gepubliceerd op 11 maart 2016
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 179 van het KB/WIB 92 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting
1 MAART 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 179 van het KB/WIB 92 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De programma
wet van 23 december 2009Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
23/12/2009
pub.
29/12/2009
numac
2009024498
bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
Wet houdende diverse bepalingen inzake volksgezondheid
sluiten voegt in artikel 307, § 1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) voor de belastingplichtigen de verplichting in om, onder bepaalde voorwaarden, aangifte te doen van alle betalingen die rechtstreeks of onrechtstreeks werden gedaan aan personen die gevestigd zijn in een Staat zonder of met lage belasting. Deze wettelijke bepaling voorziet in de opmaak van een lijst met Staten zonder of met lage belasting.
Het besluit dat wij ter ondertekening aan Uwe Majesteit voorleggen heeft tot doel deze lijst te actualiseren.
Zoals vermeld in de memorie van toelichting bij de bovenvermelde programmawet is het de wil van de regering om deze lijst regelmatig te herzien. Artikel 307, § 1, vijfde lid, WIB 92 stipuleert dat de lijst met Staten wordt herzien bij koninklijk besluit, vastgelegd na overleg binnen de ministerraad.
De lijst die het voorwerp uitmaakt van dit ontwerp van koninklijk besluit houdt geen verband met de Staten waarnaar wordt verwezen in artikel 307, § 1, vierde lid, a), WIB 92, zijnde de Staten die de internationale standaard op het gebied van transparantie en uitwisseling van fiscale inlichtingen niet effectief of substantieel toepassen.
Men mag de lijst die het voorwerp is van dit ontwerp van koninklijk besluit niet verwarren met de lijst van de landen waarvan de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen worden geacht aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België. Laatstbedoelde lijst moet gesitueerd worden in de context van de vermijding van dubbele belasting op dividenden zoals dat is geregeld in artikel 203, § 1, eerste lid, 1°, WIB 92. Een bijwerking van deze lijst is opgenomen in een apart koninklijk besluit.
Dit ontwerp van koninklijk besluit stelt voor om de oorspronkelijke lijst uit te breiden met vijf Staten, meer bepaald de Marshalleilanden, Oezbekistan, de Pitcairneilanden, Somalië en Turkmenistan en drie Staten te schrappen van deze lijst, meer bepaald Andorra, de Maldiven en Moldavië.
De eilanden Jethou en Sark worden eveneens niet meer op deze lijst opgenomen omdat zij staatsrechtelijk behoren tot het baljuwschap Guernsey. De verwijzing naar dit baljuwschap volstaat dus om betalingen naar personen die gevestigd zijn op één van deze eilanden onder het toepassingsgebied van de aangifteplicht te brengen.
Deze wijziging is het gevolg van een onderzoek dat de administratie heeft gevoerd ter actualisatie van zowel deze lijst als de hierboven vermelde lijst die is opgesteld ter uitvoering van artikel 203, § 1, eerste lid, 1°, WIB 92.
Hieronder worden de regels die gevolgd zijn bij de samenstelling van deze lijst nog eens hernomen.
Voor de opmaak van dit besluit worden de volgende jurisdicties geacht een Staat in de zin van artikel 307, § 1, vijfde tot zevende lid, WIB 92 te zijn. Enerzijds worden de door de meerderheid van de leden van de Verenigde Naties erkende onafhankelijke Staten geacht een Staat in de zin van artikel 307, § 1, vijfde tot zevende lid, WIB 92 te zijn.
Anderzijds worden ook de gebieden die afhankelijk zijn van deze erkende Staten, maar die op autonome wijze over de bevoegdheid beschikken om op zelfstandige wijze belastingen te heffen op de al dan niet uitgekeerde winsten van vennootschappen, eveneens geacht een Staat in de zin van artikel 307, § 1, vijfde tot zevende lid, WIB 92 te zijn.
De lijst die het voorwerp is van dit ontwerp van dit koninklijk besluit betreft de Staten zonder belasting of waarvan het nominaal tarief van de vennootschapsbelasting lager is dan 10 pct.
In de lijst worden eerst en vooral die Staten opgenomen waar geen stelsel van vennootschapsbelasting bestaat: dat zijn dus Staten waar vennootschappen niet worden onderworpen aan een inkomstenbelasting.
Anguilla, de Bahamas, Bahrein, Bermuda, de Kaaimaneilanden, Fujairah, de Britse Maagdeneilanden, Nauru, Palau, de Pitcairneilanden, Saint-Barthelemy, Somalië, de Turks- en Caicoseilanden, Vanuatu en Wallis-en-Futuna behoren tot deze Staten.
Daarnaast worden in de lijst ook de Staten opgenomen waar de vennootschappen worden onderworpen aan een inkomstenbelasting waarvan het nominaal tarief minder dan 10 pct. bedraagt.
De administratie heeft op basis van de in haar bezit zijnde informatie, Staat per Staat, nagegaan hoeveel het nominale tarief bedraagt dat wordt toegepast op de winsten van vennootschappen. Het in aanmerking te nemen nominale belastingtarief wordt vastgesteld door het door de centrale overheid bepaalde tarief dat van toepassing is op de winsten van de vennootschappen. Afhankelijk van de bevoegdheid van de `deel-` gewestelijke en andere entiteiten om in te grijpen op de vennootschapsbelasting wordt dit tarief vervolgens herrekend, in functie van de regionale fiscale maatregelen die gemiddeld genomen van toepassing zijn in deze `deel-` gewestelijke en andere entiteiten.
Voor de opmaak van dit besluit wordt onder de term `nominaal tarief' het tarief begrepen dat effectief wordt toegepast op de belastbare basis bij het berekenen van de vennootschapsbelasting. Indien het Belgische nominale tarief zou worden vastgesteld dient men dus niet enkel rekening te houden met het tarief bedoeld in artikel 215, eerste lid, WIB 92, maar eveneens met de in artikel 463bis, WIB 92, vermelde crisisbijdrage.
In een aantal Staten opgenomen in de lijst die het voorwerp uitmaakt van dit besluit wordt een beperkt aantal vennootschappen die actief zijn in welbepaalde sectoren, in afwijking van het stelsel van het gemeen recht, aldaar onderworpen aan een belasting van ten minste 10 pct. (zie hierna). Niettegenstaande dit, geldt de aangifteplicht voorzien in artikel 307, § 1, derde lid, WIB 92, voor alle betalingen die rechtstreeks of onrechtstreeks worden gedaan aan personen die gevestigd zijn in een van die Staten of jurisdicties.
Zo is het standaard nominaal tarief van de vennootschapsbelasting in Guernsey, Jersey en het Eiland Man 0 pct., terwijl financiële instellingen (en in sommige gevallen openbare nutsbedrijven en vennootschappen die onroerend goed aanhouden) onderworpen worden aan een nominaal belastingtarief van 10 of 20 pct. In Bahrein worden enkel oliemaatschappijen aan een inkomstenbelasting onderworpen. In het geval van de Verenigde Arabische Emiraten geldt er voor vennootschappen een principiële onderworpenheid aan inkomstenbelasting maar worden enkel financiële instellingen en oliemaatschappijen effectief aan een inkomstenbelasting onderworpen.
Een speciaal geval ten slotte is Monaco. Daar worden ondernemingen namelijk enkel aan een inkomstenbelasting onderworpen indien ze welbepaalde werkzaamheden verrichten. Met name worden enkel de ondernemingen die industriële of commerciële activiteiten uitoefenen en die ten minste 25 pct. van hun omzet realiseren uit transacties die direct of indirect plaatsvinden buiten Monaco en de vennootschappen waarvan de inkomsten voornamelijk voortkomen uit de verkoop of de concessie van bepaalde roerende goederen in Monaco aan belasting onderworpen. Gelet op de beperkte werkingssfeer van de Monegaskische vennootschapsbelasting moet de effectieve toepassing van deze belasting gezien worden als de uitzondering op de algemene regel.
Hierdoor kan het tarief dat in Monaco op een beperkt aantal vennootschappen van toepassing is, niet beschouwd worden als het nominaal tarief van de vennootschapsbelasting dat bedoeld wordt in artikel 307, § 1, zesde lid, WIB 92. Monaco wordt wel op de lijst opgenomen.
Sommige Staten welke bijzondere banden hebben met lidstaten van de Europese Unie bevinden zich op de lijst die het voorwerp is van dit ontwerp niet tegenstaande de fundamentele vrijheden die voortvloeien uit de Verdragen van de Europese Unie.
Enerzijds vormen bepaalde overzeese landen en gebieden (onder meer Anguilla, Bermudaeilanden, de Britse Maagdeneilanden, de Kaaimaneilanden, de Pitcairneilanden, Saint-Barthelemy, de Turks- en Caicoseilanden en Wallis-en-Futuna), overeenkomstig artikel 355 (2 en 6), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het onderwerp van de bijzondere associatieregeling omschreven in het vierde deel van hetzelfde Verdrag. Inzonderheid wordt een vrijhandelszone ingesteld tussen de Gemeenschap en deze overzeese landen of jurisdicties, waarbij de lidstaten ernaar streven, zonder enige verbintenis, op hun handelsverkeer met die landen of jurisdicties, dezelfde regeling toe te passen als deze die zij onderling dienen toe te passen. Anderzijds bepalen die landen of jurisdicties zelf hun handelspolitiek tegenover de lidstaten, zulks op voorwaarde dat alle lidstaten op een gelijkwaardige manier worden behandeld. De fundamentele vrijheden uit de Europese Verdragen kunnen dus in de relaties met deze overzeese landen en gebieden niet op dezelfde wijze worden toegepast als tussen lidstaten van de Europese Unie onderling.
Voor andere jurisdicties (met name Jersey, Guernsey en het eiland Man) kunnen de bepalingen worden ingeroepen van artikel 355(5), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig dewelke de bepalingen van de Verdragen van de Europese Unie slechts van toepassing zijn voor zover noodzakelijk ter verzekering van de toepassing van de regeling die voor deze eilanden is vastgesteld in het op 22 januari 1972 ondertekende Verdrag betreffende de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Niettemin is de harmonisatie op het gebied van de directe belastingen niet van toepassing ten aanzien van deze jurisdicties.
Dit besluit is van toepassing op betalingen gedaan vanaf 1 januari 2016.
In navolging van het advies van de Raad van State wordt de toepassing van dit besluit uitgesloten voor betalingen die zijn gedaan door de belastingplichtige in de loop van een belastbaar tijdperk dat werd afgesloten voor de eerste dag van de maand na die waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT
ADVIES 58.644/3 VAN 11JANUARI 2016 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT WIJZIGING VAN ARTIKEL 179 VAN HET KB/WIB 92 BETREFFENDE DE LIJST VAN STATEN ZONDER OF MET EEN LAGE BELASTING" Op 10 december 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van artikel 179 van het KB/WIB 92 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting".
Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 5 januari 2016. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Johan Put en Bruno Peeters, assessoren, en Annemie Goossens, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 11 januari 2016. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking van het ontwerp 2. Uit artikel 307, § 1, vijfde lid, b), en achtste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92) vloeit voor bepaalde belastingplichtigen de verplichting voort om ter gelegenheid van het indienen van de jaarlijkse belastingaangifte ook aangifte te doen van betalingen van minstens 100.000 euro die tijdens het belastbaar tijdperk rechtstreeks of onrechtstreeks werden gedaan aan personen die gevestigd zijn in een staat zonder belasting of met een lage belasting. Artikel 307, § 1, zesde lid, van het WIB 92 bepaalt dat onder "staat zonder of met een lage belasting" wordt verstaan een staat waarvan het nominale tarief van de vennootschapsbelasting lager is dan 10 %. Krachtens artikel 307 § 1, zevende lid, van het WIB 92 wordt de lijst van staten zonder of met een lage belasting bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad; ook een herziening van de lijst dient te gebeuren bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De lijst van staten zonder of met een lage belasting is vastgesteld bij het koninklijk besluit van 6 mei 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/05/2010 pub. 12/05/2010 numac 2010003297 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 307, § 1, derde tot zesde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting sluiten (1) en is opgenomen in artikel 179 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 "tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992" (hierna: KB/WIB 92).
Die lijst geldt niet enkel voor de aangifteplicht bedoeld in artikel 307, § 1, vijfde lid, b), en achtste lid, van het WIB 92, maar heeft ook een impact op de belastbare grondslag in de vennootschapsbelasting (2), zoals blijkt uit artikel 198, § 1, 10°, van het WIB 92 (3). 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de voormelde lijst te herzien.Daartoe wordt artikel 179 van het KB/WIB 92 gewijzigd: naast het vermelden van vijf nieuwe staten (Marshalleilanden, Oezbekistan, Pitcaireilanden, Somalië en Turkmenistan), worden ook drie staten van de lijst geschrapt (Andorra, Malediven en Moldavië). De eilanden Jethou en Sark komen niet langer op de lijst voor omdat zij staatsrechtelijk behoren tot het baljuwschap Guernsey, dat al op de lijst voorkwam.
Rechtsgrond 4. Terecht wordt de rechtsgrond voor het ontworpen besluit gezocht in artikel 307, § 1, zevende lid, van het WIB 92.5. In verband met het vermelden van Monaco op de lijst, wordt in het verslag aan de Koning gesteld dat "het tarief dat in Monaco op een beperkt aantal vennootschappen van toepas[s]ing is, niet beschouwd [kan] worden als het nominaal tarief van de vennootschapsbelasting". In die staat worden immers "enkel de ondernemingen die industriële of commerciële activiteiten uitoefenen en die ten minste 25 pct. van hun omzet realiseren uit transacties die direct of indirect plaatsvinden buiten Monaco en de vennootschappen waarvan de inkomsten voornamelijk voortkomen uit de verkoop of de concessie van bepaalde roerende goederen" aan de vennootschapsbelasting onderworpen.
Het is onzeker of het opnemen van Monaco in de lijst strookt met de rechtsgrond.
Uit artikel 307, § 1, zesde lid, van het WIB 92 lijkt immers te volgen dat per staat moet worden bepaald wat het nominale tarief van de vennootschapsbelasting is. Is dat 10 % of meer, dan hoort de betrokken staat niet thuis op de lijst. Het nominale tarief van de Monegaskische vennootschapsbelasting is blijkbaar niet lager dan 10 %, maar Monaco wordt toch op de lijst vermeld "[g]elet op de beperkte werkingssfeer" van deze belasting, zoals in het verslag aan de Koning wordt aangegeven. Uit de rechtsgrondbepaling blijkt echter niet duidelijk dat, bij het bepalen van het nominale tarief, ook rekening kan worden gehouden met de beperkte werkingssfeer van de regeling.
Het verdient daarom aanbeveling van zodra mogelijk het WIB 92 aan te passen, teneinde de onzekerheid in dit verband weg te nemen.
Algemene opmerking 6. De huidige lijst van staten zonder of met een lage belasting, opgenomen in artikel 179 van het KB/WIB 92, is van toepassing sedert 1 januari 2010 (4).De nieuwe lijst is, luidens artikel 2 van het ontwerp, "van toepassing op betalingen gedaan vanaf 1 januari 2016".
De initiële lijst is dus zes jaar ongewijzigd blijven gelden.
Gelet op het in bepaalde gevallen decisieve karakter van de lijst voor de belastingplicht (zie opmerking 2, derde alinea, en voetnoot 2), dient voor elk aanslagjaar te worden nagegaan of ze geen aanpassing behoeft op basis van het criterium vermeld in artikel 307, § 1, zesde lid, van het WIB 92.
Het is weinig waarschijnlijk dat de lijst van staten waar het nominale tarief van de vennootschapsbelasting lager is dan 10 % in de afgelopen zes jaar onveranderd is gebleven. De Raad van State beschikt echter niet over de nodige informatie om te kunnen beoordelen welke staten aan het criterium voldoen. Hij moet zich dan ook ertoe beperken op te merken dat het in het verslag aan de Koning vermelde voornemen van de regering om de lijst "regelmatig" te herzien, niet volstaat. Per aanslagjaar dient immers te worden nagegaan of de lijst aanpassing behoeft.
Onderzoek van de tekst Artikel 2 7. Artikel 2 van het ontwerp bepaalt dat het te nemen besluit "van toepassing [is] op betalingen gedaan vanaf 1 januari 2016". 7.1. Voor vennootschappen waarvan het boekjaar wordt afgesloten in de periode die loopt van 1 januari 2016 tot de datum van de bekendmaking van het te nemen besluit in het Belgisch Staatsblad, wordt aan de regeling aldus terugwerkende kracht verleend (5).
In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht.
Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling die, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen toekent of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.
Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, zou deze kunnen worden gebillijkt. Dat valt in dit geval evenwel te betwijfelen. 7.2. In artikel 2 van het ontwerp wordt de inwerkingtreding van de nieuwe regeling vermengd met het bepalen van overgangsregels.
Een bepaling waarbij de inwerkingtreding van een regelgevende tekst wordt vastgesteld, geeft aan vanaf welke datum deze tekst verbindend wordt, dit wil zeggen rechtsgevolgen kan hebben die aan de rechtsonderhorigen kunnen worden tegengeworpen: vanaf deze datum kunnen de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de bepalingen van de tekst, verbonden worden aan de rechtsfeiten die onder het toepassingsgebied ervan vallen (6). In dit geval is de beoogde datum van uitwerking 1 januari 2016.
Een overgangsbepaling is een bepaling die de overgang van een oude naar een nieuwe regeling mogelijk maakt en heeft dus slechts een in de tijd beperkte reden van bestaan (7). In dit geval is het de bedoeling om een aantal van de thans geldende regels te blijven toepassen bij wege van overgangsregeling.
Gelet daarop verdient het aanbeveling om artikel 2 van het ontwerp te stellen als volgt: "Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016".
Vóór dat artikel waarbij de inwerkingtreding wordt geregeld, dient dan een nieuw artikel met de overgangsbepalingen te worden ingevoegd.
Daarin zou kunnen worden voorgeschreven dat de lijst van staten opgenomen in artikel 179 van het KB/WIB 92, zoals die bepaling luidde voor ze werd gewijzigd bij het te nemen besluit, van toepassing blijft voor de betalingen die zijn gedaan vóór 1 januari 2016. Daarenboven zou, om het probleem met de terugwerkende kracht te vermijden, een overgangsbepaling kunnen worden opgenomen voor de vennootschappen waarvan het boekjaar wordt afgesloten tussen 1 januari 2016 en een tijdstip dat in elk geval na de bekendmaking van het te nemen besluit moet liggen.
De griffier, A. Goossens De voorzitter, J. Baert _______ Nota's (1) Koninklijk besluit van 6 mei 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/05/2010 pub. 12/05/2010 numac 2010003297 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 307, § 1, derde tot zesde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting sluiten "ter uitvoering van artikel 307, § 1, derde tot zesde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting". (2) Indien ze niet overeenkomstig artikel 307, § 1, vijfde lid, van het WIB 92 zijn aangegeven, worden betalingen niet als beroepskosten aangemerkt, en als ze wel zijn aangegeven kunnen ze slechts als beroepskosten worden beschouwd indien de belastingplichtige bewijst "dat zij in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen en (...) met personen andere dan artificiële constructies zijn verricht" (artikel 198, § 1, 10°, van het WIB 92). (3) In dat artikel wordt gerefereerd aan "artikel 307, § 1, derde lid" van het WIB 92, waarmee (ingevolge latere wijzigingen) eigenlijk bedoeld wordt te verwijzen naar het vijfde lid van die paragraaf. Daarom wordt ook de verwijzing naar dat lid in de inleidende zin van artikel 179 van het KB/WIB 92 aangepast (artikel 1, a), van het ontwerp). Ter wille van de rechtszekerheid is het raadzaam om bij de eerstvolgende gelegenheid ook het WIB 92 in die zin aan te passen door het woord "derde" in artikel 198, § 1, 10°, van het WIB 92 telkens te vervangen door het woord "vijfde". (4) Artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 mei 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/05/2010 pub. 12/05/2010 numac 2010003297 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 307, § 1, derde tot zesde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting sluiten.(5) In dat geval valt het belastbaar tijdperk immers samen met het boekjaar (artikel 202 van het KB/WIB 92).Er is een retroactieve werking van een fiscaalrechtelijke regel wanneer hij van toepassing is op feiten, handelingen en toestanden die definitief zijn voltrokken op het ogenblik dat hij wordt bekendgemaakt (GwH 17 juli 2014, nr. 106/2014, B.17.2). Inzake inkomstenbelastingen ontstaat de belastingschuld definitief op de datum van afsluiting van de periode waarin de inkomsten verworven zijn die de belastingbasis uitmaken (zie bv. GwH 5 maart 2015, nr. 25/2015, B.9.1). (6) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, nr.146, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). (7) Ibid., nr. 143.
1 MAART 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 179 van het KB/WIB 92 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 307, § 1, zevende lid, ingevoegd bij de wet van 23 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/12/2009 pub. 29/12/2009 numac 2009024498 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake volksgezondheid sluiten;
Gelet op het KB/WIB 92;
Overwegende dat sinds de publicatie in 2010 van de in artikel 179, KB/WIB 92, opgenomen lijst heel wat Staten hun fiscaal beleid hebben gewijzigd en hierdoor een herziening van deze lijst zich opdringt;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 3 november 2015;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 17 november 2015;
Gelet op het advies nr. 58.644/3 van de Raad van State gegeven op 11 januari 2016 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State ;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 179, enig lid, KB/WIB 92, ingevoegd door het koninklijk besluit van 6 mei 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/05/2010 pub. 12/05/2010 numac 2010003297 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 307, § 1, derde tot zesde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 betreffende de lijst van Staten zonder of met een lage belasting sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de inleidende zin worden de woorden "artikel 307, § 1, derde lid, b" vervangen door de woorden "artikel 307, § 1, vijfde lid, b";b) de lijst wordt vervangen als volgt:
"1. Abu Dhabi;
"1.
Abu Dhabi;
2.
Ajman;
2.
Ajman;
3.
Anguilla;
3.
Anguilla;
4.
Bahama's;
4.
Bahamas;
5.
Bahrein;
5.
Bahreïn;
6.
Bermuda;
6.
Bermudes;
7.
Britse Maagdeneilanden;
7.
Iles Vierges britanniques;
8.
Kaaimaneilanden;
8.
Iles Caïmans;
9.
Dubai;
9.
Dubaï;
10.
Fujairah;
10.
Fujairah;
11.
Guernsey;
11.
Guernesey;
12.
Jersey;
12.
Jersey;
13.
Eiland Man;
13.
Ile de Man;
14.
Marshalleilanden;
14.
Iles Marshall;
15.
Micronesië (Federatie van);
15.
Micronésie (Fédération de);
16.
Monaco;
16.
Monaco;
17.
Montenegro;
17.
Monténégro;
18.
Nauru;
18.
Nauru;
19.
Oezbekistan;
19.
Ouzbékistan;
20.
Palau;
20.
Palau;
21.
Pitcairneilanden
21.
Iles Pitcairn
22.
Ras al Khaimah;
22.
Ras al Khaimah;
23.
Saint-Barthelemy;
23.
Saint-Barthélemy;
24.
Sharjah;
24.
Charjah;
25.
Somalië;
25.
Somalie ;
26.
Turkmenistan;
26.
Turkménistan ;
27.
Turks en Caicos Eilanden;
27.
Iles Turques-et-Caïcos;
28.
Umm al Qaiwain;
28.
Umm al Quwain;
29.
Vanuatu;
29.
Vanuatu;
30.
Wallis-en-Futuna.".
30.
Wallis-et-Futuna.".
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op betalingen gedaan vanaf 1 januari 2016.
In afwijking van het vorige lid is dit besluit niet van toepassing op de betalingen gedaan in de loop van een belastbaar tijdperk dat werd afgesloten voor de eerste dag van de maand na die waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 3.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 maart 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT