gepubliceerd op 29 maart 2021
Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang
4 MAART 2021. - Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang (IV)
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het
decreet van 31 maart 2014Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
31/03/2014
pub.
02/07/2014
numac
2014202570
bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
Decreet betreffende de kinderopvang
type
decreet
prom.
31/03/2014
pub.
23/07/2014
numac
2014203218
bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
Decreet betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren
sluiten betreffende de kinderopvang, artikel 12, tweede lid;
Gelet op het besluit van de Regering nr. 4 tot invoering van een subsidiegarantie en een liquiditeitsverhoging voor subsidieontvangers ter uitvoering van artikel 5.1 van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020, artikel 1, § 4;
Gelet op het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang;
Gelet op het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de zelfstandige onthaalouders;
Gelet op het besluit van de Regering van 23 december 2020 tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang (III);
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 23 februari 2021;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 26 februari 2021;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid gewettigd wordt door het feit dat de huidige ontwikkeling van de coronapandemie en van het sterk toegenomen aantal kinderen en gezinnen in opgelegde quarantaine, alsook de financiële gevolgen van de noodmaatregelen die de federale overheid heeft genomen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) tegen te gaan en die leiden tot een aanzienlijke daling van de aanwezigheid van kinderen, betekenen dat de kinderopvangstructuren inkomsten uit de kostenbijdragen verliezen of minder subsidies ontvangen, wat een aanzienlijke impact kan hebben op het financieel zekere voortbestaan van de kinderopvangstructuren en de zelfstandige (mede)onthaalouders; dat dit besluit dus zo snel mogelijk moet worden aangenomen;
Op de voordracht van de minister die bevoegd is voor de kinderopvang;
Na beraadslaging, Besluit : Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° coronamaatregelen: de dringende maatregelen die de federale overheid heeft genomen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) te beperken;2° departement: het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Gezin;3° Minister: de minister die bevoegd is voor de kinderopvang. Hoofdstuk 2. - Compensatie voor inkomensverlies
Art. 2.Ongeacht alle andersluidende bepalingen van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang, ontvangen de diensten voor onthaalouders die overeenkomstig datzelfde besluit erkend zijn, een compensatie voor inkomensverlies die bestemd is voor de bij de dienst aangesloten onthaalouders.
De compensatie voor inkomensverlies bedraagt voor elke aangesloten onthaalouder hoogstens 17,50 euro per dag per kind per afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag die minstens vijf uur duurt. De onthaalouders ontvangen: - 60 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan vijf uur en minstens drie uur duren; - 40 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan drie uur duren.
De compensatie voor inkomensverlies bepaald in het tweede lid wordt niet betaald aan aangesloten onthaalouders die hun activiteit vrijwillig of op basis van een door een arts uitgereikt ziekteattest stopzetten, met uitzondering van de periode van een opgelegde quarantaine. § 2 - Om de in § 1 bepaalde compensatie te ontvangen, houden de diensten voor onthaalouders alle onthaalouders actief en activeren ze geen enkel systeem waarbij hun medewerkers tijdelijk niet vergoed hoeven te worden tijdens de periode dat de coronamaatregelen gelden.
Die voorwaarde is niet van toepassing als de dienst voor onthaalouders kan aantonen dat de aangesloten onthaalouder zijn kinderopvang door overmacht niet kan voortzetten. § 3 - Met de aanvraag voor het verkrijgen van de compensatie voor inkomensverlies vermeld in § 1 stelt de dienst voor onthaalouders de contractueel overeengekomen bijdrage in de kosten niet in rekening van de personen belast met de opvoeding voor de betrokken periode. Indien de personen belast met de opvoeding de bijdrage in de kosten toch betaald hebben, betaalt de dienst voor onthaalouders het betaalde bedrag terug aan de personen belast met de opvoeding.
Art. 3.§ 1 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de zelfstandige onthaalouders ontvangen de zelfstandige onthaalouders die overeenkomstig datzelfde besluit erkend zijn en geen socialezekerheidsbijdragen betalen, een compensatie voor inkomensverlies van hoogstens 19 euro per dag per kind per afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag die minstens vijf uur duurt. De onthaalouders ontvangen: - 60 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan vijf uur en minstens drie uur duren; - 40 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan drie uur duren.
Ongeacht alle andersluidende bepalingen van hetzelfde besluit ontvangen de zelfstandige onthaalouders die overeenkomstig datzelfde besluit zijn erkend en die deze activiteit in hoofdberoep uitoefenen en socialezekerheidsbijdragen betalen, een compensatie voor inkomensverlies die gelijk is aan 80 % van de contractueel vastgelegde kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding per kind per dag afwezigheid op een gereserveerde opvangdag. § 2 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen van hetzelfde besluit ontvangen de zelfstandige mede-onthaalouders die overeenkomstig datzelfde besluit erkend zijn en geen socialezekerheidsbijdragen betalen, een compensatie voor inkomensverlies van hoogstens 19 euro per dag per kind per afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag die minstens vijf uur duurt. De mede-onthaalouders ontvangen: - 60 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan vijf uur en minstens drie uur duren; - 40 % van dat bedrag voor opvangdagen die minder dan drie uur duren.
Ongeacht alle andersluidende bepalingen van hetzelfde besluit ontvangen de mede-onthaalouders die overeenkomstig datzelfde besluit zijn erkend en die deze activiteit in hoofdberoep uitoefenen en socialezekerheidsbijdragen betalen, een compensatie voor inkomensverlies die gelijk is aan 90 % van de contractueel vastgelegde kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding per dag per kind per dag afwezigheid op een gereserveerde opvangdag. § 3 - De compensatie voor inkomensverlies bepaald in de § § 1 en 2 wordt niet betaald aan zelfstandige (mede-)onthaalouders die hun activiteit vrijwillig of op basis van een door een arts uitgereikt ziekteattest stopzetten, met uitzondering van de periode van een opgelegde quarantaine. § 4 - Om de compensatie bepaald in de § § 1 en 2 te ontvangen, zijn de zelfstandige (mede-)onthaalouders beschikbaar om hun dienstverlening voort te zetten en activeren ze geen systeem waarbij ze hun dienstverlening moeten stopzetten.
Die voorwaarde is niet van toepassing als de zelfstandige (mede-)onthaalouder kan aantonen dat hij de kinderopvang door overmacht niet kan voortzetten. § 5 - Met de aanvraag voor het verkrijgen van de compensatie voor inkomensverlies vermeld in § § 1 en 2 stellen de zelfstandige (mede-)onthaalouders de contractueel overeengekomen bijdrage in de kosten niet in rekening van de personen belast met de opvoeding voor de betrokken periode. Indien de personen belast met de opvoeding de bijdrage in de kosten toch betaald hebben, betaalt de zelfstandige (mede-)onthaalouder het betaalde bedrag terug aan de personen belast met de opvoeding.
Art. 4.§ 1 - Ongeacht alle andersluidende bepalingen van een overeenkomst die werd goedgekeurd krachtens artikel 202 van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang ontvangen de erkende onthaalouderhuizen die in het kader van een dergelijke overeenkomst erkend zijn, een compensatie die overeenstemt met het werkelijke inkomensverlies naar aanleiding van de afwezigheid van de kinderen op de gereserveerde opvangdagen. Het inkomensverlies wordt berekend op basis van de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit in het onthaalouderhuis van toepassing is.
De compensatie bepaald in het eerste lid wordt niet betaald aan het onthaalouderhuis, als de organiserende instantie de activiteit van het onthaalouderhuis vrijwillig stopzet, met uitzondering van de periode van een opgelegde quarantaine of bevolen sluiting. § 2 - Om de compensatie bepaald in § 1 te ontvangen, zijn de onthaalouderhuizen beschikbaar om hun dienstverlening voort te zetten en activeren ze geen systeem waarbij ze hun dienstverlening moeten stopzetten.
Die voorwaarde is niet van toepassing als de organiserende instantie kan aantonen dat de kinderopvang door overmacht niet kan worden voortgezet. § 3 - Met de aanvraag voor het verkrijgen van de compensatie voor inkomensverlies vermeld in § 1 stellen de onthaalouderhuizen de contractueel overeengekomen bijdrage in de kosten niet in rekening van de personen belast met de opvoeding voor de betrokken periode. Indien de personen belast met de opvoeding de bijdrage in de kosten toch betaald hebben, betaalt de organiserende instantie het betaalde bedrag terug aan de personen belast met de opvoeding.
Art. 5.De aanvraag van de compensaties voor inkomensverlies bepaald in de artikelen 2 tot 4 wordt uiterlijk zes maanden na afloop van de coronamaatregelen ingediend bij het departement met vermelding van de volgende gegevens: 1° de identiteit en het rekeningnummer van de aanvrager;2° het aantal en de duur van de afwezigheidsdagen;3° de contractueel vastgelegde kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding, teneinde de compensatie vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid, te ontvangen;4° het bedrag van het inkomstenverlies dat voortvloeit uit het aantal afwezige kinderen, teneinde de compensatie vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, te ontvangen. De Minister beslist over de aanvraag op basis van een standpuntbepaling van het departement.
Hoofdstuk 3. - Diverse maatregelen
Art. 6.Ongeacht de artikelen 62, 88, 92, 110 en 115 van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang zetten de diensten voor kinderopvang de kinderbegeleiders en het sociaal-pedagogisch geschoold personeel in op basis van de werkelijke opvangbehoefte.
Ter ondersteuning van het begeleidend personeel in de crèches, locaties voor buitenschoolse opvang en vakantieopvang kunnen de erkende centra voor kinderopvang studenten aannemen in het kader van een studentenovereenkomst, onder toezicht van het opgeleide begeleidend personeel.
Art. 7.De minimumvoorwaarden voor de openingstijden en werkdagen per kalenderjaar vermeld in de artikelen 64, 89 en 111 van hetzelfde besluit gelden niet voor de erkende dienstverrichters in de kinderopvang.
Art. 8.Voor de toepassing van artikel 71 van hetzelfde besluit worden de kinderen die wegens een opgelegde quarantaine afwezig zijn, als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van het minimale aantal opvangdagen voor baby's en peuters, alsook voor de berekening van de minimale bezettingsgraad.
Voor de toepassing van de artikelen 72 tot 74, van de artikelen 91 tot 93 en van artikel 116.1 van hetzelfde besluit worden de kinderen die wegens een opgelegde quarantaine afwezig zijn, als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de opvangdagen overeenkomstig het opvangplan vastgelegd in het opvangcontract.
Voor de toepassing van artikel 114, § 1, 2°, van artikel 155, vierde lid, en van artikel 193 van hetzelfde besluit worden de kinderen die wegens een opgelegde quarantaine afwezig zijn, als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de gemiddelde minimumaanwezigheid.
Art. 9.De erkende centra voor kinderopvang ontvangen het jaarlijks forfaitair bedrag van 67,71 euro bepaald in artikel 76, § 2, van hetzelfde besluit en betalen dat bedrag aan de aangesloten onthaalouders, zoals bepaald in artikel 137 van hetzelfde besluit, ongeacht of voortgezette opleidingen werden georganiseerd of daaraan werd deelgenomen.
De erkende centra voor kinderopvang ontvangen een aanvullende subsidie voor personeelskosten ten belope van 1,5 VTE-betrekkingen voor kinderbegeleiders. Voor de subsidiëring van die personeelskosten wordt het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" toegepast.
Alleen de kosten van kinderbegeleiders die houder zijn van de diploma's die luidens artikel 88, § 5, zijn toegestaan, worden in aanmerking genomen.
Art. 10.Ongeacht artikel 81, § 1, en artikel 98 van hetzelfde besluit wordt geen reservatiegeld ingehouden als de personen belast met de opvoeding, op grond van de coronamaatregelen of op grond van een aan het kind opgelegde quarantaine, hun kind niet zoals overeengekomen naar de opvang brengen.
Art. 11.Ongeacht artikel 85 en artikel 98 van hetzelfde besluit worden de dagen waarop een kind wegens een opgelegde quarantaine niet opgevangen werd, beschouwd als aanwezigheid overeenkomstig het opvangrooster vastgelegd in het opvangcontract.
Art. 12.Ongeacht artikel 117 van hetzelfde besluit neemt de Duitstalige Gemeenschap het tekort dat door de coronamaatregelen eventueel bij de locaties voor buitenschoolse opvang zou ontstaan volledig voor haar rekening.
Art. 13.Voor de toepassing van artikel 123, § 1, 3°, van hetzelfde besluit worden de kinderen die wegens een opgelegde quarantaine afwezig zijn, als aanwezige kinderen beschouwd voor de berekening van de minimale bezettingsgraad bij de aangesloten onthaalouders.
Art. 14.Ongeacht artikel 159 van hetzelfde besluit kent de Duitstalige Gemeenschap aan de erkende centra voor kinderopvang een subsidie toe: 1° ter volledige compensatie van het bewijsbare en door de coronamaatregelen veroorzaakte verlies aan inkomsten uit de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding in de dienst voor onthaalouders, in de crèches en in de locaties voor buitenschoolse opvang;1° ter volledige compensatie van het bewijsbare en door de coronamaatregelen veroorzaakte verlies aan inkomsten uit de kostenbijdrage van de gemeenten in de dienst voor onthaalouders en in de crèches.
Art. 15.Als de opvang moet sluiten en als individuele personeelsleden in quarantaine moeten gaan, worden zowel de verdere uitbetaling van het loon als de vergoeding voor werkloosheidsuitkeringen tot het bedrag van het loon beschouwd als aanneembare personeelskosten in de zin van artikel 1, § 4, van het besluit van de Regering nr. 4 van 30 april 2020 tot invoering van een subsidiegarantie en een liquiditeitsverhoging voor subsidieontvangers ter uitvoering van artikel 5.1 van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020. Uitgesloten daarvan is het deel van de personeelskosten dat betrekking heeft op werknemers die afwezig zijn op grond van een door een arts uitgereikt ziekteattest.
Art. 16.De Duitstalige Gemeenschap kent aan de erkende centra voor kinderopvang een subsidie toe die alle bewijsbare aanschaffingskosten dekt voor de uitvoering van de hygiënemaatregelen die vereist worden om het coronavirus (COVID-19) te bestrijden.
Art. 17.De zelfstandige onthaalouders ontvangen de kostenvergoeding ten belope van 67,71 euro bepaald in artikel 30 van het besluit van 22 mei 2014 betreffende de zelfstandige onthaalouders, ongeacht of ze aan de voortgezette opleidingen hebben deelgenomen.
Art. 18.De Minister kent de subsidies vermeld in dit besluit toe op aanvraag, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel noodzakelijke bewijzen.
Hoofdstuk 4. - Slotbepalingen
Art. 19.het besluit van de Regering van 23 december 2020 tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de kinderopvang (III) wordt opgeheven.
Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2021.
De Minister bepaalt de einddatum van de coronamaatregelen die in aanmerking moeten worden genomen voor de afwijkingen en bepalingen vermeld in de artikelen 2 tot 18.
Art. 21.De minister die bevoegd is voor de kinderopvang is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 4 maart 2021.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, L. KLINKENBERG