gepubliceerd op 04 juli 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot oprichting van het sectoraal fonds voor de 2e pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector
3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot oprichting van het sectoraal fonds voor de 2e pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot oprichting van het sectoraal fonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 Oprichting van het sectoraal fonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector (Overeenkomst geregistreerd op 6 februari 2007 onder het nummer 81889/CO/121)
Art. 2.Het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen beslist, bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, een sectoraal fonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector op te richten en waarvan de statuten hierna zijn vastgesteld.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007 en is aangegaan voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door een der partijen, mits inachtneming van een opzeggingstermijn van 3 maanden, die niet eerder mag ingaan dan op 1 januari 2009. Opzegging geschiedt bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot oprichting van het sectoraal fonds voor de 2de pensioenpijler voor de arbeiders van de schoonmaaksector Statuten HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze statuten zijn van toepassing : 1° op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen ressorteren;2° op de werklieden en werksters tewerkgesteld door de sub 1° bedoelde werkgevers. HOOFDSTUK II. - Benaming, zetel, doel, bestaansduur
Art. 2.Er wordt met ingang van 1 januari 2007 een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, zoals bedoeld in de wet van 7 januari 1958, genaamd : "Fonds 2de pensioenpijler PC 121".
Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" is opgericht volgens de bepalingen van hoofdstuk III van de WAP.
Art. 3.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1040 Brussel, Nerviërslaan 117. Hij kan bij collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, overgebracht worden naar elke andere plaats in België.
Art. 4.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" heeft als enig tot doel de inrichting van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel voor de arbeiders van de schoonmaaksector.
Art. 5.De opdracht tot inrichting van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel is beperkt tot : a) de organisatie van de doorstroming van de noodzakelijke gegevens;b) de organisatie van de financiële stroom;c) het toezicht op de algemene werking en op de resultaten van de verzekeringsinstelling;d) het toezicht op het solidariteitsluik, beheerd door de pensioeninstelling;e) de informatie aan de aangeslotenen en hun werkgevers;f) de vaststelling van de modaliteiten en procedures die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 6.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" is opgericht voor een onbepaalde duur. HOOFDSTUK III. - Beheer
Art. 7.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers.
Deze raad bestaat uit acht effectieve leden, te weten vier werkgeversafgevaardigden en vier werknemersafgevaardigden.
Er worden vier plaatsvervangende leden aangeduid, waarvan twee werkgeversafgevaardigden en twee werknemersafgevaardigden.
Deze plaatsvervangers mogen zetelen wanneer de effectieve leden verhinderd zijn.
De leden van de raad van beheer worden aangewezen door het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, onder de effectieve en plaatsvervangende leden van dit comité.
Hun mandaat eindigt wanneer zij ophouden lid te zijn van het paritair comité waarvan zij deel uitmaakten. In dit geval worden zij vervangen door een lid behorend tot hetzelfde paritair comité en tot dezelfde groep als het lid wiens mandaat een einde nam.
Art. 8.§ 1. De raad van bestuur van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" kiest een voorzitter en een vice-voorzitter onder zijn leden. De voorzitter en de vice-voorzitter mogen niet tot dezelfde groep behoren.
Wanneer de voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering van de raad van beheer voorgezeten door de vice-voorzitter, en in geval deze laatste afwezig is, door de oudste bestuurder. § 2. De raad van beheer stelt onder zijn leden een afgevaardigd bestuurder aan.
De afgevaardigd bestuurder is belast met het geheel van de taken van het dagelijks bestuur van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121".
In deze zin en in het kader van deze statuten, mag hij dus rechtstreeks alle initiatieven nemen die hij nodig acht om het geheel van het beheer van dit laatste tot een goed einde te brengen.
De afgevaardigd bestuurder is aan de raad van bestuur verantwoording verschuldigd voor het goed beheer van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121", in het kader van de middelen te zijner beschikking en de richtlijnen die hem werden gegeven door de raad van bestuur van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" en door deze statuten.
Art. 9.De raad van bestuur vergadert op bijeenroeping van de voorzitter of van de afgevaardigd bestuurder. Deze is ertoe gehouden telkens wanneer ten minste drie leden van de raad van bestuur erom verzoeken, de raad bijeen te roepen. De oproepingen vermelden de agenda.
De notulen van de vergaderingen worden opgemaakt door de secretaris, aangewezen door de raad van bestuur.
Uittreksels uit deze notulen worden ondertekend door de voorzitter of door twee bestuurders.
De beslissingen worden genomen met eenparigheid van stemmen der aanwezige stemgerechtigde leden. Alleen de effectieve leden en de plaatsvervangers die een effectief lid vervangen zijn stemgerechtigd.
De stemming is geldig indien eraan deelgenomen wordt door ten minste één lid van elke in de raad van bestuur vertegenwoordigde organisatie en op voorwaarde dat het ter stemming gebrachte punt duidelijk vermeld werd op de agenda van de bijeenroeping der vergadering.
Art. 10.De raad van bestuur heeft tot opdracht het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" te beheren en alle maatregelen te treffen welke nodig blijken voor zijn goede werking. Hij bezit de meest uitgebreide machten voor het beheer en het besturen van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121". De raad van bestuur kan in rechte optreden in naam van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" op vervolging en benaarstiging van de voorzitter of van de daartoe afgevaardigde bestuurder. De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheid aan één of meer zijner leden of zelfs aan derden overdragen.
Voor al de handelingen, andere dan die waarvoor de raad bijzondere opdrachten heeft gegeven, volstaat, opdat het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" geldig vertegenwoordigd weze tegenover derden, de gezamenlijke handtekening van twee beheerders, één van iedere groep zonder dat deze beheerders van enige beraadslaging of machtiging moeten laten blijken.
De bestuurders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat en gaan ten opzichte der verbintenissen van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" geen enkele persoonlijke verplichting aan tengevolge van hun beheer. HOOFDSTUK IV. - Financiering
Art. 11.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121"beschikt over de bijdragen verschuldigd door de in artikel 1, 1°, bedoelde werkgevers.
Art. 12.De bijdragen voor de financiering van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel worden uitsluitend vastgesteld bij algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen.
Art. 13.De inning en de invordering van de bijdragen worden verzekerd door de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK V. - Begroting, rekeningen
Art. 14.Het boekjaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december. Voor de eerste maal zal het boekjaar op 1 januari 2008 aanvangen en op 31 december 2008 afgesloten worden.
Art. 15.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het voornoemd paritair comité. Ingevolge artikel 5 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, bepaalt de raad van beheer elk jaar het deel van de ontvangsten dat mag worden aangewend om de bestuurskosten van het fonds te dekken.
Art. 16.Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten. De afsluiting en de balans moeten op boekhoudkundig gebied voldoende gespecificeerd worden.
De raad van bestuur, alsmede de bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid door het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen aangewezen revisor brengen jaarlijks een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar. De balans, samen met voormelde schriftelijke jaarlijkse verslagen, dienen uiterlijk tijdens de maand september ter goedkeuring aan het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen voorgelegd te worden. HOOFDSTUK VI. - Ontbinding, vereffening
Art. 17.Het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121" kan enkel ontbonden worden krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen. Deze collectieve arbeidsovereenkomst gaat slechts in op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op een periode van zes maanden na de overeenkomst.
Wanneer de raad van bestuur van het "Fonds 2de pensioenpijler PC 121"in de onmogelijkheid verkeert zijn mandaat uit te oefenen, ingevolge een onoplosbaar meningsverschil, wordt hij binnen de drie maanden door de voorzitter van het paritair comité in gebreke gesteld.
Indien binnen de drie maanden na de ingebrekestelling de raad van bestuur nog steeds in dezelfde onmogelijkheid verkeert, wordt het fonds automatisch als ontbonden beschouwd. Deze ontbinding gaat in op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de periode van negen maanden na de ingebrekestelling.
Het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun machten en bezoldigingen en wijst de bestemming van het vermogen aan.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN