Etaamb.openjustice.be
Document van 10 januari 2002
gepubliceerd op 26 april 2002

Besluit van de Interregionale Verpakkingscommissie tot wijziging om redenen van algemeen belang van het besluit van 23 december 1998 houdende erkenning van de vereniging zonder winstoogmerk FOST Plus als organisme voor verpakkingsafval

bron
interregionale verpakkingscommissie
numac
2002018007
pub.
26/04/2002
prom.
10/01/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JANUARI 2002. - Besluit van de Interregionale Verpakkingscommissie tot wijziging om redenen van algemeen belang van het besluit van 23 december 1998 houdende erkenning van de vereniging zonder winstoogmerk FOST Plus als organisme voor verpakkingsafval


De Interregionale Verpakkingscommissie, Gelet op de richtlijn van de Raad 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd;

Gelet op de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad 94/62/EG van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aangenomen bij decreet van het Vlaams Parlement d.d. 21 januari 1997, bij decreet van de Waalse Gewestraad d.d. 16 januari 1997 en bij ordonnantie van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest d.d. 24 januari 1997, verder aangeduid als het « samenwerkingsakkoord »;

Gelet in het bijzonder op artikel 25, § 1, 3° van het samenwerkingsakkoord;

Gelet op de gewestelijke afvalstoffenplannen;

Gelet op de beslissingen van de Interregionale Verpakkingscommissie van 9 februari 2001 en 3 mei 2001 houdende aanduiding van respectievelijk de voorzitter en de ondervoorzitters van het Beslissingsorgaan van de Interregionale Verpakkingscommissie;

Gelet op het besluit van 23 december 1998 houdende erkenning van de vereniging zonder winstoogmerk FOST Plus, Martinus V Straat 40, 1200 Brussel, als organisme voor verpakkingsafval, verder aangeduid als de « erkenning »;

Gelet op het schrijven van FOST Plus de dato 6 september 2000 betreffende « overgang van FOST Plus naar de Euro - conversie van bedragen »;

Gelet op het schrijven van FOST Plus de dato 18 oktober 2001 betreffende « het budget en groene punt 2002 - uw brief van 9/10/01 »;

Gelet op het schrijven van FOST Plus de dato 14 november 2001 betreffende « FOST Plus Fiches in het Nederlands en in het Frans » en op het schrijven van FOST Plus de dato 30 november 2001 houdende reactie op de fiche 12;

Overwegende dat de Interregionale Verpakkingscommissie, mede op vraag van de Gewestregeringen, in de loop van het jaar 2001 een grondige evaluatie heeft uitgevoerd van de werking van FOST Plus, waarbij naast FOST Plus ook de andere partijen werden geconsulteerd die betrokken zijn bij het beheer van huishoudelijk verpakkingsafval, ondermeer beroepsfederaties en rechtspersonen van publiekrecht;

Overwegende dat in het kader van deze evaluatie verschillende problemen werden vastgesteld die dermate ernstig en dringend waren dat een onmiddellijke wijziging van de erkenningsvoorwaarden van FOST Plus zich opdrong; dat het algemeen belang geschaad zou worden door een laten verder bestaan van deze problemen tot einde 2003, wanneer de erkenning van FOST Plus afloopt;

Overwegende dat deze wijziging van de erkenningsvoorwaarden van FOST Plus op korte termijn een minimaal budgettair impact moet hebben, aangezien de kosten van FOST Plus gedragen worden door de bijdragen van de leden en aangezien de tarieven voor de leden ruim op voorhand dienen te worden vastgelegd;

Overwegende dat de tarieven voor het jaar 2002 door FOST Plus reeds werden vastgelegd; dat evenwel de Interregionale Verpakkingscommissie hierbij de nodige reserves heeft uitgedrukt, omdat zij reeds een eerder voorstel van tarieven had goedgekeurd, zij het onder voorwaarden, en omdat FOST Plus niet is ingegaan op deze goedkeuring, maar zonder verder overleg de inkomsten van de tarieven heeft verminderd met 4,3 miljoen euro;

Overwegende dat FOST Plus in zijn schrijven van 18 oktober 2001 over deze inkomstenvermindering het volgende stelt : « Indien in de loop van het jaar 2002 een geheel of gedeeltelijk akkoord gevonden wordt voor één of beide budgetposten in het kader van onze evaluatie en de ecotaksen, zal de Raad van Bestuur daarvoor de nodige middelen ter beschikking stellen; daarna moet dit gebeuren via het Groene Punt. »;

Overwegende dat klaarblijkelijk een budgettaire marge aanwezig is; dat nochtans elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden strikt noodzakelijk moet zijn in het kader van het algemeen belang en moet worden getoetst aan de beginselen van redelijkheid en proportionaliteit;

Overwegende dat FOST Plus op 31 december 2001 niet het volledige Belgische grondgebied zal afdekken met projecten op basis van artikel 13, § 1, 7° van het samenwerkingsakkoord; dat dit slechts deels te wijten is aan omstandigheden die buiten de wil van FOST Plus vallen;

Overwegende dat de huidige erkenningsvoorwaarden voorzien dat na 31 december 2001 de tonnages afkomstig van de traditionele projecten' niet meer door FOST Plus kunnen in rekening worden gebracht, hetgeen logischerwijs impliceert dat FOST Plus voor deze tonnages ook niet meer moet betalen; dat dit echter een onverantwoorde sanctie zou zijn voor de rechtspersonen van publiekrecht die te goeder trouw hebben gehandeld;

Overwegende dat een aantal contracten in de zin van artikel 13, § 1, 7° van het samenwerkingsakkoord niet tijdig werden afgesloten wegens onenigheid tussen FOST Plus en de rechtspersoon van publiekrecht over het toe te passen inzamelscenario;dat de keuze van het inzamelscenario binnen de grenzen van het gewestelijke afvalstoffenplan ten gronde een bevoegdheid van de rechtspersoon van publiekrecht is, maar dat FOST Plus door middel van de inzamelscenario's de percentages van de terugnameplicht moet zien te behalen; dat een evenwicht moet worden gevonden tussen de bevoegdheid van de rechtspersoon van publiekrecht inzake de keuze van het inzamelscenario en de doelstellingen van het samenwerkingsakkoord;

Overwegende dat de mogelijkheid moet worden voorzien om pilootprojecten op te starten, waarbij het risico voor FOST Plus, namelijk dat het behalen van de percentages in gevaar komt, tijdelijk wordt weggenomen, terwijl aan de rechtspersoon van publiekrecht de mogelijkheid wordt geboden om het door hem gekozen inzamelscenario toe te passen en daarvoor een gepaste vergoeding te ontvangen;

Overwegende dat het aan FOST Plus toekomt om, wanneer hij meent dat het behalen van de percentages gehinderd wordt door het voorgenomen pilootproject, aan de Interregionale Verpakkingscommissie een correctie van de teller en van de noemer van de recyclagebreuk voor te stellen; dat de voorstellen van FOST Plus voldoende gemotiveerd en gedocumenteerd dienen te zijn; dat het ook moet duidelijk zijn dat FOST Plus de nodige initiatieven heeft genomen om tot een overeenkomst te komen met de rechtspersoon van publiekrecht;

Overwegende dat de pilootprojecten steeds van beperkte duur moeten zijn, gezien het gaat om tijdelijke contracten die bedoeld zijn om te verhelpen aan uitzonderlijke problemen; dat deze pilootprojecten na het aflopen van hun termijn ofwel vervangen worden door een ander scenario, ofwel toegevoegd worden aan de scenario's die door FOST Plus aan de totale en reële kosten vergoed worden, indien blijkt dat FOST Plus door het toepassen van dit nieuwe scenario niet wordt gehinderd bij het vervullen van de terugnameplicht;

Overwegende dat de pilootprojecten onder meer tot doel hebben om op zoek te gaan naar alternatieve scenario's die efficiënt zijn inzake kosten en inzake resultaten; dat alle partijen hierbij gebaat zijn en in de eerste plaats FOST Plus;

Overwegende dat de pilootprojecten ook tot doel kunnen hebben om een beter evenwicht te vinden tussen de preventie en het beheer van verpakkingsafval;

Overwegende dat een pilootproject niet tot doel heeft om inzamelscenario's te testen die reeds worden toegepast in intensieve FOST Plus-projecten; dat een pilootproject dus niet als voorwerp kan hebben de inzameling van glas huis-aan-huis, de inzameling van glas via glasbollen, de tweewekelijkse huis-aan-huis inzameling van PMD, de wekelijkse huis-aan-huis inzameling van PMD in de gemeenten of agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners, de maandelijkse huis-aan-huis inzameling van papier/karton of de wekelijkse huis-aan-huis inzameling van papier/karton in de gemeenten of agglomeraties met meer dan 100 000 inwoners; dat een pilootproject inzamelscenario's viseert waarvoor nog geen gedetailleerde gegevens beschikbaar zijn;

Overwegende dat de pilootprojecten moeten begeleid en geëvalueerd worden; dat de evaluatie op een objectieve en tegenstelbare wijze dient te verlopen; dat een nauwe betrokkenheid van de Interregionale Verpakkingscommissie zich opdringt;

Overwegende dat de grondige opvolging van de pilootprojecten het ontstaan van een vertrouwensbreuk tussen partijen kan vermijden; dat ook het beroep op de bemiddeling van de bevoegde gewestelijke administratie, zoals voorzien in artikel 27, 1° van het samenwerkingsakkoord, steeds een mogelijkheid blijft;

