gepubliceerd op 14 maart 2007
Koninklijk besluit met betrekking tot de leden van de diensten voor beleidsondersteuning bij de federale politie
2 MAART 2007. - Koninklijk besluit met betrekking tot de leden van de diensten voor beleidsondersteuning bij de federale politie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 121;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie, inzonderheid op artikel 18;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 juli 2006;
Gelet op het protocol nr. 189/2 van 31 augustus 2006 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 12 oktober 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 25 september 2006;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies nr. 42.057/2 van de Raad van State, gegeven op 31 januari 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De medewerker van de dienst voor beleidsondersteuning van de commissaris-generaal of van een directeur-generaal wordt gekozen omwille van zijn expertise, in principe voor de duur van het mandaat van diegene die hem koos.
De medewerker die vóór zijn aanwijzing geen personeelslid is, wordt contractueel aangeworven bij de federale politie. Een eventuele latere statutarisering binnen de politiediensten is onderworpen aan het slagen in de wettelijke en reglementaire voorgeschreven proeven in het raam van de aanwerving.
Art. 2.Het personeelslid van de federale politie wordt aangewezen overeenkomstig de herplaatsingsregels en mits zijn voorafgaand akkoord.
Het personeelslid van de lokale politie wordt aangewezen op grond van een onderling akkoord tussen hem zelf, de burgemeester of het politiecollege en, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal.
De persoon die vóór zijn aanwijzing geen personeelslid is, wordt aangewezen op grond van een onderling akkoord tussen haar zelf en, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal.
Art. 3.De commissaris-generaal of de betrokken directeur-generaal alsmede het statutair personeelslid kunnen de aanwijzing voor de dienst voor beleidsondersteuning beëindigen mits een opzegtermijn van één maand, behoudens een conventioneel bepaalde kortere opzegtermijn.
Art. 4.Voor de duur van zijn aanwijzing geniet de medewerker van de dienst voor beleidsondersteuning een jaartoelage van 3.402,84 EUR of, zo hij niet tot het kader van officieren of van niveau A behoort, van 2.381,98 EUR. Deze toelage wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald. De maandtoelage is gelijk aan 1/12de van het jaarbedrag.
Het mobiliteitsstelsel van toepassing op de wedden van het personeel van de ministeries is van toepassing op die toelage. Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
De bepalingen van artikel XI.II.17, § 3, RPPol zijn mutatis mutandis van toepassing op deze toelage.
Art. 5.Voor de duur van zijn aanwijzing valt het personeelslid van de lokale politie onder de toepassing van de bepalingen van Titel I, Hoofdstukken V en VI van het koninklijk besluit van 26 maart 2005 tot regeling van de structurele detacheringen van de personeelsleden van de politiediensten en van soortgelijke toestanden en tot invoering van verschillende maatregelen.
Art. 6.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 maart 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL