Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 april 2003
gepubliceerd op 18 april 2003

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 264, eerste lid, 2°bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de met gereglementeerde markten als bedoeld in artikel 2, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gelijkgestelde andere gereglementeerde markten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003216
pub.
18/04/2003
prom.
04/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/04/2003003216/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 264, eerste lid, 2°bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de met gereglementeerde markten als bedoeld in artikel 2, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gelijkgestelde andere gereglementeerde markten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorleggen, heeft als oogmerk, in toepassing van artikel 264, eerste lid, 2°bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) ingevoegd bij artikel 15, 2° van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, de met gereglementeerde markten als bedoeld in artikel 2, 5° en 6° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gelijkgestelde markten te erkennen.

Ingevolge de toepassingsmoeilijkheden van het stelsel van de roerende voorheffing (RV) op liquidatieboni, in de gevallen waarbij een vennootschap eigen aandelen verkrijgt via een beurs, werd in artikel 264, eerste lid, WIB 92, een 2°bis ingelast teneinde te voorzien in een technische uitzondering op de inhouding van RV wat de dividenden betreft als bedoeld in artikel 186, WIB 92, en zulks wanneer de vennootschap eigen aandelen verkrijgt welke toegelaten zijn tot een gereglementeerde markt, voor zover de verhandeling plaatsvindt op de centrale beursmarkt van Euronext of op een markt van gelijke aard, hetgeen in de praktijk impliceert dat het verhandelingen betreft waarin de verkoper en de koper niet in staat zijn elkaar te identificeren.

Aldus wordt bedoeld, de aandelen die zijn toegelaten tot : (i) elke Belgische georganiseerde markt die met toepassing van artikel 3 van de wet van 2 augustus 2002 is erkend als gereglementeerde markt; (ii) elke secundaire markt voor financiële instrumenten die is georganiseerd door een marktonderneming waarvan de Staat van herkomst een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte is dan België, en die door deze Lidstaat is erkend als gereglementeerde markt met toepassing van artikel 1, 13), van richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten; (iii) de met de voormelde gereglementeerde markten, "gelijkgestelde markten" die door de Koning zijn erkend op advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.

Welnu, bij de bepaling van die gereglementeerde "gelijkgestelde markten" zouden twee verschillende benaderingen in overweging kunnen worden genomen.

Een eerste casuïstische benadering zou er kunnen in bestaan om geval per geval, alle buitenlandse andere markten te onderzoeken en te vergelijken met de in artikel 2, 5° of 6° van de wet van 2 augustus 2002 bedoelde gereglementeerde markten (zie (i) en (ii) hiervoor). Het lijkt echter niet realistisch te stellen dat dergelijke oefening binnen een vrij kort tijdsbestek zou kunnen worden gerealiseerd.

Daarentegen zou een pragmatische globale benadering er moeten kunnen in bestaan een objectief aanknopingspunt aan te duiden dat toelaat de relevante andere markten te viseren.

Het is op basis van deze tweede benadering dat in artikel 101bis van het KB/WIB 92, ingevoegd door artikel 1 van dit besluit, de criteria zijn opgenomen waaraan voornoemde gereglementeerde "gelijkgestelde markten" moeten voldoen.

Het eerste criterium werd geherformuleerd om tegemoet te komen aan de opmerkingen uiteengezet in het advies van de Raad van State teneinde de gereglementeerde secundaire markten rechtstreeks te identificeren welke kunnen worden erkend als gelijkgesteld met een Belgische of buitenlandse secundaire gereglementeerde markt.

Volgens dit eerste criterium, moeten de gereglementeerde secundaire markten voor financiële instrumenten, al dan niet voor het publiek toegankelijk, geplaatst worden onder het toezicht van een toezichthouder welke gewoon lid moet zijn van de "Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders" (IOSCO), teneinde te kunnen worden erkend als gelijkgesteld met gereglementeerde markten bedoeld in artikel 2, 5° en 6° van de wet van 2 augustus 2002.

Dit eerste criterium laat toe te veronderstellen dat er voldoende garanties bestaan op het niveau van het kader dat van toepassing is op de gereglementeerde markten welke geplaatst zijn onder het toezicht van een toezichthouder welke een gewoon lid is van de IOSCO. Immers, de IOSCO is in dit opzicht de belangrijkste internationale groepering van effecten-toezichthouders welke meer dan honderd gewone leden telt, waardoor de gereglementeerde markten die in de betrokken landen zijn gevestigd een representatieve staalkaart vormen.

Op de website van de IOSCO (www.iosco.org) kan een lijst van de gewone leden ("ordinary members of IOSCO") worden geraadpleegd. Voor België is de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) gewoon lid.

Dit enig criterium laat evenwel niet toe, in fine alle zekerheden te bieden inzake de correcte toepassing van artikel 264, eerste lid, 2°bis , WIB 92. Immers uit deze lijst blijkt dat de IOSCO ook leden telt in landen waarmede samenwerking (volgens bepaalde procedures en takenverdelingen) en uitwisseling van informatie en gegevens, onbetrouwbaar zou kunnen zijn, en dus praktisch zo goed als onmogelijk te verwezenlijken is.

Hiertoe werd een tweede criterium in het leven geroepen dat een aanknopingspunt met de Belgische overheid bevat, teneinde op cumulatieve wijze te worden toegepast met het voormelde eerste criterium. Dit tweede criterium voorziet er namelijk in dat kunnen worden gelijkgesteld met de gereglementeerde markten bedoeld in voormeld artikel 2, 5° en 6° van de wet van 2 augustus 2002, de gereglementeerde secundaire markten voor financiële instrumenten, al dan niet voor het publiek toegankelijk, die zijn georganiseerd door een marktonderneming waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is in een Staat, niet bedoeld in artikel 2, 6°, van voormelde wet van 2 augustus 2002 : - die een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten met België; - of waarvan de toezichthouder van de gereglementeerde markten met de CBF een samenwerkingsovereenkomst (Memorandum of Understanding, of MoU, genoemd) over het toezicht op de financiële markten heeft gesloten.

Teneinde te voldoen aan de bezorgdheid om rechtszekerheid geformuleerd in het advies van de Raad van State wordt een artikel 101ter ingevoegd in het KB/WIB 92 overeenkomstig dewelke de Federale overheidsdienst Financiën zich ertoe verbindt elk jaar de volgende lijsten op te stellen voor de toepassing van artikel 101bis van het KB/WIB 92 : - een lijst van de landen waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten; - op voorstel van de CBF, een lijst van de toezichthouders welke gewoon lid zijn van de IOSCO; - en, eveneens op voorstel van de CBF, een lijst van de toezichthouders met dewelke de CBF een samenwerkingsovereenkomst over het toezicht op de financiële markten heeft gesloten.

Met het oog hierop, voorziet artikel 101ter dat de Federale overheidsdienst Financiën voornoemde lijsten en alle tijdens het jaar daarin aangebrachte wijzigingen in het Belgisch Staatsblad zal bekend maken. Deze lijsten zullen eveneens het voorwerp uitmaken van een bekendmaking op de internet site van de Federale overheidsdienst Financiën.

De lijsten bedoeld in artikel 101ter zullen zo snel mogelijk worden aangepast in geval van wijziging van hun samenstelling. Zij bekleden een indicatief karakter. Evenwel teneinde een maximale juridische zekerheid te verzekeren, zullen de betrokken belastingplichtigen desgevallend een aanvraag om voorafgaande beslissing kunnen indienen overeenkomstig artikel 20 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, teneinde alle garanties te verkrijgen wat de toepassing betreft van artikel 264, eerste lid, 2°bis , WIB 92, in het kader van een verrichting welke zij van plan zijn tot stand te brengen.

Tenslotte, past het nog te verduidelijken dat de IOSCO recentelijk een multilateraal akkoord over informatie-uitwisseling en samenwerking heeft opgesteld. Dat akkoord is gebaseerd op de ervaringen van de IOSCO-leden op het vlak van samenwerking en definieert een internationale standaard voor de uitwisseling van informatie. De toetreding tot dit akkoord is afhankelijk van de voorwaarde dat de betrokken toezichthouder kan aantonen voornoemde standaard te kunnen naleven. Van zodra de CBF tot dat multilateraal akkoord is toegetreden, zal het ten aanzien van de andere toezichthouders, lid van de IOSCO, die er ook zijn tot toegetreden, eveneens worden aangemerkt als een samenwerkingsovereenkomst in de zin van artikel 101bis , tweede gedachtenstreep, KB/WIB 92, vermits dit multilateraal akkoord per definitie betrekking heeft op het toezicht op de financiële markten.

Artikel 1 is van toepassing op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld, of als dusdanig aan te merken, vanaf 1 januari 2002.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 35.172/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 27 maart 2003 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot uitvoering van artikel 264, eerste lid, 2°bis , van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 inzake de met gereglementeerde markten als bedoeld in artikel 2, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gelijkgestelde andere gereglementeerde markten », heeft op 31 maart 2003 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief als volgt : « De hoogdringendheid wordt gemotiveerd door het feit dat : - overeenkomstig artikel 264, eerste lid, 2°bis van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd door artikel 15, 2° van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, de roerende voorheffing niet is verschuldigd op het gedeelte van de dividenden dat in artikel 186 van hetzelfde Wetboek wordt vermeld, wanneer een vennootschap eigen aandelen verkrijgt die zijn toegelaten tot een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 5° of 6° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, of een door de Koning, op advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, voor de toepassing van voornoemd artikel 264, daarmee erkende gelijkgestelde andere gereglementeerde markt, voor zover de verhandeling plaatsvindt op de centrale beursmarkt van Euronext of op een analoge markt; - artikel 32, § 1, eerste lid van de wet van 24 decemer 2002 voorziet dat artikel 15, 2° van diezelfde wet van toepassing is op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld, of als dusdanig aan te merken, vanaf 1 januari 2002; - het dientengevolge past onmiddellijk de voorwaarden inzake de toepassing van artikel 264, eerste lid, 2bis van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 vast te stellen ten einde schuldenaars van de inkomsten en de belastingplichtigen zo spoedig mogelijk ervan in kennis te stellen ».

Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, bepaalt de Raad van State, afdeling wetgeging, zich tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Gelet op de zeer korte termijn die de Raad van State is toegemeten en op het grote aantal zaken dat hem met verzoek om spoedbehandeling is voorgelegd, beperkt hij zich tot het maken van de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten Het advies van de Inspecteur van Financiën en de akkoordbevinding van de Minister van Begroting maken geen deel uit van het dossier dat aan de Raad van State is voorgelegd.

Rechtsgrond 1. Zoals aangegeven wordt in de aanhef ervan, haalt het onderzochte ontwerpbesluit zijn rechtsgrond uit artikel 264, eerste lid, 2bis , van het WIB 1992.Bij dat artikel wordt de Koning ermee belast de gereglementeerde markten aan te wijzen die voor de toepassing van datzelfde artikel kunnen worden erkend als gelijkwaardig aan de Belgische gereglementeerde markt en aan de buitenlandse gereglementeerde markten als omschreven in respectievelijk artikel 2, 5° en 6° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Deze machtiging wordt slechts gedeeltelijk ten uitvoer gelegd. Immers het ontwerpbesluit beperkt zich tot het vaststellen van de algemene criteria die het mogelijk maken om de Staten aan te wijzen waarin de marktonderneming die een gereglementeerde markt van financiële instrumenten organiseert haar hoofdzetel moet hebben. In dat ontwerpbesluit wordt echter niets bepaald omtrent de gereglementeerde markten die in die Staten beschouwd kunnen worden als gelijkwaardig aan de Belgische gereglementeerde markt en aan de buitenlandse gereglementeerde markten als omschreven in artikel 2, 5° en 6° van de voornoemde wet van 2 augustus 2002.

Deze leemte zou kunnen worden aangevuld door de verwijzing naar de « gereglementeerde secundaire markten... » te vervangen door een verwijzing naar de secundaire markten van financiële instrumenten, al dan niet voor het publiek toegankelijk die gecontroleerd worden door een instantie die een gewoon lid is van de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders. Immers, volgens de inlichtingen die verstrekt zijn door de gemachtigde van de minister, legt de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders de leidende beginselen vast waaraan gereglementeerde markten moeten voldoen en verbinden de gewone leden van deze organisatie zich ertoe erop toe te zien dat deze beginselen worden nageleefd wat de markten betreft die aan hun controle onderworpen zijn. 2. In het verslag aan de Koning wordt gesteld dat teneinde de toepassing van het ontworpen artikel 101bis te vergemakkelijken, « ... de administratie op regelmatige tijdstippen (zal) instaan voor de publicatie van lijsten waarop enerzijds de landen inzake gewone leden van de IOSCO zijn vermeld en anderzijds de landen van toezichthouders waarmee de CBF een samenwerkingsovereenkomst over het toezicht op de financiële markten heeft gesloten ».

Teneinde de rechtszekerheid te waarborgen moet deze publicatie verplicht worden gemaakt door het dispositief van het ontwerpbesluit aan te vullen met een bepaling ad hoc . Bovendien moet de lijst die bekendgemaakt zal worden niet alleen de Staten bevatten die vermeld worden in het verslag aan de Koning, maar ook de Staten waarmee België een overeenkomst heeft gesloten ter voorkoming van dubbele belasting, aangezien die Staten ook bedoeld worden in het ontworpen artikel 101bis .

De kamer was samengesteld uit : de heer Y. Krens, kamervoorzitter;

Mevrn. J. Jaumotte en M. Baguet, staatsraden; de heer J. van Compernolle, assessor van de afdeling wetgeving;

Mme B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd opgesteld door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd uitgebracht door de heer P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer H. J. Jaumotte.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 264, eerste lid, 2°bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de met gereglementeerde markten als bedoeld in artikel 2, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gelijkgestelde andere gereglementeerde markten (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op artikel 264, eerste lid, gewijzigd bij artikel 41 van de wet van 6 juli 1994 en bij artikel 15, van de wet van 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, gegeven op 24 maart 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 3 april 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 3 april 2003;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat : - overeenkomstig artikel 264, eerste lid, 2°bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd door artikel 15, 2° van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, de roerende voorheffing niet is verschuldigd op het gedeelte van de dividenden dat in artikel 186 van hetzelfde Wetboek wordt vermeld, wanneer een vennootschap eigen aandelen verkrijgt die zijn toegelaten tot een Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 5° of 6° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, of tot een door de Koning, op advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, voor de toepassing van voornoemd artikel 264, daarmee erkende gelijkgestelde andere gereglementeerde markt, voor zover de verhandeling plaatsvindt op de centrale beursmarkt van Euronext of op een analoge markt; - artikel 32, § 1, eerste lid van de wet van 24 december 2002 voorziet dat artikel 15, 2° van diezelfde wet van toepassing is op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld, of als dusdanig aan te merken, vanaf 1 januari 2002; - het dientengevolge past onmiddellijk de voorwaarden inzake de toepassing van artikel 264, eerste lid, 2°bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vast te stellen teneinde de schuldenaars van de inkomsten en de belastingplichtigen zo spoedig mogelijk ervan in kennis te stellen;

Gelet op het advies nr. 35.172/2 van de Raad van State gegeven op 31 maart 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling II van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift van onderafdeling II wordt vervangen door het volgende opschrift : « Onderafdeling II.- Vrijstelling van de roerende voorheffing. (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 264) »; 2° er wordt een artikel 101bis ingevoegd, luidende : « Art.101bis. Voor de toepassing van artikel 264, eerste lid, 2°bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, moeten worden gelijkgesteld met de gereglementeerde markten bedoeld in artikel 2, 5° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de gereglementeerde secundaire markten voor financiële instrumenten, al dan niet voor het publiek toegankelijk, die zijn geplaatst onder het toezicht van een toezichthouder welke een gewoon lid is van de "Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders" (IOSCO), indien de maatschappelijke zetel van de marktonderneming welke de gereglementeerde secundaire markt organiseert, is gevestigd in een Staat, niet bedoeld in artikel 2, 6°, van voormelde wet van 2 augustus 2002 : - die een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten met België; - of waarvan de toezichthouder van de gereglementeerde markten met de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een samenwerkingsovereenkomst over het toezicht op de financiële markten heeft gesloten. »; 3° er wordt een artikel 101ter ingevoegd, luidende : « Art.101ter . De Federale overheidsdienst Financiën stelt elk jaar, voor de toepassing van artikel 101bis , een lijst op van de landen waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten alsmede, op voorstel van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, een lijst van de toezichthouders welke gewoon lid zijn van de IOSCO en een lijst van de toezichthouders met dewelke de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een samenwerkingsovereenkomst over het toezicht op de financiële markten heeft gesloten.

Deze lijsten en alle tijdens het jaar daarin aangebrachte wijzigingen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. ».

Art. 2.Artikel 1 is van toepassing op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld, of als dusdanig aan te merken, vanaf 1 januari 2002.

Art. 3.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. Reynders _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Wet van 6 juli 1994, Belgisch Staatsblad van 16 juli 1994.

Wet van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, 2de editie.

Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.

Wet van 2 augustus 2002, Belgisch Staatsblad van 4 september 2002.

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, wet van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^