gepubliceerd op 05 september 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
3 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 35, § 1, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 22 februari 1998, 24 december 1999, 10 augustus 2001, 22 augustus 2002, 5 augustus 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 27 april 2005 en 27 december 2005, en § 2, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 10 augustus 2001, en bij het koninklijk besluit van 25 april 1997;
Gelet op de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, inzonderheid op artikel 35, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 augustus 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 juli 1996, 25 juni 1997, 9 januari 1998, 24 maart 1998, 18 januari 1999, 28 februari 1999, 6 november 1999, 8 november 1999, 20 maart 2001, 13 juli 2001, 24 augustus 2001, 5 september 2001, 24 september 2001, 15 oktober 2001, 21 januari 2002, 22 januari 2002, 18 oktober 2002, 13 januari 2003, 7 september 2003, 5 februari 2004, 10 maart 2004, 13 september 2004, 7 april 2005, 11 juli 2005, 17 september 2005, 13 januari 2006 en 10 februari 2006;
Gelet op het voorstel van de Technische Raad voor Implantaten van 29 juni 2006;
Gelet op de beslissing van de Overeenkomstencommissie verstrekkers van implantaten-verzekeringsinstellingen van 16 augustus 2006;
Overwegende dat door de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle geen advies is geformuleerd binnen de termijn van vijf dagen, vermeld in artikel 27, vierde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en dat het betrokken advies dienvolgens met toepassing van die wetsbepaling wordt geacht te zijn gegeven;
Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 11 oktober 2006;
Gelet op de beslissing van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering van 23 oktober 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 december 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 11 januari 2007;
Gelet op het advies 42.205/1 van de Raad van State, gegeven op 10 mei 2007;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 35, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 augustus 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 juli 1996, 25 juni 1997, 9 januari 1998, 24 maart 1998, 18 januari 1999, 28 februari 1999, 6 november 1999, 8 november 1999, 20 maart 2001, 13 juli 2001, 24 augustus 2001, 5 september 2001, 24 september 2001, 15 oktober 2001, 21 januari 2002, 22 januari 2002, 18 oktober 2002, 13 januari 2003, 7 september 2003, 5 februari 2004, 10 maart 2004, 13 september 2004, 7 april 2005, 11 juli 2005, 17 september 2005, 13 januari 2006 en 10 februari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, opschrift "E.Urologie en nefrologie', wordt het opschrift "Categorie 1" aangevuld met de volgende verstrekkingen : « 697675-697686 Eerste ingeplante neurostimulator bij dysfunctie van de lage urinewegen 697690-697701 Ingeplante vervangingsneurostimulator bij dysfunctie van de lage urinewegen 697712-697723 Ingeplante elektrode voor neurostimulator bij dysfunctie van de lage urinewegen 697734-697745 Vervanging van de ingeplante elektrode voor neurostimulator bij dysfunctie van de lage urinewegen 697756-697760 Elektrode in geval van negatieve proefstimulatie bij dysfunctie van de lage urinewegen 697771-697782 Ingeplante extensie voor neurostimulator bij dysfunctie van de lage urinewegen 697793-697804 Vervanging van de ingeplante extensie voor neurostimulator bij dysfunctie van de lage urinewegen 697815-697826 Patiënt controleapparaat voor neurostimulatie bij dysfunctie van de lage urinewegen" 2° een § 10quater wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 10quater Toepassingregels betreffende de neurostimulatoren, elektroden en toebehoren bij dysfunctie van de lage urinewegen (verstrekkingen 697675-697686, 697690-697701, 697712-697723, 697734-697745, 697756-697760, 697771-697782, 697793-697804 en 697815-697826) 1° Betreffende de implanterende dienst De geneesheer-specialisten aan wie een neurostimulator voor de behandeling van patiënten met chronische plasdysfunctie ter beschikking kan gesteld worden, zijn urologen die werken in een dienst die dagdagelijks ervaring heeft met urodynamica en die beschikt over een registratietoestel met 5 kanalen, die simultane meting van de detrusordruk, van de intraabdominale druk (+ subtractie) en van het urinedebiet toelaat. Ze moeten eveneens beschikken over een simultane registratie van de elektrofysiologische activiteit van de externe sfincter of van de bekkenbodem.
De Dienst « urologie » moet over deskundigheid inzake neurofysiologisch onderzoek van de nervus pudendus en de bekkenbodemreflexen beschikken.
Het team moet de nodige vorming hebben gekregen, t.t.z. minstens een workshop over de behandelingstechniek « neurostimulatie van de lage urinewegen » bijgewoond hebben en moet eveneens 2 proefstimulaties en 2 implantaties uitgevoerd hebben onder supervisie van een arts, die minstens 15 implantaties heeft uitgevoerd.
Elk team certificeert aan de Dienst voor Geneeskundige Verzorging aan de hand van een formulier dat voornoemde bepalingen gerespecteerd zijn.
Op basis van dit formulier stelt het Verzekeringscomité op voorstel van de Technische Raad voor Implantaten een lijst op van de verpleeginrichtingen, die bewijzen aan de hiervoor bedoelde voorwaarden te beantwoorden. 2° Inclusiecriteria a) Patiënten met drangincontinentie, resistent aan conventionele niet-heelkundige behandelingen (namelijk blaasrevalidatie, farmacotherapie) waarbij stressincontinentie uitgesloten wordt.Deze groep bestaat uit patiënten met incontinentie te wijten aan een hypercontractiele detrusor en patiënten met drangincontinentie zonder aantoonbare onstabiele detrusorcontracties; b) Patiënten met mictiestoornissen gekarakteriseerd door incontinentie, discontinue mictie of secundaire retentie te wijten aan een acontractiele of hypocontractiele detrusor of urethrale sfincter-overactiviteit na mislukking van kinesitherapeutische en farmacologische behandelingen;c) Patiënten met een overactieve blaas maar zonder urinaire incontinentie resistent aan kinesitherapeutische en farmacologische behandelingen. De algemene toestand van de patiënt moet de inplanting van de neurostimulator en het duurzaam en optimaal gebruik van het toestel toelaten. Zo moet de levensverwachting van de patiënt ten minste 5 jaar zijn. De patiënt moet zich bovendien autonoom kunnen verplaatsen.
De patiënt moet in staat en bereid zijn om de mictie incontinentielijsten degelijk en volledig in te vullen.
De patiënt moet een adequate blaascapaciteit hebben. De detrusor moet het stockeren van dit volume zonder obstructie van de urethra toelaten.
Patiënt moet ouder zijn dan 16 jaar. Een afwijking van leeftijd kan worden toegestaan door het College van geneesheren-directeurs. 3° Exclusiecriteria a) Multiple sclerose met Kurtzke score > 6;b) Patiënten die zwanger zijn;c) Patiënten met anatomische letsels die de implantatie belemmeren zoals letsels van de wervelkolom (tussenwervelschijfhernia), ruggenmergletsels minder dan 6 maanden oud, complicaties met bloedingen, etc;d) Pelvische pijn van ongekende oorsprong, die niet gepaard gaat met een mictiestoornis;e) Psychiatrische en psychologische problemen die interfereren met de bediening van het toestel;f) Patiënten die niet willen of niet in staat zijn follow-up onderzoeken te ondergaan of instructies op te volgen;g) Mechanische obstructie van de urineweg zoals obstructie door prostaathypertrofie of vernauwing aan urethra;h) Patiënten met stressincontinentie.4° Vergoedingsmodaliteiten a) De verstrekking 697675-697686 kan slechts eenmaal vergoed worden.b) De volgende documenten, waaruit blijkt dat voldaan is aan de hogervermelde indicaties, moeten steeds in het dossier aanwezig zijn en kunnen steeds worden opgevraagd door de adviserend-geneesheer : 1) medische en heelkundige antecedenten;2) urologische diagnose;3) urodynamisch onderzoek;4) medicamenteuze behandeling en resultaat van de proef neuromodulatie;5) is de patiënt medicamenteus en kinesitherapeutisch uitbehandeld ?;6) mictiedagboek : 3 dagen voor en 3 dagen na de proefstimulatie;7) visuele analogische schaal van de patiënt « tevredenheid » voor en na proef neuromodulatie.c) Een afwijking van leeftijd kan worden toegestaan door het College van geneesheren-directeurs.Hiertoe wint het College advies in bij de Technische Raad voor Implantaten. Voor deze patiënten moet de geneesheer-specialist voor urologie een voorafgaandelijk akkoord van het College van geneesheren-directeurs inwinnen. Hij stelt het College een volledig medisch dossier met gedetailleerde anamnese ter beschikking. » 3° in § 16, opschrift "E.Urologie en nefrologie', wordt het opschrift "Categorie 1" aangevuld met het volgende opschrift en de volgende verstrekkingen : « Neurostimulatie bij dysfunctie van de lage urinewegen : 697675-697686, 697690-697701, 697712-697723, 697734-697745, 697756-697760, 697771-697782, 697793-697804, 697815-697826"
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 augustus 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Europese Zaken.
D. DONFUT