gepubliceerd op 27 mei 1999
Koninklijk besluit tot vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
2 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 469 van 9 oktober 1986 houdende afschaffing van de Bedrijfsraden en herstructurering van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1956 tot vaststelling van het statuut van het personeel van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 januari 1981;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 september 1994 houdende de vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 2, 3 en 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende de vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 1 en 2+, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 december 1995, 3 juni 1996 en 4 oktober 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 18 december 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 18 december 1998;
Gelet op het protocol SC IV/P 52 van 19 februari 1999 van sectorcomité IV;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat dit besluit dringend genomen moet worden om de benoemings- en bevorderingsprocedures te kunnen aanvatten;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. De ambtenaren die op 1 januari 1994 titularis zijn van een van de geschrapte graden vermeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 maart 1999 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven titularis kunnen zijn en die hierna in de linkerkolom voorkomen, worden ambtshalve benoemd in een van de gemene graden die in de rechterkolom voorkomen : persbediener offset eerste vakman Ageschoold arbeider geschoold werkman B § 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die in de graad van geschoold arbeider (rang 42) worden benoemd, worden de in aanmerking komende diensten die gepresteerd zijn in een graad van de rangen 44, 43 en 42, geacht verricht te zijn in de graad van rang 42. § 3. De door deze ambtenaren verkregen weddenanciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddenschaal.
Art. 2.§ 1. De ambtenaren die op datum van de inwerkingtreding van dit besluit titularis zijn van een van de geschrapte graden vermeld in de bijlage 2 van het koninklijk besluit van 2 maart 1999 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de personeelsleden van het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven titularis kunnen zijn en die hierna in de linkerkolom voorkomen, worden ambtshalve benoemd in een van de gemene graden die in de rechterkolom voorkomen : secretaris (afgeschafte graad) adviseur adjunct-secretaris (afgeschafte graad) adjunct-adviseur § 2. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die in de graad van adjunct-adviseur (rang 10) worden benoemd, worden de in aanmerking komende diensten die gepresteerd zijn in een graad van de rang 11, geacht verricht te zijn in de graad van rang 10. § 3. De door deze ambtenaren verkregen weddenanciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddenschaal.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als het koninklijk besluit van 19 december 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, met uitzondering van artikel 1 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1994.
Art. 4.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO