gepubliceerd op 28 mei 2002
Koninklijk besluit inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme
2 MEI 2002. - Koninklijk besluit inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel de maatregelen inzake het financiële embargo die genomen werden door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in haar Resolutie 1373 van 28 september 2001, hernomen door de Raad van de Europese Unie in Verordening (EG) nr. 2580/2001 van 28 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, in België toe te passen.
Uwe Majesteit kan, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, de maatregelen treffen die nodig zijn voor het blokkeren van financiële tegoeden, krachtens artikel 1 van de wet van 11 mei 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de Verenigde Naties.
Dit ontwerp past de paragraaf 1, c, van de resolutie 1373 toe, die aandringt op het bevriezen van tegoeden en andere financiële of economische middelen van personen die terroristische daden plegen of pogen te plegen, de uitvoering ervan vergemakkelijken of eraan deelnemen, van entiteiten toebehorend aan deze personen of rechtstreeks of onrechtstreeks door hen gecontroleerd worden, en van personen en entiteiten optredende in naam of ingevolge onderrichting van deze personen en entiteiten, met inbegrip van de tegoeden afkomstig van de goederen toebehorend aan deze personen, en aan personen en entiteiten met wie ze verenigd zijn of die ze rechtstreeks of onrechtstreeks controleren.
Verder heeft de Veiligheidsraad in paragraaf 1, d , besloten dat maatregelen moeten worden genomen om te verbieden dat tegoeden en andere financiële of economische middelen aan deze personen ter beschikking worden gesteld en dat financiële of andere verwante diensten worden verleend aan deze personen.
Met het oog op een uniforme omzetting van voornoemde resolutie werd op communautair vlak de Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, vastgesteld als een noodzakelijke en aanvullende maatregel bij de administratieve en gerechtelijke maatregelen.
Het is trouwens de Raad, overeenkomstig artikel 2, § 3, die de lijst van de geviseerde personen, groepen en entiteiten, met eenparigheid van stemmen vaststelt.
Artikel 9 van deze Verordening stelt dat elke Lidstaat bepaalt welke sancties van toepassing zijn indien de bepalingen ervan worden overtreden.
Gezien de resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 28 september 2001 die bepaald dat alle Staten dienen over te gaan tot het bevriezen van tegoeden en van andere financiële of economische middelen van personen die terroristische daden plegen of pogen te plegen, deze vergemakkelijken of eraan deelnemen, het vertrekpunt is, volstaat het voor de uitvoering van bovengenoemde verordening zich te steunen op de wetgeving aangaande de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de Verenigde Naties. De keuze van deze redenering is onder andere gerechtvaardigd, door het feit, enerzijds, dat de wet die de uitvoerende macht bevoegdheid geeft voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen beslist door de Raad van de Europese Unie - thans voorgelegd aan de Raad van State - ons steeds ontbreekt, en, anderzijds, dat de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de controle op den wissel slechts de wisselverrichtingen, het kapitaalverkeer en de financiële overdrachten aan de goedkeuring van de Minister van Financiën onderwerpt.
De tegoeden, de andere financiële of economische middelen van personen en entiteiten die terroristische daden stellen of pogen te stellen, ze vergemakkelijken of eraan deelnemen, opgenomen in de lijsten vastgesteld bij besluit van de Raad overeenkomstig de Europese Verordening genomen op grond van de resolutie 1373 (2001) van 28 september 2001 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, alsook de financiële diensten of andere verwante diensten ten voordele van deze personen en entiteiten, worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van de Europese Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, vastgesteld op grond van de resolutie nr. 1373 (2001) aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 28 september 2001.
De Minister van Financiën is bevoegd om elke maatregel om de tenuitvoerlegging te verzekeren van dit besluit, te organiseren en te nemen.
De inwerkingtreding van het besluit is voorzien met terugwerkende kracht om het tijdperk na de inwerkingtreding van de Verordening (EG) nr. 2580/2001 zijnde 28 december 2001, te bestrijken.
De dringende noodzakelijkheid van het besluit werd verantwoord.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS
2 MEI 2002. - Koninklijk besluit inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de resolutie 1373 (2001) aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 28 september 2001;
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap waarmee ingestemd werd bij wetten van 2 december 1957, 26 november 1992 en 10 augustus 1998;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme;
Gelet op de wet van 11 mei 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de besluiten van de Veiligheidsraad van de Organisatie van de Verenigde Naties, inzonderheid op de artikelen 1 en 4;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 maart 2002;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks van toepassing is in elke Lidstaat; dat zij in werking is getreden op 28 december 2001, de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (nr. L 344/70); dat het niet-naleven van haar bepalingen vanaf haar inwerkingtreding moet kunnen worden bestraft; dat deze strafmaatregelen dus onverwijld toepasselijk dienen te worden gemaakt;
Overwegende dat voornoemde resolutie 1373 (2001) de Lidstaten van de Europese Unie inzonderheid verplicht te verbieden dat de tegoeden en andere financiële of economische middelen ter beschikking worden gesteld van personen en entiteiten die terroristische daden stellen of pogen te stellen, ze vergemakkelijken of eraan deelnemen, en dat financiële of andere verwante diensten aan hen worden verleend;
Overwegende dat, overeenkomstig de resolutie 1373 (2001), de voornoemde Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgesteld op grond van de genoemde resolutie, inzonderheid de tegoeden, de financiële en economische middelen toebehorende aan personen die terroristische daden stellen of pogen te stellen, ze vergemakkelijken of eraan deelnemen, op het vlak van de Europese Unie en dus van haar Lidstaten, bevriest;
Overwegende bijgevolg dat eveneens in België, de tegoeden, de andere financiële en economische middelen van personen die terroristische daden stellen of pogen te stellen, ze vergemakkelijken of eraan deelnemen, onderworpen zijn aan de bepalingen van de voornoemde Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgesteld op basis van de voornoemde resolutie 1373 (2001), inzonderheid ten opzichte van de personen opgenomen op een lijst in Europese besluiten op grond van voornoemde Verordening (EG) nr. 2580/2201;
Overwegende dat de bekendmaking van de lijst van de geviseerde personen, groepen en entiteiten overeenkomstig de voornoemde Verordening (EG) nr. 2580/2001, met eenparigheid van stemmen bepaald is bij besluit van de Raad;
Overwegende dat de Staten, waaronder België, gehouden zijn alle internationale overeenkomsten en bepalingen aangaande de strijd tegen het terrorisme in zijn geheel toe te passen;
Overwegende dat de Staten, waaronder België, gehouden zijn krachtens de voornoemde Europese Verordening nr. 2580/2001, vastgesteld op grond van voornoemde resolutie 1373 (2001), passende sancties te voorzien;
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De tegoeden, de andere financiële of economische middelen van personen en entiteiten die terroristische daden stellen of pogen te stellen, ze vergemakkelijken of eraan deelnemen, opgenomen in de lijsten opgesteld door besluit overeenkomstig de Europese Verordening genomen op grond van de resolutie 1373 (2001) van 28 september 2001 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, alsook de financiële diensten of andere verwante diensten ten voordele van deze personen en entiteiten, worden geregeld volgens de bepalingen van de Europese Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, vastgesteld op grond van de resolutie nr. 1373 (2001) aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 28 september 2001.
Art. 2.De sancties bepaald bij de wet van 11 mei 1995 zijn van toepassing.
Art. 3.Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking met ingang van 28 december 2001.
Gegeven te Brussel, 2 mei 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS