Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 mei 2003
gepubliceerd op 12 juni 2003

Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Raad van Bestuur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012314
pub.
12/06/2003
prom.
03/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/03/2003012314/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Raad van Bestuur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 december 2002 houdende de oprichting van een Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen;

Gelet op het koninklijk besluit tot vaststelling van het organieke statuut van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, onder andere artikel 4;

Overwegende dat de Raad van Bestuur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen op zijn vergadering van 1 april 2003 het huishoudelijk reglement heeft opgesteld, bijgegevoegd aan dit besluit;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke-Kansenbeleid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het als bijlage bij dit besluit gevoegde huishoudelijk reglement van de Raad van Bestuur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen wordt goedgekeurd.

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2003.

Art. 3.Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke-Kansenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke-Kansenbeleid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage bij het koninklijk besluit van 3 mei 2003 betreffende de goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Raad van bestuur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen Huishoudelijk reglement van de Raad van Bestuur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

Artikel 1.§ 1. De werkzaamheden van de Raad van Bestuur, hierna genoemd "de Raad", van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, hierna genoemd "het Instituut", worden geleid door de voorzitter of voorzitster. § 2. In geval van afwezigheid van de voorzitter of voorzitster wordt het voorzitterschap uitgeoefend door de ondervoorzitter of de ondervoorzitster. Is ook de ondervoorzitster of ondervoorzitter afwezig of belet, dan wordt het voorzitterschap uitgeoefend door het oudste aanwezige effectieve lid.

Art. 2.§ 1. De Raad vergadert ten minste achtmaal per jaar op bijeenroeping door de voorzitter of de voorzitster. Hij komt tevens samen op verzoek van ten minste drie effectieve leden van de Raad.

Indien dit initiatief uitgaat van ten minste drie leden, dan richten dezen daartoe een schriftelijke vraag tot de voorzitter of de voorzitster met omschrijving en verantwoording van het (de) voorgestelde agendapunt(en). § 2. Behoudens spoedeisende gevallen worden de uitnodigingen ten minste vijf kalenderdagen voor de vergadering, de dag van de verzending en de dag van de vergadering niet inbegrepen, door het secretariaat van de Raad verzonden. § 3. De uitnodigingen vermelden de plaats, de dag, het uur en de agenda van de vergadering. De voorbereidende stukken worden behoudens in spoedeisende gevallen bijgevoegd.

Art. 3.§ 1. De agenda van de Raad wordt door de voorzitter of de voorzitster op voorstel van de directie vastgesteld. § 2. De agenda omvat minstens : 1° de goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering;2° elk punt dat door ten minste één lid wordt voorgesteld en dat ten minste 10 kalenderdagen vóór de vergadering waarop hij (zij) het wenst(en) behandeld te zien, werd ingediend;3° ambtshalve, elk punt dat door de Minister die het beleid van de Gelijkheid van vrouwen en mannen onder zijn of haar bevoegdheden heeft of de Regeringscommissaris wordt voorgesteld. § 3. Daarenboven kan de Raad op vraag van twee derden van de aanwezige leden beslissen een punt, dat er niet op voorkomt, aan de agenda toe te voegen. § 4. De Raad keurt vóór 1 mei de rekeningen van het voorbije jaar goed en maakt voor 1 november de begroting voor het volgend jaar op. § 5. De Raad keurt het jaarverslag dat voorbereid wordt door de directie van het Instituut goed en zend het naar de bevoegde Minister. § 6. De Raad beraadslaagt jaarlijks over het algemene beleid van het Instituut waarvan hij de opvolging verzekert.

Art. 4.De Raad kan voor bepaalde punten bevoegde personen wier aanwezigheid of advies gewenst is, uitnodigen.

Art. 5.De Raad neemt zijn beslissingen bij handopsteken. Er wordt evenwel tot een geheime stemming overgegaan : 1° op verzoek van de voorzitter of de voorzitster of van ten minste tweederde van de aanwezige leden;2° bij het nemen van beslissingen over personen, met name over personeelsleden van het Instituut.

Art. 6.§ 1. Het secretariaat van de Raad wordt verzekerd door de leden van het personeel van het Instituut die daartoe worden aangeduid door de Raad van Bestuur op voorstel van de directie van het Instituut. § 2. Het secretariaat stelt de notulen van de vergadering op, die worden ondertekend door de voorzitter of de voorzitster, de ondervoorzitter of de ondervoorzitster.

De notulen bevatten een samenvatting van de besprekingen en de weergave van de beslissingen.

Het ontwerp van de notulen wordt aan de leden en aan de regeringscommissaris meegedeeld. Het wordt tijdens de eerstvolgende vergadering aan de Raad ter goedkeuring voorgelegd.

Een afschrift van de notulen wordt verzonden aan de Minister die het beleid van de Gelijkheid van vrouwen en mannen onder zijn of haar bevoegdheden heeft.

Art. 7.De leden van de Raad en alle personen die deelnemen aan de vergaderingen van de Raad zijn gehouden tot discretie inzake inlichtingen aangaande natuurlijke personen en rechtspersonen, zowel van publiek als privaat recht, waarover zij in de loop van deze vergaderingen kennis hebben gekregen.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 mei 2003 betreffende de goedkeuring van het huishoudelijke reglement van de raad van bestuur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke-Kansenbeleid, Mevr. L. ONKELINX

^