gepubliceerd op 10 december 2002
Koninklijk besluit houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft
1 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe, zowel voor de algemene als voor de psychiatrische ziekenhuizen, een regeling vast te stellen voor de mededeling van de minimale psychiatrische gegevens, waarvan de lijst in bijlage wordt toegevoegd en dit met het oog op het gebruik van de gegevens voor diverse beleidsdoeleinden.
Een eerste koninklijk besluit tot vaststelling van een systeem voor de registratie van minimale psychiatrische gegevens dateert van 25 februari 1996. Een schorsingsberoep tegen dit besluit bij de Raad van State had de vernietiging van dit besluit voor gevolg (arrest van de Raad van State van 26 januari 2000) en dit wegens strijdigheid met de vroegere bepaling van artikel 86, tweede lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. Volgens die bepaling dienden de statistische gegevens met betrekking tot de medische activiteiten anoniem te zijn. De Raad van State oordeelde dat de te registreren gegevens van die aard waren dat de identificatie van de betrokken personen mogelijk was. Het vernietigingsarrest had uitsluitend betrekking op de psychiatrische afdelingen van algemene en psychiatrische ziekenhuizen; voor de psychiatrische verzorgingstehuizen en initiatieven beschut wonen veranderde er niets.
Om een oplossing te bieden aan het gestelde probleem werd inmiddels artikel 86, tweede lid, vervangen bij artikel 125 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale budgettaire en andere bepalingen. Thans is alleen vereist dat de gegevens die verband houden met de medische activiteiten « geen gegevens (mogen) bevatten die de natuurlijke persoon waarop ze betrekking hebben rechtstreeks identificeren ».
Voorts werd bepaald dat geen handelingen mogen worden verricht om de gegevens in verband te brengen « met de geïdentificeerde natuurlijke persoon waarop ze betrekking hebben », tenzij die nodig zijn met het oog op het uitoefenen van het toezicht.
Na deze wetswijziging werd een nieuw ontwerp van koninklijk besluit opgesteld dat aan het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer werd onderworpen op 21 augustus 2000. Het advies van de Commissie dateert van 14 september 2000. Daarna werd het ontwerpbesluit overgemaakt aan de Raad van State die advies uitbracht op 5 juni 2001. In het advies van de Raad van State werd herinnerd aan de gewijzigde ziekenhuiswet. Het advies onderstreepte de noodzaak om in een overgangsregeling te voorzien. In de mate het ontworpen besluit bedoeld is om terug te werken tot vóór 10 september 2000, dient het met name te beantwoorden aan de toen geldende vereiste dat de medegedeelde gegevens « anoniem » moesten zijn. Daarom diende het ontwerp, wat de periode tussen 1 april 1996 en 10 september 2000 betreft, aangepast te worden. In zoverre het ontworpen besluit bedoeld is om uitwerking te hebben met ingang van 10 september 2000 werd het voldoende geacht dat de mede te delen gegevens niet rechtstreeks kunnen worden geïdentificeerd op het vlak van de natuurlijke persoon.
De Raad van State stelde in haar advies van 5 juni 2001 : « Er kan aangenomen worden dat het ontwerp aan deze vereiste beantwoordt ».
Daarnaast maakte de Raad van State nog een reeks andere bemerkingen.
Op grond van de opmerkingen van de Raad van State werd een nieuw ontwerp van koninklijk besluit opgesteld waarin aan alle opmerkingen van de Raad van State gevolg werd gegeven. Zo werd het aantal antwoordmogelijkheden van bepaalde gegevens uit bijlage 1 gereduceerd.
Teneinde de aan het ontwerp aangebrachte wijzigingen, ingevolge het advies van de Raad van State, te kunnen toetsen aan de privacywetgeving, werd het ontwerp door de bevoegde ministers op 25 oktober 2001 opnieuw voor advies aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, voorgelegd. Dit advies werd uitgebracht op 21 maart 2002.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer herhaalde in haar tweede advies opmerkingen die in het eerste advies werden geformuleerd. De bevoegde Ministers hadden naar aanleiding van het eerste advies ten behoeve van de Raad van State overigens een nota opgesteld waarin werd geantwoord op alle opmerkingen van het eerste advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Commissie heeft er in haar tweede advies op aangedrongen bij het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit een Verslag aan de Koning toe te voegen teneinde duidelijk aan te geven op gevolg werd gegeven welke wijze aan haar opmerkingen gevolg werd gegeven. In het voorliggend verslag wordt daarom ingegaan op alle opmerkingen van de Commissie.
Aangezien het onderhavig koninklijk besluit werd aangepast conform het advies van de Raad van State d.d. 5 juni 2001 is het overbodig het besluit voor een tweede maal te onderwerpen aan het advies van de Raad van State.
In punt 1 vat de Commissie de doelstellingen en het toepassingsgebied van het besluit samen.
In punt 2 wijst de Commissie erop dat ze reeds « een positief advies onder het voorbehoud van opmerkingen en aanbevelingen » heeft geformuleerd ten aanzien van het eerste ontwerp van besluit en dat, ten gevolge van enkele aanpassingen van de tekst, de nieuwe tekst voor een tweede maal voor advies aan de Commissie wordt toegestuurd.
In de punten 3, 4, 5, 6 en 7 merkt de Commissie op dat met de doelstellingen van de MPG-registratie, opgesomd in artikel 3 van het besluit, niet uitsluitend wetenschappelijke of statistische objectieven worden beoogd, maar tevens de controle op het goed gebruik van de overheidsmiddelen. Dienaangaande moet worden geantwoord dat deze doelstelling steeds besloten heeft gelegen in artikel 3, § 1, 3, °, van het ontwerp dat eerder aan de Raad van State werd voorgelegd en dat handelt over de financiering van de psychiatrische instellingen en diensten. Het is immers evident dat een financieringen controle insluit. Teneinde elke misvatting terzake te vermijden zal het voormelde artikel 3, § 1, 3°, worden verduidelijkt door de volgende bewoordingen toe te voegen « met inbegrip van de controle op het goed gebruik van de overheidsmiddelen ».
In punt 8 onderscheidt de Commissie twee soorten van gegevens van persoonlijke aard, met name gegevens met betrekking tot de patiënt en deze met betrekking tot de beroepen. De Commissie gaat enkel in op de eerste categorie.
In aansluiting hierop stelt de Commissie in punt 9 van het advies dat een evenwicht moet worden gevonden tussen het openbaar belang en het individueel belang van de patiënt. Er is volgens de Commissie wel degelijk een wettelijke basis, wel moet worden nagegaan of er een evenwicht is tussen het openbaar belang dat de ziekenhuiswet nastreeft en de eisen ten aanzien van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Punt 10 van het advies van de Commissie ligt overigens in dezelfde lijn. Nog verder stelt de Commissie in punt 11 en in punt 12 van haar advies dat het doel enkel gerechtvaardigd is voor zover het met geen andere middelen kan worden bereikt. In het ontwerp wordt volgens de Commissie nergens geargumenteerd waarom de gegevens nodig zijn om de doelstellingen van het ontwerp te bereiken. Op de punten 9, 10, 11 en 12 van het advies van de Commissie zal nader worden ingegaan naar aanleiding van de artikelsgewijze bespreking door de Commissie vervat onder de punten 14, 15 en 16 van het advies.
In punt 13 van het advies vraagt de Commissie aan te duiden welke categoriëen van personen met de beschrijving van hun functie toegang zullen hebben tot de verwerking van de gegevens. Op basis hiervan dienen de personen belast met de verwerking door het Ministerie nominatief te worden aangeduid, lijst die ter beschikking moet worden gehouden van de Commissie. Tevens stelt de Commissie dat deze personen moeten worden onderworpen aan een statutaire of contractuele bepaling luidens dewelke zij gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de gegevens te eerbiedigen. Hierop dient te worden geantwoord dat zulks reeds lang een praktijk is in de administratie aangezien de lijst van de personen belast met de verwerking van meetaf werd bijgehouden en de betrokken ambtenaren een verklaring dienen de Federale Overheidsdiensten te ondertekenen om de vertrouwelijkheid van de gegevens te respecteren. Tenslotte verzoekt de Commissie het ziekenhuis of de Federale Overheidsdienst de patiënten te informeren over het bestaan van de overdracht van gecodeerde gegevens aan het Departement, met vermelding van hun finaliteit en de wettelijke of reglementaire basis. Het Departement zal aan dit verzoek gevolg geven door dienaangaande aan de ziekenhuizen richtlijnen te verstrekken.
In punt 14 van het advies verwijst de Commissie naar haar eerder advies waarin werd gesteld dat het vermelden van de postcode van de gemeente waar de patiënt hoofdverblijf houdt een gedetailleerdere informatie vormt dan de loutere vermelding van de gemeente. In het ontwerp van besluit werd aan dit verzoek gevolg gegeven, wat de Commissie in haar tweede advies overigens vaststelt.
In punt 15 acht de Commissie het wenselijk dat het gegeven « het aantal vorige opnames in de instelling » beter niet in de tekst wordt opgenomen tenzij men dit motiveert. Deze opmerking werd reeds in het eerste advies gemaakt. Het gebruik van dit soort gegevens is hoedanook beperkt tot de patïenten van eenzelfde instelling. Men weet of een patiënt werd heropgenomen, maar men kan onmogelijk zijn vorige opnames retraceren. In een informatieve nota aan de Raad van State hebben de bevoegde Ministers gemotiveerd waarom zij dit gegeven noodzakelijk achten. Overigens heeft de Raad van State dienaangaande geen enkele opmerking meer geformuleerd. Om alle misverstanden terzake te vermijden wordt deze motivering in het voorliggend Verslag hernomen.
De registratie van deze informatie is noodzakelijk om volgende redenen : - met het oog op de beleidsplanificatie en programmatie, is het nodig het aantal nieuwe patïenten te kennen; - omwille van de evaluatie van het bestaande aanbod, is het nodig het aantal patiënten te kennen dat eventueel aan « medical shopping » doet; - omwille van de planning van de voorzieningen, is het nodig het aantal chronische psychiatrische patïenten te kennen.
Overigens wordt dit gegeven ook in de MKG-registratie opgevraagd, evenwel beperkt tot hetzelfde jaar van de opname.
In aansluiting op de punten 9, 10, 11 en 12 wordt in punt 16 van het advies van de Commissie andermaal gesteld dat de afweging moet worden gemaakt of de kwantiteit van de gevraagde gegevens verzoenbaar is met de nood aan deze gegevens voor de doelstellingen van het beleid. Zij stelt voor een aantal rubrieken, opgenomen in de bijlage in meer algemene bewoordingen te stellen. Het betreft meer bepaald de leefomgeving voor opname (punt 4.1.1.L), de verwijzers (punt 4.1.1.m van de bijlage), de koppeling met gegevens voor de opname en de problemen bij opname (punt 4.1.1n).
De Commissie betreurt het gebrek aan motivering hetgeen in een Verslag aan de Koning gepreciseerd had kunnen worden. Hieruit kan worden afgeleid dat de Commissie de opvraging kan aanvaarden mits men dit motiveert in een Verslag aan de Koning. Het is deze opmerking van de Commissie die ertoe heeft geleid dat in het voorliggende Verslag aan de Koning op extensieve wijze werd gemotiveerd waarom de in het besluit vermelde rubrieken worden gehanteerd.
Al deze gegevens hebben duidelijk hun belang voor het te voeren beleid inzake de geestelijke gezondheidszorg.
De werking van de checklist van 53 mogelijke problemen illustreert goed hoe de indruk kan ontstaan dat zeer veel informatie wordt opgevraagd. Deze 53 problemen vormen inderdaad even zoveel mogelijke informatie-elementen. Voor een gegeven patiënt zullen echter maar enkele van deze mogelijkheden aangestipt moeten worden. Voor de diagnosestelling wordt een andere opvragingstechniek gebruikt. Niet alle mogelijke diagnosen worden uitgelijst met de vraag om aan te stippen welke voor een gegeven patiënt gelden (dit zou een lijst opleveren van meer dan 300 items), men voorziet één enkel veld om de code en omschrijving van de passende diagnose op te geven. Alhoewel de indruk kan ontstaan dat de tweede werkwijze minder indringend is, is dit geenszins het geval. Voor de persoon in de instelling belast met het invullen van de informatie is de eerste werkwijze wel heel wat eenvoudiger. Vandaar dat grotendeels de methode van de aanstiplijsten wordt gebruikt, waardoor verkeerdelijk de indruk kan ontstaan dat een zeer extensieve bevraging wordt doorgevoerd. Naast het aangeven van de problemen bij opname wordt op deze wijze ook in kaart gebracht welke zorgen de patiënt ontvangt, welke onderzoeken bij de patiënt werden uitgevoerd, welke mate van toezicht nodig was en welke behandelingen werden ingesteld. Deze verschillende aanstiplijsten vormen inderdaad een uitlijsting van het zorgaanbod dat de geestelijke gezondheidszorg kenmerkt. Uiteraard zal voor een gegeven patiënt telkens slechts een beperkt aantal van deze items relevant zijn. Het geheel van de opgevraagde items levert aldus een beeld van de toestand van de patiënt bij opname, wat deze aan zorgen heeft ontvangen en wat het resultaat daarvan is geweest. Dit beeld wordt aangevuld met informatie over de patiënt vóór de opname (herkomst en verwijzer, vorige opnames) en met informatie over de verdere zorgbehoefte na ontslag en over de verwijzingen die men in dat licht doet.
Het moge duidelijk zijn dat zo een informatiegeheel tot stand komt dat het beleid kan richten op de verschillende niveaus. Zo kan men inderdaad uitspraken gaan doen over de gepastheid van de geboden zorg.
Niet alleen globaal, ook elke instelling afzonderlijk kan nagaan of het haar patiënten, gegeven hun pathologie, de passende zorgen kan bieden en welke bijkomende maatregelen zich opdringen. Om de instellingen daarbij behulpzaam te zijn publiceerde de overheid elk jaar een feedbackrapport dat aan de instellingen de globale cijfers levert waarmee zij zichzelf kunnen vergelijken. De overheid kan nagaan welke zorgsettings voor welke pathologie optimaal blijken te zijn en op basis van deze informatie bijkomende normen en zorgprogramma's ontwikkelen.
In de somatische zorg, waar men werkt met meer eenduidige diagnosen en op basis daarvan normverblijfsduren hanteert, kan het beleidsmatig ingrijpen algemener zijn en minder informatiegestuurd. In de geestelijke gezondheidszorg moet de afstemming van de zorg met meer factoren rekening houden en complexiteit niet schuwen.
Deze informatie levert eveneens de basis voor een financieel beleid op wat langere termijn. Nieuwe ontwikkelingen in de zorg die zichtbaar worden door de registratie hebben implicaties voor de verdere financiering, de behoeften aan verdere specialisaties in de zorgverlening en manpower planning in het algemeen. Het mag ook niet verheeld worden dat de MPG de mogelijkheid creëert van financieel toezicht op de instellingen waarbij rekening wordt gehouden met de feitelijke zorglast en de behandelde pathologie.
Tenslotte is MPG op dit ogenblik één van de weinige bronnen die wetenschappelijke epidemiologische studies mogelijk maakt van psychische morbiditeit. In samenwerking met de Gemeenschappen wordt deze epidemiologische monitoring uitgebreid tot de ambulante zorg, via een gezamenlijk overlegde minimale dataset. Wanneer dit systeem operationeel zal zijn, zal ons land beschikken over een globaal beeld van geestelijke gezondheid.
In punt 17 van het advies stelt de Commissie voor een aantal veiligheidsvoorschriften te nemen om heridentificatie tegen te gaan, zoals vb. controle op de toegang tot de gegevensbank, beperkte koppeling van gegevens enz. In antwoord op punt 13 van het advies van de Commissie werden reeds een aantal maatregelen opgesomd, zoals het aanleggen en ter beschikking van de Commissie houden van een lijst van de personen die toegang hebben tot de gegevens en het ondertekenen van een verklaring door deze personen om het vertrouwelijk karakter van de gegevens te garanderen. De veiligheidsvoorschriften vormen het voorwerp van een intern document bestemd voor diegenen die bij de verwerking betrokken zijn.
De in het vooruitzicht gestelde integratie van de MPG-gegevens in het datawarehouse van het Directoraat-generaal Organisatie gezondheidszorgvoorzieningen gaat gepaard met tal van veiligheidsmaatregelen. Er is vooreerst de logische beveiliging. De constructie is van die aard dat de databank enkel toegankelijk is vanuit het eigen netwerk. Hiervoor dient men gebruik te maken van een userid-password-combinatie. Bovendien zal, afhankelijk van het statuut van de persoon die met de gegevens werkt, de toegang tot de gegevens in meer of mindere mate worden beperkt. Daarnaast is er ook een fysische beveiliging doordat de servers zich in een beschermde omgeving bevinden. Toegang is enkel mogelijk door gebruik te maken van een geïndividualiseerde badge. Tenslotte is er ook een bescherming tegen calamiteiten door dagelijkse incrementele backup en wekelijkse full backup.
In punt 18 van het advies vraagt de Commissie dat de plichten, de bevoegheid en het statuut van de beheerder van de verwerking zou worden omschreven. Terzake herinnert de Commissie aan de finaliteiten van de verwerking. Krachtens 5 van het ontwerp is de Minister de verantwoordelijke en de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Organisatie gezondheidszorgvoorzieningen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid de verwerker van de gegevens.
Als hoofd van het Directoraat-generaal organiseert hij de opvraging van de gegevens en staat hij in voor het oprichten en instandhouden van een team dat belast is met de verwerking van de gegevens. Hij dient er ook voor te zorgen dat dit team over de noodzakelijke computerfaciliteiten beschikt om de gegevens op een veilige manier te verwerken. De verwerking bestaat in het controleren van de juistheid van de gegevens of het valideren van de gegevens, het archiveren van de gegevens, het terugkoppelen van de gegevens naar de leveranciers ervan onder statistische vorm en het gebruik van de gegevens voor de finaliteiten voorzien in het koninklijk besluit. Als hoogste ambtenaar van het Directoraat-generaal draagt hij de eindverantwoordelijkheid.
De administratie neemt zich voor deze bevoegdheidsomschrijving op te nemen in een document dat ter beschikking wordt gehouden van diegenen die belast zijn met de verwerking van de gegevens alsook in de brochure bestemd voor de ziekenhuizen die de praktische organisatie van de registratie en de verwerking regelt. Deze omschrijving wijzigt niets aan de inhoud van het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit.
In punt 19 van het advies is de Commissie van oordeel dat de bewaringstermijn vrij lang is. De Commissie meent dat deze moet worden gemotiveerd. Het is normaal dat deze gegevens gedurende vijf jaar worden bewaard. De gegevens dienen immers te worden gecontroleerd.
Deze controles kunnen plaatshebben onmiddellijk na de overdracht van de gegevens aan het Departement. De controle kan ook noodzakelijk zijn naar aanleiding van betwistingen die ontstaan hetzij naar aanleiding van het opmaken van profielen van de instelling, hetzij na het gebruik van de gegevens voor beleidsdoeleinden. Dit gebruik en de mogelijke betwistingen kunnen zich voordoen binnen een termijn van maximum vijf jaren. Het is daarom wenselijk deze termijn aan te houden.
De Commissie vraagt in punt 20 van het advies om het begrip « beheerder » in artikel 7 van het besluit te verduidelijken. De tekst van dit artikel omschrijft de opdracht van de persoon aangesteld door de beheerder en belast met de coördinatie van de bedoelde gegevens.
Deze is niet de exploitant van het ziekenhuis. Deze term werd in een eerdere nota reeds gepreciseerd. Met beheerder wordt bedoeld de persoon belast met de coördinatie van de gegevensregistratie. Hij is ook de contactpersoon voor de Federale Overheidsdienst. Zonder een kwalificatie te willen opdringen is het wenselijk dat deze persoon minstens hoger onderwijs zou hebben genoten, vertrouwd is met databeheer, kennis heeft van statistiek en vertrouwd is met de sector.
In punt 21 van het advies herhaalt de Commissie haar vraag voor het nemen van beveiligingsmaatregelen. Overigens stelt de Commissie dat de formulering van artikel 8 van het ontwerp beantwoordt aan haar verzuchtingen. Aanvullend vraagt de Commissie dat elke aanvraag tot toegang ondertekend zou worden en dat de duurtijd van de bewaring van de gegevens zou beperkt worden. In de mate een persoon ambtshalve dagelijks met de gegevens werkt, lijkt het niet wenselijk om bij elke toegang een dokument aan te maken. De betrokkene zal in dat geval best beschikken over een door de direktie van het ziekenhuis gecertifieerd toegangsbewijs. Een afzonderlijk ondertekend dokument met de aanvraag voor de toegang tot de gegevens zal enkel noodzakelijk zijn voor diegene die niet dagelijks toegang heeft. De administratie zal in de praktische onderrichtingen voor de registratie bestemd voor de ziekenhuizen deze terechte aanbevelingen van de Commissie overnemen.
Overigens moet ook worden herinnerd aan de beveiligingsmaatregelen die in de erkenningsnormen zijn opgenomen (punt I, 9°quater, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964, ingevoegd door het koninklijk besluit van 16 december 1994, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1995).
In deze normen worden de ziekenhuizen verplicht te beschikken over een reglement voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarvan de bepalingen overigens aan de patiënt dienen te worden medegedeeld.
Dit reglement bevat een hele reeks van maatregelen die de medische gegevens moeten beveiligen, waarmee wordt beantwoord aan de verzuchtigen van de Commissie.
Wat de bewaartermijn van de gegevens betreft werd reeds onder punt 19 geantwoord.
Punt 22 van het advies herhaalt de vraag van de Commissie om de finaliteit van de verwerking door de administratie en de veiligheidsvoorschriften voor de gegevens, onder meer om decodering te voorkomen, te omschrijven. Ook hiervoor dient verwezen naar de antwoorden die terzake hoger in het onderhavig Verslag werden verstrekt.
In punt 23 van het advies vat de Commissie haar belangrijkste reserves nog eens samen, inzonderheid deze met betrekking tot de punten 6, 12, 13, 15, 16 en 17 van haar advies. Op al deze punten werd hoger in dit Verslag geantwoord.
Wij hebben de eer U te zijn, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER
ADVIES 31.081/3 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, derde kamer, op 20 december 2000 door de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Sociale Zaken verzocht hun van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft », heeft op 5 juni 2001 het volgende advies gegeven : Strekking van het ontwerp 1. Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe een regeling vast te stellen volgens welke de beheerders van psychiatrische ziekenhuizen en van algemene ziekenhuizen met bepaalde psychiatrische diensten bepaalde minimale psychiatrische gegevens moeten mededelen aan de minister bevoegd voor Volksgezondheid. De bedoelde gegevens, waarvan de lijst wordt vastgesteld in een bijlage bij het ontworpen beluit, moeten in de betrokken verzorgingsinstelling worden geregistreerd, en op elektronische wijze worden bezorgd aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. 2. De mededeling van de bedoelde gegevens maakte reeds het voorwerp uit van het koninklijk besluit van 25 februari 1996 met hetzelfde opschrift als het thans ontworpen besluit. Dat besluit van 25 februari 1996 is vernietigd door de Raad van State, afdeling administratie, wegens strijdigheid met de vroegere bepaling van artikel 86, tweede lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. Volgens die bepaling dienden de statistische gegevens met betrekking tot de medische activiteiten anoniem te zijn. De Raad van State oordeelde dat de te registreren gegevens van die aard waren dat de identificatie van de betrokken personen mogelijk was (1).
Artikel 86, tweede lid, is inmiddels vervangen bij artikel 125 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen. Thans is alleen vereist dat de gegevens die verband houden met de medische activiteiten « geen gegevens (mogen) bevatten die de natuurlijke persoon waarop ze betrekking hebben rechtstreeks identificeren ». Voorts wordt bepaald dat geen handelingen mogen worden verricht om de gegevens in verband te brengen « met de geïdentificeerde natuurlijke persoon waarop ze betrekking hebben », tenzij die nodig zijn met het oog op het uitoefenen van toezicht. 3. Er moet opgemerkt worden dat ook voor de psychiatrische verzorgingstehuizen en de initiatieven van beschut wonen een regeling bestaat i.v.m. de registratie en de mededeling van minimale psychiatrische statistische gegevens (2).
Gelet op de samenhang tussen de ontworpen regeling en de regelingen die voor de voornoemde verzorgingsinstellingen gelden, zullen ook die laatste regelingen moeten worden aangepast. De gemachtigde ambtenaar heeft bevestigd dat dit de bedoeling is.
Rechtsgrond Het ontworpen besluit vindt rechtsgrond in artikel 86, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen. Bij die bepaling wordt de Koning gemachtigd om de regels vast te stellen en de termijnen te bepalen voor de mededeling van bepaalde gegevens, waaronder statistische gegevens die verband houden met de medische activiteit, aan de minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.
De door de Koning vast te stellen regels dienen de voorwaarden in acht te nemen die, ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zijn bepaald in artikel 86, tweede lid, van de wet. In dit opzicht moet, wat het ontworpen besluit betreft, een onderscheid gemaakt worden naargelang dit uitwerking heeft vóór of na de datum van inwerkingtreding van het voornoemde artikel 125 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen. Die datum is, bij gebreke van een bijzondere regeling in de laatstgenoemde wet, de tiende dag na de bekendmaking ervan, d.w.z. 10 september 2000.
In zoverre het ontworpen besluit bedoeld is om terug te werken tot vóór 10 september 2000, dient het te beantwoorden aan het toen geldende vereiste dat de medegedeelde gegevens « anoniem » moesten zijn. Zoals blijkt uit het arrest van de Raad van State i.v.m. het beroep tegen het koninklijk besluit van 25 februari 1996, is dit echter niet het geval. Het ontwerp dient dan ook, wat de periode tussen 1 april 1996 en 10 september 2000 betreft, aangepast te worden, rekening houdend met de wettigheidskritiek die de Raad van State i.v.m. de overeenkomstige bepalingen van het koninklijk besluit van 25 februari 1996 heeft geuit.
In zoverre het ontworpen besluit bedoeld is om uitwerking te hebben met ingang van 10 september 2000, is het voldoende dat de mede te delen gegevens de betrokken patiënten niet rechtstreeks kunnen identificeren. Er kan aangenomen worden dat het ontwerp aan die vereiste beantwoordt (3).
Onderzoek van de tekst Aanhef 1. In het eerste lid van de aanhef, waarin verwezen wordt naar artikel 86 van de wet op de ziekenhuizen, dient ook melding te worden gemaakt van de wijzigende wet van 29 april 1996.2. In het tweede lid wordt verwezen naar artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 houdende bepaling van de regels volgens dewelke bepaalde statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid. Het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 is opgeheven bij het koninklijk besluit van 3 mei 1999, met ingang van 1 januari 2000. Van die opheffing moet in de aanhef ook melding gemaakt worden. Voor de duidelijkheid is het nuttig om in dit geval de datum te vermelden waarop de opheffing uitwerking heeft gekregen.
Men schrijve derhalve : « ... aan de Minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid, opgeheven, met ingang van 1 januari 2000, bij het koninklijk besluit van 3 mei 1999, inzonderheid op artikel 1 ».
Dezelfde opmerking geldt voor de inleidende zin van artikel 9 van het ontwerp. 3. In het derde lid moet o.m. verwezen worden naar de wijzigende besluiten van « 4 (niet : 11) december 1998 » en « 2 (niet : 11) december 1999 ».
Dezelfde opmerking geldt voor de inleidende zin van artikel 10 van het ontwerp. 4. In het vijfde lid kunnen het nummer en de datum van het voorliggende advies vermeld worden. Artikel 2 Volgens het tweede lid bepaalt de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft de datum waarop het ontworpen besluit eveneens van toepassing is op de diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) voor patiënten met psychogeriatrische aandoeningen in algemene ziekenhuizen.
Op zich bestaat er tegen een dergelijke delegatie van bevoegdheid geen bezwaar.
Er moet echter opgemerkt worden dat de regeling vervat in artikel 2, tweede lid, van het ontwerp niet aansluit bij die van het ontworpen artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 6 december 1994 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft (artikel 10 van het ontwerp). Naar luid van die laatste bepaling is het niet de minister, maar de Koning, die de datum vaststelt vanaf wanneer de voornoemde diensten voor behandeling en revalidatie niet meer onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit van 6 december 1994.
Het zou beter zijn de twee bepalingen op elkaar af te stemmen. Hierop gewezen, heeft de gemachtigde ambtenaar verklaard dat de bevoegdheid in de twee bepalingen aan de minister kan worden gedelegeerd.
Artikel 4 1. Volgens het derde lid moeten de gegevens elektronisch worden overgemaakt. Die bepaling lijkt in tegenspraak te zijn met artikel 6, § 6, dat bepaalt dat in bepaalde omstandigheden de « postdatum » als bewijs geldt van de datum waarop de gegevens zijn medegedeeld.
Hierop gewezen, heeft de gemachtigde ambtenaar het volgende verklaard : « Met « het elektronisch bezorgen van gegevens » wordt bedoeld dat de gegevens op diskette worden bezorgd in plaats van op een uitgeprinte lijst. De diskette wordt echter per post verstuurd. In de toekomst is het evenwel de bedoeling deze gegevens niet meer op diskette per post over te maken, maar deze overdracht te laten gebeuren in het kader van het Datawarehouse, waarvan de oprichting momenteel volop aan de gang is. » In het licht van die uitleg verdient het aanbeveling om artikel 4, derde lid, te verduidelijken, bijvoorbeeld door te bepalen dat de gegevens « op een elektronische drager » worden bezorgd. Zodra de « Datawarehouse » is opgericht, zullen de artikelen 4, derde lid, en 6, § 6, dan aangepast moeten worden. 2. Volgens artikel 4, vierde lid, kan de minister de wijze bepalen waarop de gegevens elektronisch overgemaakt. Anders dan hetgeen in artikel 8, tweede lid, is bepaald i.v.m. de vaststelling, door de minister, van de modaliteiten m.b.t. de elektronische handtekening van de hoofdgeneesheer, wordt hier niet voorzien in een advies van de Commissie « Standaarden inzake telematica ten behoeve van de sector van de gezondheidszorg ».
Hierop gewezen, heeft de gemachtigde ambtenaar verklaard dat het beter is om de regelingen in de twee bepalingen op elkaar af te stemmen.
Daarom zal ook in artikel 4, vierde lid, het voorafgaand advies van de Commissie voorgeschreven worden.
Artikel 6 Paragraaf 4 heeft betrekking op de « omschrijving » van de voornoemde hoofdcategorieën bedoeld in de punten 4.1. en 4.2. van de bijlage, en op alle wijzigingen van die omschrijving.
Het is niet duidelijk wat bedoeld wordt met de « omschrijving van de voornoemde hoofdcategorieën. Als het alleen gaat om latere wijzigingen van de bijlage, schrijve men eenvoudig : « De wijzigingen van de punten 4.1 en 4.2 van de bijlage worden... ».
Overigens hoort paragraaf 4 niet thuis in artikel 6 : dat artikel heeft in zijn algemeenheid betrekking op de wijze waarop de gegevens worden medegedeeld, terwijl het in paragraaf 4 gaat om de omschrijving zelf van bepaalde gegevens. Zoals de gemachtigde ambtenaar voorstelt, zou paragraaf 4 beter verplaatst kunnen worden naar artikel 4, tweede lid.
Artikel 7 1. Volgens het eerste lid wordt de identiteit van de contactpersoon binnen elke instelling medegedeeld aan de minister. De Raad van State vraagt zich af of het niet eenvoudiger zou zijn om te bepalen dat de identiteit wordt medegedeeld aan het bevoegde bestuur (4). 2. In het derde lid, 5°, vervangen men de woorden « art.6 van dit besluit » door « artikel 6 ». 3. De bepaling van het derde lid, 6°, bevat een loutere herhaling van wat reeds in het eerste lid is bepaald.Het derde lid, 6°, kan dan ook beter weggelaten worden.
Artikel 8 In het derde lid wordt bepaald dat de stukken waaruit de controle en de validering van de minimale psychiatrische gegevens blijkt, te allen tijde in het ziekenhuis « ter inzage ter beschikking » moeten zijn.
Zoals wordt opgemerkt door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, verdient het aanbeveling nader te preciseren welke personen een recht van inzage hebben (5).
De gemachtigde ambtenaar heeft verklaard dat de ontworpen bepaling bedoeld is om de controle mogelijk te maken door ambtenaren van de interne audit van de instelling. Die precisering zou in het ontwerp moeten worden aangebracht.
Artikel 10 De Franse tekst van de inleidende zin van dit artikel dient als volgt te worden gesteld : « L'article 1er de l'arrêté royal du 6 décembre 1994 déterminant les règles suivant lesquelles certaines données doivent être communiquées au Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions, modifié ..., est complété par un alinéa 2, rédigé comme suit : ».
Artikel 11 1. Volgens het eerste lid heeft het ontworpen besluit uitwerking met ingang van 1 april 1996;artikel 8 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999. 1.1. Hiervoor is reeds opgemerkt dat, in zoverre het ontworpen besluit aldus uitwerking heeft in de periode van 1 april 1996 tot 10 september 2000, de lijst van de mede te delen gegevens in overeenstemming zal worden gebracht met artikel 86 tweede lid, van de wet op de ziekenhuizen, zoals die bepaling in die periode van kracht was (zie de opmerking i.v.m. de rechtsgrond, hiervóór). 1.2. Afgezien van die opmerking, moet in een meer algemene zin nog opgemerkt worden dat het retroactief opleggen van verplichtingen aan de beheerders van ziekenhuizen niet strijdig mag zijn met het algemeen rechtsbeginsel betreffende de rechtszekerheid. Dit betekend dat het niet mag gaan om verplichtingen waaraan de betrokken beheerders zich (in het verleden) niet redelijkerwijze konden verwachten.
De stellers van het ontwerp dienen na te gaan of de rechtszekerheid niet vereist dat voor sommige gegevens in overgangsmaatregelen wordt voorzien. De Raad van State heeft hierbij met name gegevens op het oog die de beheerders in het verleden niet moesten registreren of mededelen.
Bovendien zou alleszins in een overgangsregeling moeten worden voorzien m.b.t. de termijnen waarbinnen gegevens, die betrekking hebben op periodes uit het verleden, aan de minister moeten worden medegedeeld (zie artikel 6). 2. Volgens het tweede lid houdt artikel 9 op uitwerking te hebben op 1 januari 2000. Artikel 9 voorziet in de vervanging van artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987. Dat koninklijk besluit is opgeheven bij het koninklijk besluit van 3 mei 1999, met ingang van 1 januari 2000.
De vervanging van artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987, met ingang van 1 april 1996 (artikel 11, eerste lid, van het ontwerp), gebeurt onmiddellijk. De bepaling van artikel 9 van het ontwerp is dan ook onmiddellijk uitgewerkt.
Het heeft bijgevolg geen zin om te bepalen dat artikel 9 nog uitwerking heeft tot 1 januari 2000 (6). Artikel 11, tweede zin, dient integendeel weggelaten te worden.
De kamer was samengesteld uit : De heren : W. Deroover, eerste voorzitter.
D. Albrecht, P. Lemmens, staatsraden.
H. Cousy, A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving.
Mevr. F. Lievens, griffier.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lemmens.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Van Nieuwenhove, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer G. De Bleeckere, adjunct-referendaris.
De griffier, F. Lievens De eerste voorzitter, W. Deroover _______ Nota's (1) R.v.St., 26 januari 2000, v.z.w. « Fédération belge des chambres syndicales de médecins, nr. 84.880. (2) Artikelen 31bis tot 31quater van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen;koninklijk besluit van 20 september 1998 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens van de initiatieven van beschut wonen moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. (3) Zie, in dezelfde zin, het advies nr.29/2000 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van 14 september 2000, § 12, in fine. (4) In dat geval kunnen in het tweede en het derde lid de woorden « De (resp.deze) persoon, als bedoeld in het eerste lid » telkens vervangen worden door « Deze persoon ». (5) Voornoemd advies nr.29/2000 van 14 september 2000, § 16. (6). Vanzelfsprekend volgt artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987, zoals het vervangen wordt bij artikel 9 van het ontworpen besluit, het lot van de bestaande bepalingen van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987, en is het dus opgeheven met ingang van 1 januari 2000 (koninklijk besluit van 3 mei 1999). In die zin zal het vervangen artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 (niet artikel 9 van het ontwerp) dus uitwerking hebben tot 1 januari 2000. Dit hoeft echter niet met zoveel woorden bevestigd te worden.
1 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 86, gewijzigd bij de wetten van 29 april 1996 en 12 augustus 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 december 1994 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 oktober 1996, 4 december 1998, 3 mei 1999 en 2 december 1999;
Gelet op het protocol, afgesloten op 28 juli 1999 door de Ministers M. Aelvoet en F. Vandenbroucke, aangaande de vaststelling van de respectieve bevoegdheden van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Volksgezondheid, inzonderheid op punt 2;
Gelet op het advies nr. 29/2000 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 14 september 2000;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 31.081/3 uitgebracht op 5 juni 2001;
Gelet op het advies nr. 12/2002 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 21 maart 2002;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Ind it besluit wordt verstaan onder : 1° « verpleegdagprijs » : de verpleegdagprijs bedoeld in de bepalingen van Titel III, Hoofdstuk V, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;2° « de Minister » : de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;3° « leefeenheid » : een groep van patiënten die samenleven, eten, ontspannen en die verblijven in een architecturaal afgescheiden gebouw of een deel van een gebouw, terwijl zij begeleid worden door eenzelfde team van hulpverleners;4° « Commissie : standaarden inzake telematica ten behoeve van de sector van de gezondheid » : de Commissie, bedoeld in het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende oprichting van een Commissie « Standaarden inzake telematica ten behoeve van de sector van de gezondheid ».
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de psychiatrische ziekenhuizen alsmede op de algemene ziekenhuizen met één of meerdere diensten neuropsychiatrie voor observatie en behandeling (kenletter A), diensten neuro-psychiatrie voor behandeling (kenletter T), diensten neuro-psychiatrie voor kinderen (kenletter K).
Met ingang van de door Ons te bepalen datum, wordt dit besluit eveneens van toepassing op de diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) voor patiënten met psychogeriatrische aandoeningen in de algemene ziekenhuizen.
Art. 3.§ 1. De registratie van minimale psychiatrische gegevens heeft tot doel het te voeren gezondheidsbeleid te ondersteunen, voor wat betreft : 1° de vaststelling van de behoeften aan psychiatrische voorzieningen;2° de omschrijving van de kwalitatieve en kwantitatieve erkenningsnormen van de psychiatrische ziekenhuizen en -diensten;3° de organisatie van de financiering van de psychiatrische ziekenhuizen en -diensten met inbegrip van de controle op het goed gebruik van de overheidsmiddelen;4° het uitstippelen van een beleid op basis van epidemiologische gegevens. § 2. De in § 1 bedoelde opsomming van doeleinden is limitatief.
Art. 4.De minimale psychiatrische gegevens worden geregistreerd voor de patiënten van de psychiatrische ziekenhuizen en van de diensten van de algemene ziekenhuizen bedoeld in artikel 2, waarvoor een verpleegdagprijs of een budget van financiële middelen wordt vastgesteld.
De mede te delen gegevens zijn in de bijlagen 1 en 2 van dit besluit vastgesteld.
Deze gegevens moeten op een elektronische drager worden overgemaakt.
De Minister kan, na advies van de Commissie « Standaarden inzake telematica ten behoeve van de sector van de gezondheidszorg », de wijze bepalen waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens elektronisch worden overgemaakt.
Art. 5.De Minister is de verantwoordelijke voor de verwerking van het bestand van de in artikel 4 bedoelde gegevens.
De Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Organisatie gezondheidsvoorzieningen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu is de verwerker van de in artikel 4 bedoelde gegevens.
Art. 6.§ 1. De algemene gegevens betreffende de instelling en betreffende de leefeenheden, bedoeld in bijlage 1, punten 1 en 3, worden per semester geregistreerd. Deze gegevens worden overgemaakt aan de Minister, ten laatste drie maanden na de in deze paragraaf bedoelde registratieperiode, met name op 31 maart en 30 september. § 2. Het in punt 2 van de bijlage 1 bedoelde aantal verpleegdagen, worden per semester geregistreerd. Deze gegevens worden overgemaakt aan de Minister, ten laatste drie maanden na de in deze paragraaf bedoelde registratieperiode, met name op 31 maart en 30 september. § 3. De in punt 4.1. van de bijlagen 1 en 2 bedoelde continue gegevens, worden per semester geregistreerd.
De in het eerste lid bedoelde continue gegevens worden geregistreerd per leefeenheid en per dienst voor alle opgenomen patiënten, en moeten worden overgemaakt aan de Minister, ten laatste drie maanden na het einde van de registratieperiode, met name op 31 maart en 30 september. § 4. De steekproefgegevens, bedoeld in punt 4.2. van bijlage 1, en de gegevens betreffende het aantal aanwezige personeelsleden, bedoeld in punt 4.3 van de bijlage 1, worden tijdens de betrokken registratieweek, bedoeld in respectievelijk het vierde en vijfde lid, geregistreerd.
De steekproefgegevens betreffende de patiënt worden per leefeenheid en enkel tijdens de registratieweken geregistreerd en dit voor al de opgenomen patiënten.
De steekproefgegevens betreffende het personeel worden enkel per leefeenheid geregistreerd.
Per kalenderjaar zijn er maximaal twee registratieweken met betrekking tot de gegevens, bedoeld in punt 4.2 van de bijlage. Deze registratieweken worden door het hoofd van het Directoraat-generaal Organisatie van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu bepaald. Elke registratieweek bestaat uit zeven dagen, te beginnen met een donderdag. De registratieweken moeten gekozen worden uit de tweede helft van de maanden april, mei, oktober en november. Een registratieweek wordt bekendgemaakt in de loop van de eerste week, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu van de betrokken maand.
De bedoelde gegevens worden overgemaakt aan de Minister, ten laatste drie maanden na het einde van het semester waarin de betrokken steekproef heeft plaats gehad, met name op 31 maart en/of 30 september.
Per kalenderjaar zijn er maximaal twee registratieweken met betrekking tot de gegevens bedoeld in punt 4.3 van de bijlage. Deze registratieweken worden door het hoofd van het Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu bepaald. Elke registratieweek bestaat uit zeven dagen, te beginnen met een donderdag. De registratieweken moeten gekozen worden uit de tweede helft van de maanden april, mei, oktober en november.
Een registratieweek wordt bekendgemaakt in de loop van de eerste week van de betrokken maand. De bedoelde gegevens worden overgemaakt aan de Minister, ten laatste drie maanden na het einde van het semester waarin de betrokken steekproef heeft plaatsgehad, met name op 31 maart en/of 30 september. § 5. In geval van betwisting omtrent de naleving van de in de §§ 1, 2, 3 en 4 omschreven termijnen zal de stempel van postdatum als bewijs gelden. § 6. De gegevens, geregistreerd en overgemaakt overeenkomstig, §§ 1, 2, 3 en 4 dienen door iedere instelling bewaard te worden gedurende een termijn van vijf jaren.
Art. 7.In iedere instelling wordt een persoon door de beheerder belast met de coördinatie van de bedoelde gegevens. Deze persoon treedt ook op als contactpersoon ten aanzien van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; zijn identiteit wordt medegedeeld aan het Directoraat-generaal Organisatie gezondheidszorgvoorzieningen van die Federale Overheidsdienst.
Deze persoon, als bedoeld in het vorige lid, wordt belast met de volgende opdrachten : 1° instaan voor de organisatie van de registratie; 2° instaan voor de opleiding m.b.t. de registratieprocedure; 3° instaan voor de kwaliteitsbewaking van de geregistreerde en overgemaakte gegevens;4° instaan voor de oplossing van problemen binnen de instelling met betrekking tot de registratie van de minimale psychiatrische gegevens;5° in samenwerking met de hoofdgeneesheer, instaan voor het tijdig overmaken van de minimale psychiatrische gegevens, zoals bedoeld in artikel 6;6° verwerken van de minimale psychiatrische gegevens op het niveau van de instelling;7° verstrekken van aanvullende of ontbrekende inlichtingen ten aanzien van de Federale Overheidsdienst en het geven van feedback op het niveau van de instelling.
Art. 8.Bij overdracht van de gegevens dient de hoofdgeneesheer, via een door hem ondertekende begeleidende brief, na controle en validering, de waarachtigheid van de gegevens te bekrachtigen.
Vanaf de door de Minister te bepalen datum dienen de gegevens, na controle en validering en ter bekrachtiging van de waarachtigheid van de gegevens, de elektronische handtekening van de hoofdgeneesheer te dragen volgens de modaliteiten bepaald door de minister, na advies van de Commissie « Standaarden inzake telematica ten behoeve van de sector van de gezondheidszorg ».
In het ziekenhuis moeten de stukken waaruit de controle en validering van de minimale psychiatrische gegevens blijkt, zich te alle tijden ter inzage van de personen bedoeld in artikel 115 van de wet op ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, bevinden.
Het ziekenhuis dient haar patiënten te informeren over het bestaan van de overdracht van gecodeerde gegevens aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Directoraat-generaal Organisatie gezondheidsvoorzieningen met vermelding van hun finaliteit en hun wettelijke of reglementaire basis.
De Federale Overheidsdienst engageert zich om de ziekenhuizen dienaangaande richtlijnen te verstrekken.
Art. 9.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 6 december 1994 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 oktober 1996, 4 december 1998, 3 mei 1999 en 2 december 1999, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Met ingang van een door Ons te bepalen datum, is dit besluit niet van toepassing op de diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) voor patiënten met psychogeriatrische aandoeningen in de algemene ziekenhuizen. »
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1996, met uitzondering van artikel 8, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1999.
In afwijking tot het eerste lid, zijn de punten in bijlage 1 waarvan in bijlage 2 wordt afgeweken, van toepassing met ingang van 10 september 2000. Voor deze punten is bijlage 2 van toepassing van 1 april 1996 tot en met 9 september 2000.
Art. 11.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 oktober 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER
Bijlage 1 Lijst van de mede te delen gegevens 1. De gegevens betreffende de instelling : 1.1. algemene gegevens betreffende de instelling : a) het registratienummer van de instelling toegekend door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;b) het erkenningsnummer toegekend door de overheid die bevoegd is voor de erkenning van ziekenhuisdiensten;c) de code van het gegevensbestand toegekend door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;d) de naam van de coördinator van de minimale psychiatrische gegevensregistratie. 1.2. de algemene gegevens betreffende samenwerkingsverbanden : a) de partners van het samenwerkingsverband als inrichtende macht van een initiatief voor beschut wonen;b) de deelname aan een samenwerkingsverband als overlegplatform. 1.3. het aantal erkende plaatsen/bedden per kenletter volgens het meest recente erkenningsbesluit. 2. Verpleegdagen : - totaal aantal gefactureerde verpleegdagen per dienst/per maand.3. De algemene gegevens betreffende de leefeenheden : - de indeling van de leefeenheden in aantal bedden/plaatsen, volgens type kamer, met name 1-, 2- en/of meerpersoonskamer. 4. De minimale psychiatrische gegevens : 4.1. de continue gegevens : 4.1.1. de opname en -ontslaggegevens per leefeeheid en per dienst : a) het registratienummer van het verblijf, dat uniek dient te zijn en geen enkel persoonlijk gegeven mag bevatten;b) het geboortejaar;c) het geslacht;d) voor de Belgen het bestuurlijk arrondissement van hun hoofdverblijf en met ingang van een door de Minister te bepalen datum de gemeente van hun hoofdverblijf, en voor de vreemdelingen hun land van herkomst;e) het juridisch statuut van de patiënt, uitgedrukt in de hoofdcategorieën : Vrijwillig; Opname ter Observatie;
Internering;
Verderzetting gedwongen verblijf;
Probatie;
Andere juridische voorwaarde;
Bijstand aan persoon in nood;
Andere, niet gespecifeerd;
Onbekend. f) de kenletter van de dienst;g) aantal vorige opnames in de instelling;met ingang van de door de Minister te bepalen datum, wordt telkens het aantal dagen sinds het vorige ontslag vermeld; h) de datum van opname in de instelling, uitgedrukt in jaar, maand en dag in de week;i) gefactureerde verpleegdagen in chronologische volgorde, per dienst en per leefeenheid, uitgedrukt in aantal dagen;j) de aard van de opname uitgedrukt in de hoofdcategoriëen : Opname gepland sinds minder dan 24 uur; Opname gepland sinds 24 uur of meer;
Onbekend; k) identificatienummer van de leefeenheid;l) de leefomgeving vóór opname, uitgedrukt in de hoofdcategorieën : Woont alleen; Eigen gezin;
Ouderlijk gezin;
Inwonend of samenwonend;
Ander gezins- of gezinsvervangend milieu;
Voorziening voor bejaarden;
Instelling voor gehandicaptenzorg;
Opvangcentrum voor thuislozen;
Gemeenschapsverband;
Instelling afhankelijk van Justitie;
Andere collectieve woonvorm;
Psychiatrisch ziekenhui;s Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis;
Psychiatrisch verzorgingstehuis;
Beschut wonen;
Gezinsverpleging;
Alternatieve psychiatrische opvang;
Algemeen ziekenhuis;
Ander therapeutisch milieu;
Ander niet-gespecifieerd milieu;
Geen vaste verblijfplaats;
Onbekend; m) de verwijzer uitgedrukt in de hoofdcategorieën : Op eigen initiatief van de betrokkene; Op initiatief van familie/eigen omgeving;
Op initiatief van andere niet-professionele personen;
Ziekenwagen;
Juridische instantie;
Ordehandhavers;
Andere professionele personen zonder therapeutisch doel;
Privé-raadpleging huisarts & andere specialist niet-psychiatrisch;
Privé-raadpleging psychiater van de eigen instelling;
Privé-raadpleging psychiater niet verbonden aan de eigen instelling;
Centrum voor geestelijke gezondheidszorg;
Poliklinische raadpleging eigen instelling;
Poliklinische raadpleging andere instelling;
Andere professionele personen met therapeutisch doel;
Eigen instelling of eigen algemeen ziekenhuis;
Psychiatrisch ziekenhuis;
Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis;
Psychiatrisch verzorgingstehuis;
Beschut wonen;
Algemeen ziekenhuis;
Alternatieve psychiatrische opvang;
Bejaardentehuis/RVT/Sp-dienst;
Ander instellingsverband;
Geen tussenkomende persoon;
Onbekend; n) multidimensionele problemen bij opname : - Psychische tekens & symptomen : Zelfmoordgedachten; Auto-agressie dreiging;
Auto-agressie daden;
Vijandig, gespannen, negativistisch;
Agressiviteit t.o.v. objecten;
Agressiviteit t.o.v. personen;
Depressieve stemming, minderwaardigheid;
Vertraging, verminderd gevoelsleven;
Onaangepaste gevoelens;
Agitatie, verbale agressie;
Angst, vrees, fobie;
Obsessies, compulsies;
Sociaal teruggetrokken;
Euforie;
Hallucinaties;
Wanen;
Wantrouwen, achterdocht;
Grootheidsgedachten (megalomanie);
Overdreven afhankelijkheid t.o.v. personen;
Problemen i.v.m. alcohol;
Problemen i.v.m. medicatie;
Problemen i.v.m. intraveneus druggebruik;
Problemen i.v.m. ander druggebruik;
Anti-sociale houding;
Somatische overbezorgdheid;
Desoriëntatie;
Problemen i.v.m. geheugen;
Problemen i.v.m. taal;
Ander psychisch probleem. - Relatieproblemen : Met de kinderen;
Met de partner;
Met de ouderfiguren;
Met andere familieleden;
Ander relatieprobleem. - Problemen i.v.m. het sociaal functioneren : Studies;
Werk;
Huishouden;
Vrije tijd;
Ander probleem in het sociaal functioneren. - Ontwikkelingsproblemen : Intellectueel;
Motorisch;
Taal;
Affectief;
Ander ontwikkelingsprobleem. - Problemen i.v.m. Het lichamelijk functioneren : Vermoeidheid;
Slaapproblemen;
Eetproblemen;
Algemene lichamelijke achteruitgang;
Sexuele problemen;
Enuresis/encopresis;
Epileptische toeval, convulsies;
Spraakproblemen;
Ander lichamelijk probleem. o) multi-axiale psychiatrische diagnose volgens de DSM-IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4th Edition), in chronologische volgorde. p) therapeutische doelstellingen bij opname : - i.v.m. symptomen; - i.v.m. psycho-sociale aanpassing; - i.v.m. oppuntstelling (diagnose en/of behandeling). q) behandeling uitgedrukt in de hoofdcategorieën : - Basiszorgen : Hygiëne aansporen/handelen; Faecale continentie aansporen/handelen;
Mobiliteit aansporen/handelen;
Opstaan/liggen aansporen/handelen;
Voeding aansporen/handelen;
Aan- en uitkleden aansporen/handelen. - Toedienen van een behandeling : IV, perfusie;
I.M., S.C., I.D.;
Per os;
Zorgen bij shocktherapie;
Andere specifieke zorg. - Verstrekte toezicht : Op levens- en/of zelfmoordgevaar;
Op vitale parameters;
Op het onder invloed zijn;
Via monitoring;
Op beschermingsmiddelen;
Op afzondering in een isoleerkamer;
Op separatie;
Op uitgangscontrole;
Op uitgangsverbod;
Andere specifieke toezichtsmaatregel. - Uitgevoerde evaluaties : Lichamelijk onderzoek;
Mentaal onderzoek;
Sociale evaluatie;
Psychologisch testonderzoek;
Verpleegkundige evaluatie;
Logopedisch testonderzoek;
Neurofysiologisch bilan;
Biologisch bilan;
Stafvergadering behandelingsteam;
Overleg met het netwerk;
Medisch-juridisch overleg;
Specifiek protocol;
Andere specifieke evaluatie. - Psychotrope en medicamenteuze behandelingen : Anxiolytica;
Antidepressiva;
Neuroleptica;
Langwerkende neuroleptica;
Slaapmiddelen;
Thymostabilisatoren;
Noötropica;
Somatische medicatie (niet psychotropisch);
Andere psychotrope of psychofysiologische behandeling. - Relationele behandelingen : Gespreksbegeleiding;
Relatie-, gezinstherapie;
Psychotherapie individueel;
Psychotherapie in groep;
Kinesitherapie, psychomotorische therapie;
Logopedie;
Ergotherapie : economisch productief;
Ergotherapie : economisch niet productief;
ADL-training van de basisfuncties;
Socio-culturele en vrijetijdsbegeleiding;
Cognitief intellectuele training;
Psychopedagogische interventie;
Sociaal maatschappelijke begeleiding;
Andere relationale behandeling. r) bestemming van de patiënt uitgedrukt in de hoofdcategorieën : Woont alleen; Eigen gezin;
Ouderlijk gezin;
Inwonend of samenwonend;
Ander gezins- of gezinsvervangend milieu;
Voorziening voor bejaarden;
Instelling voor gehandicaptenzorg;
Opvangcentrum voor thuislozen;
Gemeenschapsverband;
Instelling afhankelijk van Justitie;
Andere collectieve woonvorm;
Psychiatrisch ziekenhuis;
Psychiatrische Afdeling van een Algemeen Ziekenhuis;
Psychiatrisch verzorgingstehuis;
Beschut wonen;
Gezinsverpleging;
Alternatieve psychiatrische opvang;
Algemeen ziekenhuis;
Ander therapeutisch milieu;
Ander niet-gespecifieerd milieu;
Geen vaste verblijfplaats;
Onbekend; s) aard van het ontslag : Met wederzijds akkoord; Overplaatsing met opname ter observatie;
Verderzetting gedwongen verblijf;
Nazorg;
Verpleging in een gezin;
Andere wettelijke maatregel;
Geëist door betrokkene of andere zonder akkoord van het team;
Geëist door het behandelingsteam zonder akkoord van betrokkene;
Gevlucht;
Niet teruggekeerd;
Ontsnapt;
Verwachte natuurlijke dood (zonder/met autopsie);
Onverwachte natuurlijke dood (zonder/met autopsie);
Accidenteel (zonder/met autopsie);
Suicide (zonder/met autopsie);
Doodslag (zonder/met autopsie);
Onbekend of onvoldoende gegevens (over overlijden); t) multidimensionele problemen die nog resten bij ontslag : - Psychische tekens & symptomen : Zelfmoordgedachten; Auto-agressie dreiging;
Auto-agressie daden;
Vijandig, gespannen, negativistisch;
Agressiviteit tov. objecten;
Agressiviteit tov. personen;
Depressieve stemming minderwaardigheid;
Vertraging, verminderd gevoelsleven;
Onaangepaste gevoelens;
Agitatie, verbale agressie;
Angst, vrees, fobie;
Obsessies, compulsies;
Sociaal teruggetrokken;
Euforie;
Hallucinaties;
Wanen;
Wantrouwen, achterdocht;
Grootheidsgedachten (megalomanie);
Overdreven afhankelijkheid t.o.v. personen;
Problemen i.v.m. alcohol;
Problemen i.v.m. medicatie;
Problemen i.v.m. intraveneus druggebruik;
Problemen i.v.m. ander druggebruik;
Anti-sociale houding;
Somatische overbezorgdheid;
Desoriëntatie;
Problemen i.v.m. geheugen;
Problemen i.v.m. taal;
Ander psychisch probleem. - Relatieproblemen : Met de kinderen;
Met de partner;
Met de ouderfiguren;
Met andere familieleden;
Ander relatieprobleem. - Problemen i.v.m. het sociaal functioneren : Studies;
Werk;
Huishouden;
Vrije tijd;
Ander probleem in het sociaal functioneren. - Ontwikkelingsproblemen : Intellectueel;
Motorisch;
Taal;
Affectief;
Ander ontwikkelingsprobleem. - Problemen i.v.m. het lichamelijk functioneren : Vermoeidheid;
Slaapproblemen;
Eetproblemen;
Algemene lichamelijke achteruitgang;
Sexuele problemen;
Enuresis/encopresis;
Epileptische toeval, convulsies;
Spraakproblemen;
Ander lichamelijk probleem; u) therapeutische doelstellingen bij ontslag : - i.v.m. symptomen; - i.v.m. psychosociale aanpassing; - i.v.m. oppuntstelling (diagnose en/of behandeling); v) aantal dagen tussen opname in de instelling en ontslag uit de instelling;w) gegevens met betrekking tot nazorg en nabehandeling. Basiszorgen;
Toedienen van medicamenteuze behandeling en/of verpleegtechnische zorgen door een derde;
Toezicht;
Evaluatie;
Somatische behandeling;
Psychotrope behandeling;
Relationele behandeling;
Sociaal maatschappelijke begeleiding;
Andere te specifiëren nazorg; 4.1.2. Sociale indicatoren : a) het onderwijstype en het onderwijsniveau uitgedrukt in hoofdcategorieën : - Onderwijstype : Gewoon onderwijs; Buitengewoon onderwijs;
Andere niet-gespecificeerd;
Geen onderwijs gevolgd;
Onbekend. - Niveau laatst beëindigd onderwijs : Kleuter;
Lager;
Secundair lagere cyclus;
Secundair hogere cyclus;
Eerste graad observatie;
Tweede graad oriëntatie;
Derde graad determinatie;
Aanvullend secundair;
Secundair onbepaald;
Hoger niet-universitair;
Universitair onderwijs;
Ander niet gespecifieerd;
Geen onderwijs gevolgd;
Onbekend; b) betrokkenheid in het arbeidsproces en inkomstenbron, uitgedrukt in hoofdcategorieën : Voltijds werk; Deeltijds werk;
Onregelmatig werk;
Ziekte of ongeval;
Verlof o.w.v. familiale of persoonlijke redenen;
Eigen huishouding;
Scholier/student;
Invalide;
Mindervalide;
Uitkeringsgerechtigde werkloze;
Niet-uitkeringsgerechtigde werkloze;
Steuntrekkende;
Gepensioneerd;
Rentenier;
Ander niet gespecifieerd;
Geen/zonder;
Onbekend; c) het huidig of laatste hoofdberoep uitgedrukt in hoofdcategorieën : Arbeider; Bediende;
Middenkader;
Directie;
Landbouwer;
Vrij beroep;
Ander zelfstandig beroep;
Helper of meewerkend familielid;
Ander niet gespecifieerd;
Geen/zonder;
Onbekend. 4.2. de steekproefgegevens : 4.2.1. algemene gegevens betreffende de patiënt : a) het registratienummer van het verblijjf, dat uniek dient te zijn en geen enkel persoonlijk gegeven mag bevatten;b) kenletter van de dienst;c) identificatienummer van de leefeenheid;d) indeling in behandelingsgroepen;e) de effectieve aanwezigheid van de patiënt. 4.2.2. de basisfuncties : Voeding;
Wassen;
Mobiliteit;
Transfer toilet;
Incontinentie;
Oriëntatie in personen;
Oriëntatie in tijd. 4.2.3. het maatschappelijk functioneren : Openbaar vervoer;
Boodschappen;
Geldbeheer;
Administratieve zelfstandigheid. 4.2.4. het gedragsbeheer : Mate van initiatief;
Vrije tijd;
Sociaal aanvaardbaar gedrag;
Communicatie naar anderen;
Terugkoppeling op zelfpresentatie;
Bijdrage aan de sfeer;
Belangen van anderen;
Daadwerkelijke band met vrienden. 4.2.5. het relationeel functioneren : T.a.v. vrienden;
T.a.v. medebewoners;
T.a.v. broers/zussen;
T.a.v. ouderfiguren. 4.2.6. de zorgactiviteiten : Psychiatrische urgentie;
Anamnese;
Gestructureerde observatie;
Diagnostische activiteiten;
Dieet;
Arbeidsgerichte activiteiten;
Training socio-economische vaardigheden;
Begeleiding bij huishoudelijke activiteiten;
Begeleiding bij socio-culturele, maatschappelijke, vrijetijds- en dagbestedingsactiviteiten;
Begeleiding bij sociale of juridische problemen;
Gespreksbegeleiding : relatie patiënt-leefmilieu;
Psychotherapie;
Toediening psychofarmacologische medicatie;
Toediening somatische medicatie;
Toediening medicatie I.M., S.C., I.D.;
Registratie van biologische parameters;
Afnemen van een bloedstaal;
Wondverzorging;
Bewegingsvrijheid;
Begeleiding naar en van een andere dienst of instelling;
Beschermingsmiddelen;
Afzondering in isoleerkamer;
Separatie;
Vaste uurrooster-activiteiten : individueel/in groep;
Niet-geplande, niet-gestructureerde, begeleidende activiteiten. 4.3. per leefeenheid, het aantal aanwezige personeelsleden van het behandelingsteam, uitgedrukt in voltijdsequivalenten en het aantal gerealiseerde uren, tijdens de bedoelde registratieweek, per beroepsgroep : Psychiatrisch verpleegkundigen;
Sociaal verpleegkundigen;
Algemene en andere verpleegkundigen;
Ander verzorgend personeel;
Leerlingen verpleegkundigen en verzorgend personeel;
Medische staf;
Psychologisch en pedagogisch personeel;
Personeel maatschappelijk werk;
Resocialiserend personeel;
Andere leden van het behandelingsteam;
Stagiairs.
Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 1 oktober 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER
Bijlage 2 Lijst van de bijlage 1 afwijkende mede te delen gegevens voor de periode van 1 april 1996 tot en met 9 september 2000 4.1.1. de opname en -ontslaggegevens per leefeenheid en per dienst : b) de leeftijd uitgedrukt in de leeftijdscategorieën : 0 tot en met 18 jaar; 19 tot en met 64 jaar; 65 jaar en ouder;; g) aantal vorige opnames in de instelling uitgedrukt in de hoofdcategorieën : Eerste opname; Heropname; h) de datum van opname in de instelling, uitgedrukt in jaar, semester en dag in de week;l) de leefomgeving vóór opname, uitgedrukt in de hoofdcategorieën : Woont alleen; Gezins- of gezinsvervangend milieu;
Collectieve woonvorm;
Therapeutisch milieu;
Ander. r) bestemming van de patiënt uitgedrukt in de hoofdcategorieën : Woont alleen; Gezins- of gezinsvervangend milieu;
Collectieve woonvorm;
Therapeutisch milieu;
Ander. 4.1.2. sociale indicatoren : a) het onderwijstype en het onderwijsniveau uitgedrukt in hoofdcategorieën : - Onderwijstype : Gewoon onderwijs; Buitengewoon onderwijs;
Ander niet-gespecificeerd;
Geen onderwijs gevolgd;
Onbekend. - Niveau laatst beëindigd onderwijs : Geen onderwijs gevolgd;
Lager onderwijs;
Secundair onderwijs;
Hoger onderwijs;
Ander. b) betrokkenheid in het arbeidsproces en inkomstenbron, uitgedrukt in hoofdcategorieën; Betaald professioneel werk (eventueel tijdelijk onderbroken);
Geen betaald werk met uitkering of steuntrekkend;
Ander. c) het huidig of laatste hoofdberoep uitgedrukt in hoofdcategorieën : Arbeider; Bediende;
Zelfstandig beroep;
Geen/zonder;
Ander.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 1 oktober 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER