gepubliceerd op 03 maart 2016
Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang
3 SEPTEMBER 2015. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het
decreet van 31 maart 2014Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
31/03/2014
pub.
02/07/2014
numac
2014202570
bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
Decreet betreffende de kinderopvang
sluiten betreffende de kinderopvang, artikel 7, vierde lid, artikel 9, tweede lid, en artikel 12, tweede lid;
Gelet op het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 19 mei 2015;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 28 mei 2015;
Gelet op advies 57.708/3 van de Raad van State, gegeven op 17 juli 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Gezinsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1, 11°, van het besluit van de Regering van 22 mei 2014 betreffende de kinderopvangdiensten en andere vormen van kinderopvang worden tussen het woord "schooltijd" en het woord "aanbiedt" de woorden "en op pedagogische conferentiedagen" ingevoegd.
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5.1 ingevoegd, luidende : « Art. 5.1. Voor de toepassing van dit besluit worden als gelijkwaardig erkende opleidingsbewijzen uit andere EU-lidstaten, daarmee gelijkgestelde staten of staten waarmee een overeenkomst voor de erkenning van beroepskwalificaties werd gesloten ook in aanmerking genomen. »
Art. 3.In artikel 62, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "bewijs van een hogeschoolopleiding van korte duur" vervangen door het woord "bachelordiploma".
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 71.1 ingevoegd, luidende : « Art. 71.1. Voor de aanneembare personeelskosten ontvangt de dienst voor onthaalouders, met inachtneming van de voorwaarden vermeld in artikel 72, een subsidie die overeenstemt met 100 % van de werkelijke personeelskosten. »
Art. 5.In artikel 72, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « worden de berekeningsbasissen toegepast die de Regering voor de sectoren "Sociale aangelegenheden" en "Gezondheid" heeft vastgelegd » vervangen door de woorden « wordt het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" toegepast. »
Art. 6.In artikel 80, 3°, c), van hetzelfde besluit worden de woorden "kinderopvang van hoogstens drie uur per dag" vervangen door de woorden "kinderopvang van het begin van de opvang tot drie uur per dag".
Art. 7.In artikel 82, § 2, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden "(0 tot 3 uur)" vervangen door de woorden "(van het begin van de opvang tot drie uur)".
Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 91.1 ingevoegd, luidende : « Art. 91.1. Voor de aanneembare personeelskosten ontvangt de crèche, met inachtneming van de voorwaarden vermeld in artikel 92, een subsidie die overeenstemt met 100 % van de werkelijke personeelskosten. »
Art. 9.In artikel 92, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « worden de berekeningsbasissen toegepast die de Regering voor de sectoren "Sociale aangelegenheden" en "Gezondheid" heeft vastgelegd » vervangen door de woorden « wordt het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" toegepast. »
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 116.1 ingevoegd, luidende : « Art. 116.1. § 1. Voor de toepassing van dit artikel geldt voor de kinderopvang : 1° hele opvangdag : kinderopvang van vijf tot tien uur per dag;2° halve opvangdag : kinderopvang van drie tot vijf uur per dag;3° 1/3-opvangdag : kinderopvang van het begin van de opvang tot drie uur per dag. § 2. Voor de personeels- en werkingskosten van elke locatie voor buitenschoolse opvang ontvangt de dienst voor kinderopvang - binnen de perken van het jaarlijkse maximumaantal opvangdagen dat de Minister per dienst heeft vastgelegd - per opgevangen kind volgende subsidies : 1° 22,50 euro voor een hele opvangdag;2° 13,50 euro voor een halve opvangdag;3° 9 euro voor een 1/3-opvangdag. § 3. Voor de subsidiëring van de personeelskosten wordt het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" toegepast.
Alleen de kosten van personeelsleden die voldoen aan de opleidingsvoorwaarden gesteld in artikel 115, § 2, worden in aanmerking genomen. § 4. De dienst voor kinderopvang dient de trimestriële overzichten van de gewerkte opvangdagen ten laatste zes weken na het einde van het betrokken trimester bij het departement in.
Indien de trimestriële overzichten van de gewerkte opvangdagen te laat worden ingediend, kan bij één maand vertraging 5 % van de subsidie en bij twee of meer maanden vertraging 10 % van de subsidie ingehouden worden. § 5. De dienst voor kinderopvang dient de jaarlijkse bewijzen voor de subsidiëring ten laatste zes weken na het einde van het laatste trimester van het vorige jaar bij het departement in.
Indien de jaarlijkse bewijzen te laat worden ingediend, kan bij één maand vertraging 5 % van de subsidie en bij twee of meer maanden vertraging 10 % van de subsidie ingehouden worden. »
Art. 11.In artikel 156 van hetzelfde besluit worden de woorden "een bewijs van een hogeschoolopleiding van lange duur" vervangen door de woorden "een masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma".
Art. 12.In artikel 157 van hetzelfde besluit worden de woorden "een bewijs van een hogeschoolopleiding van lange duur" vervangen door de woorden "een masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma".
Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 157.1 ingevoegd, luidende : « Art. 157.1. De centra voor kinderopvang beschikken minstens over een voltijdse administratieve assistentie die onder meer belast is met taken op het gebied van de economische haalbaarheid en de boekhouding van het centrum.
Deze vakkracht beschikt over een bachelordiploma op het gebied van bestuurswetenschappen, bedrijfsorganisatie, economische wetenschappen, boekhouding of een met één van die opleidingen gelijkgesteld diploma.
De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd. »
Art. 14.In artikel 160 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : « 3° één VTE-betrekking voor de administratieve assistentie vermeld in artikel 157.1. » 2° in het tweede lid worden de woorden « worden de berekeningsbasissen toegepast die de Regering voor de sectoren "Sociale aangelegenheden" en "Gezondheid" heeft vastgelegd » vervangen door de woorden « wordt het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" toegepast »; 3° in het derde lid worden de woorden "artikelen 156 en 157" vervangen door de woorden "artikelen 156, 157 en 157.1".
Art. 15.In artikel 205 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een nieuw lid ingevoegd, luidende : « In afwijking van het eerste lid hebben de centra voor kinderopvang die op 1 september 2015 al erkend waren, tot 1 januari 2016 de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan artikel 157.1 te voldoen. »
Art. 16.In hetzelfde besluit wordt een artikel 205.1 ingevoegd, luidende : « Art. 205.1. In afwijking van artikel 113 ontvangen de locaties voor buitenschoolse opvang die op 1 januari 2015 al erkend zijn en niet aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 114 en 115 voldoen, nog gedurende hoogstens 24 maanden subsidies voor een 1/3-dagopvang van 2,25 euro per opgevangen kind, met een maximumbedrag van 16.000 euro per locatie voor buitenschoolse opvang. De locaties voor buitenschoolse opvang die dat vaste bedrag willen ontvangen, verplichten zich schriftelijk ertoe tegen 31 december 2016 aan de vermelde voorwaarden te voldoen. Indien ze tegen die datum nog altijd niet aan de vermelde voorwaarden voldoen, worden ze vanaf 1 januari 2017 niet langer gesubsidieerd.
In afwijking van artikel 113 ontvangen de projecten die in het kader van het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten gesubsidieerd werden, maar op 1 januari 2015 niet als locatie voor buitenschoolse opvang erkend waren, voor het jaar 2015 per opgevangen kind een subsidie van 10 euro voor een hele opvangdag, met een maximumbedrag van 10.000 euro. »
Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015.
In afwijking van het eerste lid hebben de artikelen 13, 14 en 15 uitwerking met ingang van 1 september 2015.
Art. 18.De minister bevoegd voor Gezinsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 3 september 2015.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President, O. PAASCH De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, A. ANTONIADIS