Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 april 2002
gepubliceerd op 11 april 2002

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

bron
ministerie van justitie
numac
2002009322
pub.
11/04/2002
prom.
02/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/02/2002009322/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 76, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2000, de artikelen 77 en 78, artikel 79, vervangen bij de wet van 18 juli 1991 en gewijzigd bij de wetten van 21 januari 1997 en 22 december 1998, artikel 80, vervangen bij de wet van 22 december 1998, artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, artikel 89, vervangen bij de wet van 17 februari 1997, artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, artikel 91, vervangen bij de wet van 3 augustus 1992 en gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1994 en 28 maart 2000, artikel 92, gewijzigd bij de wetten van 3 augustus 1992 en 28 november 2000, artikel 93, artikel 94, gewijzigd bij de wet van 12 maart 1998, de artikelen 95 tot 97, artikel 334, artikel 335, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1985 en op de artikelen 336, 337, 338 en 339;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 april 1986 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Antwerpen, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Antwerpen, van de procureur-generaal te Antwerpen, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, van de procureur des Konings te Antwerpen, van de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Antwerpen;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De algemene inrichting van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Artikel 1.§ 1. De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen is gevestigd en houdt zitting in het Gerechtsgebouw, Britselei 57, te 2000 Antwerpen.

De jeugdrechtbank houdt zitting aan Koningin Elisabethlei 18, te 2018 Antwerpen. § 2. De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen bestaat uit vijf en dertig kamers : 1° dertien kamers in burgerlijke zaken, namelijk de kamers 1B tot 3B en 5B tot 14B;2° vier kamers in fiscale zaken, namelijk de kamers 1F tot 4F;3° één kamer in kort geding en als in kort geding, namelijk de kamer KGD;4° één kamer in beslagzaken en middelen van tenuitvoerlegging, namelijk de kamer BR;5° een kamer inzake rechtsbijstand bepaald in artikel 664 van het Gerechtelijk Wetboek en uitkeringen tot levensonderhoud op grond van artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek, namelijk de kamer D;6° negen kamers in correctionele zaken, namelijk de kamers 1C tot en met 9C;7° zes kamers in jeugdzaken, namelijk de kamers 1JR tot en met 6JR. § 3. In de rechtbank van eerste aanleg zijn er elf onderzoeksrechters, zes jeugdrechters van wie één leidend jeugdrechter en vier beslagrechters.

Art. 2.De kamers van de rechtbank zijn samengesteld uit één rechter, uitgezonderd de kamers 5B, 6B, 4C, 5C, 6C, 8C en 2F die samengesteld zijn uit drie rechters.

Art. 3.In geval van dringende omstandigheden of wanneer een goede rechtsbedeling dit vereist, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, een voorlopige wijziging brengen aan het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voor zover dat deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.

Indien de behoeften van de dienst het vereisen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden, op de dagen en uren die hij bepaalt. HOOFDSTUK II. - De burgerlijke rechtbank

Art. 4.De burgerlijke rechtbank bestaat uit de volgende onderafdelingen : 1° de onderafdeling « eerste en tweede kamer »;2° de onderafdeling « echtscheiding »;3° de onderafdeling « kamers met drie rechters »;4° de onderafdeling « algemene kwalificatie in burgerlijke zaken »;5° de onderafdeling « beslagrecht »;6° de onderafdeling « kort geding »;7° de onderafdeling « fiscaal recht ». Per onderafdeling is er één inleidingskamer.

Art. 5.§ 1. De onderafdeling « eerste en tweede kamer » bestaat uit de kamers 1B en 2B. § 2. De onderafdeling « eerste en tweede kamer » neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° de staat en de bekwaamheid van personen;2° erfenissen;3° schenkingen en testamenten;4° homologaties van wijzigingen van het huwelijksvermogensstelsel;5° verdelingen en vereffeningen van huwelijksvermogensstelsels;6° verdelingen en vereffeningen van ontbonden huwelijksvermogensstelsels door overlijden;7° koopovereenkomsten inzake onroerende goederen;8° zakenrecht, meer bepaald met betrekking tot mede-eigendom, burenhinder en recht van opstal;9° verenigingen zonder winstoogmerk; 10° intellectuele rechten, in het bijzonder auteursrechten, octrooien, merken enz.; 11° vorderingen tot uitvoerbaarverklaring van beslissingen in burgerlijke zaken en handelszaken gewezen door buitenlandse gerechten;12° arbitrage;13° procedures op verzoekschrift, behoudens degene waarvan de voorzitter van de rechtbank of de door hem aangewezen magistraat kennis neemt. § 3. De kamer 1B houdt zitting op maandag en vrijdag om 9 uur.

De kamer 2B houdt zitting op dinsdag en vrijdag om 9 uur.

De zaken worden ingeleid voor de kamer 1B op maandag om 9 uur. § 4. Wanneer de omstandigheden of de behoeften van de dienst het vereisen, kunnen de zaken die behoren tot de bevoegdheid van de onderafdeling « eerste en tweede kamer » worden toegewezen aan een andere kamer van de burgerlijke rechtbank.

Art. 6.§ 1. De onderafdeling « echtscheiding » bestaat uit de kamer 3B. § 2. De onderafdeling « echtscheiding » neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° echtscheiding;2° verklaring van nationaliteitskeuze (artikel 16 van het Wetboek van Belgische nationaliteit);3° scheiding van tafel en bed;4° vereffening en verdeling van huwelijksvermogensstelsels na echtscheiding. § 3. De kamer 3B houdt zitting op maandag, dinsdag en donderdag om 9 uur.

De zaken bedoeld in § 2 worden ingeleid voor de kamer 3B op dinsdag om 9 uur.

Art. 7.§ 1. De onderafdeling « burgerlijke kamers met drie rechters » bestaat uit de kamers 5B en 6B. § 2. De kamer 5B neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de vrederechters;2° drukpersmisdrijven;3° het verbeteren van de akten van burgerlijke stand;4° de herroeping van gewijsde;5° tuchtzaken;6° burgerlijke zaken, na verwijzing naar een kamer met drie rechters behoudens deze betreffende het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht. § 3. De kamer 6B neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de politierechtbank in burgerlijke zaken;2° burgerlijke zaken betreffende het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht na verwijzing naar een kamer met drie rechters. § 4. De kamer 5B houdt zitting op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag om 9 uur.

De kamer 6B houdt zitting op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag om 9 uur.

De zaken die tot de bevoegdheid behoren van deze kamers worden ingeleid als volgt : 1° voor de kamer 5B, op dinsdag om 9 uur;2° voor de kamer 6B, op dinsdag om 9 uur.

Art. 8.§ 1. De onderafdeling « algemene kwalificatie in burgerlijke zaken » bestaat uit de kamers 7B tot en met 14B. § 2. De onderafdeling « algemene kwalificatie in burgerlijke zaken » neemt kennis van alle burgerlijke vorderingen behoudens die waarvoor een andere onderafdeling bevoegd is. § 3. De zaken bedoeld in § 2 worden ingeleid voor de kamer 10B op maandag om 9 uur voor wat betreft de vorderingen beneden 6.250 EUR en op woensdag om 9 uur voor wat betreft de vorderingen vanaf 6.250 EUR. § 4. De kamer 7B neemt kennis van de vorderingen inzake : 1° aansprakelijkheid en de daarmee verband houdende terugvorderingen;2° verzekeringsrecht en de daarmee verband houdende terugvorderingen; 3° koop- en huurovereenkomsten van roerende goederen (facturen, leasing, overdracht van huur van handelsfondsen, enz.); 4° kredietverleningen, leningen, schuldbekentenissen, financierings- en afbetalingsovereenkomsten, cheques, wisselbrieven, enz.; 5° borgstellingen. De kamer 8B neemt kennis van vorderingen inzake : 1° aansprakelijkheid en de daarmee verband houdende terugvorderingen;2° erelonen en beroepsaansprakelijkheid van notarissen, gerechtsdeurwaarders, advocaten, geneesheren, apothekers en bedrijfsrevisoren;3° makelaarsovereenkomsten betreffende onroerende goederen. De kamers 9B, 11B en 14B nemen kennis van vorderingen inzake : 1° koop- en huurovereenkomsten van roerende goederen, facturen, leasing, overdracht van huur in handelszaken; 2° financiële zaken zoals leningen, schuldbekentenissen, alle soorten financierings- en afbetalingsovereenkomsten, cheques en wisselbrieven enz.; 3° borgstellingen. De kamer 12B neemt kennis van vorderingen inzake : 1° bouwzaken;2° ereloon en beroepsaansprakelijkheid van architecten en aannemers;3° overheidsopdrachten (wet van 24 december 1993) en private aanbestedingen;4° schadevergoeding in verband met onroerende goederen. De kamer 13B neemt kennis van vorderingen inzake : 1° onteigeningen en planschade;2° aangelegenheden waarvoor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bevoegd zijn;3° verzekeringsrecht en de daarmee verband houdende terugvorderingen;4° mindervaliden, met betrekking tot aangelegenheden waarvoor de Minister belast met Sociale Zaken bevoegd is;5° pensioenen, met betrekking tot aangelegenheden waarvoor de Minister belast met Financiën bevoegd is;6° alle andere burgerlijke zaken. § 5. De kamers houden zitting als volgt : 1° de kamer 7B, op woensdag om 9 uur;2° de kamer 8B, op donderdag en vrijdag om 9 uur;3° de kamer 9B, op dinsdag en woensdag om 9 uur;4° de kamer 10B, op maandag en woensdag om 9 uur;5° de kamer 11B, op donderdag en vrijdag om 9 uur;6° de kamer 12B, op maandag en donderdag om 9 uur;7° de kamer 13B, op maandag en dinsdag om 9 uur;8° de kamer 14B, op donderdag en vrijdag om 9 uur.

Art. 9.§ 1. De onderafdeling « beslagrecht » bestaat uit de kamer BR. § 2. De kamer BR neemt kennis van alle vorderingen betreffende de bewarende beslagen en de middelen tot tenuitvoerlegging overeenkomstig deel V van het Gerechtelijk Wetboek, en de minnelijke schikkingen overeenkomstig artikel 59 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet.

Deze zaken worden ingeleid op donderdag om 9 u. 30 m. en mits voorafgaandelijke toelating van de beslagrechter op elke andere zitting. § 3. De kamer BR houdt zitting elke werkdag om 9 u. 30 m. § 4. De voorzitter van de rechtbank of de door hem daartoe aangewezen magistraat bepaalt de dienstregeling van de beslagrechters en de verdeling van de zaken onder hen.

Art. 10.§ 1. De onderafdeling « kort geding » bestaat uit de kamer KGD die in kort geding of zoals in kort geding zitting houdt. § 2. De kamer KGD houdt zitting op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag om 9 u. 30 m. § 3. De zaken betreffende voorlopige maatregelen inzake echtscheiding of de familie worden ingeleid op woensdag of vrijdag om 9 u. 30 m. De andere zaken worden ingeleid op dinsdag of donderdag om 9 u. 30 m.

Art. 11.§ 1. De onderafdeling « fiscaal recht » bestaat uit de kamers 1F tot 4F. § 2. De onderafdeling « fiscaal recht » neemt kennis van alle vorderingen en betwistingen inzake fiscale zaken. § 3. De kamers houden zitting als volgt : 1° de kamer 1F, op vrijdag om 9 uur;2° de kamer 2F (met drie rechters), op woensdag om 9 uur;3° de kamer 3F, op donderdag om 9 uur;4° de kamer 4F, op maandag en dinsdag om 9 uur. § 4. De zaken worden ingeleid voor de kamer 1F op vrijdag om 9 uur.

Art. 12.De vorderingen tot levensonderhoud op grond van artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek worden gebracht voor de kamer D die zitting houdt op vrijdag om 9 uur.

De zaken en verzoeken om rechtsbijstand worden gebracht voor de kamer D die als bureau voor rechtsbijstand zitting houdt op vrijdag om 9 u. 30 m.

Art. 13.De getuigenverhoren worden gehouden op dinsdag, woensdag en donderdag om 14 uur.

Art. 14.De verschijningen in verzoening inzake echtscheiding met onderlinge toestemming worden gehouden op dinsdag en donderdag om 14 uur. HOOFDSTUK III. - De correctionele rechtbank Afdeling I. - De kamers in correctionele zaken

Art. 15.§ 1. De correctionele rechtbank bestaat uit negen kamers, namelijk de kamers 1C tot 9C. § 2. De kamers houden zitting als volgt : 1° de kamer 1C, op maandag en dinsdag, alsmede de eerste en de tweede woensdag van de maand om 9 uur;2° de kamer 2C, op maandag om 9 uur;3° de kamer 3C, op dinsdag en vrijdag, alsmede de eerste en de tweede woensdag van de maand om 9 uur;4° de kamer 4C (met drie rechters), op maandag en dinsdag, alsmede de derde, vierde en vijfde woensdag van de maand om 9 uur;5° de kamer 5C, op donderdag en vrijdag om 9 uur;6° de kamer 6C (met drie rechters), als beroepskamer, op maandag, donderdag en vrijdag om 9 uur;7° de kamer 7C, als raadkamer in correctionele zaken, op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag om 9 u.30 m., op maandag en donderdag om 14 uur en de dag volgende op een wettelijke feestdag om 14 uur; 8° de kamer 8C (met drie rechters), op woensdag, donderdag en vrijdag om 9 uur;9° de kamer 9C, op woensdag om 9 uur.

Art. 16.§ 1. De verdeling van de zaken tussen de kamers van de correctionele afdeling wordt vastgesteld door de voorzitter van de rechtbank, na advies van de procureur des Konings, desgevallend de arbeidsauditeur, en de hoofdgriffier, in een overeenkomst tussen de voorzitter van de rechtbank en de procureur des Konings, desgevallend de arbeidsauditeur. Deze overeenkomst wordt ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het Hof van Beroep, de stafhouder van de Orde van advocaten, de hoofdgriffier en de syndicus-voorzitter van de Raad van de arrondissementskamer. § 2. De hoger beroepen tegen de vonnissen gewezen door de politierechtbank in strafzaken worden gebracht voor de kamer 6C. § 3. De zaken in toepassing van de wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken en de wet van 28 maart 2000 tot wijziging van de rechterlijke organisatie ten gevolge van de invoering van een procedure van onmiddellijke verschijning worden uitsluitend gebracht voor de kamers met drie rechters, zijnde de kamers 4C, 5C en 8C. § 4. De rechtstreekse dagvaardingen door een burgerlijke partij worden uitsluitend gebracht : Voor de kamer 5C voor zaken die tot de bevoegdheid van een kamer met drie rechters behoren;

Voor de kamer 3C voor zaken die tot de bevoegdheid van een kamer met één rechter behoren. § 5. De rechtspleging op verzet wordt ingeleid voor de kamer die het verstek heeft uitgesproken. § 6. De voorzitter van de rechtbank kan een zaak naar een andere correctionele kamer verwijzen. Hij kan in deze zijn bevoegdheid delegeren aan een ondervoorzitter. De voorzitter of de magistraat die daartoe door hem is gedelegeerd kan te allen tijde, zelfs mondeling, de toelating verlenen om voor een andere kamer te dagvaarden. Afdeling II. - De onderzoeksrechters

Art. 17.§ 1. De voorzitter van de rechtbank of de magistraat die daartoe door hem is gedelegeerd verdeelt de zaken tussen de onderzoeksrechters en richt hun dienst in. § 2. De vorderingen van het openbaar ministerie worden gebracht voor de onderzoeksrechter die van dienst is op de datum van de vorderingen, tenzij reeds een andere onderzoeksrechter gevat is. § 3. De burgerlijke partijstellingen worden gebracht voor de onderzoeksrechter wiens dienst juist is afgelopen of de onderzoeksrechter die hem vervangt. De voorzitter of de magistraat die daartoe door hem is gedelegeerd bepaalt, op vordering van het openbaar ministerie, aan wie het onderzoek wordt toegewezen. § 4. De vorderingen van het openbaar ministerie in toepassing van artikel 28septies van het Wetboek van strafvordering worden gebracht voor de onderzoeksrechter van dienst. Verdere gelijkaardige vorderingen in dezelfde zaak worden gebracht voor dezelfde onderzoeksrechter, ook wanneer deze niet van dienst is. HOOFDSTUK IV. - De jeugdrechtbank

Art. 18.§ 1. De jeugdrechtbank bestaat uit zes kamers, namelijk de kamers 1JR tot 6JR. § 2. De jeugdrechtbank houdt zitting als volgt : de kamer 1JR, op woensdag om 9 uur; de kamer 2JR, op dinsdag om 9 uur; de kamer 3JR, op donderdag om 9 uur; de kamer 4JR, op dinsdag om 9 uur; de kamer 5JR, op vrijdag om 9 uur; de kamer 6JR, op maandag om 9 uur.

Elke kamer houdt om de veertien dagen afwisselend een zitting volgens de burgerlijke procedure en een zitting volgens de strafprocedure. § 3. De leidend jeugdrechter verdeelt de zaken tussen de jeugdrechters en richt hun dienst in. § 4. De zittingen vangen aan om 9 uur.

De burgerlijke zaken worden om 9 uur bij verzoekschrift ingeleid.

De zaken volgens de strafprocedure worden gedagvaard op de vastgestelde uren vanaf 9 uur. § 5. De vorderingen van het openbaar ministerie worden gebracht voor de jeugdrechter die van dienst is op de datum van de vorderingen.

De interne dienstregeling duidt de jeugdrechter aan die belast is met de verdere behandeling van de zaak. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 19.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, de dagen en uren van de vakantiezittingen in overeenstemming met de artikelen 334 en 339 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hij maakt de dienstregeling op van de magistraten die er zitting houden.

De voorzitter van de rechtbank kan te allen tijde die dienstregeling wijzigen, met het oog op de behoeften van de dienst.

Art. 20.De beschikkingen die de voorzitter van de rechtbank neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit reglement, worden ter griffie van de rechtbank aangeplakt. Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de eerste voorzitter van het Hof van Beroep, van de procureur des Konings, van de stafhouder van de Orde van advocaten, van de hoofdgriffier van de rechtbank en van de syndicus-voorzitter van de Raad van de arrondissementskamer van de gerechtsdeurwaarders van Antwerpen.

Art. 21.Het koninklijk besluit van 17 april 1986 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen wordt opgeheven.

Art. 22.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 23.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 2 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^