Overwegende dat de pilootprojecten in principe worden voorzien op het grondgebied van rechtspersonen van publiekrecht die nog geen contract in de zin van artikel 13, § 1, 7° van het samenwerkingsakkoord hebben met FOST Plus; dat de scenario's die getest worden, hun nut immers nog niet bewezen hebben, zodat het onverantwoord zou zijn om goed lopende projecten hiervoor op te offeren; dat het contract met betrekking tot het pilootproject namelijk geen contract in de zin van artikel 13, § 1, 7° van het samenwerkingsakkoord is;

Overwegende dat bij een gunstige evaluatie van een pilootproject, het geteste scenario eventueel kan veralgemeend worden en het voorwerp kan gaan uitmaken van een contract in de zin van artikel 13, § 1, 7° van het samenwerkingsakkoord;

Overwegende dat om redenen van rechtszekerheid het aantal pilootprojecten moet worden beperkt; dat het FOST Plus-systeem anders in gevaar zou worden gebracht; dat ook de realiteit van de behaalde recyclagepercentages zou worden aangetast;

Overwegende dat de rechtspersonen van publiekrecht in de regel moeten vergoed worden aan de totale en reële kosten voor het beheer van huishoudelijk verpakkingsafval en dat de forfaitaire uitbetaling de uitzondering blijft; dat een vergoeding aan totale en reële kosten echter bij sterk afwijkende scenario's en bij pilootprojecten niet evident is, zonder de gelijke behandeling van de rechtspersonen van publiekrecht en van de burgers te schaden; dat de afwijkende scenario's nochtans verantwoord kunnen zijn in functie van lokale omstandigheden; dat een forfaitaire vergoeding aangewezen is via het stelsel van de referentiekosten en de referentiewaarden, zolang niet duidelijk is wat de resultaten van de afwijkende scenario's zijn;

Overwegende dat de keuze van het scenario per materiaal gebeurt; dat bijvoorbeeld een rechtspersoon van publiekrecht die voor één materiaal een niet-afwijkend scenario hanteert en voor een ander materiaal een sterk afwijkend scenario, voor dat ene materiaal de totale en reële kosten zal ontvangen, terwijl hij voor het andere materiaal de referentiekosten ontvangt;

Overwegende dat het principe van de referentiekosten en -waarden in de praktijk door nagenoeg alle partijen wordt aanvaard; dat de referentiekosten en -waarden echter steeds een redelijke vergoeding moeten uitmaken voor de rechtspersonen van publiekrecht in het licht van de verplichting voor FOST Plus om de totale en reële kosten te dekken; dat deze vergoeding berekend wordt als het gemiddelde van de scenario's die aan de totale en reële kosten worden vergoed;

Overwegende dat in de praktijk de referentiewaarden van de referentiekosten kunnen worden afgetrokken, maar dat in dat geval de werkelijke verkoopswaarde van de materialen aan de rechtspersonen van publiekrecht moet toekomen; dat de gekozen inzamelscenario's een grote impact kunnen hebben op de verkoopswaarde van de materialen; dat de forfaitaire vergoeding enkel wordt voorzien bij scenario's die sterk afwijken van de door FOST Plus voorgestelde scenario's, waarvoor de integrale ketenverantwoordelijkheid redelijkerwijs niet in alle gevallen aan FOST Plus kan worden opgelegd;

Overwegende dat enkel de Interregionale Verpakkingscommissie kan instaan voor de objectiviteit van de jaarlijks berekende referentiekosten en -waarden; dat zij zich hiervoor baseert op de concrete voorstellen die FOST Plus uitwerkt; dat zij ook de rechtspersonen van publiekrecht consulteert;

Overwegende dat de referentiekosten moeten bestaan uit een vast en een variabel gedeelte, waarbij in principe geen van beide gedeelten te sterk mag domineren;

Overwegende dat bepaalde aanpassingen nodig zijn inzake de aftrek van de zogenaamde « winsten » op de verkoop van de blauwe zakken van de kosten voor projectopvolging;

Overwegende dat FOST Plus de nodige schriftelijke afspraken dient te maken met de intercommunales en met de gemeenten over de prijs van de PMD-zakken, teneinde te garanderen dat FOST Plus niet zal gehinderd worden in het vervullen van de terugnameplicht;

Overwegende dat zowel FOST Plus als de intercommunale erop kunnen staan dat de PMD-zakken door FOST Plus worden verdeeld; dat FOST Plus finaal verantwoordelijk is;

Overwegende dat bijkomende inspanningen inzake communicatie noodzakelijk zijn bij de rechtspersonen van publiekrecht die verminderde rendementen hebben voor de voorkoming van verpakkingsafval in de huisvuil-restfractie en voor de selectieve inzamelingen; dat evenwel deze bijkomende inspanningen in de tijd moeten worden beperkt, teneinde de rechtspersonen van publiekrecht niet te ontmoedigen om spoedig de nodige maatregelen te treffen;

