gepubliceerd op 08 augustus 2014
Koninklijk besluit tot wijziging en opheffing van het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert
3 JULI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging en opheffing van het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, artikel 111, vervangen bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 mei 2004 en de wet van 27 april 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert;
Gelet op het advies nr. 235 van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers van 7 januari 2014;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 6 februari 2014;
Gelet op akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 14 april 2014;
Gelet op advies nr. 56.286/1 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Staatssecretaris voor Sociale Zaken en voor Gezinnen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 2013, worden de woorden "vijfde lid" vervangen door de woorden "zesde lid".
Art. 2.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 oktober 1996 en 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "en vierde lid" vervangen door de woorden ", vierde en vijfde lid"; 2° paragraaf 7 wordt vervangen als volgt : « § 7 .Wat betreft de derden bedoeld in artikel 101, vierde en vijfde lid, van dezelfde wetten, worden de administratiekosten vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd, gelet op de door de derde medegedeelde gegevens voor de vestiging en het behoud van het recht op gezinsbijslag, overeenkomstig de waarden vermeld in § 2."
Art. 3.In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 november 2013, wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende : "Art.8bis. § 1. Onverminderd artikel 6, worden voor de periode van januari 2014 tot en met juni 2014 de uitgekeerde gezinsbijslag en de administratie- en uitkeringskosten, enerzijds, alsmede de door de derde op grond van artikel 2 gestorte bedragen en de door de bijslagtrekkenden terugbetaalde niet verschuldigde uitkeringen, anderzijds, door de Rijksdienst verrekend. Het eventueel saldo op basis van de voormelde verrekening wordt uiterlijk op 30 september 2014 vereffend. § 2. Voor de periode van juli 2014 tot en met december 2014 stelt de Rijksdienst voor elke categorie van derden zoals bedoeld in dit besluit, een maandelijks forfait vast, bestaande uit de verschuldigde gezinsbijslag en de administratiekosten zoals bepaald in dit besluit.
Dit forfait is vastgesteld voor elke categorie van derden op basis van een adequate referentieperiode en rekening houdend met het recht op een jaarlijkse leeftijdsbijslag en de evolutie van de index zoals bepaald in artikel 76bis van de samengeordende wetten.
Dit forfait moet door de derde uiterlijk de vijfentwintigste dag van de maand waarop het betrekking heeft voor algehele kwijting worden gestort op de rekening van de Rijksdienst. § 3. Ingeval de derde verzuimt het in paragraaf 1 bedoelde saldo te vereffenen op de erin vastgestelde datum of het in paragraaf 2 bedoelde forfait uiterlijk op de vijfentwintigste dag van de maand waarop het betrekking heeft te storten, is hij vanaf de dag volgend op de bedoelde datum van rechtswege verwijlintresten verschuldigd aan de Rijksdienst, berekend aan de wettelijke rentevoet. Indien de vertraging te wijten is aan een omstandigheid onafhankelijk van de wil van de derde, kan het Beheerscomité van de Rijksdienst op zijn verzoek en op grond van een gemotiveerde beslissing de derde geheel of gedeeltelijk ontslaan van de verschuldigde verwijlintresten."
Art. 4.Het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert, wordt op 1 januari 2015 opgeheven.
Art. 5.De artikelen 1 en 2 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 11 juli 2013.
Art. 6.De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 juli 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Sociale Zaken en voor Gezinnen, Ph. COURARD