gepubliceerd op 08 januari 1999
Nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 15 december 1998
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
Nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 15 december 1998
Nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 15 december 1998 De Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen (NCGZ), die op 15 december 1998 heeft vergaderd onder het voorzitterschap van de heer G. PERL, heeft het volgende akkoord gesloten : A. Accreditering. 1. Dit akkoord verwijst voor dit punt naar het nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 17 februari 1997 (Belgisch Staatsblad van 27 maart 1997), dat dus blijft gelden. De Accrediteringsstuurgroep zal de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen in 1999 een voorstel van evaluatie van de werking van het accrediteringssysteem voorleggen.
Het evaluatievoorstel zal onder meer betrekking hebben op de werking van de Accrediteringsstuurgroep zelf en op die van de Paritaire comités en op de voorwaarden van de accreditering. 2. In overeenstemming met haar beslissing van 24 april 1996 (cf.punt II van de notulen 1996/3) beslist de NCGZ op grond van artikel 60, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 2, § 2, b), van het koninklijk besluit van 24 september 1992 tot vaststelling van nadere regelen betreffende de forfaitaire honoraria voor sommige verstrekkingen inzake klinische biologie, verleend aan niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, alsmede de onderaanneming van deze verstrekkingen, te wijzigen met uitwerking vanaf 1 april 1998. Die wijziging, die hierna is vermeld, verleent de apothekers en licentiaten in de wetenschappen die door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, zijn erkend om verstrekkingen inzake klinische biologie of nucleaire geneeskunde in vitro te verrichten, toegang tot de forfaitaire honoraria die in het voornoemd koninklijk besluit voor de geaccrediteerde geneesheren zijn vastgesteld, voor zover die apothekers en licentiaten in de wetenschappen de accrediteringsregeling genieten.
In artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 september 1992 tot vaststelling van nadere regelen betreffende de forfaitaire honoraria voor sommige verstrekkingen inzake klinische biologie, verleend aan niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, alsmede de onderaanneming van deze verstrekkingen, zoals het thans is gewijzigd, wordt de volgende wijziging aangebracht : In § 2, b), wordt de zin die begint met de woorden « Forfaitaire honoraria » en eindigt met de woorden « 14 september 1984 : » vervangen door de volgende bepaling : « Forfaitaire honoraria voor de in artikel 1 bedoelde verstrekkingen inzake klinische biologie en die zijn voorbehouden voor de geneesheren, specialist voor klinische biologie of voor nucleaire geneeskunde in vitro, voor de apothekers en licentiaten in de wetenschappen die door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, zijn erkend om verstrekkingen inzake klinische biologie of nucleaire geneeskunde in vitro te verrichten alsmede voor de geneesheren, bedoeld in artikel 19, § 5quater, van de bijlage bij voornoemd koninklijk besluit van 14 september 1984, als die zorgverleners geaccrediteerd zijn als bedoeld in artikel 1, § 10, van de bijlage bij het voormeld koninklijk besluit. ».
B. Honoraria en reiskosten.
I. Honoraria. 1. De op 31 december 1998 vastgestelde honorariumbedragen worden lineair geïndexeerd met 1,84 %. Nochtans : a) zullen de honorariumbedragen voor de verstrekkingen inzake medische beeldvorming met uitzondering van de verstrekkingen inzake coronarografie (codenummers 453110 - 453121, 453132 - 453143, 458356 - 458360, pseudocodenummers 453950 - 453961, 453972 - 453983, codenummers 464111 - 464122, 464133 - 464144, 468355 - 468366, pseudocodenummers 464951 - 464962, 464973 - 464984) en van de verstrekkingen die zijn bedoeld in de artikelen 17bis en 34 van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen bijkomend met 1 % worden verhoogd op de datum van inwerkingtreding van de onder punt F., I., 1. bedoelde forfaitaire honoraria. b) wordt de waarde van de sleutelletter D van de honoraria voor het bezoek, bij de zieke thuis, door de geneesheer, houder van een getuigschrift van aanvullende opleiding (codenummers 103132 en 103515), bijkomend verhoogd met 10,69 %;c) wordt de waarde van de sleutelletter K van de honoraria voor de verlossingen (codenummers 423010 - 423021, 424012 - 424023) bijkomend verhoogd met 11,54 %;d) wordt de waarde van de sleutelletter C van de honoraria voor toezicht door de kinderarts in een dienst E, de eerste vijf dagen (codenummers 598802 en 598220) bijkomend verhoogd met 27,79 %.2. Het jaarlijks forfaitair honorarium voor de geaccrediteerde artsen blijft vastgesteld op 20 000 BEF.3. De honoraria voor het jaar 2000 worden aangepast aan de evolutie van de waarde van het gezondheidsindexcijfer, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 december 1997 tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten voor de indexering van de prestaties in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging.De NCGZ onderhandelt vóór 1 december 1999 over de toewijzing van de opbrengst van die indexering.
II. Reiskosten. 1. Een werkgroep zal een oplossing zoeken voor de problemen die het in toepassing brengen van de onder punt B, II, 1), van het nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 11 december 1995 opgenomen bepalingen betreffende de reiskosten in de plattelandsstreken hebben vertraagd;die bepalingen blijven dus gelden. 2. Het honorarium van de geneesheer-specialist die bij de zieke thuis in consult wordt geroepen door de behandelend geneesheer van laatstgenoemde, wordt verhoogd met een vergoeding die is vastgesteld op 20,74 BEF per op de heen- en terugreis afgelegde kilometer. C. Nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen.
De nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen waarnaar in dit akkoord wordt verwezen, is die welke gold op 31 december 1998, inclusief de wijzigingen die zijn ingevoerd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 (BS van 7.11.1998) dat in werking treedt op 1 januari 1999. 1. Die nomenclatuur zal worden aangepast overeenkomstig de voorstellen die door de Technische geneeskundige raad (TGR) zijn geformuleerd : - op 2 december 1997, 17 februari 1998, 24 maart 1998 en 26 mei 1998 : - met het oog op een wijziging van artikel 2, I, A, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, waarbij specifieke codenummers en omschrijvingen worden ingevoerd voor de bezoeken bij de rechthebbenden die verblijven in een inrichting die de verzekering een forfaitaire tegemoetkoming mag aanrekenen zoals is bepaald in de ministeriële besluiten van 19 mei 1992 betreffende de rustoorden voor bejaarden en de rust- en verzorgingstehuizen; - met het oog op een wijziging van artikel 2. (met name punt II. B.) van de voornoemde nomenclatuur met het oog op de invoering van een specifieke verstrekking voor het bezoek van de erkende algemeen geneeskundige bij zijn in een dienst voor palliatieve verzorging opgenomen patiënt; - met het oog op een wijziging van artikel 25 van de voornoemde nomenclatuur betreffende de honoraria voor toezicht op de rechthebbenden die zijn opgenomen in de diensten A, K en T; - met het oog op een wijziging van artikel 24 (met name moleculaire biologie); - met het oog op de invoering, in artikel 17 van de nomenclatuur, van de tomografieën die met een kernspintomograaf worden verricht. De opneming van die verstrekkingen in de nomenclatuur wordt echter afhankelijk gemaakt van de kennisneming door de NCGZ van de criteria die daartoe worden gepland voor de erkenning van de diensten voor medische beeldvorming en van de bekendmaking van de besluiten waarin die criteria zijn vastgesteld.
Die wijzigingen van de nomenclatuur zullen kaderen in een envelop van 845 miljoen BEF. 2. Een envelop van 512,8 miljoen BEF is bestemd voor de voorstellen tot wijziging van de nomenclatuur, die de NCGZ, zal beslissen naar het Verzekeringscomité te sturen nadat ze de voorstellen heeft onderzocht die de TGR op 2 december 1997, 17 februari 1998, 24 maart 1998 en 26 mei 1998 heeft gedaan met het oog op een wijziging van de artikelen 2 (bezoeken 's nachts in een tehuis en in een gemeenschappelijk huis), 12 (anesthesie voor stomatologen), 13 (intensieve verzorging), 14 (heelkunde), 16 (operatieve hulp), 18 (Pet Scan en tomoscintigrafie, klinische biologie met RIA techniek), 20 (behandeling van acute nierinsufficiëntie en convulsivotherapie), 24 (klinische biologie), 25 (honorarium voor toezicht op een patiënt, opgenomen in een dienst Sp voor palliatieve verzorging, neuropsychiaters en neurologen) en 34 (interventionele verstrekkingen onder controle met medische beeldvorming). De TGR zal de NCGZ zo vlug mogelijk nieuwe voorstellen tot wijziging van de nomenclatuur inzake oftalmologie bezorgen op grond van de voorstellen van de werkgroep die op 8 december 1998 heeft vergaderd. 3. Een envelop van 160 miljoen BEF is bestemd voor de voorstellen tot wijziging van de nomenclatuur die de NCGZ zal beslissen naar het Verzekeringscomité te sturen nadat ze de voorstellen heeft onderzocht die de TGR tegen 31 januari 1999 zal doen op grond van de voorstellen van de werkgroep die op 8 december 1998 heeft vergaderd, om de nomenclatuur inzake dermatologie te herwaarderen.4. De nomenclatuur zal ook worden aangepast naar aanleiding van de voorstellen die de TGR heeft gedaan of zal doen overeenkomstig de bepalingen van punt F.I, II en III van dit akkoord, getiteld « BEHEERSING VAN DE EVOLUTIE VAN DE UITGAVEN », en om he t punt H. b. « GLOBAAL MEDISCH DOSSIER » te concretiseren. 5. Geen enkele wijziging van het koninklijk besluit tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen buiten die welke voortvloeien uit de in de vorige alineas bedoelde voorstellen en uit de onder punt E, 2, bedoelde correctiemaatregelen, kan tegen de geneesheer worden aangevoerd tot het einde van het jaar waarin hij de bedingen van het akkoord heeft aanvaard. Bij ontstentenis van een andersluidende wilsuiting van de geneesheer binnen dertig dagen na de bekendmaking van een dergelijke wijziging, wordt deze evenwel geacht begrepen te zijn in de bedingen van dit akkoord.
D. Derdebetalingsregeling. 1. De facultatieve derdebetalersregeling is op hun verzoek toegankelijk voor de geneesheren die niet tot het akkoord zijn toegetreden, voor zover ze het Nationaal intermutualistisch college kennis ervan geven dat ze de tarieven van het akkoord voor de door de derdebetalersregeling gedekte verstrekkingen zullen naleven onder dezelfde voorwaarden als de verbonden geneesheren.2. De werkgroep die bij de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen is opgericht bij het akkoord van 3 november 1997, zal in 1999 een oplossing uitwerken die een optimaal gebruik van de derdebetalersregeling mogelijk maakt door de geneesheren, de verzekeringsinstellingen en de patiënten meer bewust te maken van de kosten van de geneeskundige verstrekkingen en terzelfdertijd rekening te houden met de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 oktober 1986 betreffende de derdebetalersregeling en met de aard van de verstrekkingen. Er wordt overeengekomen de besprekingen met het oog op een akkoord dienaangaande voort te zetten vóór 1 april 1999 zodat de wijzigingen in het voornoemde besluit die zullen worden voorgesteld, op 1 juli 1999 in werking kunnen treden.
E. Correctiemaatregelen. 1. De door het Verzekeringscomité goedgekeurde partiële begrotingsdoelstelling voor 1999 bedraagt 158.169,5 miljoen BEF. Dat bedrag is onderverdeeld in rubrieken zodat een afzonderlijke evaluatie mogelijk is : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Indien de partiële begrotingsdoelstelling of de begrotingsdoelstelling per rubriek van 1999 op grond van de uitgaven van het 1e semester 1999 wordt overschreden of dreigt te worden overschreden met respectievelijk meer dan 3 en 5 % of indien de partiële begrotingsdoelstelling of de begrotingsdoelstelling per rubriek op grond van de gegevens van de 4 kwartalen van 1999 respectievelijk met 1,5 % en 2,5 % wordt overschreden, moeten een of meer correctiemaatregelen van de hierna vermelde niet-limitatieve lijst worden toegepast vanaf 1 januari 2000 of 1 juli 2000, rekening houdende met de analyse van de vastgestelde uitgaven en uitsluitend op voorstel van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen : - Evenredige selectieve transfer van per handeling betaalde honoraria naar forfaitaire honoraria; - De voorschrijver meer bewust maken met het oog op een doelgerichter voorschrijfgedrag; - Aanpassing van de vergoedingsmechanismen in geval van duidelijk omschreven verstrekkingen waarvan precies en op grond van objectieve analyses zou zijn bewezen dat ze onrechtmatig en op een onverantwoorde manier worden gebruikt; - Bevorderen van een verantwoorde vraag naar en een verantwoord gebruik van de geneeskundige verstrekkingen door de voorlichting, de sturing en een evenwichtige dekking door de verzekering van de verstrekkingen die worden uitgevoerd bij de ambulante en in een ziekenhuis opgenomen patiënten; - En/of evenredige selectieve vermindering van de honoraria voor bepaalde diagnostische verstrekkingen.
De NCGZ verbindt zich ertoe de voormelde correctiemaatregelen te concretiseren tijdens het 1e semester van 1999. 3. Voor het geval dat de voornoemde maatregelen onvoldoende zouden zijn, wordt voorzien in een automatische, onmiddellijk toepasbare vermindering van de honoraria en vergoedingstarieven voor de verstrekkingen van de rubrieken die aan de oorsprong liggen van de overschrijding of van het risico op beduidende overschrijding van de partiële jaarlijkse begrotingsdoelstelling;die vermindering is proportioneel met het bedrag van de overschrijding of van het risico op overschrijding. 4. Indien de uitgaven van het eerste semester 1999 wijzen op een boni van meer dan 5 % ten opzichte van de partiële begrotingsdoelstelling of van de doelstelling per rubriek, zullen de zo vrijgemaakte financiële middelen aan de geneeskundige sector worden toegewezen op voorstel van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen aan de Algemene Raad. Die clausule wordt toegepast met inachtneming van de bepalingen van artikel 51, § 6, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
F. Beheersing van de evolutie van de uitgaven.
I. Beheersing van de begroting van de medische beeldvorming. 1. De nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen zal worden aangepast overeenkomstig de voorstellen die de TGR op 26 mei 1998 heeft geformuleerd inzake de medische beeldvorming.Die voorstellen omvatten een verhoging van het totale aandeel van de forfaitaire honoraria voor medische beeldvorming, ambulant en in de ziekenhuizen, zodat dat aandeel ongeveer 30 % van de totale massa van die honoraria uitmaakt en voorzien in nieuwe forfaitaire honoraria per voorschrift en per opneming respectievelijk op ambulant gebied en voor de ziekenhuisverpleging, uitgezonderd voor de echografieverstrekkingen en de coronarografieën. 2. De NCGZ vraagt de TGR uiterlijk op 1 januari 1999 een voorstel te doen tot wijziging van de bepalingen van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen betreffende de medische beeldvorming met het oog op de splitsing van de in artikel 17bis van de nomenclatuur bedoelde echografieverstrekkingen naargelang ze worden uitgevoerd door een geneesheer, specialist voor röntgendiagnose, of door een andere geneesheer-specialist om de follow-up van de uitgaven voor echografieën te vergemakkelijken.3. De NCGZ vraagt de TGR, wat de in artikel 34 van de nomenclatuur bedoelde percutane interventionele verstrekkingen onder medische beeldvormingscontrole betreft, voorstellen te doen om het probleem van de autoprescriptie en de gebrekkige controle van de indicaties op te lossen door de nadruk te leggen op de werking van het medisch team en door de medeverantwoordelijkheid voor het vaststellen van de indicaties te stimuleren.Die voorstellen moeten vóór 1 januari 1999 worden geformuleerd. 4. De NCGZ gelast de TGR een vereenvoudiging van de bepalingen van de nomenclatuur betreffende de medische beeldvorming voor te bereiden, met name via het procédé van het hergroeperen van soortgelijke verstrekkingen onder één nomenclatuurnummer.5. De NCGZ zal aan de Stuurgroep accreditering geneesheren vragen de mogelijkheid te onderzoeken van een peer review in de Lokale kwaliteitsgroepen van de radiologen onder meer op basis van gegevens betreffende de diensten medische beeldvorming.6. Een werkgroep ad hoc wordt belast met het onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot een meer uniforme en op wetenschappelijke criteria gebaseerde financiering van de contrastmedia.Hierbij zal worden onderzocht in hoeverre de totale vergoede bedragen voor contrastmedia in het globaal budget voor medische beeldvorming kunnen worden geïncorporeerd. 7. De NCGZ stelt de Algemene Raad voor het bedrag van de globale begroting van de financiële middelen voor de medische beeldvorming voor 1999 vast te stellen op 26.515,7 miljoen BEF. De NCGZ zal geraadpleegd worden over de verdeling van dit bedrag alnaargelang de verstrekkingen voor medische beeldvorming werden verleend aan opgenomen of niet opgenomen patiënten.
Bij de opvolging van de uitgaven voor medische beeldvorming zal de NCGZ een onderscheid maken tussen de uitgaven voor de verstrekkingen uitgevoerd door de geneesheren-specialisten voor röntgendiagnose enerzijds en diegene uitgevoerd door de andere geneesheren-specialisten anderzijds.
II. Beheersing van de begroting inzake klinische biologie. 1. Ambulante sector.a) De NCGZ dringt erop aan dat de bevoegde Profielencommissies de zorgvuldige jaarlijkse evaluatie van de profielen, zowel van de voorschrijvers als van de verstrekkers van klinische biologie, voortzetten en dat de informatie die uit die evaluatie wordt verkregen, regelmatig aan de geneesheren wordt meegedeeld.b) De NCGZ zal de Minister herinneren aan de voorstellen die ze in 1993 heeft gedaan in verband met de genormaliseerde begroting per laboratorium, zoals is bepaald in artikel 62 van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994. De uitvoering van die bepaling moet tot gevolg hebben dat, in geval van overschrijding van de begroting van de financiële middelen voor de verstrekkingen inzake klinische biologie die voor niet opgenomen rechthebbenden worden uitgevoerd, de ristorno's ten laste van de laboratoria worden berekend, rekening houdende met de werkelijke uitgaven per laboratorium en met die genormaliseerde begroting. 2. Ziekenhuissector.a) Aangaande het forfaitair honorarium voor een dringende verstrekking voor in een ziekenhuis opgenomen patiënten, dat per verpleegdag mag worden betaald (welke verstrekking in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen is opgenomen onder het codenummer 591780), beslist de NCGZ dat 20 % van de honorariummassa die voor die honoraria voor dringende verstrekkingen wordt verdeeld, vanaf 1 januari 1999 wordt overgeheveld naar de honorariummassa die wordt verdeeld voor de in artikel 57 van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994 bedoelde forfaitaire honoraria per verpleegdag.b) Met betrekking tot de onder a) bedoelde forfaitaire honoraria voor dringende verstrekkingen, zal de nomenclatuur vanaf 1 januari 1999 worden aangepast overeenkomstig de voorstellen die op 2 december 1997 door de TGR werden geformuleerd, waarmee een wijziging wordt aangebracht in artikel 24, § 2, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 31 augustus 1998. Dit zal tot gevolg hebben dat het theoretisch aandeel van elk ziekenhuis, dat is bedoeld onder punt (2) van de bepalingen die de toekenning van de honoraria voor dringende verstrekkingen regelen (artikel 11, 2°, van het koninklijk besluit), zal worden begrensd tot 30 % (in plaats van 45 %) van het bedrag dat representatief is voor de activiteit inzake klinische biologie van elk ziekenhuis. 3. De NCGZ zal binnen de twee maanden na het van kracht worden van de wijziging van artikel 53, eerste lid, van de gecoördineerde wet aan de Technische geneeskundige raad vragen een voorstel te formuleren voor een verordening, waardoor de uitgevoerde verstrekkingen inzake klinische biologie op de getuigschriften voor verstrekte hulp kunnen worden vermeld onder de klassenummers waaronder ze in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen zijn gegroepeerd.4. Globale begroting. De NCGZ stelt de Algemene Raad voor het bedrag van de globale begroting van de financiële middelen voor klinische biologie voor 1999 vast te stellen op 28.825,1 miljoen BEF. De NCGZ zal geraadpleegd worden over de verdeling van dit bedrag alnaargelang de verstrekkingen voor klinische biologie werden verleend aan opgenomen of niet opgenomen patiënten.
III. Beheersing van de begroting inzake pathologische anatomie.
De nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen zal worden aangepast overeenkomstig de voorstellen die de TGR inzake artikel 32 van de nomenclatuur heeft geformuleerd op 26 mei 1998.
IV. Evaluatie en follow-up van de medische profielen. 1. Medische profielen in de ziekenhuissector. De bij de NCGZ opgerichte werkgroep voor de evaluatie van de verbruiksprofielen inzake medische handelingen en geneesmiddelen per pathologie en van de incidentieprofielen inzake pathologieën in de ziekenhuizen zal zijn werkzaamheden verderzetten en onderzoeken wat de eventuele praktijkverschillen zijn voor dezelfde indicaties. Deze informatie kan via de Accrediteringsstuurgroep doorgegeven worden aan de Lokale kwaliteitsgroepen met het oog op een harmonisatie en het opmaken van aanbevelingen. 2. Geneesmiddelensector.a) Een door de Accrediteringsstuurgroep opgerichte werkgroep wordt ermee belast onafhankelijke informatie over de geneesmiddelen te verzamelen ten behoeve van de Lokale kwaliteitsgroepen.b) De NCGZ zal onderzoeken welk gevolg kan gegeven worden aan het verslag van de werkgroep die ermee werd belast de haalbaarheid te onderzoeken van een nationaal formularium dat als niet verplichte leidraad kan dienen bij het voorschrijven van geneesmiddelen in de rustoorden voor bejaarden en in de rust- en verzorgingstehuizen en waarin, per pathologie, de doeltreffendste produkten zijn vastgesteld. V. Responsabilisering van de artsen wat hun voorschrijfgedrag betreft.
De geneesheren verbinden zich ertoe, met gebruikmaking van de informatie die het RIZIV aan de geneesheren en aan de lokale kwaliteitsgroepen verstrekt (met name de voorschriftenprofielen inzake klinische biologie en geneesmiddelen), alle middelen waarover ze beschikken aan te wenden, om bij te dragen tot de beheersing van de uitgaven onder andere in de sectoren geneesmiddelen en klinische biologie.
G. Sociaal statuut.
De NCGZ adviseert dat : 1° het bedrag van het sociaal statuut voor het jaar 1999 wordt vastgesteld op 150 % van het bedrag dat bekomen wordt door het bedrag dat werd vastgesteld voor 1996 te indexeren overeenkomstig de evolutie van de gezondheidsindex tussen 31 oktober 1996 en 31 oktober 1998;2° het bedrag van het sociaal statuut voor het jaar 2000 wordt vastgesteld op 150 % van het bedrag dat bekomen wordt door het bedrag dat werd vastgesteld voor 1996 te indexeren overeenkomstig de evolutie van de gezondheidsindex tussen 31 oktober 1996 en 31 oktober 1999. H. Globaal medisch dossier.
De NCGZ wenst de bijzondere rol van de huisarts in de gezondheidszorg te bevestigen.
In dit kader wenst zij het functioneel gebruik van het globaal medisch dossier, dat de relevante medische en socio-administratieve gegevens van een verzekerde bevat op preventief en op curatief vlak, te bevorderen met het oog op een kwalitatieve zorgverlening en een doeltreffende organisatie van de geneeskundige verzorging zoals bedoeld in artikel 36 van de gecoördineerde wet.
De NCGZ geeft uitdrukking aan haar akkoord omtrent het principe van het invoeren van het globaal medisch dossier voor het geheel van de bevolking.
De invoering van het systeem zal worden aangemoedigd door stimuli voor de patiënten die er hun belangstelling voor uitdrukken en voor de geaccrediteerde huisartsen, die volgende elementen zullen bevatten : - een jaarlijkse basisvergoeding voor de geaccrediteerde huisartsen; - een honorarium voor de geaccrediteerde huisarts voor het beheer van het globaal medisch dossier; - een vermindering van het persoonlijk aandeel ten voordele van de patiënt.
I. Met het oog op een progressieve uitbreiding van het systeem naar de gehele bevolking toe wordt in 1999 en met uitwerking vanaf 1 april van dat jaar : 1. Het systeem van het globaal medisch dossier opengesteld voor de verzekerden van 60 jaar en ouder;2. Als stimuli voor de geneesheer worden ingesteld : a.een jaarlijkse basisvergoeding voor de geaccrediteerde huisartsen als tussenkomst in de administratieve uitgaven verbonden aan het beheer van een globaal medisch dossier. Deze vergoeding bedraagt in 1999 5.000 BEF. b. een honorarium ten behoeve van de geaccrediteerde huisarts voor het beheer van een globaal medisch dossier op uitdrukkelijk en vrijwillig verzoek van de verzekerde.Dit verzoek bevindt zich in het globaal medisch dossier op basis van de modaliteiten goedgekeurd door de NCGZ. Dit honorarium is eenmaal per jaar aanrekenbaar ter gelegenheid van een raadpleging. Dit honorarium bedraagt in 1999 500 BEF. 3. aan de Minister van Sociale zaken wordt voorgesteld om een vermindering van het persoonlijk aandeel door te voeren ten belope van 30 % van het huidig persoonlijk aandeel voor de raadplegingen van een huisarts ten aanzien van de verzekerden bedoeld in b..
Voor de toepassing van dit punt van het akkoord worden in 1999 de erkende huisartsen gelijkgesteld met de geaccrediteerde huisartsen.
II. In de loop van 1999 kunnen de verzekeringsinstellingen hun leden uitnodigen een dossierhoudend huisarts te kiezen, volgens de modaliteiten bepaald door de NCGZ. De resultaten van deze sensibilisatiecampagne zullen worden meegedeeld aan de NCGZ. III. Een permanente gemengde werkgroep, waarin huisartsen en geneesheren-specialisten vertegenwoordigd zijn, zal, rekening houdend met de budgettaire middelen, met de resultaten voortvloeiend uit de stimuli bedoeld in punt I. en met de resultaten van de sensibilisatiecampagne bedoeld in punt II., een evaluatie doorvoeren van het ingestelde systeem en zal voorstellen formuleren, aan de NCGZ. De voorstellen zullen betrekking hebben op de aanpassing van het systeem, op de uitbreiding ervan tot nieuwe categorieën van patiënten en op de problematiek van de categorieën van de betrokken algemeen geneeskundigen.
I. Duur van het akkoord.
I. Dit akkoord wordt gesloten voor een periode van twee jaar en verstrijkt op 31 december 2000, het mag evenwel met een ter post aangetekende gemotiveerde brief die is gericht aan de Voorzitter van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen, worden opgezegd : 1. door één van de partijen : binnen dertig dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, van correctiemaatregelen bedoeld in artikel 50, § 8, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Die opzegging kan algemeen zijn of beperkt zijn tot bepaalde verstrekkingen of groepen van verstrekkingen en/of tot bepaalde verzorgingsverstrekkers op wie de correctiemaatregelen betrekking hebben.
In geval van gedeeltelijke opzegging moeten in de aangetekende brief ook de beoogde verstrekkingen of groepen van verstrekkingen en/of verzorgingsverstrekkers nauwkeurig worden vermeld.
Die opzegging heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de bedoelde correctiemaatregelen in werking treden;
Een partij is deugdelijk vertegenwoordigd als ze op zijn minst 7 van de leden die haar vertegenwoordigen, verenigt.
De opzegging kan evenwel slechts uitwerking hebben als de opzeggende partij die opzegging bevestigt voor een dringend bijeengeroepen NCGZ, overeenkomstig de quorumregels bedoeld in artikel 50, § 2, alinea 4, van de voornoemde wet. 2. door een geneesheer : a) in het onder punt II beoogde geval.Van de opzegging moet kennis worden gegeven binnen dertig dagen nadat de bedoelde bepalingen in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt; b) binnen dertig dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van correctiemaatregelen zoals bedoeld onder punt 1.hiervoren indien deze betrekking hebben op de door hem uitgeoefende praktijk.
Die opzegging kan algemeen zijn of beperkt zijn tot bepaalde verstrekkingen of groepen van verstrekkingen.
In geval van gedeeltelijke opzegging moeten in de aangetekende brief ook de beoogde verstrekkingen of groepen van verstrekkingen nauwkeurig worden vermeld.
Die opzegging heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de bedoelde correctiemaatregelen in werking treden. c) vóór 15 december 1999 voor het volgende jaar. In geval van beperkte opzegging van het akkoord in de loop van het jaar 1999 wordt de opzegging geacht betrekking te hebben op het hele akkoord vanaf 1 januari 2000. d) indien een wetgevende of reglementaire akte van een overheid een wijziging aanbrengt in het economisch evenwicht of dat van de rechten en plichten voortvloeiend uit de conventionering in functie waarvan de geneesheer is toegetreden. II. In geval van bekendmaking van een koninklijk besluit tot wijziging van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen op voorstel van de Minister van Sociale Zaken zonder de instemming van de Technische geneeskundige raad en van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen, mag één van de partijen vragen dat de voornoemde Commissie onmiddellijk vergadert om de mogelijkheid van een opzegging van het akkoord op de toepassingsdatum van de bedoelde maatregelen te onderzoeken. Indien één van de partijen of beide partijen na afloop van die procedure beslissen het akkoord op te zeggen, moet die opzegging geschieden binnen 30 dagen na de bekendmaking van bovenbedoeld koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad.
De bepalingen van de laatste twee alinea's van punt I.1. zijn van toepassing.
III. Niettegenstaande de opzegging van het akkoord door een van de partijen blijft het punt H van toepassing tot 31 december 2000. Als er op 1 januari 2000 geen voorstellen van de werkgroep zijn zoals is bedoeld onder punt H. III zullen de voor 1999 vastgestelde bepalingen automatisch worden verlengd voor het jaar 2000.
J. Formaliteiten.
De onder punt I van het Nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 11 december 1995 vastgestelde formaliteiten zijn voor dit akkoord van toepassing.
K. Informeren van de rechthebbende-doorzichtigheid.
De bij de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen ingestelde werkgroep, opgericht om het probleem te onderzoeken betreffende de bescherming van de rechthebbende via een optimale voorlichting van laatstgenoemde over zijn rechten die voortspruiten uit het akkoord, en in het bijzonder over de voorwaarden inzake tijd en plaats waaronder de arts verbonden is en in verband met de bijzondere eisen gesteld door de rechthebbenden, zal zijn werkzaamheden verder zetten. De werkgroep zal zoveel mogelijk gegevens bijeenbrengen, onder meer over de hoegrootheid van de bijkomende honoraria en zal ook de middelen om de doorzichtigheid in de hand te werken, onderzoeken, alsmede de eventuele gevolgen van een gebrek aan doorzichtigheid wat de voormelde voorwaarden betreft.
De voorstellen betreffende het punt H van het akkoord van 20 juni 1988 goedgekeurd door de NCGZ op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 50bis van de ZIV wet worden beschouwd als integraal deel uitmakend van onderhavig akkoord.
L. Andere bepalingen. 1. De bepalingen van het nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 20 juni 1988 die door dit akkoord niet worden gewijzigd, blijven gelden.2. De honoraria die voortvloeien uit onderhavig akkoord vormen in 1999 de maximumhonoraria voor de verstrekkingen die worden verleend aan patiënten die in een twee- of meerpersoonskamer zijn opgenomen, die een twee- of meerpersoonskamer hebben aangevraagd of die om medische redenen in een eenpersoonskamer zijn opgenomen. M. Aanbevelingen aan de voogdijoverheid.
De Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen formuleert ten aanzien van de Minister van Sociale Zaken de volgende aanbevelingen : 1. In overleg met alle bevoegde overheden moet gewerkt worden aan een structurele oplossing van de problemen rond de burgerlijke aansprakelijkheid van de geneesheren, met name wat betreft de belangrijke verhoging van de verzekeringspremies.2. De nodige initiatieven moeten worden genomen opdat de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen op een passende wijze betrokken zou worden bij het totstandkomen en het opvolgen van elke regelgeving die gevolgen heeft voor de medische sector en die financiering vanwege de ziekteverzekering teweegbrengt.In het bijzonder moeten nieuwe initiatieven worden genomen om de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van de ziekenhuis - CAO's voor de betrokken artsenhonoraria op te vangen. 3. De vergoedingen van de stagemeesters in de huisartsgeneeskunde moeten worden aangepast. N. Opdrachten.
De NCGZ geeft de opdracht aan de TGR om bij voorrang voorstellen te formuleren in de loop van het jaar 1999 aangaande : - een fundamentele herijking van de nomenclatuur met het oog op een correct evenwicht tussen de honoraria voor intellectuele en deze voor technische verstrekkingen; - een herziening en vereenvoudiging van de toepassing van de nomenclatuur, in het bijzonder aangaande de artikelen 12 (anesthesie), 13 (reanimatie), 25 (toezichtshonoraria) en 26 (urgentie); - de honoraria inzake radio- en radiumtherapie met het oog op een correcte vergoeding van de kostenintensieve verrichtingen en inzake de medische en chirurgische oncologische zorgverlening; - de berekening en de vergoedingswijze van de honoraria (forfaitair en per verrichting) inzake klinische biologie voor opgenomen en ambulant verzorgde patiënten; - de onderlinge afstemming van de prestaties inzake pluridisciplinaire revalidatie in de fysiotherapie en de prestaties opgenomen in de overeenkomsten inzake de locomotorische revalidatie. - een adequate honorering van de activiteiten van de geriaters, in het bijzonder wat betreft de toezichtshonoraria; - een herwaardering van de honoraria voor de verstrekkingen die verband houden met de verlossingen en voor de pediatrische verstrekkingen; - een financiële herwaardering van de huisartsgeneeskunde; - een verhoging, binnen de budgettaire enveloppe, van de waarden van de sleutelletter C van de honoraria van de geneesheren, specialisten voor neuropsychiatrie of voor psychiatrie, voor het toezicht op een in een dienst A, K of T opgenomen rechthebbende.
Tevens belast de NCGZ afzonderlijke werkgroepen ad hoc met de opdracht tijdens de periode van dit akkoord : - een analyse uit te voeren van het voorschrijfgedrag; - het probleem van de gedeeltelijke toetreding tot het akkoord te bestuderen.
Genoemde werkgroepen brengen verslag uit aan de NCGZ en doen terzake voor einde 2000 concrete voorstellen en aanbevelingen.
O. Slotbepaling. 1. De Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen neemt met genoegen akte van de beslissing van de representatieve organisaties van de geneesheren om de betrokken geneesheren aan te bevelen de in het akkoord bedongen honoraria vanaf 1 januari 1999 in acht te nemen, nog vóór het akkoord in werking is getreden en van de ziekenfondsen om geen veranderingen aan te brengen in het evenwicht inzake de honorariumsupplementen voor de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 50bis van de voornoemde gecoördineerde wet voor de niet geconventioneerde geneesheren. 2. De Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen beveelt de geneesheren die niet toetreden tot het akkoord aan de honoraria die voortvloeien uit het akkoord in acht te nemen ten aanzien van de rechthebbenden die de voorkeurregeling genieten, de patiënten die recht hebben op de sociale franchise en de chronisch zieken.