gepubliceerd op 16 mei 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en werkwijze van het Fonds voor Scheepsjongens
4 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en werkwijze van het Fonds voor Scheepsjongens
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 23 september 1931 op de aanwerving van het personeel der zeevisserij, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de wetten van 20 november 1974 en 13 augustus 1990;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en werkwijze van het Fonds voor Scheepsjongens, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1979, 30 juli 1981 en 8 juli 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 maart 2000 houdende samenstelling van de Raad van het Fonds voor Scheepsjongens;
Gelet op het advies van de Raad van het Fonds voor Scheepsjongens, uitgebracht in zijn zitting van 12 december 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat zonder verwijl de reglementering m.b.t. het Fonds voor Scheepsjongens moet worden gewijzigd teneinde de continuïteit van het beleid te verzekeren;
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 19 van het koninklijk besluit van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en werkwijze van het Fonds voor scheepsjongens, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1979 en 30 juli 1981, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 19.De bezoldiging wordt berekend per zeedag.
Voor de toepassing van dit besluit wordt beschouwd als : 1° zeedag : Een verblijf van ten minste vier uren op zee, in de loop van een kalenderdag en aan boord van een Belgisch vissersvaartuig. De uitvaart die over twee opeenvolgende kalenderdagen loopt, zonder op elk dezer afzonderlijk vier uur te bereiken, wordt niettemin als één zeedag aangerekend indien deze uitvaart in totaal ten minste vier uur bedraagt.
Wat betreft de schepen die op ononderbroken wijze meer dan twee dagen op zee verblijven, worden de arbeidsuren ten belope van minder dan vier, gepresteerd op de dag van vertrek en op de dag van aankomst, samengeteld en als één zeedag aangerekend indien zij totaal ten minste vier uren bedragen. 2° scheepsjongens : a) de aan boord van een Belgisch vissersvaartuig aangemonsterde schepelingen die geen 20 jaar oud zijn en niet meer dan 499 zeedagen op hun actief hebben;b) de aan boord van een Belgisch vissersvaartuig aangemonsterde schepelingen die beantwoorden aan de voorwaarden gesteld bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 augustus 1964 tot vaststelling van de voorwaarden onder dewelke kinderen van minder dan vijftien jaar, arbeid aan boord van vissersvaartuigen mogen verrichten op voorwaarde dat zij in het bezit zijn van een certificaat van scheepsleerling;c) de aan boord van een Belgisch vissersvaartuig van minder dan 750 PK aangemonsterde assistent-motorist, evenals de aan boord van een Belgisch vissersvaartuig van 750 PK of meer aangemonsterde tweede assistent-motorist, die geen 20 jaar oud zijn en niet meer dan 499 zeedagen op hun actief hebben. Opdat de in het vorige lid bedoelde schepeling zijn recht op bezoldiging zou verwerven, dient de monsterrol uitdrukkelijk te vermelden dat de aanmonstering ten laste is van het Fonds voor Scheepsjongens. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Onze Minister van Landbouw en Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS