gepubliceerd op 18 mei 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 februari 1999 tot vaststelling van de geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur
4 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 februari 1999 tot vaststelling van de geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling der ministeries, inzonderheid op artikel 4, eerste lid, 2°, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de ontbinding van de Regie voor Maritiem Transport ter uitvoering van artikel 3, § 1, 6° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 februari 1999 tot vaststelling van de geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 mei 2000;
Gelet op het akkoord van onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 4 oktober 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 7 november 2000;
Gelet op het protocol van 9 februari 2001 waarin de conclusies van de onderhandeling binnen het Sectorcomité VI « Verkeer en Infrastructuur », worden vermeld;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar België bekleed met een graad ook na bevordering tot een graad in hun loopbaan verder moeten kunnen bezoldigd blijven in de weddenschaal van de functie waarin zij zijn ter beschikking gesteld voor zover zij hierbij een geldelijk voordeel hebben;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 50 van het koninklijk besluit van 12 februari 1999 tot vaststelling van de geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, wordt de vermelding : « De personeelsleden bekleed met de hiernavermelde graden, die ter beschikking gesteld zijn, in de hiernavermelde functies, van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar België... » vervangen door : « De personeelsleden bekleed met de hiernavermelde graden en de bevorderingsgraden in die loopbanen, die ter beschikking gesteld zijn, in de hiernavermelde functies, van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van een naar België... ».
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1999.
Art. 3.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT