gepubliceerd op 03 juli 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan, in uitvoering van het protocol van collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1999 betreffende de tewerkstelling en vorming, in uitvoering van hoofdstuk II, afdeling IV van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen alsook het koninklijk besluit van 4 juni 1999 houdende de vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende vorming en tewerkstelling dienen te voldoen
2 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan, in uitvoering van het protocol van collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1999 betreffende de tewerkstelling en vorming, in uitvoering van hoofdstuk II, afdeling IV van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen alsook het koninklijk besluit van 4 juni 1999 houdende de vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende vorming en tewerkstelling dienen te voldoen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan, in uitvoering van het protocol van collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1999 betreffende de tewerkstelling en vorming, in uitvoering van hoofdstuk II, afdeling IV van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen alsook het koninklijk besluit van 4 juni 1999 houdende de vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende vorming en tewerkstelling dienen te voldoen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 2 april 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 1999 Onderbreking van de beroepsloopbaan, in uitvoering van het protocol van collectieve arbeidsovereenkomst van 6 mei 1999 betreffende de tewerkstelling en vorming, in uitvoering van hoofdstuk II, afdeling IV van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen alsook het koninklijk besluit van 4 juni 1999 houdende de vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende vorming en tewerkstelling dienen te voldoen (Overeenkomst geregistreerd op 8 oktober 1999 onder het nummer 52537/CO/121) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters uit de ondernemingen welke onder het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen ressorteren, kleine en middelgrote ondernemingen en andere. HOOFDSTUK II. - Beroepsloopbaanonderbreking en vermindering van de arbeidsprestaties
Art. 2.Verwijzend naar de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid wat het hoofdstuk IV, afdeling 5 betreft, alsook naar haar uitvoeringsbesluiten betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, verbinden de werkgevers er zich toe elke aanvraag tot loopbaanonderbreking (volledig) of vermindering van de arbeidsprestaties (deeltijdse loopbaanonderbreking, gepresteerd in volle dagen) uitgaande van de werklieden en werksters te aanvaarden, en onder meer op de volgende voorwaarden : a) Buiten de beschikkingen die opgenomen zijn in de voormelde wetgeving, dient de aanvrager te bewijzen dat hij recht had op een eindejaarspremie in de bedrijfstak op 31 december die de aanvangsdatum van de loopbaanonderbreking voorafgaat.b) 4 pct.van het personeelsbestand van het bedrijf, afgerond op de hogere eenheid, kan zijn recht op loopbaanonderbreking doen gelden. c) De onderbrekingsperioden mogen worden genomen met een minimum van 3 maanden en een maximum van één jaar;de minimale duur van 3 maanden is niet vereist wanneer het om een verlenging gaat. d) Tijdens de duur van deze overeenkomst zal elke werknemer hoogstens recht hebben op één periode van loopbaanonderbreking. Dit recht op loopbaanonderbreking doet geen afbreuk aan het recht op loopbaanonderbreking in geval van palliatieve verzorging van een persoon.
Art. 3.De werknemer die het voordeel van deze overeenkomst wenst te genieten, brengt zes weken van tevoren zijn werkgever hiervan op de hoogte.
Hij stelt de werkgever in kennis van de datum waarop de onderbreking van de beroepsloopbaan ingaat alsook van de duur van de onderbreking.
De termijn van zes weken kan in gemeenschappelijk overleg tussen de werkgever en de werknemer worden verminderd.
Dezelfde procedure geldt wanneer het om een verlenging gaat.
In het geval waar de onderbreking van de beroepsloopbaan wordt gevraagd in aansluiting op een zwangerschapsverlof, worden de termijnen ingekort tot drie weken.
Art. 4.De werkgever verbindt er zich toe de werklieden en werksters die van dit stelsel gebruik wensen te maken, te vervangen overeenkomstig de wettelijke bepalingen en modaliteiten.
Art. 5.De werklieden die beantwoorden aan de voorwaarden om recht te hebben op de onderbrekingsuitkeringen, genieten de bescherming tegen ontslag.
De werkgever zal de individuele overeenkomst van de betrokken werknemers niet eenzijdig beëindigen, noch opzeggen, behoudens om zwaarwichtige reden, tijdens een periode die ingaat 3 maanden vóór het begin van de onderbreking tot 3 maanden na de beëindiging van de onderbreking.
Art. 6.De werklieden en werksters behouden tijdens de volledige periode van de beroepsloopbaanonderbreking het recht op de syndicale premie.
Art. 7.De praktische toepassingsmodaliteiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst en een eventuele verbetering van het stelsel op vrijwillige basis, werden vastgesteld op het vlak van de onderneming in akkoord met de syndicale afvaardiging. HOOFDSTUK III. - Duur van de overeenkomst
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1999 en treedt buiten werking op 30 april 2001.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX