de bekwaamheidsproef heeft afgelegd. § 5. Indien de bevoegdverklaring wordt hernieuwd, dient de houder te voldoen aan bovenvermelde voorwaarden en aan alle bijkomende voorwaarden die door de Directeur-generaal worden gesteld. § 6. De houder van een IR(A) of van een IR(H) die gedurende meer dan zeven opeenvolgende jaren de voorrechten van deze bevoegdverklaring niet meer heeft uitgeoefend, moet opnieuw blijk geven van een graad van theoretische kennis die past bij de voorrechten verleend aan de houder van een IR bevoegdverklaring, en de IR(A) vaardigheidstest afleggen. Afdeling 4. - Ervaring
Art. 45.De kandidaat voor een IR(A) moet houder zijn van een PPL(A) die toelaat bij nacht te vliegen of van een CPL(A) en moet ten minste 50 uren overlandvluchten als gezagvoerder van vliegtuigen of van helikopters, waarvan ten minste 10 uren met vliegtuigen, hebben uitgevoerd. Afdeling 5. - Theoretische kennis
Art. 46.De kandidaat voor een IR(A) moet een goedgekeurde cursus voor theoretische opleiding gevolgd hebben bij een FTO. De cursus moet gevolgd worden in combinatie met een cursus vliegopleiding die beantwoordt aan de voorwaarden van dit besluit.
De kandidaat moet, tijdens een overeenkomstig de bepalingen van dit besluit georganiseerd theoretisch examen blijk geven van een niveau van theoretische kennis dat past bij de voorrechten verleend aan de houder van een IR(A). Afdeling 6. - Gebruik van de Engelse taal
Art. 47.De kandidaat voor een IR(A) dient blijk te geven van zijn vaardigheid in het gebruik van de Engelse taal overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. De houder van een bevoegdverklaring instrumentvliegen moet houder zijn van een beperkt bewijs van radiotelefonie. De examens voor het behalen van dit bewijs worden afgelegd in de Engelse taal. Afdeling 7. - Vliegopleiding
Art. 48.De kandidaat voor een IR(A) moet deelgenomen hebben aan een geïntegreerde opleidingscursus waarin een opleiding voor de IR(A) is begrepen of moet een gemoduleerde opleidingscursus hebben gevolgd die goedgekeurd is door de Directeur-generaal. Indien de kandidaat houder is van een IR(H), kan het totaal aantal uren vlieginstructie dat vereist is in geval van een gemoduleerde cursus teruggebracht worden tot 10 uren op éénmotorige of meermotorige vliegtuigen, naargelang het gaat om een éénmotoren-IR(A) of een meermotoren-IR(A). Afdeling 8. - Vaardigheid
Art. 49.§ 1. De kandidaat voor een IR(A) dient blijk te geven van zijn vermogen om de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaalde procedures en handelingen uit te voeren met een graad van bekwaamheid die past bij de voorrechten verleend aan de houder van een IR(A). § 2. Voor een meermotoren-IR(A) gebeurt de test met een meermotorig vliegtuig.
De kandidaat die een type- of klassebevoegdverklaring wenst te verkrijgen voor het tijdens de vaardigheidstest gebruikte vliegtuig moet tevens voldoen aan de voor het verkrijgen van de type- of klassebevoegdverklaring gestelde eisen inzake vaardigheid. § 3. Voor een éénmotoren-IR(A) gebeurt de test op een éénmotorig vliegtuig. In dit geval wordt een meermotorig vliegtuig met stuwkracht op de middellijn beschouwd als een éénmotorig vliegtuig. HOOFDSTUK 7. - Klasse- en typebevoegdverklaringen (vliegtuigen) Afdeling 1. - Klassebevoegdverklaringen
Art. 50.De klassebevoegdverklaringen worden vastgesteld voor éénpilootvliegtuigen waarvoor geen typebevoegdverklaring vereist is, overeenkomstig de volgende indeling : 1° een klasse voor alle éénmotorige landvliegtuigen met zuigertoren SEP(L);2° een klasse voor alle éénmotorige watervliegtuigen met zuigertoren SEP(S);3° een klasse voor alle gemotoriseerde zweefvliegtuigen TMG;4° een klasse voor elke fabrikant van éénmotorige vliegtuigen turboprop (land) SET(L);5° een klasse voor elke fabrikant van éénmotorige watervliegtuigen met turboprop SET(S);6° een klasse voor alle meermotorige landvliegtuigen met zuigertoren MEP(L), en 7° een klasse voor alle meermotorige watervliegtuigen met zuigertoren MEP(S). De klassebevoegdverklaringen voor vliegtuigen worden uitgereikt overeenkomstig de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL opgestelde lijst.
Om over te gaan naar een ander model of naar een andere variante van een vliegtuig binnen éénzelfde klassebevoegdverklaring, worden verschillen - of familiarisatieopleidingen vereist. Afdeling 2. - Typebevoegdverklaringen
Art. 51.§ 1. Een afzonderlijke typebevoegdverklaring voor een vliegtuig, niet zijnde een klassebevoegdverklaring, wordt toegekend op grond van volgende criteria : 1° het typecertificaat;2° de vliegkenmerken;3° het minimum stuurpersoneel;4° het technologisch niveau. § 2. Een typebevoegdverklaring voor vliegtuigen wordt vastgesteld voor : 1° elk type van meerpilootvliegtuig;2° elk type van meermotorig éénpilootvliegtuig uitgerust met turboprops of turboreactoren;3° elk éénmotorig éénpilootvliegtuig uitgerust met turboreactor;4° elk ander vliegtuigtype waarvoor dit noodzakelijk wordt geacht. § 3. De typebevoegdverklaringen worden uitgereikt overeenkomstig de lijst, opgesteld door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. Om over te gaan naar een andere variante van éénzelfde vliegtuigtype, worden verschillen- of familiarisatieopleidingen vereist. Afdeling 3. - Eénpilootvliegtuigen met groot prestatievermogen (HPA)
Art. 52.Rekening houdend met de aard van de voortstuwingsinstallatie, de mogelijkheden van de vliegtuig- en navigatiesystemen, de drukkajuit, de prestaties tijdens opstijgen, landen en in kruisvlucht, en de bestuurbaarheid, worden bepaalde vliegtuigen als éénpilootvliegtuigen met groot prestatievermogen aanzien. Deze vliegtuigen zijn op de in artikel 50 en 51 bedoelde lijsten met de afkorting HPA aangeduid. Afdeling 4. - Omstandigheden waarin klasse- of typebevoegdverklaringen
vereist zijn
Art. 53.De houder van een vergunning van bestuurder kan op geen enkele wijze als bestuurder van vliegtuigen optreden indien hij geen houder is van een geldige en gepaste klasse- of typebevoegdverklaring met uitzondering nochtans in het geval hij een vaardigheidstest aflegt of dubbelbesturingsonderricht krijgt. Wanneer een klasse- of typebevoegdverklaring met een beperking van de voorrechten als medebestuurder of van andere voorwaarden wordt uitgereikt, worden deze beperking of voorwaarden op de bevoegdverklaring vermeld. Afdeling 5. - Bijzondere toelating ten behoeve van klasse- of
typebevoegdverklaringen
Art. 54.Voor bijzondere vluchten zonder specifiek commercieel belang, zoals het testen van luchtvaartuigen in vlucht, kan de Directeur-generaal aan de houder van een vergunning een speciale schriftelijke toelating verlenen in plaats van overeenkomstig dit besluit een klasse- of typebevoegdverklaring uit te reiken. De geldigheid van deze toelating is beperkt tot één welbepaalde operatie. Afdeling 6. - Klasse- en typebevoegdverklaringen Voorrechten en
varianten
Art. 55.§ 1. Onder voorbehoud van de voorwaarden vereist voor de overgang naar een ander model of naar een andere variante van een vliegtuig binnen éénzelfde type- of klassebevoegdverklaring, laten de voorrechten van de houder van een type- of klassebevoegdverklaring toe om op te treden als bestuurder van vliegtuigen van het type of de klasse die op de bevoegdverklaring vermeld staan. § 2. Een bijkomende verschillenopleiding of een bekwaamheidsproef is vereist op een variante van een vliegtuig van een type of van een klasse, wanneer de houder van de bevoegdverklaring deze variante niet meer bestuurd heeft sedert meer dan twee jaar, te rekenen vanaf de datum van de laatste verschillencursus. Deze bepaling is niet van toepassing op de éénmotorige vliegtuigen aangedreven met een zuigermotor.
Een verschillenopleiding vereist bijkomende kennis en opleiding op een geschikte vluchttrainer of op een vliegtuig. De verschillenopleidingen worden ingeschreven in het vliegboek of in een door de Directeur-generaal als evenwaardig erkend document en ondertekend door de instructeur. § 3. Een familiarisatieopleiding vereist bijkomende kennis. Afdeling 7. - Klasse- en typebevoegdverklaringen Voorwaarden
Art. 56.§ 1. De kandidaat voor : 1° een typebevoegdverklaring voor een type meerpilootvliegtuig;2° een typebevoegdverklaring voor een type éénpilootvliegtuig met groot prestatievermogen (HPA);3° een typebevoegdverklaring voor een type éénpilootvliegtuig;4° een klassebevoegdverklaring voor een klasse van éénpilootvliegtuigen met groot prestatievermogen (HPA);5° een klassebevoegdverklaring voor een klasse van vliegtuigen, moet voldoen aan de voorwaarden van dit besluit voor het verkrijgen van deze bevoegdverklaring. § 2. De opleidingcursus voor een type, daarin begrepen de theoretische opleiding, dient gevolgd te worden binnen de zes maanden die aan de vaardigheidstest voorafgaan. § 3. De Directeur-generaal bepaalt, met verwijzing naar de bepalingen van JAR-FCL, de inhoud van de vaardigheidstest met het oog op de uitreiking van : 1° de bevoegdverklaring voor een meermotorig meerpilootvliegtuig, 2° de bevoegdverklaring voor een meermotorig éénpilootvliegtuig, en 3° de bevoegdverklaring voor een éénmotorig vliegtuig. Elk gedeelte van de vaardigheidstest moet op bevredigende wijze afgelegd worden binnen de zes maanden die voorafgaan aan de datum waarop het Directoraat-generaal de aanvraag tot uitreiking van de bevoegdverklaring heeft ontvangen. § 4. De Directeur-generaal kan een type- of klassebevoegdverklaring uitreiken aan een kandidaat die voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van deze bevoegdverklaring in een niet JAA-Lidstaat, voor zover hij voldoet aan de voorwaarden bepaald bij de afdelingen 9, 10, 11 of 12 van dit hoofdstuk.
De voorrechten die door dergelijke bevoegd-verklaring worden verleend zijn beperkt tot de vliegtuigen die ingeschreven zijn in deze niet JAA-Lidstaat of geëxploiteerd worden door een exploitant van deze niet JAA-Lidstaat.
De beperking bedoelde in het tweede lid kan opgeheven worden, indien de kandidaat een ervaring van ten minste 500 vlieguren op het betreffende type / klasse bezit en voldoet aan de voorwaarden tot wedergeldigmaking van het betreffende type / klasse en in voorkomend geval aan de voorwaarden van artikel 61. § 5. Een geldige typebevoegdverklaring ingeschreven op een vergunning afgeleverd door een niet JAA-Lidstaat mag op een Belgische vergunning ingeschreven worden op voorwaarde dat de aanvrager : 1° dit vliegtuigtype regelmatig bestuurt;2° een ervaring van ten minste 500 vlieguren op dit vliegtuigtype bezit;3° naargelang het geval, aan de voorwaarden van artikel 60, artikel 61 of an artikel 62 voldoet;4° een bekwaamheidsproef op dit vliegtuigtype slaagt. § 6. Een geldige klassebevoegdverklaring ingeschreven op een vergunning afgeleverd door een niet JAA-Lidstaat mag op een Belgische vergunning ingeschreven worden op voorwaarde dat de aanvrager : 1° deze klasse van vliegtuigen regelmatig bestuurt;2° een ervaring van ten minste 100 vlieguren in deze klasse van vliegtuigen bezit;3° naargelang het geval, aan de voorwaarden van artikel 61 of artikel 63 voldoet;4° een bekwaamheidsproef op deze klasse van vliegtuigen slaagt. § 7. Een geldige type- of klassebevoegdverklaring ingeschreven op een niet-JAA-vergunning uitgereikt door een JAA-Lidstaat, die niet beschouwd kan worden als een volwaardige JAA-Lidstaat in de zin van artikel 2, mag op een Belgische vergunning ingeschreven worden indien : 1° deze bevoegdverklaring geldig is;2° de laatste wedergeldigmaking of de laatste hernieuwing van deze bevoegdverklaring gebeurde volgens de vereisten van dit besluit;3° naargelang het geval, voldaan is aan de voorwaarden van artikel 60, § 1, artikel 61, artikel 62 of artikel 63. Afdeling 8. - Klasse- en typebevoegdverklaring Geldigheid,
wedergeldigmaking, en hernieuwing Onderafdeling 1. - Typebevoegdverklaring en klassebevoegdverklaring voor meermotorige vliegtuigen
Art. 57.§ 1. Geldigheid. De typebevoegdverklaringen en de klassebevoegdverklaringen voor meermotorigen zijn geldig voor één jaar vanaf de datum van uitreiking, of de vervaldatum indien ze wedergeldig gemaakt zijn tijdens hun geldigheidsduur. § 2. Wedergeldigmaking. Om een typebevoegdverklaring of een klassebevoegdverklaring voor meermotorigen wedergeldig te maken moet de kandidaat : 1° binnen de drie maanden die voorafgaan aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring een bekwaamheidsproef afleggen op een vliegtuig van het betreffende type of klasse, bepaald door de Directeur-generaal, met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL;en 2° a) hetzij ten minste tien routesectoren uitvoeren als bestuurder van een vliegtuig van het betreffende type of klasse, b) hetzij één routesector uitvoeren als bestuurder van een vliegtuig of van een Zero Flight Time goedgekeurde vluchtnabootser van het betreffende type of klasse, vergezeld van een examinator, in de loop van de geldigheidsperiode van de bevoegdverklaring. De wedergeldigmaking van een IR(A), ingeval de kandidaat daarvan houder is, mag gecombineerd worden met de bovenvermelde bekwaamheidsproef voor de wedergeldigmaking van de typebevoegdverklaring of van de klassebevoegdverklaring voor meermotorigen, overeenkomstig de voorwaarden voor de wedergeldigmaking van de IR(A). § 3. Hernieuwing. Wanneer de geldigheidsduur van een typebevoegdverklaring of van een klassebevoegdverklaring voor meermotorigen verstreken is, vervult de kandidaat de voorwaarden inzake bijscholingstraining bepaald door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL en legt hij een bekwaamheidsproef af. De bevoegdverklaring is geldig vanaf de datum waarop de voorwaarden voor de hernieuwing zijn vervuld.
Onderafdeling 2. - Klassebevoegdverklaring voor éénmotorige vliegtuigen
Art. 58.§ 1. Geldigheid. De klassebevoegdverklaring voor éénmotorige éénpilootvliegtuigen is geldig voor twee jaar vanaf de datum van uitreiking of vanaf de vervaldatum, indien ze wedergeldig gemaakt werd tijdens haar geldigheidsduur. § 2. Wedergeldigmaking : SEP(L) en/of TMG. Om een klassebevoegdverklaring SEP(L) en/of een klassebevoegdverklaring TMG wedergeldig te maken, moet de kandidaat : 1° binnen de drie maanden die aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring voorafgaan, geslaagd zijn voor een bekwaamheidsproef met een examinator, hetzij op een SEP(L), hetzij op een TMG, of geslaagd zijn voor een IR bekwaamheidsproef met een examinator op een SEP(L) of een TMG, of 2° binnen de 12 maanden die aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring voorafgaan, op SEP(L) en/of op TMG 12 vlieguren uitgevoerd hebben inbegrepen : a) 6 vlieguren als gezagvoerder;b) 12 opstijgingen en 12 landingen, en c) een oefenvlucht van ten minste één uur met een FI(A) of een CRI(A). Deze vlucht mag vervangen worden door gelijk welke bekwaamheidsproef of vaardigheidstest. § 3. Wedergeldigmaking : SET(L). Om een klasse-bevoegdverklaring SET(L) wedergeldig te maken, moet de kandidaat, binnen de drie maanden die aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring voorafgaan, geslaagd zijn voor een bekwaamheidsproef met een examinator op een vliegtuig van de betreffende klasse. § 4. Hernieuwing. Wanneer de geldigheidsduur van een klassebevoegdverklaring voor éénmotorige éénpilootvliegtuigen verstreken is, dient de kandidaat te slagen voor de vaardigheidstest met het oog op het verkrijgen van deze bevoegdverklaring. § 5. De in artikel 57 bepaalde voorwaarden voor wedergeldigmaking worden als voldaan beschouwd, indien de kandidaat, die bij een volgens de JAR-OPS erkende exploitant tewerkgesteld is, een onderzoek naar de bekwaamheid bij de besturing en de uitvoering van de noodprocedures (OPC) afgelegd heeft, volgens de bepalingen van het ministerieel besluit van 13 februari 1970 houdende reglement waarbij de technische maatregelen worden vastgesteld die moeten genomen worden voor de exploitatie van de vliegtuigen in het handelsluchtvervoer, met een hoogst toegelaten totaalgewicht van 5700 kg of meer. De exploitant moet ter voldoening van de Directeur-generaal aantonen dat alle verplichte oefeningen van de bekwaamheidsproef tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de wedergeldigmaking uitgevoerd werden. De laatste OPC moet echter binnen de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring uitgevoerd zijn.
Onderafdeling 3. - Alle bevoegdverklaringen
Art. 59.§ 1. De kandidaat die niet voor alle secties van de bekwaamheidsproef slaagt vóór de vervaldatum van zijn type- of klassebevoegdverklaring kan de voorrechten verbonden aan deze bevoegdverklaring niet uitoefenen tot hij met succes de bekwaamheidsproef afgelegd heeft. § 2. Verlenging van de periode van geldigheid of wedergeldigmaking van de bevoegdverklaringen in bijzondere omstandigheden.
Indien de voorrechten van een type- of klassebevoegdverklaring, of van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen voor vliegtuigen uitsluitend worden uitgeoefend op een vliegtuig dat in een niet JAA-Lidstaat is ingeschreven kan de Directeur-generaal de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring verlengen of de bevoegdverklaring wedergeldig maken voor zover voldaan is aan de voorwaarden gesteld door deze niet JAA-Lidstaat.
Wanneer de voorrechten van een type- of klassebevoegdverklaring of van een bevoegdverklaring instrumentvliegen voor vliegtuigen uitgeoefend worden op een vliegtuig dat ingeschreven is in een JAA-Lidstaat, maar geëxploiteerd wordt door een exploitant van een niet JAA-Lidstaat in toepassing van de bepalingen van het artikel 83bis van het Verdrag inzake de internationale burgerlijke luchtvaart ondertekend te Chicago op 7 december 1944, kan de Directeur-generaal de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring verlengen of de bevoegdverklaring wedergeldig maken voor zover voldaan is aan de voorwaarden gesteld door deze niet JAA-Lidstaat. § 3. Alvorens de voorrechten van de bevoegdverklaring kunnen uitgeoefend worden op een in een JAA-Lidstaat ingeschreven en door een exploitant van een JAA-Lidstaat geëxploiteerd vliegtuig, moet elke overeenkomstig de bepalingen van vorige paragraaf verlengde of wedergeldig gemaakte bevoegdverklaring wedergeldig gemaakt worden overeenkomstig de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de bevoegdverklaringen voor vliegtuigen en, in voorkomend geval, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de bevoegdverklaring instrumentvliegen. Afdeling 9. - Typebevoegdverklaring voor meerpilootvliegtuigen
Voorwaarden
Art. 60.§ 1. De kandidaat in opleiding voor het verkrijgen van een eerste typebevoegdverklaring voor een meerpilootvliegtuig moet de volgende voorwaarden vervullen : 1° ten minste 100 vlieguren hebben uitgevoerd als gezagvoerder van een vliegtuig;2° houder zijn van een geldige bevoegdverklaring instrumentvliegen voor meermotorigen;3° houder zijn van een attest van slagen voor een opleidingscursus onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC).Bij gebrek hieraan dient de opleiding MCC gecombineerd te zijn met de opleiding voor de typebevoegdverklaring; en 4° voldoen aan de voorwaarden inzake theoretische kennis voor het verkrijgen van een ATPL(A). § 2. De aanvrager die : 1° ofwel houder is van een attest van het slagen voor een MCC opleiding op helikopters en een ervaring van meer dan 100 vlieguren als piloot op meerpiloothelikopters heeft;2° ofwel een ervaring van meer dan 500 vlieguren als piloot op meerpiloothelikopters heeft;3° ofwel meer dan 500 vlieguren als piloot in meerpilootoperaties volgens de JAR-OPS regelgeving op meermotorige JAR/FAR23 éénpilootvliegtuigen heeft; wordt geacht te voldoen aan de vereiste van § 1, 3°. § 3. De uitreiking van een bijkomende typebevoegd-verklaring voor meerpilootvliegtuigen vereist een geldige bevoegdverklaring instrumentvliegen voor meermotorigen. Afdeling 10. - Type- of klassebevoegdverklaring voor
éénpilootvliegtuigen met groot prestatievermogen (HPA) Voorwaarden
Art. 61.§ 1. De kandidaat voor het verkrijgen van een eerste type- of klassebevoegdverklaring voor éénpilootvliegtuigen met groot prestatievermogen (HPA) moet de volgende voorwaarden vervullen : 1° een ervaring van ten minste 200 vlieguren hebben;2° voldoen aan de voorwaarden van artikel 62 of 63 naargelang het geval;3° a) ofwel een attest voorleggen van het beëindigen van een door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL goedgekeurde theoretische HPA cursus;b) ofwel geslaagd zijn voor het examen vermeld onder artikel 69;c) ofwel houder zijn van een geldige ICAO ATPL(A) of een geldige ICAO CPL(A) en geslaagd zijn voor de erbij horende ATPL(A) theorie. § 2. De houder van een Belgische vergunning die reeds eerder een type- of klassebevoegdverklaring voor éénpilootvliegtuigen met groot prestatievermogen (HPA) bezat wordt geacht voldaan te hebben aan de vereisten van § 1, 3°. Afdeling 11. - Typebevoegdverklaring voor meermotorige
éénpilootvliegtuigen - Voorwaarden
Art. 62.De kandidaat voor het verkrijgen van een eerste typebevoegdverklaring voor meermotorige éénpilootvliegtuigen moet ten minste 70 uren hebben uitgevoerd als gezagvoerder van een vliegtuig. Afdeling 12. - Klassebevoegdverklaring voor meermotorige
éénpilootvliegtuigen - Voorwaarden
Art. 63.De kandidaat voor een klassebevoegdverklaring voor meermotorige éénpilootvliegtuigen moet ten minste 70 uren hebben uitgevoerd als gezagvoerder van een vliegtuig. Afdeling 13. - Type- en klassebevoegdverklaring Theoretische- en
vliegopleiding
Art. 64.§ 1. Theoretische opleiding. De kandidaat voor een klasse- of typebevoegdverklaring voor éénmotorige of meermotorige vliegtuigen moet de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaalde theoretische opleiding gevolgd hebben en blijk geven van de graad van kennis die vereist is om het vliegtuig van het betreffende type of klasse veilig te besturen.
De kandidaat voor een klassebevoegdverklaring voor meermotorige éénpilootvliegtuigen moet ten minste 7 uren theoretische opleiding betreffende het opereren met meermotorige vliegtuigen hebben gevolgd. § 2. Vliegopleiding. De kandidaat voor een klasse- of typebevoegdverklaring voor éénmotorige of meermotorige éénpilootvliegtuigen moet een volledige cursus vliegopleiding gevolgd hebben waarvan het programma overeenkomt met de vaardigheidstest voor het verkrijgen van diezelfde klasse- of typebevoegdverklaring.
De kandidaat voor een klasse- of typebevoegd-verklaring voor meermotorige éénpilootvliegtuigen moet ten minste 2 uren 30 minuten dubbelbesturingsonderricht hebben uitgevoerd in de normale omstandigheden voor operaties met meermotorige vliegtuigen, en ten minste 3 uren 30 minuten dubbelbesturingsonderricht over de procedures bij motorpanne en de technieken voor asymmetrisch vliegen.
De kandidaat voor een typebevoegdverklaring voor meerpilootvliegtuigen moet een volledige vliegopleidingcursus gevolgd hebben waarvan het programma overeenkomt met de vaardigheidstest voor het verkrijgen van deze typebevoegdverklaring. § 3. Goedkeuring en uitvoering van de opleidingscursussen. De in bovenstaande paragrafen omschreven cursussen worden goedgekeurd door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. Zij worden gegeven door een FTO of door een TRTO of door een instelling, al dan niet in onderaanneming, die ter beschikking is gesteld door een exploitant of door een constructeur, of, in bijzondere omstandigheden, door een instructeur die een individuele toelating heeft gekregen. Deze instelling of deze instructeur moet voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. De opleidingscursussen voor de uitreiking van klassebevoegdverklaringen voor éénmotorige vliegtuigen of voor TMG mogen nochtans door een RF, door een FI of door een CRI worden gegeven. § 4. Opleiding in onderlinge samenwerking van de bemanning. De opleiding in onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC) wordt verstrekt in de twee volgende gevallen : 1° voor de leerlingen die een geïntegreerde ATP opleiding volgen;2° voor de houders van een PPL/IR of een CPL/IR die niet uit een geïntegreerde ATP opleiding komen maar die een eerste typebevoegdverklaring voor meerpilootvliegtuigen wensen te verkrijgen. De MCC opleiding omvat ten minste 25 uren theoretische instructie en oefeningen, alsook 20 uren praktische opleiding in onderlinge samenwerking van de bemanning. Voor de leerlingen die een geïntegreerde ATP opleiding volgen wordt de praktische opleiding verminderd met 5 uren.
De MCC opleiding wordt in de mate van het mogelijke gecombineerd met de eerste typebevoegdverklaring voor meerpilootvliegtuigen.
De MCC opleiding wordt uitgevoerd binnen de zes maanden : 1° onder het toezicht van het hoofd van de opleiding van een erkende FTO of van een erkende TRTO, of;2° in het raam van een goedgekeurde cursus die gegeven wordt door een exploitant overeenkomstig de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaalde voorwaarden. Voor deze opleiding wordt een FNPT II of een vluchtnabootser gebruikt.
Wanneer de MCC opleiding gecombineerd wordt met de eerste typebevoegdverklaring voor meerpilootvliegtuigen mag de praktische opleiding verminderd worden tot minimum 10 uren indien voor de opleiding voor het verkrijgen van de typebevoegdverklaring en de MCC opleiding dezelfde vluchtnabootser gebruikt wordt.
Na de volledige MCC opleiding te hebben gevolgd moet de kandidaat : 1° hetzij aantonen dat hij in staat is om de taken van bestuurder van een meerpilootvliegtuig uit te voeren, tijdens de vaardigheidstest voor het verkrijgen van de typebevoegdverklaring voor meerpilootvliegtuigen;2° hetzij een attest verkrijgen waaruit blijkt dat hij met succes een opleiding MCC heeft gevolgd. Afdeling 14. - Type- en klassebevoegdverklaring - Vaardigheid
Art. 65.§ 1. Eénpilootvliegtuig. De kandidaat voor een type- of klassebevoegdverklaring voor éénpilootvliegtuigen moet blijk geven van de vaardigheid vereist voor het veilig besturen van het vliegtuig van het betreffende type of klasse overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. § 2. Meerpilootvliegtuig. De kandidaat voor een typebevoegdverklaring voor een meerpilootvliegtuig moet blijk geven van de vaardigheid vereist voor het veilig besturen van een vliegtuig van het betreffende type, in een meerpilootomgeving, als gezagvoerder of als medebestuurder naargelang het geval, overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL. HOOFDSTUK 8. - Vergunning van lijnbestuurder (vliegtuigen) - ATPL(A) Afdeling 1. - Minimumleeftijd en lichamelijke en geestelijke
geschiktheid
Art. 66.De kandidaat voor een ATPL(A) moet : 1° de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben;2° houder zijn van een geldig medisch attest van klasse 1. Afdeling 2. - Voorrechten en voorwaarden
Art. 67.§ 1. Onder voorbehoud van alle andere in dit besluit bepaalde voorwaarden kan de houder van een ATPL(A) : 1° alle voorrechten uitoefenen van de houder van een PPL(A), een CPL(A), en een IR(A);en 2° de functies uitoefenen van gezagvoerder of van medebestuurder van een vliegtuig in het handelsluchtvervoer. § 2. De kandidaat voor een ATPL(A) die de voorwaarden vervult inzake : 1° minimum leeftijd;2° lichamelijke en geestelijke geschiktheid;3° vliegervaring;4° opleiding;5° theoretische examens;6° vaardigheidstest, wordt geacht te beantwoorden aan de voorwaarden die gesteld worden voor de uitreiking van een ATPL(A), met de typebevoegdverklaring van het vliegtuigtype dat gebruikt werd tijdens de vaardigheidstest. Afdeling 3. - Ervaring en aanrekenen van de vliegtijd
Art. 68.§ 1. De kandidaat voor een ATPL(A) moet ten minste 1500 vlieguren hebben uitgevoerd als bestuurder van een vliegtuig, waarvan maximum 100 uren mogen zijn uitgevoerd op vluchtnabootser en op FNPT. Van deze 100 uren mogen er maximum 25 uitgevoerd zijn op FNPT. In deze 1500 vlieguren zijn ten minste begrepen : 1° 500 uren uitgevoerd tijdens meerpiloot operaties op vliegtuigtypes die gecertificeerd zijn overeenkomstig de categorie JAR/FAR 25 Vervoer, de categorie JAR/FAR 23 Commuter, of de codes BCAR of AIR 2051;2° 250 uren, hetzij als gezagvoerder, hetzij ten minste 100 uren als gezagvoerder en 150 uren als medebestuurder die de functies en verantwoordelijkheden van een gezagvoerder uitoefent onder toezicht van de gezagvoerder, onder voorbehoud dat de methode van toezicht goedgekeurd is door de Directeur-generaal;3° 200 uren overlandvluchten, waarvan ten minste 100 uren als gezagvoerder of als medebestuurder die de functies en de verantwoordelijkheden van een gezagvoerder uitoefent onder toezicht van de gezagvoerder, onder voorbehoud dat de methode van toezicht goedgekeurd is door de Directeur-generaal;4° 75 uren instrumentvliegen, waarvan maximum 30 uren tijd met instrumenten op de grond;en 5° 100 uren vliegen bij nacht als gezagvoerder of als medebestuurder. § 2. De houder van een vergunning van bestuurder of van een gelijkwaardige titel voor andere categorieën van luchtvaartuigen mag de vliegtijd die hij heeft uitgevoerd op deze andere categorieën van luchtvaartuigen in rekening brengen overeenkomstig de ervaring en het aanrekenen van de vliegtijd voor het verkrijgen van een CPL(A), behalve de vliegtijd met helikopters, die slechts tot 50% van de totale in § 1 vereiste vliegtijd mag worden in aanmerking genomen.
De houder van een vergunning van boordwerktuigkundige mag 50 % van de vliegtijd die hij als boordwerktuigkundige uitgevoerd heeft in rekening brengen, tot een maximum van 250 uren. Deze 250 uren mogen in aanmerking genomen worden voor de in paragraaf 1 vereiste 1500 uren en voor de 500 uren die vereist worden in paragraaf 1, 1°, met dien verstande dat het totale krediet dat op grond van deze beschikkingen verleend wordt de 250 uren niet mag overschrijden. § 3. De voorwaarden inzake de vereiste ervaring moeten vervuld zijn alvorens de vaardigheidstest voor het verkrijgen van de ATPL(A) wordt afgelegd. Afdeling 4. - Theoretische kennis
Art. 69.§ 1. De kandidaat voor een ATPL(A) moet een goedgekeurde cursus voor theoretische opleiding gevolgd hebben bij een FTO. § 2. De kandidaat voor een ATPL(A) moet blijk geven van een niveau van kennis dat past bij de voorrechten verleend aan de houder van een ATPL(A) en voldoen aan de voorwaarden die vereist worden in dit besluit onder het hoofdstuk 11 « Vereist niveau van theoretische kennis en organisatie van de theoretische examens voor het verkrijgen van de CPL(A), ATPL(A), en IR(A) ». Afdeling 5. - Vliegopleiding
Art. 70.De kandidaat voor een ATPL(A) moet houder zijn van een CPL(A) uitgereikt overeenkomstig dit besluit, van een bevoegdverklaring instrumentvliegen op meermotorige vliegtuigen, en moet een opleiding inzake onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC) overeenkomstig dit besluit hebben gevolgd. Afdeling 6. - Vaardigheid
Art. 71.De kandidaat voor een ATPL(A) dient blijk te geven van zijn vaardigheid om, als gezagvoerder van een vliegtuigtype dat gecertificeerd is om met een bemanning van minimum twee bestuurders in IFR te vliegen, de procedures en handelingen uit te voeren die door de Directeur-generaal zijn bepaald met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL, met een graad van bekwaamheid die past bij de voorrechten verleend aan de houder van een ATPL(A).
De vaardigheidstest ATPL(A) kan tegelijkertijd dienen als vaardigheidstest voor de uitreiking van de vergunning en als bekwaamheidsproef voor de wedergeldigmaking van de typebevoegdverklaring voor het vliegtuig dat voor de proef werd gebruikt; hij kan gecombineerd worden met de vaardigheidstest voor de uitreiking van een typebevoegdverklaring voor meerpilootvliegtuigen. HOOFDSTUK 9. - Bevoegdverklaring instructeur (vliegtuigen) Afdeling 1. - Instructie
Art. 72.§ 1. Niemand mag vlieginstructie geven met het oog op het uitreiken van een vergunning of een bevoegdverklaring tenzij hij beschikt over : 1° een vergunning met daarbij een bevoegdverklaring instructeur;of 2° een bijzondere toelating die door de Directeur-generaal wordt verleend onder volgende voorwaarden : a) wanneer nieuwe vliegtuigen worden in gebruik genomen;of b) bij de inschrijving van vliegtuigen die van historisch belang zijn of van een bijzondere constructie waarvoor niemand over een bevoegdverklaring instructeur beschikt;of c) wanneer de opleiding wordt verstrekt buiten de JAA-Lidstaten en door instructeurs die houder zijn van een door een niet JAA-Lidstaat uitgereikte vergunning. § 2. Niemand mag synthetische vlieginstructie geven indien hij geen houder is van een bevoegdverklaring FI(A), TRI(A), IRI(A), CRI(A) of van een toelating MCCI (A), SFI(A), STI(A). De bepaling van § 1, 2° is eveneens van toepassing op de synthetische vlieginstructie. Afdeling 2. - Categorieën instructeurs
Art. 73.Er zijn zeven categorieën instructeurs : 1° bevoegdverklaring vlieginstructeur van vliegtuigen FI(A);2° bevoegdverklaring instructeur voor een typebevoegdverklaring voor vliegtuigen TRI(A);3° bevoegdverklaring instructeur voor een klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen CRI(A);4° bevoegdverklaring instructeur voor de bevoegdverklaring instrumentvliegen vliegtuigen IRI(A);5° toelating instructeur voor synthetisch vliegen vliegtuigen SFI(A);6° toelating instructeur onderlinge samenwerking van de bemanning vliegtuigen (MCCI(A));7° toelating instructeur synthetische trainer vliegtuigen (STI(A)). Afdeling 3. - Algemeenheden
Art. 74.§ 1. De instructeur moet, tenzij anders bepaald, ten minste in het bezit zijn van de vergunning, van de bevoegdverklaring en van de bekwaamheden die overeenstemmen met de instructie die hij zal geven, moet ten minste 15 uur ervaring hebben als bestuurder op de klasse of het type van vliegtuig waarin instructie wordt gegeven en moet de bevoegdheid hebben om, tijdens deze instructie, op te treden als gezagvoerder van het luchtvaartuig. § 2. Onder voorbehoud dat zij voor elke taak voldoen aan de in dit hoofdstuk vereiste voorwaarden inzake bevoegdheid en ervaring, worden de instructeurs niet beperkt tot één enkele taak als vlieginstructeur (FI), als instructeur voor een typebevoegdverklaring (TRI), als instructeur voor een klassebevoegdverklaring (CRI) of als instructeur voor de bevoegdverklaring instrumentvliegen (IRI). § 3. De kandidaat voor bijkomende bevoegdverklaringen of toelatingen als instructeur wordt vrijgesteld van het pedagogisch gedeelte waarvoor hij eerder al was geslaagd bij het verkrijgen van een bevoegdverklaring of een toelating instructeur. Afdeling 4. - Geldigheid
Art. 75.De bevoegdverklaringen en toelatingen als instructeur zijn geldig gedurende drie jaar. De bijzondere toelating is geldig gedurende ten hoogste drie jaar.
Een instructeur die, in voorkomend geval, niet voor alle secties van de bekwaamheidsproef slaagt vóór de vervaldatum van zijn bevoegdverklaring instructeur kan de voorrechten verbonden aan deze bevoegdverklaring niet uitoefenen tot hij met succes de bekwaamheidsproef heeft afgelegd. Afdeling 5. - Bevoegdverklaring vlieginstructeur (vliegtuigen) FI(A)
Onderafdeling 1. - Minimumleeftijd
Art. 76.De kandidaat voor een bevoegdverklaring vlieginstructeur moet ten minste de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben.
Onderafdeling 2. - Beperkte voorrechten
Art. 77.§ 1. De voorrechten van de bevoegdverklaring instructeur FI(vliegtuigen) worden overeenkomstig § 2 beperkt tot wanneer de houder ten minste 100 uren vlieginstructie heeft uitgevoerd, en hij daarenboven toezicht heeft gehouden op ten minste 25 solovluchten van leerling-bestuurders. Deze beperkingen worden opgeheven wanneer de in deze paragraaf vermelde voorwaarden zijn vervuld, en op aanbeveling van de instructeur FI(A) die belast is met het toezicht op de kandidaat. § 2. De voorrechten worden beperkt tot het uitoefenen, onder het toezicht van een daartoe erkend instructeur FI(A), van : 1° de vlieginstructie met het oog op de uitreiking van een PPL(A) of van de gedeelten van de geïntegreerde opleiding die gegeven worden op het niveau PPL(A) alsook met het oog op de uitreiking van de klasse- of typebevoegdverklaringen voor éénmotorig vliegtuig, met uitsluiting van het toelaten van eerste solovluchten overdag of bij nacht en de eerste solonavigatievluchten overdag of bij nacht;en 2° de opleiding vliegen bij nacht, voor zover hij de bevoegdheid voor het uitvoeren van nachtvluchten bezit en hij : a) zijn bekwaamheid voor het geven van onderricht bij nacht bewezen heeft ten overstaan van een instructeur die voldoet aan de vereisten van artikel 78, 6° en b) voldoet aan de eisen inzake recente ervaring van artikel 12, § 2. Onderafdeling 3. - Voorrechten en voorwaarden
Art. 78.De bevoegdverklaring FI(A) staat toe vlieginstructie te geven voor : 1° de uitreiking van de PPL(A) en de klasse- of typebevoegdverklaringen voor éénmotorige vliegtuigen;2° de uitreiking van de CPL(A), op voorwaarde dat de instructeur ten minste 500 vlieguren heeft uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen, daarin begrepen ten minste 200 uren vlieginstructie;3° het vliegen bij nacht, voor zover hij de bevoegdheid voor het uitvoeren van nachtvluchten bezit en hij : a) zijn bekwaamheid voor het geven van onderricht bij nacht bewezen heeft ten overstaan van een instructeur die voldoet aan de vereisten van punt 6° hierna, en b) voldoet aan de eisen inzake recente ervaring van artikel 12, § 2.4° de uitreiking van de éénmotoren IR(A) of de uitreiking van de meermotoren IR(A) mits de instructeur in dit laatste geval voldoet aan de vereisten van artikel 88 § 1, en onder voorbehoud dat de instructeur : a) ten minste 200 vlieguren heeft uitgevoerd onder IFR, waarvan maximum 50 uren mogen uitgevoerd zijn op een vluchtnabootser of op een FNPT II, en b) als leerling een goedgekeurde cursus heeft gevolgd, die ten minste 5 uren instructie op een vliegtuig, vluchtnabootser, of FNPT II bevat, en geslaagd is voor de overeenstemmende vaardigheidstest overeenkomstig de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL;5° de uitreiking van een type- of klassebevoegdverklaring voor meermotorige éénpilootvliegtuigen, op voorwaarde dat de instructeur voldoet aan de voorwaarden inzake het verkrijgen van de CRI(SPA) voor meermotorigen;6° de uitreiking van een bevoegdverklaring FI(A) op voorwaarde dat de instructeur : a) ten minste 500 uren instructie op vliegtuigen heeft uitgevoerd, b) blijk heeft gegeven ten overstaan van een FIE(A) van zijn bekwaamheid in het verstrekken van een opleiding FI(A) tijdens een vaardigheidstest, afgelegd overeenkomstig de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL vastgestelde bepalingen, en c) hiertoe gemachtigd is door de Directeur-generaal. Onderafdeling 4. - Voorafgaandelijke voorwaarden
Art. 79.Alvorens toegelaten te worden tot een goedgekeurde cursus om een FI(A) te verkrijgen moet de kandidaat : 1° ten minste een CPL(A) hebben of ten minste 200 vlieguren uitgevoerd hebben, waarvan 150 uren als gezagvoerder indien hij houder is van een PPL(A);2° geslaagd zijn voor het examen over de theoretische kennis voor het verkrijgen van een CPL(A);3° ten minste 30 uren uitgevoerd hebben op éénmotorige vliegtuigen met zuigermotor, waarvan ten minste 5 uren moeten uitgevoerd zijn gedurende de zes maanden die voorafgaan aan de in de 6° hieronder vermelde toelatingsvliegtest;4° ten minste 10 uren instructie instrumentvliegen hebben gekregen, waarvan maximum 5 uren als tijd met instrumenten op de grond op een vluchtnabootser of op een FNPT II;5° ten minste 20 uren overlandvluchten uitgevoerd hebben als gezagvoerder met inbegrip van een overlandvlucht van minstens 540 km (300 NM) tijdens dewelke op twee verschillende luchtvaartterreinen, die niet deze van het vertrek zijn, een landing met volledige stop werd uitgevoerd, en 6° geslaagd zijn voor een toelatingstest.Deze door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaalde specifieke vliegtest moet afgelegd worden voor een FI(A) gemachtigd voor de opleiding van FI(A). Deze test dient met succes afgelegd te zijn binnen de zes maanden die aan het begin van de cursus voorafgaan. De test moet aantonen dat de kandidaat over de nodige bekwaamheid beschikt om de cursus te volgen.
Onderafdeling 5. - Opleidingscursussen
Art. 80.De kandidaat voor een bevoegdverklaring FI(A) moet een cursus theoretische en vliegopleiding gevolgd hebben bij een FTO, overeenkomstig een door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaald programma.
Onderafdeling 6. - Vaardigheid
Art. 81.De kandidaat voor een bevoegdverklaring FI(A) moet aan een door de Directeur-generaal aangeduide examinator het bewijs leveren van zijn vaardigheid in het opleiden van een leerling-bestuurder op het voor het uitreiken van een PPL(A) vereiste niveau, daarin begrepen de opleiding inzake briefing voor en na de vlucht en de theoretische opleiding overeenkomstig de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaalde voorwaarden.
Onderafdeling 7. - Uitreiking
Art. 82.Onder voorbehoud van de bepalingen inzake de initiële beperkingen wordt een bevoegdverklaring FI(A) uitgereikt aan de kandidaat die voldoet aan de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden.
Onderafdeling 8. - Wedergeldigmaking en hernieuwing
Art. 83.§ 1. Voor de wedergeldigmaking van een bevoegdverklaring FI(A) vervult de houder twee van de drie volgende voorwaarden : 1° ten minste 100 uren vliegopleiding op vliegtuigen verstrekt hebben als FI, CRI, IRI of als examinator op vliegtuigen gedurende de periode dat de bevoegdverklaring geldig is, waarvan ten minste 30 uren gedurende de 12 maanden die aan de vervaldatum van genoemde bevoegdverklaring voorafgaan. Indien ook de voorrechten van de IRI(A) moeten wedergeldig gemaakt worden, dienen 10 van deze 30 uren te bestaan uit instructie instrumentvliegen; 2° tijdens de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring FI(A) een bijscholing voor vlieginstructeur bijgewoond hebben die goedgekeurd is door de Directeur-generaal;3° tijdens de 12 maanden die aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring FI(A) voorafgaan, geslaagd zijn, ten titel van bekwaamheidsproef, voor de vaardigheidstest voor het verkrijgen van de bevoegdverklaring FI(A). § 2. Tijdens één op twee wedergeldigmakingen van een FI(A)-bevoegdverklaring moet de FI(A) de voorwaarde vermeld onder § 1, 3° vervullen. § 3. Indien de bevoegdverklaring vervallen is, voldoet de kandidaat tijdens de 12 maanden die aan de hernieuwing voorafgaan aan de voorwaarden bepaald in § 1, punten 2° en 3°. Afdeling 6. - Bevoegdverklaring instructeur voor typebevoegdverklaring
meerpilootvliegtuigen TRI(MPA) Onderafdeling 1. - Voorrechten
Art. 84.De bevoegdverklaring TRI(MPA) staat toe opleiding te geven aan de houders van een vergunning met het oog op de uitreiking van een typebevoegdverklaring MPA alsook de vereiste opleiding te verstrekken voor de onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC).
Indien de opleiding voor de bevoegdverklaring TRI(A) enkel op simulator gebeurde laten de voorrechten niet toe de nood- en abnormale procedures te trainen op een vliegtuig. Deze beperking kan opgeheven worden door het vereiste deel van de training als TRI(A) op een vliegtuig te volgen.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden
Art. 85.§ 1. De kandidaat voor een eerste bevoegdverklaring TRI(MPA) moet : 1° met succes een volledige cursus TRI gevolgd hebben in een FTO of een TRTO overeenkomstig het door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaald programma;2° ten minste 1500 vlieguren uitgevoerd hebben als bestuurder van meerpilootvliegtuigen;3° tijdens de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan ten minste 30 routesectoren uitgevoerd hebben, daarin begrepen opstijgingen en landingen als gezagvoerder of als medebestuurder op een vliegtuig van het betreffende type, of op een vliegtuig van een gelijkaardig type indien hij daartoe gemachtigd is door de Directeur-generaal.Van deze 30 routesectoren mogen er maximum 15 uitgevoerd worden op een vluchtnabootser; en 4° tijdens een volledige cursus voor de typebevoegdverklaring, ten minste 3 uren vlieginstructie gegeven hebben op een vliegtuig en/of op een vluchtnabootser van het betreffende type, onder toezicht en tot voldoening van een daartoe door de Directeur-generaal aangestelde TRI(A). § 2. De voorrechten van de bevoegdverklaring TRI(MPA) worden uitgebreid tot andere types van meerpilootvliegtuigen op voorwaarde dat de houder : 1° tijdens de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan ten minste 15 routesectoren uitgevoerd heeft, daarin begrepen landingen en opstijgingen als gezagvoerder of als medebestuurder op een vliegtuig van het betreffende type, of op een vliegtuig van een gelijkaardig type indien hij daartoe gemachtigd is door de Directeur-generaal.Van deze 15 routesectoren mogen er maximum 7 uitgevoerd zijn op een vluchtnabootser; 2° op volledige wijze en met succes het gepaste gedeelte technische opleiding van een cursus TRI gevolgd hebben goedgekeurd door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL, en 3° tijdens een volledige cursus voor de typebevoegdverklaring ten minste 3 uren vlieginstructie hebben gegeven op een vliegtuig en/of op een vluchtnabootser van het betreffende type, onder toezicht en tot voldoening van een daartoe door de Directeur-generaal aangestelde TRI(A). Onderafdeling 3. - Wedergeldigmaking en hernieuwing
Art. 86.§ 1. Voor de wedergeldigmaking van een bevoegdverklaring TRI(MPA), moet de houder, gedurende de 12 maanden die aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring voorafgaan : 1° hetzij een van de volgende onderdelen hebben gegeven van een volledige cursus voor de uitreiking, voor de bijscholing of voor het behoud van de bekwaamheid van een typebevoegdverklaring : a) een sessie op vluchtnabootser van ten minste 3 uren, of b) een oefening in vlucht van ten minste 1 uur, waarin begrepen ten minste 2 opstijgingen en 2 landingen;2° hetzij een bijscholingstraining TRI(A) hebben gevolgd die aanvaard is door de Directeur-generaal. § 2. Wanneer de bevoegdverklaring vervallen is, moet de kandidaat : 1° tijdens de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan, ten minste 30 routesectoren uitgevoerd hebben, waarin begrepen opstijgingen en landingen als gezagvoerder of als medebestuurder op een vliegtuig van het betreffende type, of op een vliegtuig van een gelijkaardig type indien hij daartoe gemachtigd is door de Directeur-generaal.Van deze 30 routesectoren mogen er maximum 15 uitgevoerd zijn op een vluchtnabootser; 2° op een volledige wijze en met succes de onderdelen van een cursus TRI(MPA) hebben gevolgd die, in functie van de recente ervaring van de kandidaat, door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL werden bepaald, en 3° tijdens een volledige cursus voor de typebevoegdverklaring ten minste 3 uren vlieginstructie hebben gegeven op een vliegtuig en/of op een vluchtnabootser van het betreffende type, onder toezicht en tot voldoening van een daartoe door de Directeur-generaal aangestelde TRI(A). Afdeling 7. - Bevoegdverklaring instructeur voor een
klassebevoegdverklaring (éénpilootvliegtuigen) - CRI(SPA) Onderafdeling 1. - Voorrechten
Art. 87.De bevoegdverklaring CRI(SPA) staat toe opleiding te geven aan de houders van een vergunning met het oog op de uitreiking van een type- of klassebevoegdverklaring voor éénpilootvliegtuigen. De houder van deze bevoegdverklaring kan instructie geven op éénmotorige of meermotorige vliegtuigen onder voorbehoud dat hij bevoegd is overeenkomstig de voorwaarden bepaald in afdeling 3 van dit hoofdstuk.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden
Art. 88.§ 1. Meermotorige vliegtuigen.
De kandidaat voor het verkrijgen van een bevoegdverklaring CRI(SPA) voor meermotorige vliegtuigen moet : 1° ten minste 500 vlieguren uitgevoerd hebben als bestuurder van vliegtuigen;2° vooraleer de cursus aan te vangen, ten minste 30 vlieguren als gezagvoerder op vliegtuigen van de betreffende klasse of type hebben uitgevoerd, waarvan ten minste 10 vlieguren tijdens de laatste 12 maanden;3° een goedgekeurde cursus gevolgd hebben in een FTO of een TRTO, waarin begrepen ten minste 5 uren vlieginstructie op het betreffende vliegtuig of op een vluchtnabootser, gegeven door een daartoe gemachtigd instructeur;en 4° met succes een vaardigheidstest hebben afgelegd overeenkomstig de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL vastgestelde beschikkingen. § 2. Eénmotorige vliegtuigen.
De kandidaat voor het verkrijgen van een bevoegdverklaring CRI(SPA) voor éénmotorige vliegtuigen moet : 1° ten minste 300 vlieguren uitgevoerd hebben als bestuurder van vliegtuigen;2° vooraleer de cursus aan te vangen, ten minste 30 vlieguren als gezagvoerder op vliegtuigen van de betreffende klasse of type hebben uitgevoerd, waarvan ten minste 10 vlieguren tijdens de laatste 12 maanden;3° een goedgekeurde cursus gevolgd hebben in een FTO of een TRTO waarin begrepen ten minste 3 uren vlieginstructie op het betreffende vliegtuig of op een vluchtnabootser, gegeven door een daartoe gemachtigd instructeur;en 4° met succes een vaardigheidstest hebben afgelegd overeenkomstig de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL vastgestelde beschikkingen. § 3. Om de voorrechten van de bevoegdverklaring CRI(SPA) uit te breiden tot een ander type of een andere klasse vliegtuigen moet de houder, tijdens de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan, ten minste 10 vlieguren hebben uitgevoerd op vliegtuigen van de betreffende klasse of type of, onder voorbehoud van akkoord van de Directeur-generaal, op een gelijkaardig type.
Voor een uitbreiding van de bevoegdverklaring CRI(SPA) van éénmotorige naar meermotorige vliegtuigen moeten de vereisten van § 1 hiervoor vervuld zijn.
Onderafdeling 3. - Wedergeldigmaking en hernieuwing
Art. 89.§ 1. Voor de wedergeldigmaking van een bevoegdverklaring CRI(SPA), moet de kandidaat, tijdens de 12 maanden die aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring voorafgaan : 1° ten minste 10 uren vlieginstructie als CRI(SPA) gegeven hebben, en, als de kandidaat CRI(SPA) voorrechten op zowel éénmotorige als meermotorige vliegtuigen heeft, van die tien uur vlieginstructie ten minste vijf uur op éénmotorige vliegtuigen en vijf uur op meermotorige vliegtuigen gegeven hebben, of 2° een bijscholingstraining hebben gegeven tot voldoening van de Directeur-generaal, of 3° een bijscholingstraining gevolgd hebben als CRI(A), tot voldoening van de Directeur-generaal. § 2. Als de bevoegdverklaring vervallen is, moet de kandidaat tijdens de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan : 1° een bijscholingstraining gevolgd hebben als CRI(A), tot voldoening van de Directeur-generaal, en 2° met succes, ten titel van bekwaamheidsproef, het betreffende gedeelte (meermotorigen of éénmotorigen) van de vaardigheidstest voor het verkrijgen van de bevoegdverklaring CRI(A) hebben afgelegd. Afdeling 8. - Bevoegdverklaring instructeur instrumentvliegen
(vliegtuigen) - IRI(A) Onderafdeling 1. - Voorrechten
Art. 90.De voorrechten van de bevoegdverklaring IRI(A) zijn beperkt tot de vlieginstructie voor : 1° het verkrijgen van een éénmotoren IR(A);2° het verkrijgen van een meermotoren IR(A), op voorwaarde dat de instructeur voldoet aan de vereisten van artikel 88 § 1. Onderafdeling 2. - Voorwaarden
Art. 91.De kandidaat voor een bevoegdverklaring IRI(A) moet : 1° ten minste 800 vlieguren onder IFR hebben uitgevoerd waarvan ten minste 400 uren op vliegtuigen;2° bij een FTO met succes een volledige door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van JAR-FCL goedgekeurde cursus gevolgd hebben;en 3° geslaagd zijn voor de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaalde vaardigheidstest. Onderafdeling 3. - Wedergeldigmaking en hernieuwing
Art. 92.§ 1. Voor de wedergeldigmaking van een bevoegdverklaring IRI(A), moet de houder de voorwaarden voor de wedergeldigmaking van een bevoegdverklaring FI(A) vervullen. § 2. Wanneer de bevoegdverklaring vervallen is, voldoet de houder aan de voorwaarden voor de hernieuwing van een vervallen bevoegdverklaring FI(A), alsook aan alle andere voorwaarden die door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL zijn bepaald voor de hernieuwing van een vervallen bevoegdverklaring FI(A). Afdeling 9. - Toelating instructeur synthetisch vliegen (vliegtuigen)
SFI(A) Onderafdeling 1. - Voorrechten
Art. 93.De toelating SFI(A) staat toe synthetische vlieginstructie te geven voor de typebevoegdverklaringen alsook de opleiding inzake onderlinge samenwerking van de bemanning (MCC).
Onderafdeling 2. - Voorwaarden
Art. 94.§ 1. De kandidaat voor een toelating SFI(A) moet : 1° houder zijn of geweest zijn van een door een JAA-Lidstaat uitgereikte professionele vergunning of van een professionele vergunning die niet aan de JAR-FCL normen beantwoordt maar die door de Directeur-generaal is aanvaard;2° bij een FTO of een TRTO met succes het volledige onderdeel op vluchtnabootser hebben gevolgd van de opleidingscursus voor de betreffende typebevoegdverklaring;3° een vliegervaring hebben van ten minste 1 500 uren als bestuurder van meerpilootvliegtuigen;4° op volledige wijze een goedgekeurde cursus TRI(A) hebben gevolgd;5° gedurende een volledige cursus voor typebevoegdverklaring ten minste 3 uren vlieginstructie in verband met de taak van een TRI(A) op het betreffende vliegtuigtype hebben uitgevoerd, onder toezicht en tot voldoening van een hiertoe door de Directeur-generaal aangestelde TRI(A);6° tijdens de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan met succes, ten titel van bekwaamheidsproef, de vaardigheidstest voor het verkrijgen van de typebevoegdverklaring hebben afgelegd.Deze proef wordt afgelegd op een vluchtnabootser van het betreffende vliegtuigtype; en 7° tijdens de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan, als waarnemer ten minste drie routesectoren hebben uitgevoerd in de cockpit van het betreffende vliegtuigtype of van een gelijkaardig door de Directeur-generaal aanvaard type, of tijdens de 12 maanden die de aanvraag voorafgaan, als waarnemer ten minste twee door een gekwalificeerde bemanning uitgevoerde LOFT-sessies bijgewoond hebben in een vluchtnabootser van het betreffende vliegtuigtype of van een gelijkaardig door de Directeur-generaal aanvaard type. Tijdens deze sessies moet : a) een vlucht van ten minste 2 uur tussen 2 verschillende luchtvaartterreinen plaatshebben;b) een briefing en debriefing van elke sessie gebeuren. § 2. De voorrechten worden uitgebreid tot andere meerpilootvliegtuigtypes, op voorwaarde dat de houder : 1° bij een FTO of een TRTO met succes het volledige onderdeel op vluchtnabootser heeft gevolgd van de opleidingscursus voor de betreffende typebevoegdverklaring, en 2° gedurende een volledige cursus voor typebevoegdverklaring, ten minste 3 uren vlieginstructie in verband met de taak van een TRI(A) heeft uitgevoerd op het betreffende vliegtuigtype, onder toezicht en tot voldoening van een daartoe door de Directeur-generaal aangestelde TRI(A). Onderafdeling 3. - Wedergeldigmaking en hernieuwing
Art. 95.§ 1. Voor de wedergeldigmaking van een toelating SFI(A) moet de houder tijdens de 12 maanden die aan de vervaldatum van de toelating voorafgaan : 1° een sessie op vluchtnabootser van ten minste 3 uren hebben gegeven, als onderdeel van een volledige cursus voor het verkrijgen, voor de bijscholing of voor het behoud van de bekwaamheid van een typebevoegdverklaring, en 2° een bekwaamheidsproef hebben afgelegd op een vluchtnabootser van het betreffende type. § 2. Wanneer de toelating vervallen is moet de kandidaat : 1° het gedeelte op vluchtnabootser gevolgd hebben van de cursus voor de betreffende typebevoegdverklaring;2° met succes een volledige goedgekeurde cursus TRI(A) hebben gevolgd;3° gedurende een volledige cursus voor typebevoegdverklaring, ten minste één onderdeel van de taak van een TRI(A) hebben uitgevoerd op het betreffende vliegtuigtype, onder toezicht en tot voldoening van een daartoe door de Directeur-generaal aangestelde TRI(A);en 4° een bekwaamheidsproef hebben afgelegd op een vluchtnabootser van het betreffende type. Afdeling 10. - Toelating instructeur onderlinge samenwerking van de
bemanning (vliegtuigen) - MCCI(A) Onderafdeling 1. - Voorrechten
Art. 96.De toelating MCCI(A) staat toe om opleiding te geven voor het praktisch gedeelte van de cursussen onderlinge samenwerking van de bemanning, als die niet samen met typebevoegdverklaringsopleiding gegeven worden.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden
Art. 97.§ 1. De kandidaat voor een toelating MCCI(A) moet : 1° houder zijn of geweest zijn van een door een JAA-Lidstaat uitgereikte professionele vergunning of van een professionele vergunning die niet aan de JAR-FCL-normen beantwoordt, maar die door de Directeur-generaal is aanvaard;2° een vliegervaring hebben van ten minste 1 500 uren als bestuurder van meerpilootvliegtuigen;3° een goedgekeurde MCCI-opleiding op een FNPT II of een vluchtnabootser voltooid hebben;4° gedurende een volledige cursus voor typebevoegdverklaring ten minste 3 uur vlieginstructie of MCC-instructie op de betreffende FNPT II of vluchtnabootser gegeven hebben, onder toezicht en tot voldoening van een hiertoe door de Directeur-generaal aangestelde TRI(A), SFI(A) of MCCI(A). § 2. Om de voorrechten tot een ander type van FNPT II of vluchtnabootser uit te breiden, moet de houder de in § 1, 4° bepaalde instructie op dat type van FNPT II of vluchtnabootser gegeven hebben.
Onderafdeling 3. - Wedergeldigmaking en hernieuwing
Art. 98.§ 1. Voor de wedergeldigmaking van een toelating MCCI(A) moet de houder tijdens de 12 maanden die aan de vervaldatum van de toelating voorafgaan, een instructie zoals bepaald in artikel 97, § 1, 4° gegeven hebben. § 2. Wanneer de toelating vervallen is, moet de kandidaat : 1° een door de Directeur-generaal bepaalde bijscholing gevolgd hebben;2° de in artikel 97, § 1, 4° bepaalde instructie geven. Afdeling 11. - Toelating instructeur synthetische trainer
(vliegtuigen) - STI(A) Onderafdeling 1. - Voorrechten
Art. 99.De toelating STI(A) staat toe om synthetische vliegopleiding te geven voor het verkrijgen van een vergunning, de bevoegdverklaring instrumentvliegen of een klasse- of typebevoegdverklaring voor éénpilootvliegtuigen.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden
Art. 100.De kandidaat voor een toelating STI(A) moet : 1° houder zijn of tijdens de drie jaren die aan de aanvraag voorafgaan, houder geweest zijn van een vergunning met de voorrechten van instructeur voor de opleiding die hij wenst te geven, ofwel een vergunning afgeleverd door een niet-JAA-Lidstaat bezitten die door de Directeur-generaal aanvaard wordt;2° in een vluchtnabootser of een FNPT II ten minste drie uur training gegeven hebben over de opleiding die hij als STI(A) wenst te geven onder toezicht en tot voldoening van een door de Directeur-generaal hiertoe aangestelde FIE(A);3° tijdens de 12 maanden die aan de aanvraag voorafgaan, een bekwaamheidsproef afgelegd hebben op de klasse of op het type éénpilootvliegtuig waarvoor hij instructie wenst te geven. Onderafdeling 3. - Wedergeldigmaking en hernieuwing
Art. 101.§ 1. Voor de wedergeldigmaking van een toelating STI(A) moet de houder tijdens de 12 maanden die aan de vervaldatum van de toelating voorafgaan : 1° ten minste drie uur instructie op een vluchtnabootser of een FNPT II gegeven hebben, als onderdeel van een cursus voor het verkrijgen van een CPL, een IR of een klasse- of typebevoegdverklaring;2° het gedeelte « instrumentvliegen » van de bekwaamheidsproef afleggen op de klasse of op het type éénpilootvliegtuig waarvoor hij gewoonlijk instructie verschaft. § 2. Wanneer de toelating vervallen is, moet de kandidaat : 1° tenminste drie uur instructie krijgen in een vluchtnabootser of FNPT II, als opfrissing;2° tijdens een cursus voor het verkrijgen van een CPL, een IR of een klasse- of typebevoegdverklaring ten minste drie uur instructie geven onder toezicht en tot voldoening van een hiertoe door de Directeur-generaal aangestelde instructeur.Ten minste één uur zal onder toezicht van een FIE(A) gebeuren; 3° het gedeelte instrumentvliegen van de bekwaamheidsproef afleggen op de klasse of op het type éénpilootvliegtuig waarvoor hij gewoonlijk instructie verschaft. HOOFDSTUK 1 0. - Examinatoren Afdeling 1. - Functies
Art. 102.Er zijn zes categorieën examinatoren : 1° vliegexaminator FE(A);2° examinator voor een typebevoegdverklaring TRE(A);3° examinator voor een klassebevoegdverklaring CRE(A);4° examinator voor de bevoegdverklaring instrumentvliegen IRE(A);5° examinator voor synthetisch vliegen SFE(A);6° examinator voor vlieginstructeur FIE(A). Afdeling 2. - Algemeen
Art. 103.§ 1. Voorwaarden 1° De examinator is houder van een vergunning en van een bevoegdverklaring die ten minste evenwaardig zijn aan de vergunning en aan de bevoegdverklaring waarvoor hij gemachtigd is de vaardigheidstesten of bekwaamheidsproeven af te nemen alsook, tenzij anders is bepaald, van de voorrechten van instructeur voor deze vergunningen of bevoegdverklaringen.2° De examinator is bevoegd om op te treden als gezagvoerder van het voor de vaardigheidstest en voor de bekwaamheidsproef gebruikte luchtvaartuig, tenzij anders bepaald, en hij dient te voldoen aan de in dit hoofdstuk omschreven voorwaarden inzake ervaring.Indien er geen bevoegde examinator beschikbaar is kan de Directeur-generaal examinatoren of inspecteurs machtigen die niet over de vereiste bevoegdverklaringen beschikken. 3° De kandidaat voor een machtiging als examinator legt een test af die erin bestaat ten minste één vaardigheidstest of één bekwaamheidsproef af te nemen tijdens dewelke hij de functies van examinator uitoefent die overeenstemmen met de aangevraagde machtiging als examinator.Deze test omvat de briefing, het afnemen van de test zelf, de beoordeling van de kandidaat van wie de test werd afgenomen, de debriefing en de samenstelling van het dossier. Deze test vindt plaats onder het toezicht hetzij van een ervaren examinator, aangeduid door de Directeur-generaal, hetzij van een inspecteur aangeduid door de Directeur-generaal. § 2. Meervoudige functies. Voor zover hij voldoet aan de voorwaarden inzake bevoegdheid en ervaring die in dit hoofdstuk worden vereist voor elke functie die wordt uitgeoefend, is de examinator niet beperkt tot uitoefening van één functie als FE(A), TRE(A), CRE(A), IRE(A), SFE(A) of FIE(A). § 3. Machtiging. De examinatoren worden overeenkomstig dit besluit gemachtigd door de Directeur-generaal. De examinatoren dienen de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL goedgekeurde standaardisatiebepalingen te respecteren. § 4. Inschrijving op de vergunning. In het geval de wedergeldigmakingen door de examinator op de vergunningen kunnen ingeschreven worden, moet de examinator : 1° de bevoegdverklaringen, de datum van de test, de vervaldatum van de geldigheid, het nummer van zijn machtiging inschrijven, en handtekenen;2° het origineel van het formulier van de test indienen bij de Directeur-generaal, en een exemplaar voor zijn persoonlijk dossier bewaren. Afdeling 3. - Uitreiking en geldigheid
Art. 104.De machtiging als examinator wordt uitgereikt door de Directeur-generaal voor maximum drie jaar.
Ze kan voor periodes van dezelfde duur verlengd worden door de Directeur-generaal, indien hij dat nodig acht. De examinator moet per jaar ten minste 2 vaardigheidstesten of bekwaamheidsproeven afgenomen hebben. De examinator zorgt ervoor dat tijdens de geldigheidsperiode één van deze testen of proeven bijgewoond en beoordeeld wordt door een inspecteur aangeduid door de Directeur-generaal. Afdeling 4. - Vliegexaminator (vliegtuigen) - FE(A)
Voorwaarden/voorrechten
Art. 105.De machtiging FE(A) staat toe vaardigheidstesten af te nemen met het oog op de uitreiking van een vergunning van bestuurder, alsook de daaraan verbonden type- of klassebevoegdverklaringen, onder voorbehoud dat aan volgende voorwaarden is voldaan : 1° voor het afnemen van de vaardigheidstest met het oog op de uitreiking van de PPL(A), ten minste 1 000 vlieguren hebben uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen, daarin begrepen ten minste 250 uren vlieginstructie;2° voor het afnemen van de vaardigheidstest met het oog op de uitreiking van de CPL(A), ten minste 2 000 vlieguren hebben uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen, daarin begrepen ten minste 250 uren vlieginstructie. Afdeling 5. - Examinator voor een typebevoegdverklaring (vliegtuigen)
TRE(A) Voorwaarden/Voorrechten
Art. 106.De machtiging TRE(A) staat toe : 1° de vaardigheidstest af te nemen met het oog op de uitreiking van typebevoegdverklaringen voor meerpilootvliegtuigen;2° de bekwaamheidsproeven af te nemen met het oog op de wedergeldigmaking of de hernieuwing van typebevoegdverklaringen en van de IR(A) voor meerpilootvliegtuigen;3° de vaardigheidstest af te nemen met het oog op de uitreiking van de ATPL, onder voorbehoud dat de examinator ten minste 1 500 vlieguren heeft uitgevoerd als bestuurder van meerpilootvliegtuigen, waarvan ten minste 500 uren als gezagvoerder, en dat hij houder is of geweest is van een bevoegdverklaring TRI(A). Afdeling 6. - Examinator klassebevoegdverklaring (vliegtuigen) CRE(A)
Voorwaarden/Voorrechten
Art. 107.De machtiging CRE(A) staat toe : 1° de vaardigheidstest af te nemen met het oog op de uitreiking van klasse- of typebevoegdverklaringen voor éénpilootvliegtuigen;2° de bekwaamheidsproeven af te nemen met het oog op de wedergeldigmaking of de hernieuwing van klasse- of typebevoegdverklaringen voor éénpilootvliegtuigen en voor de wedergeldigmaking van de IR(A), onder voorbehoud dat de examinator houder is of houder geweest is van een professionele vergunning van bestuurder en houder is van een PPL(A), en dat hij ten minste 500 uren heeft uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen. Afdeling 7. - Examinator voor de bevoegdverklaring instrumentvliegen
(vliegtuigen) IRE(A) - Voorwaarden/Voorrechten
Art. 108.De machtiging IRE(A) staat toe de vaardigheidstest af te nemen met het oog op de eerste uitreiking van de IR(A) alsook de bekwaamheidsproeven met het oog op de wedergeldigmaking of de hernieuwing van de IR(A), onder voorbehoud dat de examinator ten minste 2 000 vlieguren heeft uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen, waarvan ten minste 450 uren onder IFR; van deze 450 uren moeten er 250 uitgevoerd zijn als vlieginstructeur. Afdeling 8. - Examinator voor synthetisch vliegen(vliegtuigen) SFE(A)
Voorwaarden/Voorrechten
Art. 109.De machtiging SFE(A) staat toe in een vluchtnabootser : 1° de vaardigheidstesten af te nemen met het oog op de uitreiking van typebevoegdverklaringen voor meerpilootvliegtuigen;2° de bekwaamheidsproeven af te nemen met het oog op de wedergeldigmaking of de hernieuwing van typebevoegdverklaringen voor meerpilootvliegtuigen en voor de wedergeldigmaking van de IR(A), op voorwaarde dat de examinator houder is van een ATPL(A), dat hij ten minste 1 500 vlieguren heeft uitgevoerd op meerpilootvliegtuigen, dat hij de voorrechten bezit van een SFI(A), dat hij voor de in 1° bedoelde vaardigheidstesten een geldige typebevoegdverklaring voor het betreffende vliegtuigtype heeft. Afdeling 9. - Examinator voor vlieginstructeur (vliegtuigen) FIE(A)
Voorwaarden/ Voorrechten
Art. 110.De machtiging FIE(A) laat toe de vaardigheidstest af te nemen voor de eerste uitreiking alsook de bekwaamheidsproeven voor de wedergeldigmaking of de hernieuwing van de FI(A), onder voorbehoud dat de examinator ten minste 2 000 vlieguren heeft uitgevoerd als bestuurder van vliegtuigen, waaronder ten minste 100 uren instructie met het oog op de uitreiking van een FI(A). HOOFDSTUK 1 1. - Vereist niveau van theoretische kennis en organisatie van de theoretische examens voor het verkrijgen van de CPL(A), ATPL(A) en IR(A) Afdeling 1. - Voorwaarden
Art. 111.De kandidaat voor een CPL(A), ATPL(A) of een IR(A) moet blijk geven van een kennisniveau dat past bij de voorrechten van de vergunning of van de bevoegdverklaring die hij wenst te verkrijgen, door te slagen voor de betreffende theoretische examens, overeenkomstig de procedures van dit hoofdstuk en de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL vastgestelde beschikkingen. Afdeling 2. - Programma van de theoretische examens
Art. 112.De kandidaat voor een ATPL(A) moet blijk geven van een kennisniveau dat past bij de voorrechten van deze vergunning met betrekking tot de volgende materies : 1° luchtvaartrecht;2° algemene kennis van de luchtvaartuigen;3° vliegprestaties en vluchtplanning;4° menselijke prestaties en beperkingen;5° meteorologie;6° navigatie;7° operationele procedures;8° vluchtprincipes;9° communicatie.
Art. 113.De kandidaat voor een CPL(A) moet blijk geven van een kennisniveau dat past bij de voorrechten van deze vergunning met betrekking tot de volgende materies : 1° luchtvaartrecht;2° algemene kennis van de luchtvaartuigen;3° vliegprestaties en vluchtplanning;4° menselijke prestaties en beperkingen;5° meteorologie;6° navigatie;7° operationele procedures;8° vluchtprincipes;9° communicatie.
Art. 114.De kandidaat voor een IR(A) moet blijk geven van een kennisniveau dat past bij de voorrechten van deze bevoegdverklaring met betrekking tot de volgende materies : 1° luchtvaartrecht/ operationele procedures;2° algemene kennis van de luchtvaartuigen;3° vliegprestaties en vluchtplanning;4° menselijke prestaties en beperkingen;5° meteorologie;6° navigatie;7° communicatie.
Art. 115.De opsplitsing van de materies in verschillende proeven, de voor elke proef toegestane tijd, het totale aantal vragen en de verdeling ervan, worden door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL vastgesteld. Afdeling 3. - Organisatie en slaagcriteria voor de examens
Art. 116.De kandidaat moet het geheel van éénzelfde examen in België afleggen.
Art. 117.De schriftelijke aanvraag tot deelname aan een examen moet bij de Directeur-generaal toekomen.
Deze aanvraag bevat het schriftelijke bewijs door de kandidaat dat hij de opleiding met het oog op dat examen overeenkomstig dit besluit gevolgd heeft. De Directeur-generaal bepaalt met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL op welke manier dit bewijs dient te worden geleverd.
Art. 118.De organisatie en de praktische regeling van de examens worden bepaald door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL.
Art. 119.§ 1. De kandidaat legt initieel alle materies van een examen in één keer af.
Nochtans kan een kandidaat die het initiële examen aflegt met het oog op het verkrijgen van de ATPL(A) de materies in twee delen splitsen.
Deze twee delen tellen samen voor één enkele sessie. In dit geval bepaalt de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL de materies die bij ieder deel behoren, alsook het tijdsinterval tussen deze twee delen.
De kandidaat die het examen ATPL(A) in twee delen aflegt, kan tijdens zijn deelname aan het tweede deel geen herexamens afleggen over de vakken waarvoor hij in het eerste deel niet slaagde. § 2. De kandidaat die tijdens de initiële sessie voor ten minste één van de proeven geslaagd is, is deels geslaagd. § 3. De kandidaat die deels geslaagd is mag de proeven waarvoor hij mislukte nog 3 maal afleggen.
De eerste maal worden dan de overblijvende proeven uit de initiële sessie afgelegd, en daarna gaat het om de proeven die overblijven na de voorgaande poging. § 4. Onder voorbehoud van de toepassing van alle andere in dit besluit voorziene voorwaarden wordt de kandidaat geacht geslaagd te zijn voor het voor de vergunning of voor de bevoegdverklaring vereiste theoretische examen indien hij : a) hetzij geslaagd is voor alle proeven bij de initiële sessie;b) hetzij, ingeval hij deels slaagde, zodra hij voor alle proeven van het examen is geslaagd binnen een termijn van 18 maanden te rekenen vanaf het einde van de kalendermaand waarin de kandidaat voor de eerste maal deelnam aan de zittijd of het eerste deel ervan. § 5. De kandidaat die voor het examen mislukt is en die het nogmaals wil afleggen, volgt voorafgaandelijk een door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL bepaalde opleiding.
Hij bevindt zich daarna in de initiële voorwaarden van paragraaf 1 om het examen af te leggen. § 6. De kandidaat die reeds slaagde voor één of beide proeven van de materie over communicatie in het kader van een CPL of IR wordt vrijgesteld voor de geslaagde proeven.
Art. 120.Is voor een proef geslaagd, de kandidaat die voor deze proef ten minste 75 % van de punten behaalt.
Art. 121.Elk bedrog of poging tot bedrog tijdens het examen, alsook het niet naleven van de reglementaire examenprocedures, heeft de nietigheid van het examen in zijn geheel tot gevolg. In voorkomend geval kan de Directeur-generaal deze verrichting beperken tot de proef waarbij bedrog of poging tot bedrog werd gepleegd. Afdeling 4. - Geldigheidsduur van de examens
Art. 122.Het slagen voor het theoretische examen met het oog op de uitreiking van een CPL(A) of van een IR(A) blijft geldig gedurende een periode van 36 maanden te rekenen vanaf de dag dat men geslaagd is.
Art. 123.§ 1. Het slagen voor het theoretisch examen ATPL(A) blijft gelden voor zover : 1° de kandidaat een IR(A) heeft verkregen overeenkomstig dit besluit, en 2° de aan de CPL(A) verbonden IR(A) niet vervallen is sedert meer dan 7 jaar. § 2. Voor de houder van een vergunning van boordwerktuigkundige die geslaagd is voor het theoretisch examen ATPL(A) blijft dit examen geldig indien de laatste geldigheidsdatum van de typebevoegdverklaring ingeschreven op zijn vergunning van boordwerktuigkundige sedert niet meer dan 7 jaar vervallen is. HOOFDSTUK 1 2. - Opheffings- overgangs- en eindbepalingen
Art. 124.Het koninklijk besluit van 10 januari 2 000 tot regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen gewijzigd door de koninklijke besluiten van 13 maart 2002 en 7 april 2003, wordt opgeheven.
Art. 125.De opleiding ontvangen na 8 oktober 1996 die voldoet aan alle voorwaarden van dit besluit, wordt aanvaard voor de uitreiking van een vergunning of een bevoegdverklaring overeenkomstig dit besluit.
Art. 126.De bepalingen van het ministerieel besluit van 23 juni 1969 houdende regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen gewijzigd door de ministeriële besluiten van 4 januari 1974, 23 maart 1978, 19 januari 1979, 12 september 1985, 3 oktober 1988, 26 juni 1990, 8 januari 1998 en 12 februari 1999 blijven van toepassing voor wat betreft : 1° de voorrechten verleend aan de vergunningen uitgereikt in overeenstemming met Bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago : tot 31 december 2009, en 2° de voorrechten verleend door de vergunning van privaat bestuurder beperkt tot vluchten boven het nationaal grondgebied en door de beperkte vergunning van beroepsbestuurder.
Art. 127.§ 1. De vergunningen en bevoegdverklaringen die uitgereikt werden op grond van het voormelde ministerieel besluit van 23 juni 1969, worden wedergeldig gemaakt of hernieuwd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. § 2. De houder van een vergunning die in overeenstemming is met Bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, en uitgereikt werd hetzij voor de dag van het inwerking treden van dit besluit op grond van het voormelde ministerieel besluit van 23 juni 1969, hetzij overeenkomstig § 1, kan, tot 31 december 2009, een gelijkwaardige vergunning verkrijgen die beantwoordt aan de JAR-FCL normen.
Voor het verkrijgen van een dergelijke vergunning dient de houder te voldoen aan de door de Directeur-generaal met verwijzing naar de bepalingen van de JAR-FCL vastgestelde voorwaarden. § 3. Vanaf 1 januari 2010 zijn de vergunningen die in overeenstemming met Bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago uitgereikt werden op grond van voormeld ministerieel besluit van 23 juni 1969 en de erin vermelde bevoegdverklaringen niet meer geldig. § 4. Het slagen voor het theoretisch examen ATPL(A) voorzien in het voormelde ministerieel besluit van 23 juni 1969 blijft geldig voor het afleveren van een ATPL(A) vergunning krachtens dit besluit voor zover de kandidaat een CPL(A) met de bevoegdverklaring IR(A) heeft verkregen en de aan de CPL(A) verbonden IR(A) niet vervallen is sedert meer dan 7 jaar.
Art. 128.§ 1. De vergunningen uitgereikt op grond van het bovenvermeld koninklijk besluit van 10 januari 2 000 blijven geldig tot de vervaldatum vermeld op deze vergunningen. § 2. De bevoegdverklaringen uitgereikt op grond van het bovenvermeld koninklijk besluit van 10 januari 2 000 worden wedergeldig gemaakt of hernieuwd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
Art. 129.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 130.Onze Minister bevoegd voor de luchtvaart is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2008.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Mobiliteit : Y. LETERME, afwezig Minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Mevr. I. VERVOTTE