Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juli 2022
gepubliceerd op 14 juli 2022

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheids -diensten en het koninklijk besluit van 2 oktober 2002 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten

bron
federale overheidsdienst beleid en ondersteuning
numac
2022032704
pub.
14/07/2022
prom.
03/07/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 31/10/2001 numac 2001002158 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 01/11/2001 numac 2001003494 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheids -diensten en het koninklijk besluit van 2 oktober 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/10/2002 pub. 09/10/2002 numac 2002002263 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen stelt maatregelen voor om de continuïteit van de openbare dienstverlening te waarborgen op het niveau van de management- en staffuncties bij de federale overheidsdiensten.

Het functioneren van de verschillende maatschappelijke sectoren ondervindt momenteel een impact van de gezondheidscrisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19.

Doordat de gezondheidscrisis blijft duren en door het verspreidingsniveau van het virus en de sterke stijging van het aantal besmettingen de voorbije maanden zijn er bij het federaal openbaar ambt kritieke situaties ontstaan op de verschillende niveaus van het beheer van de human resources en de overheidsdiensten in het federaal openbaar ambt.

Strategische functies zoals management- en staffuncties binnen domeinen die cruciaal zijn voor de aanpak van de gezondheidscrisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19 (zoals het domein van de gezondheid om er maar een van te noemen) worden tijdelijk niet uitgeoefend.

In de voormelde sector, die een belangrijke rol speelt bij het aanpakken van de gezondheidscrisis, kan de continuïteit van de openbare dienstverlening in ernstige mate geschaad worden doordat deze situatie niet kan worden opgevangen.

Het koninklijk besluit voorziet in verschillende duurzame maatregelen waarmee men een antwoord kan bieden in termen van goed beheer van de openbare dienstverlening wanneer een federale overheidsdienst het hoofd moet bieden aan de daadwerkelijke niet-uitoefening van zijn functie door de houder van een management- of staffunctie ten gevolge van een afwezigheid wegens ziekte.

Het koninklijk besluit stelt de modaliteiten voor drie onderscheiden maatregelen vast. Voor elk ervan is voorzien in een geldelijke tegemoetkoming om de financiële last die de aanduiding inhoudt te dekken.

Deze maatregelen zijn: 1. de overdracht van bevoegdheden van de afwezige mandaathouder;2. de tijdelijke vervanging binnen het betrokken mandaat;3. de tijdelijke of definitieve aanduiding van een andere mandaathouder. De bevoegde overheid kiest voor de maatregel die haar het meest passend lijkt in het licht van de aan te pakken situatie; ze motiveert haar keuze.

De tijdelijke overdracht van bevoegdheden en de tijdelijke vervanging kunnen van kracht worden vanaf de aanvang van de afwezigheid wegens ziekte, zodra de continuïteit van de dienstverlening dat vereist.

Binnen dezelfde context is de tijdelijke of definitieve aanduiding van een andere mandaathouder enkel mogelijk als de oorspronkelijke houder minstens zes maanden afwezig is wegens ziekte.

De oorspronkelijke mandaathouder blijft aangeduid in de betreffende mandaatfunctie.

Naast de vaststelling van de afwezigheid wegens ziekte in hoofde van de oorspronkelijke mandaathouder stoelt het gebruik van een van de hierboven vermelde maatregelen op de bewezen vaststelling van de impact van de ziekte op de continuïteit van de openbare dienstverlening. Deze elementen worden overgenomen in de beslissing van de bevoegde overheid.

De eerste maatregel heeft betrekking op een tijdelijke overdracht van bevoegdheden van de oorspronkelijke houder van de management- of staffunctie aan een andere mandaathouder of een ambtenaar van de betrokken federale overheidsdienst. Voor de duur van de tijdelijke overdracht wordt een financiële tegemoetkoming die overeenkomt met het bedrag van de directiepremie (€ 735) toegekend.

De hierna beschreven maatregelen twee en drie stroken met de principes betreffende het gebruik van de talen bij de overheid (wet van 18 juli 1966).

In het kader van de tijdelijke vervanging (tweede maatregel) kan de minister of de staatssecretaris: * ofwel een houder van een management- of staffunctie aanwijzen; * ofwel een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5 die eerder is aangeduid in een tijdelijke vervanging voor een management- of staffunctie; om de management- of staffunctie uit te oefenen van de houder die afwezig is wegens ziekte zodra deze afwezigheid de continuïteit van de openbare dienstverlening in het gedrang brengt.

De tijdelijke vervanger krijgt een weddecomplement voor de duur van de tijdelijke vervanging. Dit complement is gelijk aan het verschil tussen de wedde van de vervanger en de wedde van de vervangen mandaathouder.

De aanstellingsakte die de tijdelijke vervanging beoogt, vermeldt duidelijk dat de terugkeer uit ziekte van de oorspronkelijke mandaathouder automatisch leidt tot het einde van de aanduiding in de tijdelijke vervanging.

De derde maatregel wordt beoogd wanneer de afwezigheid wegens ziekte langer duurt dan zes maanden. In dit kader kan de minister opteren voor: 1° een tijdelijke aanduiding in een mandaat waarvan de duur beperkt is tot de resterende duur van het lopende mandaat van de afwezige houder van de management- of staffunctie;2° een definitieve aanduiding in een mandaat van zes jaar. De tijdelijke aanduiding (1° ) wordt georganiseerd op grond van een "versnelde" vergelijkende selectieprocedure met onderzoek van de aanspraken en verdiensten. Ze is toegankelijk voor kandidaten die reeds over erkende competenties beschikken inzake management- of stafvaardigheden (houder van een federaal mandaat in functie, voormalig houder van een federaal mandaat van wie de laatste effectieve evaluatie gunstig is, laureaat gerangschikt in groep A, niet aangeduid in eenzelfde functie met federaal mandaat sinds minder dan 24 maanden of in een functie met federaal mandaat van een gelijkwaardig of hoger niveau sinds minder dan 12 maanden / rijksambtenaar van de klassen A4 of A5 die eerder is aangeduid in een tijdelijke vervanging voor een management- of staffunctie).

Onverminderd de motivering verbonden aan de duur van de ziekte en aan de impact ervan op de continuïteit van de dienstverlening vermeldt de aanstellingsakte in dit tijdelijke mandaat duidelijk de einddatum van het te verzekeren mandaat. Deze einddatum van het mandaat komt overeen met de einddatum van het lopende mandaat van de zieke oorspronkelijke mandaathouder.

De definitieve aanduiding (2° ) van een nieuwe mandaathouder in een mandaat van zes jaar gebeurt op grond van een klassieke vergelijkende selectieprocedure voor een mandaatfunctie.

De aanstelling van een mandaathouder in een ander mandaat na een tijdelijke of definitieve aanstelling zoals hierboven beschreven, heeft als gevolg het einde aan het oorspronkelijke mandaat van deze mandaathouder.

De geldelijke tegemoetkoming voor deze aanduiding komt overeen met de salarisband, verbonden aan de management- of staffunctie waarvan de oorspronkelijke houder afwezig is wegens ziekte (langer dan zes maanden), die respectievelijk wordt toegekend in het kader van een tijdelijke aanduiding voor een duur die beperkt is tot de resterende duur van het mandaat van de afwezige houder en in het kader van een definitieve aanduiding voor een duur van zes jaar.

De houder van de management- of staffunctie die ziek is, behoudt al zijn rechten tijdens zijn periode van ziekte tot het einde van zijn mandaat.

Na een tijdelijke aanduiding (beperkte duur die overeenkomt met de resterende duur van het lopende mandaat van de oorspronkelijke mandaathouder) of een definitieve aanduiding (zes jaar) kan de oorspronkelijke mandaathouder die terugkeert na ziekte vragen om ter beschikking gesteld te worden en zal hij derhalve opdrachten van algemeen belang toevertrouwd krijgen. A contrario, als de "oorspronkelijke" houder de daadwerkelijke uitoefening van zijn mandaatfunctie hervat bij zijn terugkeer na ziekte, zal de andere mandaathouder die werd aangeduid ten gevolge van de hierboven vermelde beslissing opdrachten van algemeen belang toevertrouwd krijgen tot het einde van zijn mandaat.

Het bovenvermeld opdracht vormt geen nieuwe aanstelling in een mandaat. De evaluatie van de opdrachthouder verloopt volgens de maatregelen die van toepassing zijn voor het rijkspersoneel.

De hernieuwing van het mandaat op grond van hoofdstuk VII van de koninklijke besluiten betreffende de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten is niet van toepassing op de situatie van de mandaathouder aangeduid in toepassing van artikelen 14ter en 15ter ingevoegd door dit koninklijk besluit.

Er werd rekening gehouden met opmerkingen van de Raad van State. De betrokken artikelen, de aanhef alsook het verslag aan de Koning werden aangepast.

Niettemin wordt in het belang van de samenhang en de continuïteit van de openbare dienstverlening de onmiddellijke inwerkingtreding van het koninklijk besluit gehandhaafd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken P. DE SUTTER

Raad van state, afdeling Wetgeving, advies 71.409/4, van 1 juni 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 31/10/2001 numac 2001002158 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 01/11/2001 numac 2001003494 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten en het koninklijk besluit van 2 oktober 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/10/2002 pub. 09/10/2002 numac 2002002263 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten' Op 25 april 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eersteminister en Minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengt van vijftien dagen *een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 31/10/2001 numac 2001002158 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 01/11/2001 numac 2001003494 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten en het koninklijk besluit van 2 oktober 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/10/2002 pub. 09/10/2002 numac 2002002263 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 1 juni 2022. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Luc CAMBIER en Bernard BLERO, staatsraden, en Anne-Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Ambre VASSART, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 1 juni 2022.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN Uit het aan de afdeling Wetgeving overgezonden dossier blijkt dat geen enkele regelgevingsimpactanalyse werd uitgevoerd.

Artikel 6, § 1, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging' bepaalt echter: "Elk regeringslid voert volgens de voorwaarden die door de Koning zijn vastgelegd bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in artikel 5 bedoelde impactanalyse uit van de voorontwerpen van wet en van de ontwerpen van koninklijke of ministeriële besluiten die onder zijn bevoegdheid vallen en waarvoor de tussenkomst van de Ministerraad is vereist door een wettelijke of reglementaire bepaling".

De steller van het ontwerp is evenwel vrijgesteld van het vervullen van dat vormvereiste krachtens artikel 8, § 1, 4°, van diezelfde wet, waarin wordt bepaald dat een tekst die betrekking heeft op "de autoregulering van de federale overheid" is vrijgesteld van een impactanalyse. Dat is in casu inderdaad het geval, aangezien bepalingen die betrekking hebben op de oprichting en de organisatie van de overheidsdiensten en op het statuut van het overheidspersoneel, onder die omschrijving vallen.1 Overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021141 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 27/12/2013 numac 2013207191 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 , betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen sluiten `houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging', moet in de aanhef, na de aanhefverwijzingen, echter wel een overweging worden opgenomen die als volgt luidt: "Overwegende dat dit besluit krachtens artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging vrijgesteld is van een regelgevingsimpactanalyse;".

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP AANHEF 1. In het vijfde lid van de Franse tekst dient de juiste datum te worden vermeld waarop de staatssecretaris voor Begroting het ontwerp akkoord heeft bevonden, te weten 17 februari 2022.2. In het zesde lid van de Franse tekst dient de datum van het protocol van het Comité voor de federale overheidsdiensten te worden aangevuld met de vermelding van het jaar 2022. DISPOSITIEF Artikel 1 1.1. Het ontworpen besluit regelt de vervanging van het strategisch personeel (managementfuncties voor het voorliggende artikel) in geval van ziekte, teneinde de continuïteit van de openbare dienstverlening te waarborgen. 1.2. In dat opzicht onderscheidt het ontwerp drie regelingen waarmee de functies van afwezig personeel kunnen worden uitgeoefend door een vervanger (in voorkomend geval een ambtenaar van het overheidsbestuur).

Het gaat erom: - te voorzien in een premie ten gunste van de ambtenaar aan wie de bevoegdheden van de afwezige mandaathouder zijn gedelegeerd (ontworpen artikel 15bis); - een andere ambtenaar tijdelijk te belasten met de uitoefening van het mandaat middels de toekenning van een weddecomplement dat overeenstemt met het weddeverschil tussen de weddeschaal van de klasse waarin hij is benoemd en de salarisband waaraan de betreffende managementfunctie is gekoppeld (ontworpen artikel 15ter, §§ 1 en 2); - wanneer de afwezigheid langer duurt dan zes maanden, een nieuwe mandaathouder aan te stellen voor de resterende duur van het mandaat van de afwezige of voor een termijn van zes jaar (ontworpen artikel 15ter, §§ 3, 4 en 5). 1.3. In het kader van de derde situatie voert het ontworpen artikel 15ter een regeling in van "terbeschikkingstelling" van de vervanger ingeval de mandaathouder terugkeert uit afwezigheid wegens ziekte.

Paragraaf 5 van dat artikel luidt als volgt: "De houder van de managementfunctie van voorzitter van het directiecomité of voorzitter die voor zes jaar is aangeduid in toepassing van § 3, derde lid, 2°, wordt ter beschikking gesteld van de minister na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende managementfunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.

De houder van een managementfunctie -1,- 2 en -3 die voor zes jaar is aangeduid in toepassing van § 3, derde lid, 2°, wordt ter beschikking gesteld van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende managementfunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.

In afwijking van het eerste en het tweede lid, al naargelang het gaat om de functie voorzitter van het directiecomité, voorzitter of een andere managementfunctie, wordt de houder van de managementfunctie die na een afwezigheid wegens ziekte van meer dan zes maanden de uitoefening van zijn functie hervat, op zijn verzoek, respectievelijk ter beschikking gesteld van de minister, de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter. Hij wordt tot aan het einde van zijn mandaat belast met opdrachten van algemeen belang". 1.4. Doordat het ontwerp de regel van de terbeschikkingstelling bij de terugkeer van de afwezige mandaathouder alleen invoert voor de houder van een managementfunctie die is aangesteld voor een normale duur van zes jaar, met toepassing van artikel 15ter, § 3, 2°, regelt het niet hoe het zit met de aanstelling van de mandaathouder die is aangesteld voor de resterende duur van het lopende mandaat van de afwezige mandaathouder, ingeval deze laatste vóór het einde van zijn mandaat terugkeert. 1.5. Het verslag aan de Koning dat door de gemachtigde van de minister is overgezonden, bepaalt het volgende: "Na een tijdelijke aanduiding (beperkte duur die overeenkomt met de resterende duur van het lopende mandaat van de oorspronkelijke mandaathouder) of een definitieve aanduiding (zes jaar) kan de oorspronkelijke mandaathouder die terugkeert na ziekte vragen om ter beschikking gesteld te worden en zal hij derhalve opdrachten van algemeen belang toevertrouwd krijgen. A contrario, als de `oorspronkelijke' houder de daadwerkelijke uitoefening van zijn mandaatfunctie hervat bij zijn terugkeer na ziekte, zal de andere mandaathouder die werd aangeduid ten gevolge van de hierboven vermelde beslissing opdrachten van algemeen belang toevertrouwd krijgen tot het einde van zijn mandaat". 1.6. Het lijkt er dus op dat de steller van het ontwerp voor wat betreft de mogelijkheid van een terbeschikkingstelling met het oog op de uitoefening van opdrachten van algemeen belang ingeval de afwezige mandaathouder in zijn functies terugkeert, geen enkel verschil wenst te maken tussen enerzijds de situatie van de mandaathouder die wordt aangewezen voor de resterende duur van het lopende mandaat, en anderzijds de situatie van de mandaathouder die wordt aangewezen voor een normale duur van zes jaar.

Die bedoeling komt niet tot uiting in het ontworpen artikel 15ter, § 5. 1.7. Het besluit is dat het ontwerp opnieuw moet worden onderzocht teneinde te bepalen in hoeverre de juridische regeling van de terbeschikkingstelling toepasselijk is op de mandaathouder aangeduid voor de resterende duur van het mandaat. De verschillen in behandeling die in dat verband zouden ontstaan tussen de voor de resterende duur van het mandaat aangeduide vervanger en de voor een duur van zes jaar aangeduide vervanger, voor wat betreft het al dan niet invoeren van een regeling van terbeschikkingstelling, moeten steunen op een objectieve en redelijke verantwoording, teneinde het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie in acht te nemen.

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 2, met betrekking tot het ontworpen artikel 14ter, § 5. 2. Wanneer de vervangen mandaathouder op eigen verzoek ter beschikking wordt gesteld, houdt dat in dat hij "tot aan het einde van zijn mandaat wordt belast met opdrachten van algemeen belang".Dezelfde precisering wordt niet opgenomen in het kader van de terbeschikkingstelling van de vervangende mandaathouder in geval van terugkeer van de afwezige mandaathouder. De gegevens die dat verschil in behandeling rechtvaardigen, moeten in het verslag aan de Koning worden toegevoegd.

Artikel 2 Het ontwerp strekt tot invoeging van een artikel 14ter in het koninklijk besluit van 2 oktober 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/10/2002 pub. 09/10/2002 numac 2002002263 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten sluiten `betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten'.

De paragrafen 2, 3, 4 en 6 bevatten verwijzingen naar verschillende artikelen van het besluit van 2 oktober 2002 die niet lijken te kloppen. Zo bijvoorbeeld wordt in paragraaf 2 verwezen naar artikel 25 van dat besluit, dat is opgeheven, terwijl het de bedoeling is naar artikel 24 te verwijzen.

Artikel 2 moet worden herzien met het oog op de samenhang van de verwijzingen naar de verschillende bepalingen van het gewijzigde koninklijk besluit.

Artikel 3 Artikel 3 bepaalt dat het koninklijk besluit in werking treedt de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Tenzij er een specifieke reden bestaat om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding, vastgesteld bij artikel 6 van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', dient in beginsel te worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding, teneinde elkeen een redelijke termijn te geven om kennis te nemen van de nieuwe regels.

Artikel 3 moet dienovereenkomstig worden herzien.

WETGEVINGSTECHNISCHE SLOTOPMERKING In de inleidende zin van artikel 1 moet worden gepreciseerd in welke onderverdeling van het besluit van 29 oktober 2001 `betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten' de artikelen 15bis en 15ter worden ingevoegd.

Een vergelijkbare opmerking geldt voor artikel 2.

De griffier, De voorzitter, Anne-Catherine VAN GEERSDAELE Martine BAGUET _______ Nota's * Bij e-mail van 10 mei 2022. 1 Parl.St. Kamer 2012-13, nr. 53-2922/001, 14 en 15.

3 JULI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 31/10/2001 numac 2001002158 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 01/11/2001 numac 2001003494 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheids -diensten en het koninklijk besluit van 2 oktober 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/10/2002 pub. 09/10/2002 numac 2002002263 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 31/10/2001 numac 2001002158 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 01/11/2001 numac 2001003494 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten ;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/10/2002 pub. 09/10/2002 numac 2002002263 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 6 februari 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting, gegeven op 17 februari 2022;

Gelet op het protocol nr. 782 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten van 19 april 2022;

Gelet op advies n° 71.409/4 van de Raad van State, gegeven op 1 juni 2022, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse omdat het bepalingen van autoregulering betreft;

Overwegende dat er, doordat de gezondheidscrisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19 blijft duren en door het verspreidingsniveau van het virus en de sterke stijging van het aantal besmettingen de voorbije maanden, bij de federale overheid kritieke situaties zijn ontstaan op de verschillende niveaus van het beheer van de human resources en de overheidsdiensten;

Overwegende dat essentiële functies in het beheer van het federaal openbaar ambt tijdelijk vacant blijven, op cruciale gebieden voor het beheer van de gezondheidscrisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19 in het federaal openbaar ambt;

Overwegende dat geen enkele huidige regelgevende bepaling een oplossing biedt voor deze situatie op het niveau van de strategische functies;

Overwegende dat deze situatie schadelijk is voor de goede werking van de overheidsdienst;

Overwegende dat het, om de continuïteit van de openbare dienstverlening te waarborgen en de rechtszekerheid te handhaven, noodzakelijk is bijzondere maatregelen te nemen als gevolg van de vastgestelde moeilijkheden in de werking van het federaal openbaar ambt naar aanleiding van de gezondheidscrisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19;

Op voordracht van de Minister belast met Ambtenarenzaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 29 oktober 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 31/10/2001 numac 2001002158 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten type koninklijk besluit prom. 29/10/2001 pub. 01/11/2001 numac 2001003494 bron ministerie van financien Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 22 oktober 1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten worden, in hoofdstuk IV, afdeling II, de artikelen 15bis en 15ter ingevoegd, luidende: "Art. 15bis - Wanneer de continuïteit van de dienstverlening het vereist, ontvangt de ambtenaar aan wie de bevoegdheden van een wegens ziekte afwezige houder van een managementfunctie zijn gedelegeerd, voor de periode van delegatie, een bedrag dat overeenstemt met de directiepremie bedoeld in artikel 20, § 4, tweede lid. Dat bedrag wordt uitbetaald volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 20, § 4, derde en vierde lid. "

Art. 15ter.- § 1. Wanneer de continuïteit van de openbare dienstverlening het vereist, kan de minister of de staatssecretaris voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een managementfunctie die wegens ziekte afwezig is, door: 1° ofwel een andere houder van een management- of staffunctie;2° ofwel een rijksambtenaar van de klasse A4 of A5 dat eerder is aangesteld ter tijdelijke vervanging van een management- of staffunctie; met de uitoefening van het mandaat te belasten.

In het geval van een tijdelijke vervanging van een managementfunctie -1, -2 of -3 kan de minister of de staatssecretaris enkel op voordracht van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter over de vervanging beslissen. § 2. De ambtenaar die in uitvoering van § 1 in een tijdelijke vervanging wordt aangesteld, ontvangt gedurende de vervangingsperiode een weddecomplement dat overeenstemt met het verschil, dat is vastgesteld op de dag van de aanstelling, tussen de weddeschaal van de klasse waarin hij is benoemd en de salarisband waaraan de managementfunctie waarin hij tijdelijk wordt aangesteld, is gekoppeld.

In voorkomend geval moet de eerste term van het in het eerste lid bedoelde verschil worden gelezen als de salarisschaal die gelinkt wordt met de door de mandaathouder uitgeoefende managementfunctie op het ogenblik waarop deze daarenboven voor de tijdelijk vervanging is aangesteld. § 3. Onverminderd § 1 en § 2 kan de minister, wanneer de afwezigheid wegens ziekte langer duurt dan zes maanden, in voorkomend geval, in afwijking van artikel 4, beslissen een vergelijkende selectie op te starten om een mandaathouder aan te stellen die daadwerkelijk de diensten presteert in de managementfunctie.

Voor een managementfunctie -1, -2 of -3 maakt de minister gebruik van het eerste lid op voordracht van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter.

Onverminderd artikel 14, gebeurt de aanduiding in de managementfunctie in uitvoering van het eerste lid: 1° ofwel voor een beperkte duur die overeenkomt met de resterende duur van het lopende mandaat van de afwezige houder van de managementfunctie;2° ofwel voor een normale duur van zes jaar. De in het eerste lid bedoelde vergelijkende selectie is gebaseerd op de bestaande functiebeschrijving en het bestaande competentieprofiel van de managementfunctie.

De oproep tot kandidatuurstelling vermeldt uitdrukkelijk het type en de duur van het mandaat. § 4. Wanneer het gaat om een aanduiding in een managementfunctie voor een beperkte duur, in toepassing van § 3, derde lid, 1°, dan is de vergelijkende selectie, in afwijking van de artikelen 4 en 5, toegankelijk voor de kandidaat die ofwel: - houder is van een management- of staffunctie (N, -1, -2, -3); - van wie de laatste evaluatie in het kader van een federaal mandaat met een gunstige evaluatievermelding werd afgesloten; - laureaat, gerangschikt in groep A, is van een vergelijkende selectie voor een management- of staffunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau in de twaalf voorgaande maanden zonder dat hij daarin werd aangeduid; - laureaat, gerangschikt in groep A, is van een vergelijkende selectieprocedure voor dezelfde managementfunctie in de twee voorgaande jaren zonder dat hij daarin werd aangeduid; - een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5 is die eerder is aangeduid in een tijdelijke vervanging voor een management- of staffunctie; en die verklaart klaar te zijn om de managementfunctie onmiddellijk uit te oefenen. De kandidaat voegt bij de kandidatuur alle documenten ter staving van de bovenvermelde voorwaarden.

In afwijking van de artikelen 7 en 8 worden de kandidaturen bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling ingediend. De kandidaten worden toelaatbaar verklaard nadat is nagegaan of aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden is voldaan.

Er vindt een onderhoud plaats met de kandidaten die in overeenstemming met het tweede lid toelaatbaar zijn verklaard, om hen te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, en hun relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. Dit onderhoud wordt volgens de in artikel 9, § 1 en § 2 vermelde modaliteiten.

De kandidaat die is gekozen in toepassing van het eerste lid wordt aangeduid in een mandaat waarvan de resterende duur overeenkomt met de resterende duur van het mandaat van de afwezige houder van de managementfunctie. § . 5. De houder van de managementfunctie van voorzitter van het directiecomité of voorzitter die is aangeduid in toepassing van § 3, derde lid, wordt ter beschikking gesteld van de minister na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende managementfunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.

De houder van een managementfunctie -1, -2, -3 die is aangeduid in toepassing van § 3, derde lid, wordt ter beschikking gesteld van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende managementfunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.

Gedurende de in de eerste en tweede leden bedoelde terbeschikkingstelling, wordt de mandaathouder belast met opdrachten van algemeen belang.

In afwijking van het eerste en het tweede lid, al naargelang het gaat om de functie voorzitter van het directiecomité, voorzitter of een andere managementfunctie, wordt de houder van de managementfunctie die na een afwezigheid wegens ziekte van meer dan zes maanden de uitoefening van zijn functie hervat, op zijn verzoek, respectievelijk ter beschikking gesteld van de minister, de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter. Hij wordt tot aan het einde van zijn mandaat belast met opdrachten van algemeen belang.

De onder het vierde lid bedoelde terbeschikkingstelling heeft tot gevolg dat de houder van de managementfunctie die aangeduid is in uitvoering van § 3, derde lid, zijn mandaat volledig uitdoet totdat het afloopt. § .6 De houder van een managementfunctie, wordt, bij ministerieel besluit ambtshalve belast met een opdracht van algemeen belang in uitvoering van paragraaf 5. Deze opdracht vormt geen nieuwe aanstelling in een mandaat, bedoeld in artikel 10 noch verlof of afwezigheid bedoeld in artikel 14.

Tijdens de duur van de opdracht is de in dit bedoeld eerste lid opdrachthouder onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt. Hij wordt voor de toepassing van dit paragaaf gelijkgesteld met een ambtenaar van de klasse A5.

Het hogervermeld artikel 14 is van toepassing op opdrachthouder, bedoeld in dit paragraaf.

De bepalingen betreffende de herintegratievergoedingen en beëindigingsvergoedingen, opgenomen in artikel 21 tot en met artikel 24 blijven volledig van toepassing op de opdrachthouder. § .7. Artikel 25 betreffende de hernieuwing van het mandaat is niet van toepassing op de in paragraaf 3 bedoelde aanstelling.

Art. 2.In het koninklijk besluit van 2 oktober 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/10/2002 pub. 09/10/2002 numac 2002002263 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de staffuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten worden, in hoofdstuk IV, afdeling II, de artikelen 14bis en 14ter ingevoegd, luidende: « Art. 14bis - Wanneer de continuïteit van de dienstverlening het vereist, ontvangt de ambtenaar aan wie de bevoegdheden van een wegens ziekte afwezige houder van een staffunctie zijn gedelegeerd, voor de periode van delegatie, een bedrag dat overeenstemt met de directiepremie bedoeld in artikel 20, § 4, tweede lid. Dat bedrag wordt uitbetaald volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 20, § 4, derde en vierde lid. «

Art. 14ter.- § 1. Wanneer de continuïteit van de openbare dienstverlening het vereist, kan de minister of de staatssecretaris voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een staffunctie die wegens ziekte afwezig is, door: 1° ofwel een andere houder van een management- of staffunctie;2° ofwel een rijksambtenaar van de klasse A4 of A5 dat eerder is aangesteld ter tijdelijke vervanging van een management- of staffunctie; met de uitoefening van het mandaat te belasten.

In het geval van een tijdelijke vervanging van een staffunctie -1, -2 of -3 kan de minister of de staatssecretaris enkel op voordracht van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter over de vervanging beslissen. § 2. De ambtenaar die in uitvoering van § 1 in een tijdelijke vervanging wordt aangesteld, ontvangt gedurende de vervangingsperiode een weddecomplement dat overeenstemt met het verschil, dat is vastgesteld op de dag van de aanstelling, tussen de weddeschaal van de klasse waarin hij is benoemd en de waaraan de staffunctie waarin hij tijdelijk wordt aangesteld, is gekoppeld.

In voorkomend geval moet de eerste term van het in het eerste lid bedoelde verschil worden gelezen als de salarisschaal die gelinkt wordt met de door de mandaathouder uitgeoefende staffunctie op het ogenblik waarop deze daarenboven voor de tijdelijk vervanging is aangesteld . § 3. Onverminderd § 1 en § 2 kan de minister wanneer de afwezigheid wegens ziekte langer duurt dan zes maanden, in voorkomend geval, in afwijking van artikel 4, beslissen een vergelijkende selectie op te starten om een houder aan te stellen die daadwerkelijk de diensten presteert in de staffunctie.

Voor een staffunctie -1, -2 of -3 maakt de minister gebruik van het eerste lid op voordracht van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter.

Onverminderd artikel 13, gebeurt de aanduiding in de staffunctie in uitvoering van het eerste lid gebeurt: 1° ofwel voor een beperkte duur die overeenkomt met de resterende duur van het lopende mandaat van de afwezige houder van de staffunctie;2° ofwel voor een normale duur van zes jaar. De in het eerste lid bedoelde vergelijkende selectie is gebaseerd op de bestaande functiebeschrijving en het bestaande competentieprofiel van de staffunctie.

De oproep tot kandidatuurstelling vermeldt uitdrukkelijk het type en de duur van het mandaat. § 4. Wanneer het gaat om een aanduiding in een staffunctie voor een beperkte duur in toepassing van § 3, derde lid, 1°, dan is de vergelijkende selectie, in afwijking van de artikelen 4 en 5, toegankelijk voor de kandidaat die ofwel: - houder is van een management- of staffunctie (N, -1, -2, -3); - van wie de laatste evaluatie in het kader van een federaal mandaat met een gunstige evaluatievermelding werd afgesloten; - laureaat, gerangschikt in groep A, is van een vergelijkende selectie voor een management- of staffunctie van een gelijkwaardig of hoger niveau in de twaalf voorgaande maanden zonder dat hij daarin werd aangeduid; - laureaat, gerangschikt in groep A, is van een vergelijkende selectieprocedure voor dezelfde staffunctie in de twee voorgaande jaren zonder dat hij daarin werd aangeduid; - een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5 is die eerder is aangeduid in een tijdelijke vervanging voor een management- of staffunctie en die verklaart klaar te zijn om de staffunctie onmiddellijk uit te oefenen. De kandidaat voegt bij de kandidatuur alle documenten ter staving van de bovenvermelde voorwaarden In afwijking van de artikelen 7 en 8 worden de kandidaturen bij het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling ingediend. De kandidaten worden toelaatbaar verklaard nadat is nagegaan of aan de in her eerste lid bedoelde voorwaarden is voldaan.

Er vindt een onderhoud plaats met de kandidaten die in overeenstemming met het tweede lid toelaatbaar zijn verklaard, om hen te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, en hun relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. Dit onderhoud wordt volgens de in artikel 9, § 1 en § 2 vermelde modaliteiten georganiseerd.

De kandidaat, die in toepassing van het eerste lid is gekozen, wordt aangeduid in een mandaat waarvan de resterende duur overeenkomt met de resterende duur van het mandaat van de afwezige houder van de staffunctie. § 5. De houder van een staffunctie die is aangeduid in toepassing van § 3, derde lid, wordt ter beschikking gesteld van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter na de terugkeer uit afwezigheid wegens ziekte van de houder van de betreffende staffunctie die de uitoefening van de mandaatfunctie hervat.

Gedurende de in de eerste en tweede leden bedoelde terbeschikkingstelling, wordt de mandaathouder tot aan het einde van zijn mandaat belast met opdrachten van algemeen belang.

In afwijking van het eerste lid wordt de houder van de staffunctie die na een afwezigheid wegens ziekte van meer dan zes maanden de uitoefening van zijn functie hervat, op zijn verzoek, ter beschikking gesteld van de voorzitter van het directiecomité of van de voorzitter.

Hij wordt tot aan het einde van zijn mandaat belast met opdrachten van algemeen belang.

De onder het derde lid bedoelde terbeschikkingstelling heeft tot gevolg dat de houder van de staffunctie die aangeduid is in uitvoering van § 3, derde lid, zijn mandaat volledig uitdoet totdat het afloopt. § .6. De houder van een staffunctie, wordt, bij ministerieel besluit ambtshalve belast met een opdracht van algemeen belang in uitvoering van paragraaf 5. Deze opdracht vormt geen nieuwe aanstelling in een mandaat, bedoeld in artikel 9 noch verlof of afwezigheid bedoeld in artikel 13.

Tijdens de duur van de opdracht is de in dit bedoeld eerste lid opdrachthouder onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt. Hij wordt voor de toepassing van dit paragaaf gelijkgesteld met een ambtenaar van de klasse A5.

Het hogervermeld artikel 13 is van toepassing op opdrachthouder, bedoeld in dit paragraaf.

De bepalingen betreffende de herintegratievergoedingen en beëindigingsvergoedingen, opgenomen in artikel 21 tot en met artikel 23 blijven volledig van toepassing op de bovenvermelde opdrachthouder. § .7. Artikel 24 betreffende de hernieuwing van het mandaat is niet van toepassing op de in paragraaf 3 bedoelde aanstelling.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 4.De bevoegde ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juli 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, P. DE SUTTER

^