gepubliceerd op 07 april 2006
Koninklijk besluit betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelings-programma ten behoeve van bepaalde militairen
1 APRIL 2006. - Koninklijk besluit betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelings-programma ten behoeve van bepaalde militairen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 6 februari 2003 betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogram-ma ten behoeve van bepaalde militairen en houdende sociale bepalingen, inzonderheid op de artikelen 6, tweede lid, 8, derde lid, 9, § 4, eerste lid, 12 en 27;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 oktober 2003 betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen in dienst bij de Belgische strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de Krijgsmacht, afgesloten op 26 mei 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juli 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 24 oktober 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 25 november 2005;
Gelet op het advies Nr 39.833/4 van de Raad van State, gegeven op 27 februari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet onder « de wet » verstaan worden : de wet van 6 februari 2003 betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen en houdende sociale bepalingen.
Art. 2.De groep van militairen bedoeld in artikel 27 van de wet, waarop de bepalingen van de wet toepasselijk zijn, bestaat uit de beroeps- of aanvullingsonderofficieren en -vrijwilligers, met uitzondering van de militair die : 1° het weddencomplement ontvangt, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende het verlenen van geldelijke voordelen aan sommige militairen die een paramedische functie uitoefenen;2° de toelage ontvangen heeft, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 juni 2000 houdende toekenning van een toelage aan militairen belast met informaticataken, voor zover hij nog steeds zulke taken uitoefent op het moment van de indiening van zijn aanvraag;3° een tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking of een tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden verkregen heeft, bedoeld in de artikelen 20 en 22 van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking. Het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma kan in de volgorde van het indienen van de aanvragen toegestaan worden voor maximum 500 onderofficieren en voor maximum 500 vrijwilligers.
Art. 3.Om van de beroepsomschakeling te kunnen genieten, moet de militair bedoeld in artikel 2 voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 4, 1° tot 4°, van de wet.
Art. 4.De aanvraag tot het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma moet met een bij ter post aangetekende brief ingediend worden bij de directeur-generaal human resources of de overheid die hij aanwijst voor 30 juni 2007.
Art. 5.Het jaarlijkse aantal professionele beroepsomschakelingssessies en de datum van het begin van elke sessie worden bepaald door de directeur-generaal human resources.
Art. 6.De duur van de oriëntatiefase wordt vastgesteld op één maand.
De maximale duur van de reclasseringsfase wordt vastgesteld op elf maanden.
Art. 7.De datum waarop de militair een nieuwe beroepsactiviteit aanvangt bedoeld in artikel 8, vierde lid, 1°, en in artikel 9, § 5, 1°, van de wet, stemt, naargelang het geval, overeen met de datum waarop hij : 1° als werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur afsluit;2° als werknemer de vierde maand aanvangt van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur;3° bewijst, met een officieel document, dat hij een activiteit van zelfstandige in hoofdberoep uitoefent;4° aanvaard wordt als ambtenaar in een openbare dienst, al dan niet in stage.
Art. 8.Het bedrag van de reclasseringspremie stemt overeen met : 1° twaalf keer de laatste bruto maandwedde van de militair, als het ontslag uitwerking heeft tijdens de oriëntatiefase;2° een bedrag dat, opgeteld bij de som van de verschuldigde bruto wedden tijdens de reclasseringsfase, gelijk is aan twaalf keer de laatste maandelijkse bruto maandwedde van de militair, als het ontslag uitwerking heeft tijdens de reclasseringsfase;3° één keer de laatste bruto maandwedde van de militair, als het ontslag uitwerking heeft na de elfde maand van de reclasseringsfase. De wedden bedoeld in het eerste lid omvatten, in voorkomend geval, de toelagen die het karakter van een toebehoren van de wedde hebben. Deze toelagen zijn : 1° de haard- of standplaatstoelage;2° de toelage voor geselecteerde;3° de vormingstoelage voor de adjudanten en hoofdonderofficieren van het actief kader, behorend tot het niveau C;4° de meesterschapstoelage voor de eerste korporaal-chefs. De reclasseringspremie wordt betaald op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het ontslag uitwerking heeft.
Art. 9.Het koninklijk besluit van 3 oktober 2003 betreffende het vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma ten behoeve van bepaalde militairen in dienst bij de Belgische strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland, wordt opgeheven.
Art. 10.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 april 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT