Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 april 2003
gepubliceerd op 05 mei 2003

Koninklijk besluit tot instelling van een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten en twee Supraprovinciale Opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000307
pub.
05/05/2003
prom.
04/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/04/2003000307/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot instelling van een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten en twee Supraprovinciale Opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op artikel 9, vervangen bij de wet van 16 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 1991 tot instelling van een Opleidingsraad voor de brandweer;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 november 2002;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 10 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 22 januari 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, in het kader van de hervorming van de opleiding van de leden van de brandweerdiensten, er drie, met elkaar nauw in verband staande ontwerpen van koninklijk besluit werden opgesteld, waarvan dit koninklijk besluit er één is;

Overwegende dat er thans een juridisch vacuüm bestaat betreffende de opleiding, de brevetten en de loopbaan van de leden van de brandweer, tengevolge van de vernietiging door de Raad van State van het koninklijk besluit van 19 maart 1997 op 15 oktober 2002;

Overwegende dat de gemeenten, naar aanleiding van deze situatie, zelf talrijke bepalingen terzake kunnen nemen, waardoor het risico op ongelijkheid in behandeling tussen de leden van de openbare brandweerdiensten ontstaat;

Overwegende dat de oprichting van de opleidingsstructuren, vervat in dit koninklijk besluit, onontbeerlijk is om de kwaliteit en de uniformiteit van de opleidingen te verzekeren, alsook de afstemming van de opleidingen op de behoeften van de actoren op het terrein;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° « Minister » : de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken;2° « provinciale opleidingscentra » : de provinciale opleidingscentra voor de brandweer, bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer. HOOFDSTUK II. - De Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten

Art. 2.Bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten ingesteld, hierna « de Raad » genoemd.

Art. 3.De Raad is samengesteld uit : 1° de Directeur-generaal van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, of zijn gemachtigde, die het voorzitterschap waarneemt;2° acht vertegenwoordigers van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie, waarvan er vier behoren tot de Franstalige en Duitstalige vleugel, met inbegrip van een vrijwillig lid van een openbare brandweerdienst en waarvan er vier behoren tot de Nederlandstalige vleugel, met inbegrip van een vrijwillig lid van een openbare brandweerdienst;3° een vertegenwoordiger van de Vereniging der beroepsbrandweerofficieren van België;4° twee vertegenwoordigers van de Franstalige provinciale opleidingscentra en twee vertegenwoordigers van de Nederlandstalige provinciale opleidingscentra, die niet behoren tot een openbare brandweerdienst;5° een Franstalige pedagoog en een Nederlandstalige pedagoog, die alle twee lid zijn van een openbare brandweerdienst;6° twee ambtenaren van niveau 1 van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, elk behorend tot een verschillende taalrol en waarvan er minstens één met operationele taken belast is.

Art. 4.De leden van de Raad worden benoemd door de Minister : 1° op voordracht van de betrokken taalvleugels van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie, voor de leden bedoeld in artikel 3, 2° en 5°;2° op voordracht van de Vereniging der beroepsbrandweerofficieren van België, voor het lid bedoeld in artikel 3, 3°;3° op voordracht van het college van directeurs van de provinciale opleidingscentra, voor de leden bedoeld in artikel 3, 4°;4° op voordracht van de Directeur-generaal van de Civiele Veiligheid, voor de ambtenaren bedoeld in artikel 3, 6°.

Art. 5.De Raad heeft tot opdracht : 1° voorstellen aan de Minister te doen betreffende de opleiding van de openbare brandweerdiensten : a) inzake de inhoud van de lessen;b) inzake de doelstellingen en de eindtermen van de lessen;c) inzake de organisatie van de opleidingen;d) inzake de te organiseren nieuwe opleidingen.2° een advies uit te brengen over elk ontwerp van reglementering inzake opleiding, dat hem voorgelegd wordt door de Minister;3° een advies te verlenen aan de Minister over elke vraag die hij hem voorlegt inzake opleiding;4° verslag uit te brengen over de kwaliteit van de opleidingen georganiseerd door de verschillende opleidingscentra. De Voorzitter deelt de adviezen, voorstellen en verslagen van de Raad mee aan de Minister.

Art. 6.De Raad komt minstens één keer per jaar samen.

Art. 7.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Het wordt ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd.

Art. 8.Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door ambtenaren van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid. HOOFDSTUK III. - De Programmeringscommissie

Art. 9.Er wordt een Programmeringscommissie ingesteld bij de Raad.

Art. 10.De Programmeringscommissie wordt samengesteld uit : 1° een ambtenaar van niveau 1 van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, die het voorzitterschap waarneemt;2° vier Franstalige leden, waarvan er minstens drie lid zijn van een openbare brandweerdienst, met inbegrip van een Duitstalig lid, en vier Nederlandstalige leden, waarvan er minstens drie lid zijn van een openbare brandweerdienst;3° een vertegenwoordiger van de Franstalige provinciale opleidingscentra en een vertegenwoordiger van de Nederlandstalige provinciale opleidingscentra, die niet behoren tot een brandweerdienst.

Art. 11.De leden van de Programmeringscommissie worden benoemd door de Minister : 1° op voordracht van de Directeur-generaal van de Civiele Veiligheid of van zijn gemachtigde, voor het lid bedoeld in artikel 10, 1°;2° op voordracht van de Raad, voor de leden bedoeld in artikel 10, 2°; op voordracht van het college van directeurs van de Franstalige provinciale opleidingscentra voor de Franstalige vertegenwoordiger bedoeld in artikel 10, 3° en op voordracht van het college van directeurs van de Nederlandstalige provinciale opleidingscentra voor de Nederlandstalige vertegenwoordiger bedoeld in artikel 10, 3°.

Art. 12.§ 1. De Programmeringscommissie heeft als opdracht : 1° de behoeften inzake theoretische en praktische lessen te bepalen;2° elk voorstel te doen aan de Minister inzake de uniformering van de organisatie van de lessen en van de organisatie van de examens;3° een advies over de inhoud van de syllabi, die dienen als schriftelijke ondersteuning bij de lessen, te geven;4° de uitvoering van de opdrachten toevertrouwd aan het in artikel 15 bedoelde redactiecomité, te controleren. § 2. De Programmeringscommissie vertegenwoordigt de Raad binnen de grenzen van de haar toegekende bevoegdheden. § 3. De voorzitter deelt de adviezen en voorstellen van de Programmeringscommissie mee aan de Minister.

Art. 13.De Programmeringscommissie komt minstens één keer per jaar samen.

Art. 14.De Programmeringscommissie stelt haar huishoudelijk reglement op. Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister.

Art. 15.Bij de Programmeringscommissie wordt een Redactiecomité ingesteld, belast met : 1° de uniformering, de opstelling en de actualisering van de syllabi die dienen als ondersteuning bij de lessen;2° het voorleggen van de maatregelen die het nodig acht met het oog op de uniformering van de organisatie van de examens in de provinciale opleidingscentra, aan de in dit hoofdstuk bedoelde Programmeringscommissie.

Art. 16.De samenstelling van het Redactiecomité varieert naar- gelang van de aard van de opdracht die eraan toevertrouwd wordt.

Het is samengesteld uit maximum twee Franstalige leden en twee Nederlandstalige leden, die respectievelijk behoren tot de Franstalige openbare brandweerdiensten en tot de Nederlandstalige openbare brandweerdiensten en één lid dat behoort tot de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp.

De leden worden benoemd door de Minister op voordracht van de Programmeringscommissie. De Minister bepaalt de inhoud en de duur van hun opdracht.

Het Redactiecomité kan deskundigen uitnodigen om hun bijdrage aan zijn activiteiten te leveren.

Art. 17.De Minister bepaalt de vergoedingen die de leden van het Redactiecomité genieten en de modaliteiten van terugbetaling van hun wedde aan de overheden waartoe zij behoren.

Hij bepaalt de vergoedingen die de deskundigen genieten.

Art. 18.Het Secretariaat van de Programmeringscommissie en van het Redactiecomité wordt waargenomen door ambtenaren van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid. HOOFDSTUK IV. - De Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling

Art. 19.Er wordt een Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling ingesteld bij de Raad.

Art. 20.De Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling is samengesteld uit : 1° een ambtenaar van niveau 1 van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, die het voorzitterschap waarneemt;2° vier Franstalige leden, waarvan er minstens drie lid zijn van een openbare brandweerdienst, en vier Nederlandstalige leden, waarvan er minstens drie lid zijn van een openbare brandweerdienst.

Art. 21.De leden van de Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling worden benoemd door de Minister : 1° op voordracht van de Directeur-generaal van de Civiele Veiligheid, of van zijn gemachtigde, voor de ambtenaar bedoeld in artikel 20, 1°;2° op voordracht van de Raad voor de leden bedoeld in artikel 20, 2°.

Art. 22.De Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling heeft als opdracht : 1° een advies te geven aan de Minister over de aanvragen tot gelijkstelling van diploma's, cursussen of brevetten en over de aanvragen tot vrijstelling van lessen en examens, die haar voorgelegd worden door de Directeur-generaal van de Civiele Veiligheid of door zijn gemachtigde;2° op eigen initiatief voorstellen van gelijkstelling of vrijstelling te doen aan de Minister inzake opleiding. Zij vertegenwoordigt de raad binnen de grenzen van de haar toegekende bevoegdheden.

De voorzitter deelt de adviezen en voorstellen van de Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling mee aan de Minister.

Art. 23.De Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling komt minstens één keer per jaar samen.

Art. 24.De Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling stelt haar huishoudelijk reglement op. Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister.

Art. 25.Het secretariaat van de Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling wordt waargenomen door ambtenaren van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid. HOOFDSTUK V. - De Supraprovinciale Opleidingsraden van de openbare brandweerdiensten

Art. 26.Er wordt een Supraprovinciale Opleidingsraad voor de Franstalige en Duitstalige openbare brandweerdiensten, hierna « Franstalige en Duitstalige Supraprovinciale Raad » genoemd, en een Supraprovinciale Opleidingsraad voor de Nederlandstalige openbare brandweerdiensten, hierna « Nederlandstalige Supraprovinciale Raad » genoemd, ingesteld.

Art. 27.De Franstalige en Duitstalige Supraprovinciale Raad is samengesteld uit : 1° de voorzitter van de Franstalige en Duitstalige vleugel van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie, of zijn gemachtigde;2° de directeurs van de Franstalige provinciale opleidingscentra of hun gemachtigden;3° zes technici, waaronder één Duitstalige, die de Franstalige en Duitstalige openbare brandweerdiensten vertegenwoordigen;4° een vertegenwoordiger van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid die behoort tot het operationele kader;5° een beroepsofficier die de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp vertegenwoordigt.

Art. 28.De Nederlandstalige Supraprovinciale Raad is samen-gesteld uit : 1° de voorzitter van de Nederlandstalige vleugel van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie, of zijn gemachtigde;2° de directeurs van de Nederlandstalige provinciale opleidingscentra, of hun gemachtigden;3° zes technici die de Nederlandstalige openbare brandweerdiensten vertegenwoordigen;4° een vertegenwoordiger van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid die behoort tot het operationele kader;5° een beroepsofficier die de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp vertegenwoordigt.

Art. 29.De leden van de Supraprovinciale Raden worden benoemd door de Minister : 1° op voordracht van de betrokken provinciale opleidingscentra, voor de leden bedoeld in de artikelen 27, 2° en 28, 2°;2° op voordracht van de voorzitter van de Franstalige en Duitstalige vleugel van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie, voor de technici bedoeld in artikel 27, 3°;3° op voordracht van de voorzitter van de Nederlandstalige vleugel van de Koninklijke Belgische Brandweerfederatie, voor de technici bedoeld in artikel 28,3°;4° op voordracht van de Directeur-generaal van de Civiele Veiligheid of van zijn gemachtigde, voor de vertegenwoordigers van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid bedoeld in de artikelen 27, 4° en 28,4°;5° op voordracht van de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp, voor de officieren bedoeld in de artikelen 27, 5° en 28, 5°.

Art. 30.De Supraprovinciale Raden hebben als opdracht, elk voor de hem betreffende provinciale opleidingscentra : 1° de coördinatie van de door de provinciale opleidingscentra gegeven opleidingen te verzekeren;2° de kwaliteit van de door de provinciale opleidingscentra gegeven opleidingen te controleren en verslag uit te brengen aan de Raad;3° verslag uit te brengen aan de Raad over de toepassing, door de provinciale opleidingscentra, van de instructies en richtlijnen inzake de opleiding van de leden van de openbare brandweerdiensten;4° aan de Raad en aan de Commissies bedoeld in hoofdstuk III en IV, elk voorstel te doen teneinde de inhoud en de organisatie van de opleiding van de leden van de openbare brandweerdiensten te verbeteren. HOOFDSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen van de leden van de Raad en van de Commissies bedoeld in hoofdstuk III, IV en V

Art. 31.Er wordt een plaatsvervanger benoemd per effectief lid voor de Raad, de Commissies en de Supraprovinciale Raden bedoeld in hoofdstuk III, IV en V. De plaatsvervangende leden worden benoemd door de Minister volgens dezelfde procedure als die welke respectievelijk voorzien is voor de effectieve leden.

Art. 32.§ 1. De duur van het mandaat van de effectieve leden en van de plaatsvervangende leden van de Raad, van de Commissies en van de Supraprovinciale Raden bedoeld in hoofdstuk III, IV en V, bedraagt vijf jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. § 2. Het mandaat eindigt : 1° wanneer de duur ervan verstreken is;2° in geval van ontslag;3° in geval van overlijden. Er wordt voorzien in de vervanging van het lid van wie het mandaat vóór de normale vervaldatum beëindigd is. In dit geval zal het nieuwe lid het mandaat van het lid dat hij vervangt, beëindigen.

Art. 33.Er worden presentiegelden toegekend aan de leden van de Raad, van de Commissies en van de Supraprovinciale Raden bedoeld in hoofdstuk III, IV en V voor de vergaderingen waaraan zij deelnemen, met een maximum van 12 presentiegelden per jaar, met uitzondering van de leden die federale Rijksambtenaren zijn.

De Minister bepaalt het bedrag van de presentiegelden.

De presentiegelden worden toegekend voor zover de vergadering minstens drie uur duurt.

Art. 34.De leden van de Raad, van de Commissies en van de Supraprovinciale Raden bedoeld in hoofdstuk III, IV en V kunnen de terugbetaling van hun reiskosten verkrijgen, overeenkomstig de van kracht zijnde reglementering voor de federale Rijksambtenaren.

Zij worden, voor de toepassing van deze reglementering, gelijkgesteld met de federale Rijksambtenaren van niveau I. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 35.Het koninklijk besluit van 10 juni 1991 tot instelling van een Opleidingsraad voor de brandweer, wordt opgeheven.

Art. 36.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^