gepubliceerd op 22 augustus 2002
Besluit van de Regering houdende vastlegging van het reformprogramma inzake preventieve schoolgezondheidszorg
27 AUGUSTUS 2001. - Besluit van de Regering houdende vastlegging van het reformprogramma inzake preventieve schoolgezondheidszorg
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op de wet van 21 maart 1964 op het medisch schooltoezicht, inzonderheid op de artikelen 2, 3, 4, 10 en 14;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 oktober 1964 waarbij wordt geregeld hoe dikwijls en op welke wijze de geneeskundige onderzoeken worden verricht en onder welke voorwaarden het medisch schooltoezicht wordt uitgeoefend, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 1965, 22 augustus 1968, 23 oktober 1969, 11 juli en 11 december 1972, 22 maart 1973, 3 juli en 10 december 1974, 31 januari 1977, 12 september 1980 en 4 september 1981;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1969 waarbij een weddetoelage toegekend wordt aan het paramedisch personeel van de erkende equipes voor medisch schooltoezicht, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 oktober 1969, 9 november 1971 en 3 juli 1972;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 9 augustus 2001;
Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 juli 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de huidige regeling inzake schoolgezondheidszorg op het einde van het schooljaar 2000-2001 vervalt en dat het, voor de betrokken inrichtingen, onontbeerlijk is juridisch ervoor te zorgen dat het programma tijdens het volgende schooljaar verder uitgevoerd wordt, zodat de opgedane ervaringen en kennissen reeds vanaf het begin van het schooljaar 2001-2002 kunnen worden voortgezet;
Op de voordracht van de Minister van Gezondheid;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Voorliggend besluit legt de voorwaarden voor het reformprogramma inzake preventieve schoolgezondheidszorg in de Duitstalige Gemeenschap vast.
De gezondheidscentra die erkende equipes voor medisch schooltoezicht omvatten waarbij ten minste één geneesheer tijdens 10 uren per week wordt tewerkgesteld, en het PMS-centrum van de Duitstalige Gemeenschap dat ten minste één geneesheer tijdens 10 uren per week moet tewerkstellen, nemen aan het reformprogramma deel. HOOFDSTUK II. - Werkgroep die voor het volgen van het reformprogramma zorgt
Art. 2.De inrichtende machten van de centra die aan dit reformprogramma deelnemen, wijzen een verantwoordelijke geneesheer en een verantwoordelijke verpleegster aan die zich ertoe verplichten regelmatig aan de werkgroep bedoeld in artikel 3 van dit besluit deel te nemen.
Art. 3.De werkgroep die voor het volgen van het reformprogramma zorgt, is samengesteld als volgt : - de in artikel 2 bedoelde vertegenwoordigers; - 1 vertegenwoordiger van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap; - de door het Ministerie aangewezen geneesheer-inspecteur.
Eén vertegenwoordiger van de Minister bevoegd inzake medisch schooltoezicht en één van de Minister bevoegd inzake Onderwijs mogen aan de zittingen van de werkgroep deelnemen.
De werkgroep heeft volgende opdrachten : - voor het volgen en de implementatie van het reformprogramma zorgen onder de leiding van de geneesheer-inspecteur vermeld in het eerste lid; - nieuwheden en verbeteringen invoeren en voorbehoedende maatregelen in het kader van de preventieve schoolgezondheidszorg ontwikkelen en blijven ontwikkelen; - eenvormige documenten uitwerken voor het verzamelen van gegevens m.b.t. de ontwikkeling van de gezondheid bij de kinderen en de verzamelde gegevens verwerken.
De werkgroep komt ten minste één keer per trimester bijeen voor een werkbespreking. HOOFDSTUK III. - Inhoud van het reformprogramma
Art. 4.§ 1. Het reformprogramma moet volgende activiteiten en elementen omvatten : 1° het algemeen klinisch onderzoek, verricht in het 2de jaar van het kleuteronderwijs, in het 1ste en het 5de schooljaar, in het 1ste, het 3de en het 5de jaar van het secundair onderwijs alsmede in alle klassen van het buitengewoon onderwijs;2° inlichtingen aanbieden over de volgende vaccinaties en deze uitvoeren : - polio - difterie - tetanus in het 1ste schooljaar; - bof - mazelen - rodehond (BMR) in het 5de schooljaar; - hepatitis B in het eerste jaar van het secundair onderwijs; - herhaling voor difterie en tetanus : 5de jaar van het secundair onderwijs.
Zo nodig kan het aanbod uitgebreid worden. 3° in onderlinge overeenstemming met de geneesheer-inspecteur, gedeeltelijke onderzoeken voor de leerlingen die niet systematisch worden onderzocht; 4° in alle scholen die ten minste 350 leerlingen tellen zullen de schoolarts en de verpleegster, desgevallend in samenwerking met het bevoegde P.M.S-centrum, bij het begin van het schooljaar met de schooldirectie en de ouders discussieren over de acties inzake preventieve gezondheidszorg. In deze scholen zal ten minste één actie per jaar gevoerd worden, en dit in samenwerking met de schoolarts en de verpleegster.
Wat de andere scholen betreft, zullen deze acties op hun verzoek of op verzoek van de centra uitgevoerd worden. 5° andere activiteiten die door de inspectie goedgekeurd of georganiseerd worden. § 2. Naast de onder § 1 bepaalde opdrachten kan de Minister andere activiteiten organiseren. In dit geval kan de overeenkomstig artikel 6 ter beschikking gestelde tijd dienovereenkomstig verhoogd worden. § 3. De schoolarts en de verpleegster houden een agenda met precieze gegevens over hun opdrachten. Deze gegevens worden door de geneesheer-inspecteur nagezien. § 4. De in voorliggend hoofdstuk bepaalde opdrachten kunnen door onafhankelijke artsen of door artsen vervuld worden die door de centra in dienst genomen zijn.
Bij indienstneming moet het uurrooster ten minste met een halftijdse betrekking overeenstemmen. De Minister kan de specialisaties van de artsen vastleggen. Ze worden geacht in verschillende centra te mogen werken.
Art. 5.De verpleegster en de arts kunnen selectieve onderzoeken organiseren.
Art. 6.In doorsnede beloopt de tijd waarover de artsen beschikken : - 10 minuten per kind voor alle klassen, wat het algemeen klinisch onderzoek bepaald in artikel 4, § 1, 1° en, als ze in het kader van het algemeen klinisch onderzoek uitgevoerd worden, de vaccinaties bepaald in artikel 4, § 1, 2° betreft; - 10 bijkomende minuten per kind, die op het aantal van de overeenkomstig artikel 4, § 1, 1°, onderzochte kinderen berekend en voor de volgende maatregelen gebruikt worden, te weten : de selectieve onderzoeken en de voorbehoedende maatregelen in geval van besmettelijke ziekten, de gedeeltelijke onderzoeken, desgevallend de bijkomende vaccinaties, de bevordering en het nemen van contacten met de scholen en, desgevallend, met de betrokken P.M.S.-teams, de i.v.m. de bevordering van de gezondheid uitgevoerde activiteiten alsmede de voortgezette opleiding, o.a. op de gebieden van de preventieve gezondheidszorg, de informatisering, de inleiding tot de communicatietechnieken, en de gezondheidsbevordering.
Art. 7.Er moet altijd ten minste één arts voor het noorden en één voor het zuiden van de Duitstalige Gemeenschap ter beschikking zijn.
Binnen de Duitstalige Gemeenschap kan een arts, in onderlinge overeenstemming, aan gezondheidseducatie doen in het ambtsgebied van een ander centrum. HOOFDSTUK IV. - Financiële bepalingen
Art. 8.§ 1. De onafhankelijke artsen verkrijgen de volgende erelonen : - 1 702 frank/uur voor een huisarts met erkende bijscholing in de preventieve geneeskunde; - 1 976 frank/uur voor een geneesheer-specialist.
Bij het begin van elk schooljaar worden deze bedragen aan de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand augustus aangepast, en dit voor de eerste keer vanaf het schooljaar 2001-2002 met als basis het indexcijfer van augustus 2000. § 2. Voor zover het centrum overeenkomstig artikel 4, § 4, artsen onder contract in dienst neemt, dan geldt de door de Regering op het sociaal en sanitair vlak bepaalde berekeningsbasis voor de subsidiëring van de desbetreffende personeelskosten. De subsidiëring van de voor het administratief en verplegend personeel aangegane personeelskosten gebeurt op dezelfde basis. § 3. Als een arts schoolgeneeskundige onderzoeken in meerdere centra uitvoert, mag hem een vergoeding toegekend worden voor de reiskosten tussen de centra. Deze vergoeding stemt overeen met die toegekend aan het personeel van het Ministerie. § 4. Voor het vervoer van de leerlingen naar het centrum kunnen de centra een beroep doen aan een busbedrijf. De kosten worden aan de centra terugbetaald op basis van de om de vijf jaar verkregen goedkoopste offerte. Ten minste drie offertes moeten gevraagd worden.
Art. 9.In afwijking van artikel 5 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1969 waarbij een weddetoelage toegekend wordt aan het paramedisch personeel van de erkende equipes voor medisch schooltoezicht worden de toelagen als volgt berekend : a) de hele weddetoelage voor de verpleegster moet uitbetaald worden, indien deze het toezicht houdt op 5.500 leerlingen. Wordt dit aantal niet bereikt, dan wordt de weddetoelage evenredig verminderd; b) de hele weddetoelage voor de beambte moet uitbetaald worden, indien het centrum het toezicht houdt op 8.000 leerlingen. Wordt dit aantal niet bereikt, dan wordt de weddetoelage evenredig verminderd; c) elk erkend gezondheidscentrum verkrijgt een forfaitaire werkingstoelage van 500 000 frank;dit bedrag wordt bij het begin van elk schooljaar aan de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand augustus aangepast, en dit voor de eerste keer vanaf het schooljaar 2002-2003 met als basis het indexcijfer van augustus 2001. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 10.Het besluit van de Regering van 14 september 1994 houdende vastlegging van een voorlopige regeling inzake preventieve schoolgezondheidszorg in de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 5 oktober 1995, 2 oktober 1996 en 30 mei 1998, wordt opgeheven.
Art. 11.Het reformprogramma loopt vanaf het schooljaar 2001-2002.
Voorliggend besluit treedt in werking op 1 september 2001.
Art. 12.De Minister bevoegd inzake Gezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 27 augustus 2001.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN