Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 september 2004
gepubliceerd op 05 oktober 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende de loopbaanonderbreking

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004202651
pub.
05/10/2004
prom.
01/09/2004
ELI
eli/besluit/2004/09/01/2004202651/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende de loopbaanonderbreking (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielverzorging;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de textielverzorging, betreffende de loopbaanonderbreking.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 september 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de textielverzorging Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2003 Loopbaanonderbreking (Overeenkomst geregistreerd op 10 december 2003 onder het nummer 68893/CO/110)

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de textielverzorging.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, betreffende de loopbaanonderbreking.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst verleent uitvoering aan de beschikkingen van hoofdstuk IV, afdeling 5 : "Onderbreking van de beroepsloopbaan", voorzien in de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985), aan het koninklijk besluit van 2 januari 1991, betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen (Belgisch Staatsblad van 12 januari 1991) en aan de terzake getroffen uitvoeringsbesluiten, voor wat de toepassing ervan betreft in de in artikel 1 vermelde bedrijven.

Art. 4.Wanneer het niveau van het bedrijf, vermeld in artikel 1, een akkoord wordt bereikt tussen werkgever en werknemer inzake het toestaan van loopbaanonderbreking in een specifiek geval, is de werkgever ertoe gehouden, deze werknemer tijdens de loopbaanonderbreking en voor de gehele duur ervan, te vervangen door een vergoede volledige werkloze die werkloosheidsuitkeringen geniet voor alle dagen van de week of door een persoon die hiermee gelijk gesteld wordt overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, doch bij voorkeur door werklozen uit de risicogroepen zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988 en rekening houdend met de artikelen 137 en 138 van de programmawet van 30 december 1988 alsook met het koninklijk besluit van 2 februari 1989.

Art. 5.De duur van de loopbaanonderbreking bedraagt : 1° bij volledige onderbreking van een voltijdse of deeltijdse arbeidsregeling : minimum van drie maanden en maximum één jaar per aanvraag, met beperking tot maximum zestig maanden gedurende de volledige beroepsloopbaan;2° bij vermindering van de arbeidsprestatie : minimum drie maanden en maximum vijf jaar;3° bij vermindering van de arbeidsprestaties van een werknemer van 50 jaar of ouder : minimum drie maanden.Het recht op maximaal voorziene onderbrekingsuitkering is éénmalig; het gaat verloren van zodra de periode van vermindering van de arbeidsprestaties wordt onderbroken.

Voor de in de wet bepaalde omstandigheden waarbij aan de werknemers een recht op loopbaanonderbreking wordt toegekend, inzonderheid in geval van palliatieve verzorging van een persoon in de zin van artikel 100bis van de herstelwet van 22 januari 1985 (Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985), bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid in de zin van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 8 september 1998), en ouderschapsverlof in de zin van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997, betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, wordt de duur van de loopbaanonderbreking bepaald overeenkomstig de hiervoor vermelde wettelijke bepalingen.

Art. 6.§ 1. De werklieden en werksters hebben voor het jaar 2001 binnen de hierna bepaalde grenzen recht op onderbreking van de beroepsloopbaan en op het verminderen van de arbeidsprestaties. Het gemiddeld aantal werklieden of werksters dat kan genieten van dit recht is per kalenderjaar beperkt tot 5 pct. van het gemiddeld aantal werklieden en werksters dat tijdens het afgelopen kalenderjaar in de onderneming was tewerkgesteld, uitgedrukt in voltijdse equivalenten.

Op vrijwillige basis kan de werkgever het vermelde percentage overschrijden. § 2. Indien het percentage van 5 pct. vermeld in § 1 is bereikt, is de werkgever nog enkel gehouden loopbaanonderbreking toe te staan in de in de wet bepaalde omstandigheden waarbij aan de werknemers een recht op loopbaanonderbreking wordt toegekend, inzonderheid in geval van palliatieve verzorging van een persoon in de zin van artikel 100bis van de voornoemde herstelwet van 22 januari 1985, bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid in de zin van het voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998 en ouderschapsverlof in de zin van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997. § 3. Indien de onderneming geen vervang(st)er vindt kan de door de werknemer in toepassing van artikel 7 gewenste aanvangsdatum met maximaal drie maanden uitgesteld worden. § 4. De werklieden of werksters die de volgende functies uitoefenen : wasser, besteller, technicus/mecanieker, kunnen zich op het in § 1 en in artikel 6 bepaalde recht slechts beroepen indien er een volwaardige vervanging, voorhanden is.

Art. 7.Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 5, § 4, hebben de werklieden en werksters die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt, een onvoorwaardelijk recht op loopbaanonderbreking. Deze werklieden en werksters komen niet in aanmerking voor de berekening van het in artikel 5, § 1, vermelde percentage.

Art. 8.De aanvraag tot loopbaanonderbreking moet schriftelijk bij de werkgever worden ingediend, met vermelding van : - de reden; - de gewenste aanvangsdatum; - de gewenste duur.

Deze aanvraag dient te gebeuren, ten laatste drie maanden voor de gewenste aanvangsdatum. Bij wederzijds akkoord tussen de werkgever en de werknemer, kan deze drie maanden worden ingekort.

Art. 9.§ 1. De werknemer wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing van de werkgever ten overstaan van de ingediende aanvraag tot loopbaanonderbreking, en zulks binnen de acht dagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. In geval van weigering van de aanvraag dient de reden van deze weigering in het schrijven vermeld te worden. In dit laatste geval kan op initiatief van de werknemer, hierover een onderhoud gevraagd worden tussen de plaatselijke vrijgestelde en de werkgever. § 2. Behoudens in de gevallen waarin de wetgeving een andere termijn vaststelt en onverminderd de uitzondering die vermeld is artikel 5, § 3, zal de loopbaanonderbreking ingaan uiterlijk drie maanden na de aanvraag, tenzij de werkgever en de werknemer een andere datum overeenkomen voor het vinden van een vervanger(ster).

Art. 10.Tijdens de duur van de loopbaanonderbreking is het arbeidscontract geschorst. Behoudens in het geval van dringende reden of "voldoende reden", mag de werkgever het arbeidscontract niet éénzijdig verbreken tijdens de periode die bepaald is in artikel 101 van de herstelwet van 22 januari 1985.

Als "voldoende reden" geldt een door de rechter als zodanig bevonden reden, waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan de in deze overeenkomst bedoelde schorsing. Als "voldoende reden wordt beschouwd", het ontslag dat is gegeven om het conventioneel brugpensioen te bekomen.

Eventuele inbreuken op dit verbod geven aanleiding tot het betalen door de werkgever van een "forfaitaire vergoeding" ten belope van zes maanden loon, onverminderd de vergoedingen die bij een verbreking van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer moeten worden betaald.

Deze "forfaitaire vergoeding" mag niet worden gecumuleerd met de vergoeding bedoeld bij artikel 63 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), met de vergoeding in geval van afdanking tijdens een aangekondigde periode van zwangerschap en met de vergoeding voorzien bij de artikelen 16 tot 18 van de wet van 19 maart 1991, houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.

Art. 11.Bij zijn terugkeer na de loopbaanonderbreking wordt de werknemer, behoudens in geval van overmacht, terug opgenomen in zijn vroegere of een gelijkwaardige (= zelfde loonniveau) functie.

Art. 12.De oorspronkelijk aangevraagde duur van de loopbaanonderbreking kan, op vraag van de werknemer en mits akkoord van de werkgever, worden ingekort binnen de wettelijke bepalingen.

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2003.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 september 2004.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^