Overwegende dat de rechtspersonen van publiekrecht die een beperkt residugehalte hebben bij de selectieve inzameling van PMD, hiervoor kunnen beloond worden door FOST Plus; dat deze vergoeding door FOST Plus zelf werd voorgesteld; dat FOST Plus zelf bij een verminderd residugehalte financieel voordeel heeft; dat de vergoeding moet worden uitgekeerd aan elk scenario conform de gewestelijke afvalstoffenplannen dat een voldoende rendement haalt, waarbij de rendementsgrens in de erkenning wordt bepaald;

Overwegende dat maatregelen moeten worden genomen om bij de verlenging van lopende contracten een breuk in de betalingen te vermijden, waardoor de continuïteit van de dienstverlening in gevaar zou kunnen komen; dat deze maatregelen steeds tijdelijk moeten zijn en verantwoord door uitzonderlijke omstandigheden;

Overwegende dat alle mogelijke maatregelen moeten worden genomen om de sociale tewerkstelling in de zin van artikel 13, § 1, 5° van het samenwerkingsakkoord te bevorderen; dat FOST Plus verklaart niet te weten hoe uitvoering kan worden gegeven aan deze bepaling; dat concrete suggesties worden gedaan, waarbij het finaal aan het erkende organisme toekomt om uitgewerkte voorstellen over te maken; dat FOST Plus voldoende mogelijkheden heeft om een afdoend programma uit te werken voor de implementatie van het artikel van het samenwerkingsakkoord en dat een verder uitstel van de implementatie onaanvaardbaar is;

Overwegende dat de wettelijke mogelijkheden om de sociale tewerkstelling te bevorderen, groter zijn wanneer FOST Plus de markten toewijst, dan wanneer het opdrachtgevend bestuur de rechtspersoon van publiekrecht is; dat de algemene regels voor de toewijzing van de markten, zoals voorzien in de erkenning, niet in alle gevallen aangewezen zijn om uitvoering te geven aan het samenwerkingsakkoord en dat een meer individuele benadering aangewezen kan zijn;

Overwegende een opvolging van de door de verpakkingsverantwoordelijke op de markt gebrachte verpakkingstypes en -materialen noodzakelijk is om adequate verwerkingsmodaliteiten te voorzien;

Overwegende dat het logo « het groen punt » problemen stelt bij de bevolking, doordat het verward wordt met een sorteerboodschap; dat aan dit probleem dringend moet worden verholpen;

Overwegende dat prioriteit dient te worden gegeven aan de preventie van verpakkingsafval; dat FOST Plus binnen zijn statutair doel verschillende maatregelen kan nemen om het ontstaan van verpakkingsafval te voorkomen; dat FOST Plus echter van mening was dat zijn erkenningsvoorwaarden elk initiatief terzake verboden; dat de erkenningsvoorwaarden dan ook moeten worden verduidelijkt;

Overwegende dat de Euro vanaf 1 januari 2002 de enige officiële valuta is in België; dat de bedragen in de erkenning uitgedrukt in BEF moeten worden omgezet in bedragen in EUR;

Overwegende dat FOST Plus al in het jaar 2000 het initiatief heeft genomen om bedragen in Euro voor te stellen aan de Interregionale Verpakkingscommissie, die de voorstellen van FOST Plus zondermeer heeft aanvaard; dat de bedragen in Euro reeds konden toegepast worden in 2001;

Overwegende dat voor de financiële zekerheden de Interregionale Verpakkingscommissie een exacte conversie naar de Euro heeft toegepast;

Overwegende dat de kosten voor de nuttige toepassing met energierecuperatie dringend moeten worden geactualiseerd; dat deze kosten niet meer in overeenstemming waren met de realiteit van het terrein; dat in afwachting van een verdere analyse van de werkelijke kosten van de verbranding van de verpakkingsmaterialen de Interregionale Verpakkingscommissie zich voorlopig baseert op de gegevens die overgemaakt werden door de gewesten; dat deze gegevens als een lage schatting van de werkelijke kosten moeten worden beschouwd; dat de werkelijke kosten naar waarschijnlijkheid immers meer als 100 EUR per ton bedragen, rekening houdend met de calorische waarde van het verpakkingsafval, met de geldende prijzen voor niet-deelnemers en met de toepasselijke heffingen;

Overwegende dat de verbranding met energierecuperatie niet mag worden bevoordeligd ten overstaan van de selectieve inzameling en recyclage van verpakkingsafval;

Overwegende dat de bijkomende kost die de verhoging van tarief voor de nuttige toepassing met energierecuperatie voor FOST Plus betekent, redelijk verantwoord is; dat FOST Plus ook slechts beperkte tonnages van nuttige toepassing met energierecuperatie zal nodig hebben;

Overwegende dat al deze wijzigingen door de Interregionale Verpakkingscommissie noodzakelijk worden geacht in het licht van het algemeen belang; dat zij redelijk en proportioneel zijn; dat de gewekte verwachtingen in hoofde van FOST Plus niet geschonden zijn, gezien al deze wijzigingen voortvloeien uit de evaluatie van de wijze waarop door FOST Plus uitvoering werd gegeven aan de bepalingen van het samenwerkingsakkoord en van de erkenningsvoorwaarden; dat artikel 24, § 1 van de erkenning ook reeds een verwijzing inhield naar artikel 25, § 1, 3° van het samenwerkingsakkoord;

Overwegende dat om redenen van rechtszekerheid en continuïteit een gedeeltelijke retroactieve inwerkingtreding moet worden voorzien;

Na de vertegenwoordiging van FOST Plus gehoord te hebben op 13 en 20 december 2001, Besluit :

Artikel 1.§ 1. In artikel 3, § 1 van de erkenning wordt de 1ste alinea als volgt aangepast : « FOST Plus moet ten laatste tegen 31 december van het jaar 2002 op een homogene wijze het geheel van het Belgisch grondgebied bestrijken met projecten op basis van een contract in de zin van artikel 13, § 1, 7° van het samenwerkingsakkoord, ofwel met pilootprojecten in de zin van artikel 6, § 2, e) van huidige erkenning; deze termijn kan om redenen van algemeen belang door een eenvoudige beslissing van de Interregionale Verpakkingscommissie verlengd worden tot 31 december 2003. », teneinde aan FOST Plus de mogelijkheid te bieden om via pilootprojecten de geografische progressiviteit te vervolledigen. De 2de en 3de alinea van dit artikel worden geschrapt. § 2. In artikel 3, § 2 van de erkenning wordt « Na 31 december 2001 » vervangen door « Na 31 december 2002 ».

Art. 2.In artikel 4 van de erkenning wordt een punt c) toegevoegd met als titel « correctie van de teller en de noemer van de recyclagepercentages » en met de volgende tekst : « De Interregionale Verpakkingscommissie gaat, indien hiertoe aanleiding is, op vraag van FOST Plus over tot een correctie van de teller en de noemer van de recyclagepercentages voor de scenario's in de zin van artikel 6, § 2, e) van huidige erkenning.De toepassing van artikel 6, § 2, e) mag het behalen door FOST Plus van de wettelijke doelstellingen niet belemmeren. »

Art. 3.§ 1. In artikel 6, § 2 van de erkenning wordt het punt d) vervangen door de volgende tekst : « d) In het geval een rechtspersoon van publiekrecht die voor zijn grondgebied verantwoordelijk is voor de inzameling van afvalstoffen, beslist voor sommige materialen te werken volgens strengere scenario's dan de scenario's bedoeld sub b) en c), betaalt FOST Plus voor die materialen een forfait dat gedeeltelijk per ton en gedeeltelijk per inwoner wordt berekend, volgens een verdeelsleutel die voor de duur van deze erkenning te bepalen is door FOST Plus en de rechtspersoon van publiekrecht, en dat gelijk is aan de gemiddelde kost van de inzameling van de scenario's sub b) en c).

Indien FOST Plus en de rechtspersoon van publiekrecht overeenkomen om voor alle of voor sommige materialen het forfait, zoals hierboven beschreven, te verminderen met de gemiddelde verkoopswaarde van de materialen in de scenario's sub b) en c), komt de werkelijke verkoopswaarde van de materialen in kwestie toe aan de rechtspersoon van publiekrecht.

De juiste hoogte van de forfaits wordt jaarlijks bepaald door de Interregionale Verpakkingscommissie op basis van de voorstellen die FOST Plus haar ten laatste in de maand maart van het jaar waarin de forfaits moeten worden toegepast, toestuurt. » § 2. In artikel 6, § 2 van de erkenning wordt een nieuw punt e) toegevoegd met de volgende tekst : « In het geval een rechtspersoon van publiekrecht die voor zijn grondgebied verantwoordelijk is voor de inzameling van afvalstoffen, voor sommige materialen wil werken volgens andere scenario's dan de scenario's bedoeld sub b), c) of d) en indien aan de voorwaarden is voldaan om een pilootproject af te sluiten, betaalt FOST Plus voor die materialen dezelfde vergoeding als sub d), evenwel beperkt tot het maximum van de reële en volledige kosten en waarbij de forfaitaire vergoeding per materiaal in principe wordt verminderd met de gemiddelde verkoopswaarde van de materialen in de scenario's sub b) en c), in welk geval de werkelijke verkoopswaarde van de materialen toekomt aan de rechtspersoon van publiekrecht.

Een pilootproject is een project op het grondgebied van een intercommunale die verantwoordelijk is voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, ofwel op het grondgebied van een individuele gemeente, al dan niet lid van een dergelijke intercommunale, dat tot doel heeft om een bepaald inzamelscenario in de praktijk te testen op zijn rendementen inzake de preventie en/of het beheer van verpakkingsafval. Het pilootproject is steeds van beperkte duur. Voor het pilootproject wordt door de rechtspersoon van publiekrecht een tijdelijk contract afgesloten met FOST Plus dat niet kan worden beschouwd als een contract in de zin van artikel 13, § 1, 7° van het samenwerkingsakkoord;deze afwijking van het samenwerkingsakkoord is ingegeven door het algemeen belang en in het bijzonder door de noodzaak om de geografische dekking van het Belgische grondgebied te vervolledigen.

Een pilootproject kan slechts worden opgestart indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan : De rechtspersoon van publiekrecht maakt, onmiddellijk na zijn principiële beslissing om een pilootproject te willen opstarten, hiertoe een gemotiveerde aanvraag over aan de Interregionale Verpakkingscommissie in een schrijven dat tevens aan FOST Plus wordt gericht, waarbij wordt aangetoond met welke middelen hij de doelstellingen van het samenwerkingsakkoord wil bereiken;

Uit de nodige onderhandelingen met FOST Plus is gebleken dat het sluiten van een ander contract dan het tijdelijke contract in het kader van het pilootproject voor minstens één van de partijen wegens gegronde redenen onaanvaardbaar is en dat de verhoging van de geografische dekking van het Belgische grondgebied dus enkel kan verwezenlijkt worden door het opstarten van het pilootproject;

Het opstarten van een pilootproject is enkel mogelijk om de geografische progressiviteit te vervolledigen, behalve wanneer het pilootproject tot doel heeft om innoverende initiatieven inzake de preventie en het beheer van verpakkingsafval te testen, in welk geval het akkoord van de bevoegde gewestelijke administratie en van FOST Plus vereist is; onder innoverende initiatieven wordt ondermeer verstaan : het ontwikkelen van een intensieve promotieactie inzake de kwantitatieve en kwalitatieve preventie van verpakkingsafval of inzake hergebruik, het testen van nieuwe scenario's die toelaten om de soorten gerecycleerde verpakkingen uit te breiden en het ontwikkelen van aangepaste oplossingen voor problemen die worden vastgesteld bij de beoogde bevolkingsgroepen;

De principiële beslissing van de rechtspersoon van publiekrecht wordt schriftelijk goedgekeurd door de Interregionale Verpakkingscommissie, die vooraf de bevoegde gewestelijke administratie consulteert met betrekking tot de overeenstemming met het gewestelijk afvalstoffenplan, die vooraf ook FOST Plus consulteert en die in haar oordeel rekening houdt met de wensen van het algemeen belang.

Zonder afbreuk te doen aan de vorige alinea's, voorziet het tijdelijke contract tussen FOST Plus en de rechtspersoon van publiekrecht onder meer het volgende : de duur van het pilootproject met een maximum van 3 jaar; de wijze van communicatie aan de burgers over het toegepaste scenario en de wijze waarop de kosten ervan worden verdeeld; de wijze van evaluatie van het toegepaste scenario door de betrokken partijen en de wijze waarop de kosten verbonden aan de evaluatie worden verdeeld, met een maximum kostenaandeel voor FOST Plus van 33,33 %; de wijze waarop, in geval van positieve evaluatie van het scenario, zal gestreefd worden naar een volwaardig contract tussen partijen op basis van dit scenario; de wijze waarop, in geval van negatieve evaluatie van het scenario, zal gestreefd worden naar de invoering van een scenario zoals beschreven sub b) en c) . »

Art. 4.§ 1. In artikel 6, § 3, a) van de erkenning wordt de alinea 2 geschrapt vanaf "De winst op de verkoop (...)" en wordt de alinea 3 geschrapt. § 2. In artikel 6 van de erkenning wordt een § 3bis toegevoegd met de volgende tekst : « § 3bis. Overeenkomstig artikel 12 van het samenwerkingsakkoord, is het erkende organisme verplicht om op een niet discriminerende wijze de bijdragen van de contractanten te innen, teneinde de reële en volledige kosten te dekken voor het geheel van de verplichtingen die hem ten laste vallen overeenkomstig het samenwerkingsakkoord.

In het geval een rechtspersoon van publiekrecht echter beslist om een prijs in te stellen op de (blauwe) PMD-zak, is deze gehouden de regels van huidige erkenning na te leven.

De verkregen « winsten » op de verkoop van de (blauwe) PMD-zakken worden toegewezen aan het dekken van de opvolgingskosten bedoeld in § 3. De vergoeding voor de kosten van projectopvolging mag niet negatief zijn.De « winst » op de verkoop van de (blauwe) PMD-zakken wordt bepaald aan de hand van volgende formule : W = (VP - 0,124 EUR) x aantal verkochte zakken, waarbij : W = « winst » gemaakt op de verkoop van de (blauwe) PMD-zak VP = verkoopprijs van de (blauwe) PMD-zak aan de burgers De verkoopprijs van de (blauwe) PMD-zak op het grondgebied van de rechtspersoon van publiekrecht, indien deze hoger is dan 0,248 EUR per zak, zal nergens méér bedragen dan de helft van de verkoopprijs van de recipiënt voor niet-selectieve inzameling.

Bij wijze van uitzondering op de derde alinea, eerste zin van deze paragraaf, moeten de « winsten » op de (blauwe) PMD-zakken, indien ze hoger zijn dan de kosten van projectopvolging, bestemd worden voor het dekken van operationele kosten in verband met de kwantitatieve en kwalitatieve preventie van verpakkingsafval, het aanmoedigen van hergebruik of het beheer van verpakkingsafval in ruime zin, dewelke kosten niet binnen de vergoedingsplicht van FOST Plus vallen. De bestemming van de 'winsten' wordt nader bepaald in het contract tussen FOST Plus en de rechtspersoon van publiekrecht met het akkoord van het betrokken Gewest. »

Art. 5.In artikel 6, § 6 van de erkenning wordt de 2de alinea als volgt aangepast : « De bedragen die door FOST Plus voor de communicatie betaald worden, moeten tijdelijk in omgekeerd verband staan met de rendementen van de selectieve inzamelingen voor de verschillende zones die betrokken zijn bij de projecten op basis van een contract in de zin van artikel 13, § 1, 7° van het samenwerkingsakkoord. »

Art. 6.In artikel 6 van de erkenning wordt een § 6bis toegevoegd met de volgende tekst : « FOST Plus betaalt aan de rechtspersonen van publiekrecht, waarvan het PMD-residu (na sorteren) minder dan 20 % uitmaakt van het ingezamelde PMD, een aanmoedigingspremie die berekend aan de hand van de volgende formules, waarin x telkens het PMD-residupercentage is en y de uitkering in EUR per inwoner en per jaar : als het PMD-residupercentage kleiner is dan 10 : y = (20-x)/40,3399; als het PMD-residupercentage groter dan of gelijk is aan 10 : y = 0,1(20-x)2/40,3399.

De aanmoedigingspremie wordt betaald voor de scenario's bedoeld in artikel 6, § 2, a), b), c), d) en e) van huidige erkenning, op voorwaarde dat deze scenario's een minimumrendement kunnen aantonen van minstens 8 kg ingezameld PMD per inwoner per jaar. Dit minimumrendement zal geëvalueerd worden in de loop van huidige erkenning. »

Art. 7.Er wordt een artikel 10bis toegevoegd aan de erkenning met de volgende tekst : « In het kader van de hernieuwing van een contract in de zin van artikel 13, § 1, 7° kunnen, indien het oude contract afloopt vóór de ondertekening of de inwerkingtreding van het nieuwe contract, FOST Plus en de rechtspersoon van publiekrecht beslissen om de contracten voor de verwerving van het selectief ingezameld verpakkingsafval zondermeer te verlengen voor een maximale termijn van 6 maanden. FOST Plus stelt de Interregionale Verpakkingscommissie hiervan onmiddellijk in kennis, met vermelding van de overeengekomen termijn.

Indien FOST Plus en de rechtspersoon van publiekrecht hiertoe gezamenlijk een gemotiveerd schrijven richten aan de Interregionale Verpakkingscommissie, kan deze één- of meermalig beslissen om de initieel overeengekomen termijn met 3 maanden te verlengen. »

Art. 8.Er wordt een artikel 12bis toegevoegd aan de erkenning met de volgende tekst : « § 1. In aanvulling van de artikelen 8 tot en met 10 van huidige erkenning zorgt FOST Plus voor een strikte controle van de naleving van de sociale wetgeving bij de toekenning van de recyclagemarkten en een strikte opvolging ervan bij de uitvoering van de recyclagemarkten. § 2. Ten laatste op 31 maart 2002 maakt FOST Plus aan de Interregionale Verpakkingscommissie formele voorstellen over om uitvoering te geven aan artikel 13, § 1, 5° van het samenwerkingsakkoord door middel van de volgende 2 instrumenten : 1° door met toepassing van de artikelen 8 tot en met 10 van huidige erkenning de sociale tewerkstelling in ruime zin als uitvoeringsmodaliteit voor welbepaalde markten in de bestekken te voorzien;2° door, in het geval dat FOST Plus zelf de markt toewijst, in welbepaalde gevallen voor te stellen om af te wijken van de artikelen 8 tot en met 10 van huidige erkenning. Deze voorstellen mogen niet strijdig zijn met het Europese en Belgische non-discriminatie beginsel; zij moeten redelijk en proportioneel zijn. De voorstellen kunnen slechts worden uitgevoerd na hun goedkeuring door de Interregionale Verpakkingscommissie. » § 3. Indien FOST Plus voorstellen overmaakt in de zin van § 2, 1e alinea, sub 2° en indien deze voorstellen worden goedgekeurd door de Interregionale Verpakkingscommissie, mag FOST Plus afwijken van de artikelen 8 tot en met 10 van huidige erkenning. »

Art. 9.Er wordt een artikel 14bis toegevoegd aan de erkenning met de volgende tekst : « FOST Plus maakt tweejaarlijks en uiterlijk binnen de 9 maanden na afloop van het voorgaande kalenderjaar aan de Interregionale Verpakkingscommissie een verslag over betreffende de evolutie van de verpakkingsmarkt.

Dit verslag bevat ondermeer de volgende elementen : de evolutie van de types eenmalige en herbruikbare verpakkingen in het voorgaande kalenderjaar; de evolutie van de gebruikte verpakkingsmaterialen in het voorgaande kalenderjaar; een inschatting van de toekomstige evolutie van de types verpakkingen en van de verpakkingsmaterialen.

De praktische modaliteiten voor het uitvoeren van deze verplichting worden afgesproken met de Interregionale Verpakkingscommissie. »

Art. 10.Er wordt een artikel 17bis toegevoegd aan de erkenning met de volgende tekst : « FOST Plus zal vanaf het jaar 2002 ruime voorlichtingscampagnes aan de bevolking organiseren in de zin van artikel 19 van het samenwerkingsakkoord omtrent de betekenis van het logo het "Groene Punt" en omtrent de sorteerboodschap. FOST Plus zal bijzondere inspanningen leveren in de zones waar het PMD-residu 20 % overschrijdt en zal zich bij het ontwikkelen van de campagnes aanpassen aan het lokale doelpubliek. »

Art. 11.In artikel 18, § 1 van de erkenning worden de 1e en 2e alinea als volgt aangepast : « Behoudens in onderstaande gevallen, mag FOST Plus voor de duur van deze erkenning geen enkele actie ondernemen of financieren qua communicatie of informatie met betrekking tot preventie.

FOST Plus moet bij de verpakkingsverantwoordelijken communicatie- en informatie-acties ondernemen en financieren met betrekking tot de promotie van gemakkelijk recycleerbare verpakkingen, alsook het gebruik van gerecycleerde materialen.

FOST Plus onderneemt en financiert communicatie- en informatie-acties bij de verpakkingsverantwoordelijken met betrekking tot de preventie aan de bron van verpakkingen en het hergebruik van verpakkingen. »

Art. 12.§ 1. In de artikelen van de erkenning aangegeven in de eerste kolom van de navolgende tabel, worden de bedragen uitgedrukt in Belgische franken (BEF), zoals aangegeven in de tweede kolom van de navolgende tabel, vervangen door de bedragen in Euro (EUR), zoals aangegeven in de derde kolom van de navolgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. In artikel 17, § 2 van de erkenning, wordt « één miljard BEF » vervangen door « 24.789.352,48 EUR ».

Art. 13.In artikel 5, § 2, 1e alinea, 2e zinsdeel van de erkenning, wordt « 1 573 BEF » vervangen door « 90,00 EUR ».

Art. 14.§ 1. In artikel 5, § 2, 2e alinea wordt de 1e zin als volgt aangepast : "De kosten voor inzameling en nuttige toepassing met energierecuperatie, zoals bedoeld in § 1, punten 2 en 3, worden tussen de gewesten toegewezen volgens een verdeelsleutel die na een studie zal worden bepaald door de Interregionale Verpakkingscommissie op basis van de reëel verbrande hoeveelheden huishoudelijk verpakkingsafval in elk van de gewesten." § 2. In artikel 6, § 7, 3e alinea wordt de 1e zin als volgt aangepast : "De betalingen worden tussen de gewesten toegewezen volgens een verdeelsleutel die na een studie zal worden bepaald door de Interregionale Verpakkingscommissie op basis van de reëel verbrande hoeveelheden huishoudelijk verpakkingsafval in elk van de gewesten."

Art. 15.§ 1. Dit besluit treedt onmiddellijk in werking vanaf zijn bekendmaking. § 2. In afwijking van § 1 treedt artikel 1, § 2 van huidig besluit in werking vanaf 1 januari 2002.

Brussel, 10 januari 2002.

D. HELLIN, Ondervoorzitter van de Interregionale Verpakkingscommissie G. VAN KELECOM, Ondervoorzitster van de Interregionale Verpakkingscommissie G. HAEMELS, Voorzitter van de Interregionale Verpakkingscommissie.

^