gepubliceerd op 26 juni 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen
4 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 142bis tot 142sexies;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op de artikelen IV.II.32 en IV.II.49;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen, inzonderheid op de artikelen 2, 5, 8, 10 en 11;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 6 november 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 20 maart 2003;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de wijzigingen voorzien in dit besluit de opleidingen betreft die gedeeltelijk werden verstrekt in 2001 en geheel in 2002; dat de erkende politiescholen nog steeds wachten op de subsidies die verbonden zijn aan die opleidingen waarbij de uitbetaling ervan afhankelijk is van de bekendmaking van dit besluit; elke vertraging brengt het financieel evenwicht van de erkende politiescholen danig in gevaar daar die subsidies voor hun de primaire bron van financiële inkomsten vormt;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 april 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen, wordt aangevuld met het volgende lid : « De Minister van Binnenlandse Zaken is tevens gemachtigd om een voorschot te geven op het in Hoofdstuk IV bedoeld bedrag van de financiële tussenkomsten volgens de nadere regels die hij bepaalt. »
Art. 2.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2° van het eerste lid wordt vervangen als volgt : « 2° ten laatste op 31 januari van elk jaar aan de algemene directie personeel van de federale politie, het aantal van de aspiranten of cursisten toezenden die in het voorgaande jaar regelmatig waren ingeschreven voor een opleidingscyclus, regelmatig de lessen hebben bijgewoond en aan de eindexamens hebben deelgenomen, evenals het aantal maanden opleiding die in het voorgaande jaar in het raam van de diverse opleidingscycli werden verstrekt.»; 2° in het tweede lid worden de woorden : « eerste lid, 2° » vervangen door de woorden : « eerste lid, 1° ».
Art. 3.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 8.Het bedrag van de financiële tussenkomst voor de organisatie van de cycli van de beroepsopleiding wordt berekend op basis van het aantal maanden opleiding verstrekt door de betrokken politieschool in het betrokken kalenderjaar en rekening houdend met het aantal aspiranten of cursisten die aan die opleiding hebben deelgenomen. »
Art. 4.In artikel 10 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste en tweede lid worden opgeheven;2° in het derde lid, dat het enigste lid wordt, worden tussen de woorden : « tussenkomst » en « bedraagt », de woorden « bedoeld in artikel 8 » ingevoegd.
Art. 5.Artikel 11, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Deze bedragen worden jaarlijks aangepast door ze te koppelen aan een coëfficiënt gelijk aan de verhouding tussen het indexijfer van de consumptieprijzen op 1 januari van elk kalenderjaar en het cijfer bedoeld in het eerste lid. »
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidende : «
Art. 17bis.In afwijking van artikel 10, 6°, wordt een financiële tussenkomst van 1.611 EUR per cursist verleend voor de organisatie van de opleiding bedoeld in artikel 63, derde lid, van het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse overgangsbepalingen.
In afwijking van artikel 10, 6°, wordt een financiële tussenkomst van 2.478 EUR per 25 cursisten verleend voor de organisatie van de opleiding « gemengde dispositieven ».
In afwijking van artikel 10, 6°, wordt, voor wat betreft de opleidingen tot officier van gemeentepolitie bedoeld in het koninklijk besluit van 25 juni 1991 houdende de algemene bepalingen betreffende de opleiding van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van politie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, die aanvingen vóór 1 april 2001, een financiële tussenkomst verleend per aspirant vastgesteld als volgt : 1° 2.726,8 EUR indien het aantal gegeven lesuren hoger is dan 1 000; 2° 1.859,2 EUR indien het aantal gegeven lesuren gelegen is tussen 701 en 1 000; 3° 1.611,3 EUR indien het aantal gegeven lesuren gelegen is tussen 500 en 700; 4° 1.363,4 EUR indien het aantal gegeven lesuren lager is dan 500. »
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.
Gegeven te Brussel, 4 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN