gepubliceerd op 22 mei 2020
Besluit van de Regering betreffende de niet-opschorting van bepaalde termijnen ter uitvoering van artikel 2, § 2, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 om het school- of academiejaar 2020-2021 voor te bereiden
23 APRIL 2020. - Besluit van de Regering betreffende de niet-opschorting van bepaalde termijnen ter uitvoering van artikel 2, § 2, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 om het school- of academiejaar 2020-2021 voor te bereiden
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap;
Gelet op het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020, artikel 2, § 2;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 22 april 2020;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid wordt gewettigd door het feit dat de maatregelen die sinds 13 maart 2020 van kracht zijn en die de federale regering op 13, 18 en 23 maart 2020, alsook op 3 en 17 april 2020 op advies van de Nationale Veiligheidsraad heeft genomen om het hoofd te bieden aan de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, nog minstens tot en met 3 mei 2020 van kracht blijven; dat die maatregelen verstrekkende gevolgen hebben voor het maatschappelijk leven die nog altijd overal voelbaar zijn, onder meer ook bij de overheden op het niveau van de gemeenschap en de gemeenten; dat artikel 2, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 in een maatregel voorziet om de dwingende termijnen inzake indiening, behandeling, adviesverlening of beslissing, de dwingende beroepstermijnen en alle termijnen waarvan het verstrijken een juridisch gevolg heeft, alsook de duur van eventuele openbare onderzoeken, op te schorten; dat die maatregel sinds 26 maart 2020 van kracht is voor een duur van dertig dagen en dus verstrijkt op 24 april 2020; dat de Regering de vermelde opschortingsmaatregel bij besluit van 23 april 2020 met ingang van 25 april 2020 met dertig dagen heeft verlengd; dat de Regering gebruik maakt van artikel 2, § 2, van het crisisdecreet en uitsluitend voor de voorbereiding van het academie- of schooljaar 2020-2021 op basis van een bijzondere motivering besluit om bepaalde termijnen niet op te schorten; dat elke vertraging in die besluitvorming aanzienlijke gevolgen zou hebben voor de rechtzekerheid en voor de voorbereiding van het academie- of schooljaar 2020-2021; dat dit besluit dus zo snel mogelijk moet worden aangenomen;
Overwegende het besluit van de Regering nr. 2 van 23 april 2020 tot verlenging van de opschorting van bepaalde termijnen vermeld in artikel 2, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020;
Overwegende dat de Regering, bij dit besluit van 23 april 2020, de opschorting van termijnen vermeld in artikel 2, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 met dertig dagen en dus tot en met 24 mei 2020 verlengt;
Overwegende dat artikel 2, § 2, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 bepaalt dat de Regering op basis van een bijzondere motivering kan beslissen om bepaalde termijnen niet op te schorten en dit uitsluitend voor de voorbereiding van het academie-, school- of opleidingsjaar 2020-2021;
Overwegende dat in alle onderwijsstatuten staat dat de beoordeling en evaluatie van personeelsleden die een wervingsambt bekleden, uiterlijk op 30 april moet geschieden; dat het personeelslid daarna zeven dagen, te rekenen vanaf de afgifte van de beoordelingsstaat of het evaluatieverslag, de tijd heeft om te verklaren of het daarmee instemt of niet; dat de beoordelingsstaten of evaluatieverslagen uiterlijk op 15 mei bij de inrichtende macht moeten worden ingediend; dat de beoordelingen en evaluaties van de personeelsleden die een wervingsambt bekleden, alsook de overzending van die beoordelingen en evaluaties aan de inrichtende machten vertraging zouden oplopen als die termijnen van rechtswege dertig dagen zouden worden opgeschort; dat daardoor ook de wervingsprocedure en bijgevolg ook de aanstellingen of aanwervingen voor het volgende schooljaar vertraging zouden oplopen, aangezien de definitieve beoordelingsstaten en evaluatieverslagen recht geven op punten in de rangschikking die op basis van de aanspraken en verdiensten wordt opgemaakt, wat zowel geldt voor het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd officieel onderwijs, als voor de autonome hogeschool en het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren; dat, als de termijnen zouden worden opgeschort, de inrichtende machten de beoordelingsstaten en de evaluatieverslagen met vertraging zouden ontvangen; dat pas dan een definitieve rangschikking zou kunnen worden opgesteld en pas dan zou kunnen worden berekend wie voorrang heeft; dat de inrichtende machten op dat ogenblik in juni echter al met de werving bezig zijn om het volgende schooljaar voor te bereiden; dat de opschorting van de termijnen met dertig dagen tot planningsonzekerheid bij de inrichtende machten en tot werkonzekerheid bij het personeel zou leiden; dat, om die redenen, de opschorting van rechtswege niet geldt voor de termijnen voor het opmaken en het indienen van de beoordelingsstaten en de evaluatieverslagen;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.- De termijnen vermeld in de volgende artikelen worden niet opgeschort ter uitvoering van artikel 2, § 2, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 met het oog op de voorbereiding van het school- of academiejaar 2020-2021 : 1. artikel 24, § 3, en artikel 66, § 3, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;2. artikel 12, § 3, en artikel 27, § 3, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlitische, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap; 3. artikel 39bis, § 3, en artikel 69.14, § 3, van het decreet van 14 december 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 14/12/1998 pub. 06/05/1999 numac 1999033025 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-Centrum sluiten houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum; 4. artikel 28, § 3, en artikel 65, § 3, van het decreet van 29 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 29/03/2004 pub. 24/06/2004 numac 2004033043 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra sluiten houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra; 5. artikel 5.22, § 3, en artikel 5.39, § 3, van het decreet van 27 juni 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/06/2005 pub. 25/10/2005 numac 2005033068 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende oprichting van een autonome hogeschool sluiten houdende oprichting van een autonome hogeschool; 6. artikel 6.23, § 4, van het decreet van 31 maart 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2014 pub. 23/07/2014 numac 2014203218 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren sluiten betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Art. 2.- Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.
Art. 3.- De minister bevoegd voor Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 23 april 2020.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, H. MOLLERS