Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 augustus 2002
gepubliceerd op 20 september 2002

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2002014223
pub.
20/09/2002
prom.
02/08/2002
ELI
eli/besluit/2002/08/02/2002014223/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen


ADVIES 33.339/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 29 april 2002 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen", heeft op 19 juni 2002 het volgende advies gegeven : Algemene opmerking Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, definieert in haar artikel 1, 11), een technisch voorschrift als zijnde : « een technische specificatie of andere eis of een regel betreffende diensten, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor de verhandeling, de dienstverrichting, de vestiging van een verrichter van diensten of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat, alsmede de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behoudens die bedoeld in artikel 10, van de lidstaten waarbij de vervaardiging, de invoer, de verhandeling of het gebruik van een product dan wel de verrichting of het gebruik van een dienst of de vestiging als dienstverlener wordt verboden. » Artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, in zoverre het inzonderheid de soorten zend- of ontvangtoestellen voor radioverbinding wil bepalen voor het gebruik waarvan de ministeriële vergunning voorgeschreven in artikel 3 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving niet vereist is, is een technisch voorschrift in de zin van richtlijn 98/34/EG. Artikel 2 van het onderhavige ontwerp, doordat het ertoe strekt het toepassingsgebied van dat artikel 5, te wijzigen, moet dus ter kennis gebracht worden van de Commissie, overeenkómstig artikel 8 van de richtlijn (1). (1) Zie de arresten CJEG, ten 11 januari 1996 (Commissie EG tegen het Koninkrijk der Nederlanden), 273/94, Jur.blz. I-31 http://europa.eu.int (19-06-2002) en 7 mei 1998 (Commissie EG tegen het Koninkrijk België), 145/97, http://curia.eu.int (19-06-2002).

Het onderhavige advies wordt bijgevolg gegeven onder voorbehoud dat aan dat vormvereiste wordt voldaan. Indien het ontwerp vervolgens gewijzigd wordt, moet het opnieuw worden voorgelegd aan de afdeling wetgeving.

Bijzondere opmerkingen Aanhef Eerste lid Enkel arrest nr. 1/91 van 7 februari 1991 van het Arbitragehof heeft artikel 3 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving gedeeltelijk vernietigd. Arrest nr. 7/90 van 25 januari 1990 is gewezen naar aanleiding van een prejudiciële vraag.

Dat arrest moet dus niet worden vermeld in de aanhef.

Tweede lid 1. In de Franse versie moeten de woorden "et ses annexes, modifiées par l'arrêté royal du 15 mars 1994" aan het einde van het lid worden geplaatst.2. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen is gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1994 en niet bij dat van 7 oktober 1994. Deze opmerking geldt eveneens voor de inleidende zin van artikel 1 van het ontwerp. 3. Artikel 12 is vervangen en niet gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2000. Deze opmerking geldt eveneens voor artikel 5 van het ontwerp.

De Nederlandse lezing van het lid zou aldus moeten luiden : « Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1992, het koninklijk besluit van 15 maart 1994 en het koninklijk besluit van 16 april 1998, op artikel 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 november 1987, het koninklijk besluit van 2 maart 1992, het koninklijk besluit van 19 juni 1992 en het koninklijk besluit van 26 september 2000, op artikel 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1994 en het koninklijk besluit van 16 april 1998, op artikel 11, op artikel 12, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2000, op artikel 21, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 december 1986 en 15 maart 1994, alsmede op de bijlagen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1994; » Dispositief Artikel 2 1. In het ontworpen artikel 5, 4°, moeten de woorden "CEPT-aanbeveling TR 61/01" vervangen worden door de woorden "aanbeveling TR 61/01 van de « Conférence Européenne des Administrations des Postes et Télécommunications », hierna te noemen « CEPT »".2. Het verdient aanbeveling om in het ontwerp de afkortingen "CT1", "CT1+", "CT2", "DECT", "EUROBALISE" of "EUROLOOP" nader te omschrijven. Artikel 5 Richtlijn 1999/5/EG, waarnaar in het ontwerp verwezen wordt, bepaalt het volgende in artikel 4 : « 1. De lidstaten delen de Commissie mee voor welke interfaces zij regelingen hebben getroffen, voorzover dat nog niet gebeurd is in het kader van Richtlijn 98/34/EG. Na overleg met het comité volgens de procedure van artikel 15 stelt de Commissie de gelijkwaardigheid tussen de aangemelde interfaces vast en kent zij aan de apparatuurcategorieën een merkteken toe, waarvan de bijzonderheden bekendgemaakt worden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. 2. De lidstaten delen de Commissie mee welke types interface de exploitanten van openbare telecommunicatienetten in een lidstaat verstrekken.De lidstaten zorgen ervoor dat de exploitanten, voordat via deze interfaces verstrekte diensten voor het publiek beschikbaar zijn, de exacte en passende technische specificaties van deze interfaces publiceren en deze publicaties daarna regelmatig bijwerken.

De specificaties moeten nauwkeurig genoeg zijn om telecommunicatie-eindapparatuur te kunnen ontwerpen waarmee alle via de overeenkomstige interface verstrekte diensten kunnen worden gebruikt. De specificaties moeten onder andere alle informatie bevatten die de fabrikanten in staat stellen naar keuze de relevante tests uit te voeren met betrekking tot de essentiële eisen die op de telecommunicatie-eindapparatuur van toepassing zijn. De lidstaten zorgen ervoor dat exploitanten gemakkelijk over deze specificaties kunnen beschikken. » Lid 2 van deze bepaling is omgezet door artikel 92quater van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, dat stelt dat "de operatoren en aanbieders van openbare telecommunicatiediensten (...) de exacte en passende technische specificaties van hun interfaces (publiceren) en dit vooraleer de via deze interfaces verstrekte diensten voor het publiek beschikbaar zijn".

Gelijk de gemachtigde ambtenaar bevestigd heeft, is het de bedoeling van de steller van het ontwerp om het ontworpen artikel 12 enkel betrekking te laten hebben op de interfacebeschrijving van de radioapparatuur waarvoor de minister overeenkomstig artikel 4, lid 1, van richtlijn 99/5/EG een regeling wenst te treffen.

Artikel 3, § 3, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving luidt als volgt : « De Minister bepaalt de verplichtingen van de houders van een vergunning en de voorwaarden waaraan de toegelaten stations en netten voor radioverbinding moeten voldoen. Hij kan zijn bevoegdheid tot het verlenen en intrekken van vergunningen overdragen aan een ambtenaar van (het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie), hierna te noemen zijn gemachtigde. » De bevoegdheid om een regeling te treffen voor de technische specificaties van de apparatuur voor radioverbindingen is dus door de wet toegewezen aan de minister, die deze niet kan overdragen aan het Instituut of aan een ambtenaar daarvan, en dit te meer daar het gaat om een verordenende bevoegdheid. Het spreekt bovendien vanzelf dat de ministeriële besluiten waarin die specificaties staan, bekendgemaakt zullen moeten worden. Tot slot blijkt uit. de voornoemde wetsbepaling dat de toestellen die gebruikt worden door de houder van een vergunning moeten beantwoorden aan de technische specificaties die door de minister worden bepaald.

Het ontworpen artikel 12 is dus een bepaling die moet vervallen.

Artikel 5 van het ontwerp moet vervangen worden door een bepaling tot opheffing van artikel 12 van het voornoemde koninklijk besluit van 15 oktober 1979.

Artikel 6 1. In onderdeel 2° moet het zevende lid worden gewijzigd en niet het zesde lid.2. Onderdeel 4° zou beter als volgt worden gesteld : « Het laatste lid wordt vervangen als volgt : « Aanvragers van een vergunning van de 5e categorie betalen, per aanvraag, 12,5 euro voor deelneming aan het A-examen en 25 euro voor deelneming aan het B- en C-examen ». Slotopmerkingen van wetgevingstechnische en taalkundive aard Verscheidene bepalingen van de Nederlandse versie van het ontwerp zijn voor verbetering vatbaar uit een oogpunt van wetgevingstechniek of correct taalgebruik. Onder voorbehoud van de vorenstaande inhoudelijke opmerkingen en ongerekend het tekstvoorstel dat hiervoren al is geopperd in verband met het tweede lid van de aanhef, worden hierna bij wijze van voorbeeld enige tekstvoorstellen gedaan.

Overeenkomstig de Wetgevingstechniek, aanbevelingen en formules, schrijve men in het vijfde lid van de aanhef : "Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van...;.

Artikel 2 In de inleidende zin van het ontworpen artikel 5 schrijve men : "Behoeven niet de vergunningen... radioberichtgeving : 1°... 2°... het land waaronder het schip of luchtvaartuig ressorteert; 3°... 4°... (...) d) Klasse I... toestaat;

Klasse II... toestaat; (...) 5°... drie maanden in het Rijk verblijven; 6° de radiotelefoons... behaald in de 27 MHz-band... een document uitgereikt door het land van herkomst... (...)".

De Nederlandse tekst van heel het ontwerp zou zorgvuldig herzien moeten worden.

De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter;

De heren : P. Liénardy en P. Vandernoot, staatsraden;

F. Delpérée, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

A.-F. Bolly, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, M.-L. Willot-Thomas.

2 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, inzonderheid op artikel 3, ten dele vernietigd arrest nr. 1/91 van 7 februari 1991 van het Arbitragehof;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, inzonderheid op artikel 2 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1992, het koninklijk besluit van 15 maart 1994 en het koninklijk besluit van 16 april 1998, op artikel 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1994 en het koninklijk besluit van 16 april 1998, op artikel 11, op artikel 12, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2000 op artikel 21, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 december 1986 en 15 maart 1994, alsmede op de bijlagen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1994;

Overwegende dat het Instituut wegens de stijgende behoefte aan radioverbindingen van punt tot punt een efficiënter gebruik van de toegewezen frequenties en bandbreedte moet invoeren en derhalve een aanpassing van het dossierrecht en de jaarlijkse controle- en toezichtrechten nodig is;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 augustus 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 11 oktober 2001;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 juni 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1992, het koninklijk besluit van 15 maart 1994 en het koninklijk besluit van 16 april 1998, wordt de opsomming a) tot g) vervangen als volgt : « 1° het Instituut voor de exploitatie van zijn diensten, behoudens voor wat betreft de bepalingen van artikel 5; 2° de diensten die onder de Minister van Landsverdediging ressorteren, de Noord Atlantische Verdragsorganisatie en de Geallieerde Strijdkrachten, voor militaire doeleinden en met het oog op de openbare veiligheid;3° het Bestuur van Maritieme Zaken en Scheepvaart voor zijn taken betreffende de veiligheid van en het toezicht op de zee- en binnenvaart, behoudens voor wat betreft de bepalingen van artikel 5;4° de diensten van de gewesten in het kader van hun bevoegdheid inzake zeevaart, binnenscheepvaart en luchtvaart, behoudens voor wat betreft de bepalingen van artikel 5; 5° de N.V. van publiek recht Belgocontrol voor haar taken met betrekking tot de veiligheid van de luchtvaart, behoudens voor wat betreft de bepalingen van artikel 5; 6° de openbare radio-omroepdiensten voor de behoeften van hun uitzendingen.»

Art. 2.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 maart 1994 en het koninklijk besluit van 16 april 1998, worden het eerste en het tweede lid geschrapt.

Art. 3.In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt het woord « gemeentelijke » geschrapt.

Art. 4.Artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2000, wordt opgeheven.

Art. 5.In artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 1986 en 15 maart 1994 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « F 4 000 voor vergunningen betreffende de netten voor radioverbindingen van 1e, 2e en 3e categorie » vervangen door de woorden « 100 euro voor de vergunningen betreffende de netten voor radioverbindingen van de 1e, 2e categorie b) en 3e categorie en 520 euro voor de radioverbindingen van de 2e categorie a)";2° in het zevende lid worden de woorden "5° en" ingevoegd tussen de woorden "van de" en het cijfer "8°"; 3° het achtste lid wordt aangevuld als volgt : "Aan de personen die vrijgesteld zijn van het recht waarin dit artikel voorziet, wordt geen betaling voor deelneming aan de examens gevraagd."; 4° het laatste lid wordt vervangen als volgt : « Aanvragers van een vergunning van de 5e categorie betalen, per aanvraag, 12,5 euro voor deelneming aan het A-examen en 25 euro voor deelneming aan het B- en C-examen.»

Art. 6.In bijlage 1 van hetzelfde besluit wordt punt 2° "netten van de 2e categorie a)" vervangen als volgt : « a) Wat de netten van deze categorie betreft die worden aangelegd met beroepsdoeleinden, veiligheidsdoeleinden of doeleinden van openbaar nut, bedraagt het jaarlijks recht per zendstation, afhankelijk van de positie van de toegewezen draaggolffrequentie en toegewezen bandbreedte : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B is de toegewezen bandbreedte in MHz.

Voor de bidirectionele vaste verbindingen wordt het jaarlijks recht verdubbeld.

Wanneer een net van de categorie 2 a) gemachtigd is internationale radioverbindingen te realiseren, wordt het jaarlijks recht verdubbeld. »

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.

Art. 8.Onze Minister bevoegd voor telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Punat, 2 augustus 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS

^