Etaamb.openjustice.be
Document van 23 april 2020
gepubliceerd op 04 mei 2020

Besluit van de Regering nr. 3 tot verlenging van de mogelijkheid vermeld in artikel 5, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 om af te zien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2020202048
pub.
04/05/2020
prom.
23/04/2020
ELI
eli/besluit/2020/04/23/2020202048/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 APRIL 2020. - Besluit van de Regering nr. 3 tot verlenging van de mogelijkheid vermeld in artikel 5, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 om af te zien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen


Verslag aan de koning Naar aanleiding van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, heeft het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap op 6 april 2020 het crisisdecreet 2020 aangenomen. Dat decreet voorziet in verscheidene maatregelen om ervoor te zorgen dat de overheden op het niveau van de gemeenten en de gemeenschap in staat zijn om te handelen.

Daarbij moet gewaarborgd worden dat de Regering op korte termijn kan handelen, zodat ze snel en onbureaucratisch een passend antwoord kan vinden op de verdere ontwikkeling van de gezondheidscrisis. Indien daartoe vooraf rechtsteksten moeten worden gewijzigd, moet dit onder de gegeven omstandigheden eventueel ook mogelijk zijn zonder voorafgaande adviesprocedures. Daarom biedt artikel 5, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 de Regering de mogelijkheid om op basis van een bijzondere motivering betreffende de noodzaak en de spoedeisenheid, bij de uitwerking van ontwerpen van decreet of besluit af te zien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen van adviesorganen, raden van bestuur of andere organen van de instellingen van openbaar nut of gemeentelijke adviescommissies inzake kinderopvang.

Die maatregel is beperkt tot dertig dagen. Overeenkomstig artikel 11 van hetzelfde decreet is hij ingegaan op 26 maart 2020 en verstrijkt hij dus op 24 april 2020.

Volgens artikel 5, § 2, van hetzelfde decreet kan de Regering de duur twee keer voor dezelfde termijn verlengen bij een besluit waarbij in het bijzonder de noodzaak wordt verantwoord. Gelijktijdig wordt bepaald dat het besluit van de Regering, onmiddellijk nadat het is aangenomen, overgezonden wordt aan de voorzitter van het Parlement.

Het besluit houdt op gevolg te hebben als het Parlement het niet binnen een termijn van zes maanden bekrachtigt.

Aangezien de dwingende en dringende redenen die in dat opzicht aan de aanneming van het crisisdecreet 2020 ten grondslag lagen, nog altijd gelden, wordt voorgesteld om de vermelde maatregel met dertig dagen te verlengen.

Hoewel op grond van spoedeisendheid dient te worden afgezien van een advies van de Raad van State, wordt een verslag aan de Regering opgemaakt en dit naar aanleiding van een aanbeveling van de Raad van State die gericht was aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: "Overeenkomstig artikel 3bis, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State worden koninklijke besluiten "die de van kracht zijnde wettelijke bepalingen kunnen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen" samen met het advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving, en een verslag aan de Koning bekendgemaakt.

Deze bepaling is niet van toepassing op besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Toch is het zinvol om het te nemen besluit vergezeld te laten gaan van een verslag aan de regering, waarin de draagwijdte en de concrete gevolgen van de erin vervatte regeling nader worden toegelicht. Een dergelijke verduidelijking zal zowel de burger als de diensten van de uitvoerende macht te goede komen, alsook het Brussels Hoofdstedelijk Parlement wanneer het overeenkomstig artikel 4, § 2, van de ordonnantie van 19 maart 2020 moet overgaan tot de bekrachtiging ervan.

In het bijzonder kan in een dergelijk verslag worden ingegaan op hetgeen hierna wordt opgemerkt. Ook bepaalde overwegingen die nu in de aanhef van het ontwerp voorkomen kunnen in het verslag worden opgenomen." (Advies 67.146/1 van 27 maart 2020).

Aangezien die aanbeveling ook opgaat voor de Duitstalige Gemeenschap, gaat dit besluit ook vergezeld van een verslag aan de Regering.

De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH

23 APRIL 2020. - Besluit van de Regering nr. 3 tot verlenging van de mogelijkheid vermeld in artikel 5, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 om af te zien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020, artikel 5;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 20 april 2020;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid wordt gewettigd door het feit dat de maatregelen die sinds 13 maart 2020 van kracht zijn en die de federale regering op 13, 18 en 23 maart 2020, alsook op 3 en 17 april 2020 op advies van de Nationale Veiligheidsraad heeft genomen om het hoofd te bieden aan de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, nog minstens tot en met 3 mei 2020 van kracht blijven; dat die maatregelen verstrekkende gevolgen hebben voor het maatschappelijk leven die nog altijd overal voelbaar zijn, onder meer ook bij de overheden op het niveau van de gemeenschap; dat artikel 5, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 de Regering de mogelijkheid biedt om op basis van een bijzondere motivering betreffende de noodzaak en de spoedeisenheid, bij de uitwerking van ontwerpen van decreet of besluit af te zien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen van adviesorganen, raden van bestuur of andere organen van de instellingen van openbaar nut of gemeentelijke adviescommissies inzake kinderopvang; dat die maatregel sinds 26 maart 2020 voor een duur van dertig dagen van kracht is en dus op 24 april 2020 verstrijkt; dat nog altijd gewaarborgd moet worden dat de Regering op korte termijn kan handelen, zodat ze snel en onbureaucratisch een passend antwoord kan vinden op de verdere ontwikkeling van de gezondheidscrisis; dat de dwingende en dringende redenen die in dat opzicht aan de aanneming van het crisisdecreet 2020 ten grondslag lagen, bijgevolg nog altijd gelden; dat het daarom dringend aan te bevelen is om de vermelde mogelijkheid vanaf 25 april 2020 met dertig dagen te verlengen; dat elke vertraging in die besluitvorming aanzienlijke gevolgen zou hebben voor de rechtzekerheid bij het uitwerken van ontwerpen van decreten of besluiten; dat dit besluit dus zo snel mogelijk moet worden aangenomen;

Overwegende dat artikel 5, § 2, eerste lid, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 bepaalt dat de Regering de duur van de mogelijkheid vermeld in paragraaf 1 van datzelfde artikel om af te zien van het inwinnen van adviezen of standpuntbepalingen twee keer voor dezelfde termijn kan verlengen; dat die verlenging moet geschieden bij een besluit waarbij in het bijzonder de noodzaak daartoe wordt verantwoord;

Overwegende dat de mogelijkheid om op basis van een bijzondere motivering betreffende de noodzaak en de spoedeisenheid, bij de uitwerking van ontwerpen van decreet of besluit af te zien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen van adviesorganen, raden van bestuur of andere organen van de instellingen van openbaar nut of gemeentelijke adviescommissies inzake kinderopvang volgens de Regering een eerste keer dient te worden verlengd op grond van het feit dat de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, de overheden en burgers in de Duitstalige Gemeenschap nog altijd in haar greep houdt en dus nog altijd gewaarborgd moet worden dat de Regering op korte termijn kan handelen, zodat ze snel en onbureaucratisch een passend antwoord kan vinden op de verdere ontwikkeling van de gezondheidscrisis;

Overwegende dat de dwingende en dringende redenen die in dat opzicht aan de aanneming van het crisisdecreet 2020 ten grondslag lagen, bijgevolg nog altijd gelden;

Overwegende dat het in die omstandigheden een logische gevolgtrekking is om de vermelde maatregel met dertig dagen - dit is tot en met 24 mei 2020 - te verlengen;

Op de voordracht van de Minister-President;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De mogelijkheid vermeld in artikel 5, § 1, van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020, waarbij de Regering op basis van een bijzondere motivering betreffende de noodzaak en de spoedeisenheid, bij de uitwerking van ontwerpen van decreet of besluit kan afzien van het inwinnen van wettelijk of decretaal verplichte adviezen of standpuntbepalingen van adviesorganen, raden van bestuur of andere organen van de instellingen van openbaar nut of gemeentelijke adviescommissies inzake kinderopvang, wordt met ingang van 25 april 2020 met dertig dagen verlengd.

Art. 2.Overeenkomstig artikel 5, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt dit besluit, onmiddellijk nadat het is aangenomen, overgezonden aan de voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.

Art. 4.De ministers zijn, ieder wat haar of hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 23 april 2020.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, A. ANTONIADIS De Minister van Cultuur en Sport, Werkgelegenheid en Media, I. WEYKMANS De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, H. MOLLERS

^