Etaamb.openjustice.be
Document van 04 november 2002
gepubliceerd op 14 november 2002

Ministeriële richtlijn MFO-4 van betreffende de federale opdrachten van beveiliging, toezicht en controle door de politiediensten in het kader van de regelgeving inzake private veiligheid

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2002000832
pub.
14/11/2002
prom.
04/11/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


4 NOVEMBER 2002. - Ministeriële richtlijn MFO-4 van betreffende de federale opdrachten van beveiliging, toezicht en controle door de politiediensten in het kader van de regelgeving inzake private veiligheid


Aan de Dames en Heren Burgemeesters Ter kennisgeving aan : de Dames en Heren Provinciegouverneurs en Arrondissementscommissarissen, de Commissaris-generaal, de Korpschefs van de lokale politie 1. Voorwerp De creatie van een nieuwe geïntegreerde politiestructuur op twee niveaus heeft tot gevolg dat de opdrachten die in het verleden door bijzondere wetten aan welbepaalde politiediensten (gemeentepolitie, rijkswacht, gerechtelijke politie) werden toebedeeld, dienen herbekeken te worden in het licht van een bevoegdheidsverdeling tussen de federale en lokale politie. Dit is ook het geval voor de opdrachten die de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, hierna bewakingswet genoemd, en haar uitvoeringsbesluiten en de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective, hierna detectivewet genoemd, en haar uitvoeringsbesluiten, aan alle of aan welbepaalde politiediensten toevertrouwen.

Artikel 3, derde lid, van de wet op de geïntegreerde politie (hierna WGP) bepaalt dat de federale politie over het gehele grondgebied, met inachtneming van de principes van specialiteit en subsidiariteit, de gespecialiseerde en de supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie verzekert, evenals ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de politieoverheden.

Artikel 3, tweede lid, WGP bepaalt dat de lokale politie de basispolitiezorg op lokaal niveau verzekert. Hiermee viseert men alle opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie die nodig zijn voor het beheer van lokale gebeurtenissen en fenomenen die zich voordoen op het grondgebied van een politiezone. Daarnaast is de lokale politie belast met het vervullen van sommige politieopdrachten van federale aard.

Ingevolge de artikelen 61 en 62 WGP bepalen de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, ieder voor wat zijn bevoegdheden betreft, deze opdrachten van federale aard door dwingende richtlijnen, gericht aan de burgemeesters.

Voorliggende richtlijn beoogt de opdrachten van federale aard in het kader van de bewakingswet, de detectivewet en hun uitvoeringsbesluiten vast te leggen.

Ten aanzien van de lokale politie betreft dit in het bijzonder een dwingende richtlijn met betrekking tot de federale opdrachten bedoeld in de volgende bepalingen : - artikel 62, 3° : de politiemaatregelen die essentieel zijn voor de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie; - artikel 62, 4° : de sterke arm verlenen aan de overheidsambtenaren belast met een inspectie, een toezicht of een vaststelling; - artikel 62, 5° : bepaalde opdrachten van bewaking, toezicht of bijzondere bescherming van personen en van roerende of onroerende goederen; - artikel 62, 6° : het inwinnen van informatie noodzakelijk voor de federale overheden; - artikel 62, 9° : uitzonderlijk en tijdelijk, bepaalde specifieke bewakings- en toezichtopdrachten bij ernstige of nakende bedreiging van de openbare orde, met risico's van zware aantastingen van personen en goederen.

Voor de federale politie, die voor het vervullen van haar opdrachten van bestuurlijke politie onder het gezag staat van de Minister van Binnenlandse Zaken, is dit een richtlijn in de zin van artikel 97 WGP. Omwille van de rechtszekerheid acht ik het tevens wenselijk sommige opdrachten van zuiver federale of lokale aard nader te expliciteren. 2. Het uitvoeren van controles 2.1. Opdrachten en bevoegdheden Overeenkomstig artikel 252 WGP, worden de opdrachten en bevoegdheden die de wetten en reglementaire besluiten toekennen aan de gemeentepolitie of aan haar personeelsleden, uitgeoefend door de lokale politie of haar personeelsleden. Artikel 253, eerste lid, WGP bepaalt dat de opdrachten en bevoegdheden die de wetten en reglementaire besluiten toekennen aan de rijkswacht of aan de gerechtelijke politie bij de parketten of aan hun personeelsleden, worden uitgeoefend door de federale politie of haar personeelsleden.

Artikel 16, eerste lid, van de bewakingswet voorziet : « De leden van de politiediensten en de door de Koning aangewezen ambtenaren en agenten houden toezicht op de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. » Artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 juni 1992 betreffende de aanwijzing van de ambtenaren bevoegd om toezicht te houden op de toepassing van de wet op de privé-detectives, genomen in uitvoering van artikel 17 van de detectivewet, voorziet : « De leden van de gemeentepolitie, de gerechtelijke politie bij de parketten, de rijkswacht, alsmede de ambtenaren van de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie, die met dat doel door de Minister van Binnenlandse Zaken worden aangewezen, zijn gemachtigd om toezicht te houden op de toepassing van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective. » Het is duidelijk de bedoeling van de wetgever om een zo ruim mogelijk toezicht op de naleving van de bewakingswet en de detectivewet te voorzien. Derhalve dient geconcludeerd te worden dat, benevens de beëdigde agenten van de ARP, Directie Private Veiligheid, zowel de federale als de lokale politie ermee belast zijn om inbreuken op de bewakingswet, de detectivewet en hun uitvoeringsbesluiten vast te stellen. De controles uitgevoerd op waardetransporten en controles die eventueel de uitoefening van dwangmaatregelen inhouden, bijvoorbeeld omdat ze een zeker gevaar inhouden (bv. : discotheken), worden in de regel altijd door de politiediensten uitgevoerd of op zijn minst door de beëdigde agenten tesamen met de politiediensten.

De Minister van Binnenlandse Zaken kan aan de ARP het mandaat verlenen om algemene inspectieopdrachten mede te coördineren met de politiediensten.

Zowel de federale als de lokale politie worden ingeschakeld in de controleacties, georganiseerd op initiatief van de Minister van Binnenlandse Zaken. Voor de federale politie impliceert dit onder meer de inzet van de gerechtelijke diensten van het arrondissement (de GDA's) en van de coördinatie- en steundiensten (de (CSD's).

De ARP biedt medewerking bij de voorbereiding, inzake juridische ondersteuning en inzake de aanbreng van kennis omtrent de te controleren ondernemingen en/of personen.

In de mate dat de deelname aan dergelijke grootschalige controles door een korps van de lokale politie een optreden impliceert buiten de eigen zone, mogen deze prestaties van supralokale steun worden aangerekend op de « gehypothekeerde capaciteit » van deze zone (toepassing van artikel 62, 10° WGP en van de Ministeriële richtlijn MFO-2 betreffende het personeel capaciteitsbeheer en het verlenen van versterking door de lokale politie bij opdrachten van bestuurlijke politie).

Specifieke controles of welbepaalde inspectieopdrachten in het kader van een administratief onderzoek, gericht op één of meerdere ondernemingen, geschieden door de lokale politie op rechtstreekse vraag van de ARP. 2.2. Operationele leiding en coördinatie 2.2.1. Principes Met betrekking tot de leiding en de coördinatie bij de uitvoering van een opdracht van federale aard, staat het principe van een eenheidscommando centraal in de politiehervorming en de wet op de geïntegreerde politie (artikel 61, 5e lid WGP en de artikelen 7/1 tot 7/3 van de wet op het politieambt).

De leiding en de coördinatie over een politieoperatie worden uitgeoefend, hetzij door de korpschef van een lokale politiezone, hetzij door de Dirco (cfr. infra, sub 2.2.2 en 2.2.3.).

Dit doet geen afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuurlijke en gerechtelijke overheden, noch aan die van het commissariaat-generaal, van de respectieve directoraten-generaal of van de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten. Overeenkomstig artikel 99 WGP, verzekert de commissaris-generaal de coördinatie tussen de algemene directies, ziet hij erop toe dat de nodige steun aan de operaties wordt verleend en ziet hij er in het bijzonder op toe dat de Dirco en de Dirjud hun activiteiten coördineren. De betrokken bestuurlijke en gerechtelijke overheden kunnen de Dirco en de Dirjud verzoeken om de impact van een geplande actie op lopende dossiers te evalueren, inzonderheid wanneer belangrijke middelen komende van één of meer politiezones ingezet zullen moeten worden.

De controleopdrachten in het raam van de bewakingswet en haar uitvoeringsbesluiten zijn steeds opdrachten van bestuurlijke politie.

De niet-naleving van deze normen wordt in hoofdzaak beteugeld door middel van administratieve sancties. Dit belet nochtans niet dat naar aanleiding van dergelijke operaties ook de naleving van andere normen, beteugeld met strafsancties, kan worden gecontroleerd. In dat geval, bevat de actie zowel componenten van bestuurlijke als van gerechtelijke politie.

Acties in het kader van de detectivewet en haar uitvoeringsbesluiten zijn steeds te beschouwen als opdrachten die zowel een component van bestuurlijke als van gerechtelijke politie bevatten.

Luidens artikel 104 WGP, wordt de bestuurlijke directeur-coördinator belast met de coördinatie, op vraag van de bevoegde overheden, van de ondersteuning door het federaal niveau voor de bovenlokale opdrachten die zowel een component van bestuurlijke politie als van gerechtelijke politie bevatten. 2.2.2. Opdrachten waarvan de uitvoering beperkt is tot één politiezone In dit geval wordt de operationele leiding en coördinatie in principe toevertrouwd aan de korpschef van de lokale politie.

De mogelijkheden om af te wijken van dit principe zijn de volgende : a) De korpschef van de zone waarin de opdracht zal worden uitgevoerd kan vragen dat de operationele coördinatie en leiding wordt waargenomen door de bestuurlijke directeur-coördinator.In voorkomend geval, dient de korpschef hierover voorafgaandelijk overleg te plegen met de burgemeester.

In het raam van de materie bedoeld in deze richtlijn, waarbij de Minister van Binnenlandse Zaken niet alleen optreedt als overheid van algemene, maar ook van bijzondere bestuurlijke politie, ben ik bereid in de mate van het mogelijke op dergelijke verzoeken in te gaan. b) Voor de gevallen waarin de opdracht tegelijk wordt uitgevoerd door de lokale politie en de federale politie, kan een dwingende richtlijn van de Minister, in afwijking van bovenvermeld principe, het politieniveau aanduiden dat met de operationele leiding is belast. Ik wens deze mogelijkheid tot algemene afwijking niet te weerhouden voor de toepassing van deze richtlijn. c) Wanneer de federale politie ambtshalve of op mijn bevel optreedt bij de uitvoering van bovenlokale opdrachten, en wanneer ik, gelet op de specifieke omstandigheden van deze tussenkomst, beslis deze functie toe te vertrouwen aan de bestuurlijke directeur-coördinator.Deze beslissing zal, behoudens in geval van hoogdringendheid, worden genomen in overleg met de burgemeester. 2.2.3. Opdrachten van supralokale versterking waarvan de uitvoering zich uitstrekt over meerdere politiezones In deze gevallen geldt het principe dat de operationele leiding en coördinatie worden toevertrouwd aan de Dirco.

De wet voorziet mogelijke uitzonderingen op dit principe : a) In geval van een gezamenlijk optreden van de lokale polities, kunnen de burgemeesters op wier grondgebied de opdracht wordt uitgevoerd, samen beslissen om de operationele leiding en coördinatie toe te vertrouwen aan de korpschef van de lokale politie die zij daartoe aanwijzen.b) In geval van een gezamelijk optreden van de federale en de lokale politie, kunnen de Minister van Binnenlandse Zaken en de burgemeesters op wier grondgebied de opdracht wordt uitgevoerd, samen beslissen om de operationele leiding en coördinatie toe te vertrouwen aan de korpschef van de lokale politie die zij daartoe aanwijzen. In het raam van deze richtlijn, meen ik dat het aangewezen is om zo veel mogelijk gebruik te maken van het basisprincipe (Dirco). 2.3. Verlenen van de sterke arm Artikel 16, vierde lid, van de bewakingswet en artikel 17, in fine, van de detectivewet bepalen dat de ambtenaren en agenten in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de gemeentepolitie en de rijkswacht kunnen vorderen. Ingevolge artikel 62, 4° WGP dient het verlenen van de sterke arm aan de beëdigde ambtenaren van de ARP als een lokale politieopdracht van federale aard te worden beschouwd. 3. Opdrachten in het kader van de moraliteitsonderzoeken Artikel 6bis van de bewakingswet bepaalt dat het onderzoek naar de moraliteitsvoorwaarden van bewakingspersoneel, gebeurt op vraag van de door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen ambtenaar of op vraag van de Minister van Justitie, in het kader van zijn adviesverlening, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet.Het wordt uitgevoerd, al naargelang het geval, door de personen bedoeld in artikel 16, eerste lid van de wet, door de politiediensten of door de Veiligheid van de Staat.

Deze onderzoeken beogen na te gaan of de betrokken personen voldoen aan de moraliteitsvoorwaarden noodzakelijk voor de uit te oefenen activiteit en geen feiten gepleegd hebben die, zelfs als ze niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een strafrechtelijke veroordeling, een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie uitmaken en daarom raken aan het vertrouwen in de betrokkene.

De wet bepaalt dat de aard van de gegevens die kunnen worden onderzocht, betrekking hebben op inlichtingen van gerechtelijke of bestuurlijke politie en beroepsgegevens. Van de politiediensten wordt verwacht dat zij de ambtenaar die hen belast heeft met het uitvoeren van dergelijk onderzoek in kennis stellen van alle feiten die een licht kunnen werpen op de morele en professionele ingesteldheid van de betrokkenen. Dat bepaalde feiten aanleiding kunnen geven (of hebben gegeven) tot strafrechtelijke sancties, betekent geenszins dat de toestemming van de gerechtelijke overheden vereist is om de ambtenaar die het moraliteitsonderzoek gevraagd heeft in kennis te kunnen stellen van die feiten. Vermits het gebruik van deze gegevens in de bewakings- en de detectivewet zelf is ingeschreven, kan een gedetailleerde beschrijving van de feiten rechtstreeks, en zonder voorafgaande toestemming van de gerechtelijke autoriteiten, worden overgemaakt.

Het betreft zowel informatie van de federale politie als van de lokale politie. De lokale politie, die het onderzoek uitvoert, is, al naargelang het geval, deze waar de betrokken persoon ingeschreven is in het bevolkingsregister of tewerkgesteld is of deze die enig proces-verbaal lastens de betrokkene heeft opgesteld.

De wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd maakt het voorwerp uit van specifieke richtlijnen, die samen met iedere opdracht aan de federale of de lokale politie worden overgemaakt. 4. Het bestuurlijk informatierapport De Minister van Binnenlandse Zaken dient in staat te worden gesteld om het gevoerde beleid inzake private veiligheid te evalueren en bij te sturen, en om administratieve maatregelen en sancties te treffen. Derhalve wens ik dat de politiediensten mijn diensten systematisch zouden inlichten over alle incidenten waarbij personeel van bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten, beveiligingsondernemingen of privé-detectives in de uitoefening van hun functie (als dader of slachtoffer) betrokken zijn.

Bijvoorbeeld : - overval op een waardetransport; - vechtpartij in een discotheek, waarbij portiers betrokken zijn; - een diefstal door bewakingsagenten in de winkel die zij bewaken; - schietincidenten; - incidenten met bewakingshonden; - aangiftes, klachten lastens deze personen in de uitoefening van hun functie, zoals stalking door een privé-detective, racisme...; - incidenten waarvan privé-detectives of bewakingsagenten in de uitoefening van hun activiteiten het slachtoffer geworden zijn.

Mijn diensten (ARP) dienen in dergelijke gevallen een bestuurlijk rapport te ontvangen waarin melding gemaakt wordt van de feiten, de plaats en het tijdstip van de feiten, de betrokken bewakingsonderneming en -agenten en hun (vermeende) rol in de feiten.

Dit bestuurlijk rapport dient geen gerechtelijke informatie te bevatten, PV's of verhoren als zodanig. Gebeurlijk wel de notitienummers van de PV's en de vermelding van de politiedienst die de PV's heeft opgesteld. De bevoegde ambtenaren van de ARP zullen dan zelf het parket contacteren indien zij voor de uitoefening van hun wettelijke opdrachten de PV's, verhoren of andere gerechtelijke informatie dienen te bekomen.

Deze rapporten dienen door de betrokken politiediensten rechtstreeks aan mijn diensten (ARP) te worden overgemaakt. Een afschrift dient evenwel aan de Dirco gestuurd te worden. 5. Opdrachten in het kader van het beveiligd waardevervoer Het beveiligd waardevervoer vormt een specifieke categorie van bewakingsactiviteiten.Sommige vormen van beveiligd waardevervoer vergen een specifiek toezicht in de omgeving van de stoppunten van deze transporten teneinde het stoeprisico te beperken. Andere transporten vergen een specifieke escorte vanwege de politiediensten teneinde het voertuigrisico en eventueel het stoeprisico te beperken.

De controle op de transportvoertuigen en de bemanning inzake de toepassing van de regelgeving met betrekking tot het waardetransport geschiedt door de politiediensten. ? Beveiliging van de stoppunten Het is een opdracht van de lokale politie (basispolitiezorg) een zonaal toezicht te houden bij deze stoppunten van waardetransporten, gelegen in de betrokken politiezone, waar een stoeprisico bestaat. De Minister van Binnenlandse Zaken kan echter afwijken van dit principe (bijvoorbeeld luchthaven Brussel-Nationaal). Middels dit zonaal toezicht vergewist de politie er zich van dat de manipulatie door de bewakingsagenten van de waarden aan het stoppunt op een veilige wijze kan verlopen en dat de veiligheid op de wegen binnen de zone van en naar deze stoppunten, is gecontroleerd. Dit zonaal toezicht kan uitgevoerd worden door de politiepatrouilles, actief op het grondgebied van de zone. Per stoppunt wordt het sporadisch georganiseerd, maar op een dergelijke wijze dat de uitvoering ervan voor derden niet voorspelbaar is.

De plaatsen en de tijdstippen van de manipulatie van waarden aan de stoppunten, alsmede de gevolgde reisweg, worden aan de lokale politiediensten ter kennis gebracht door de federale politie. De federale politie ontvangt, overeenkomstig de artikelen 18 en 19, § 1, 3°, van het koninklijk besluit van 21 juni 2001 houdende regeling van bepaalde methodes ter beveiliging van waardevervoer, vanwege de bewakingsondernemingen deze informatie en verdeelt ze naar de lokale politiediensten op de wijze bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken.

De Minister van Binnenlandse Zaken kan middels specifieke richtlijnen de opdracht geven gedurende bepaalde periodes of op bepaalde plaatsen dit toezicht te intensifiëren. Voorzover een dergelijk bijkomend toezicht de basispolitiezorg zou overstijgen, zullen die taken in voorkomend geval beschouwd worden als taken van federale aard uitgevoerd door de lokale politie. ? Begeleiding van de waardetransporten De begeleiding van waardetransporten is in beginsel een federale opdracht, die wordt uitgevoerd door de federale politie. De wijze waarop dit gebeurt maakt het voorwerp uit van specifieke richtlijnen.

In bepaalde, uitzonderlijke omstandigheden kan de Minister van Binnenlandse Zaken voor het uitvoeren van deze opdracht echter bijkomend beroep doen op de lokale politie. Het betreft in dat geval een taak van federale aard, uitgevoerd door de lokale politie. ? Controle inzake de toepassing van de regelgeving De federale politie staat in voor de controle inzake de toepassing van de regelgeving met betrekking tot het beveiligd waardevervoer op de transportvoertuigen en hun bemanning, zo deze voertuigen worden ingezet voor zonaal of internationaal transport.

De lokale politie staat echter in voor deze controle zo deze voertuigen worden ingezet voor detailtransport. De lokale politie ontvangt hiervoor de onderrichtingen van de federale politie, die de uitvoering van de controles superviseert op vraag van de ARP. 6. Dwingend karakter van deze richtlijn Ik wens erop te wijzen dat deze richtlijn per definitie bindend is en dat artikel 63 WGP mij, in geval van niet-uitvoering van de richtlijn, de bevoegdheid verleent om, na overleg met de betrokken burgemeester of het betrokken politiecollege, de lokale politiediensten te bevelen de richtlijn alsnog uit te voeren. Teneinde dergelijke maatregel te vermijden, verzoek ik U mij op de hoogte te brengen indien op enig ogenblik zou geoordeeld worden dat de uitvoering van de richtlijn de uitvoering van de lokale opdrachten ernstig in het gedrang zou brengen.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^