gepubliceerd op 29 juni 2004
Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten
28 APRIL 2004. - Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van huiswerkinstituten (1)
Het Parlement heeft aangenomen en wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Definities Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1. 'ONE' : het Office de la Naissance et de l'Enfance in de zin van het decreet van 17 juli 2002 aangaande de hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort 'ONE' 2.'de Commissie' : de adviescommissie inzake huiswerkinstituten zoals bedoeld in artikel 27 van dit decreet 3. 'het Observatoire' : het orgaan aangesteld door middel van het besluit van de Franse Gemeenschap van 8 juni 1998 met betrekking tot het Observatoire de l'Enfance, de la Jeunesse et de l'Aide à la jeunesse 4.'Coordination régionale' : een gewestelijke coördinatie van huis-werkinstituten erkend krachtens artikel 8 van dit decreet 5. 'Fédération communautaire' : de communautaire federatie van huiswerkinstituten erkend krachtens artikel 10 van dit decreet 6.'de Jeugddienst' : de dienst van de Regering belast met jeugdzaken binnen de Algemene Directie Cultuur 7. 'de Minister van Kinderwelzijn' : de minister verantwoordelijk voor het beleid op het vlak van kinderwelzijn en kinderopvang 8.'de Minister van Jeugdzaken' : de minister verantwoordelijk voor het beleid op het vlak van jeugdzaken
Art. 2.§ 1. De huiswerkinstituten, hun Coordinations régionales en hun Fédération communautaire hebben beogen onder meer de bevordering van : 1. de intellectuele ontwikkeling van het kind, meer bepaald door bijstand tijdens de schooljaren, door huiswerkbegeleiding en door correctief onderwijs 2.de ontwikkeling en sociale emancipatie van het kind, meer bepaald door een actieve en gepersonaliseerde begeleiding, met respect voor de verschillen, in een geest van solidariteit en met het oog op een interculturele benadering 3. de creativiteit van het kind, zijn toegang tot en kennismaking met culturen in hun verschillende dimensies, door speelse activiteiten, groeps-activiteiten, expressie, creatie en communicatie 4.het aanleren van burgerschap en saamhorigheid § 2. Het activiteitenjaar dat in het kader van dit decreet in aanmerking wordt genomen voor de huiswerkinstituten start op 1 september en eindigt op 31 augustus.
Art. 3.Geen enkele organisator van activiteiten voor kinderen mag de titel van huiswerkinstituut erkend door de Franse Gemeenschap dragen of op om het even welke manier verwijzen naar de Franse Gemeenschap indien hij niet voorafgaand erkend werd in het kader van dit decreet.
Elk huiswerkinstituut erkend krachtens dit decreet moet die erkenning verplicht vermelden in zijn officiële documenten. HOOFDSTUK II. - Erkenning Afdeling 1. - Algemene bepalingen met betrekking tot de erkenning
Art. 4.Om te worden erkend, moet het huiswerkinstituut een erkenningsverzoek indienen bij ONE. De Coordination régionale en de Fédération communau-taire moeten hun erkenningsverzoek indienen bij de Jeugddienst.
Het erkenningsverzoek moet voor de huiswerkinstituten worden vergezeld van het pedagogische project bedoeld in artikel 7, § 1, 3°, voor de Coordinations régionales van het pedagogische project bedoeld in artikel 9, § 1, 1° en, voor de Fédération communautaire van het pedagogische project bedoeld in artikel 11, § 1, 1°, alsook van de administratieve gegevens be-paald door de Regering en noodzakelijk voor de identificatie van het huis-werkinstituut, de Coordination régionale of de Fédération communautaire en voor de verifiëring van hun conformiteit met dit decreet.
De Regering legt de procedures vast voor de indiening van die erkenningsverzoeken.
Binnen 120 kalenderdagen na indiening van een volledig dossier wordt aan de betrokkenen de beslissing tot erkenning of niet-erkenning mee-gedeeld. De erkenning wordt geacht te zijn verworven indien binnen die termijn geen kennisgeving van erkenning of niet-erkenning werd ontvangen.
Art. 5.De erkenning is geldig voor een periode van vijf jaar. De verlenging van die erkenning gebeurt volgens dezelfde modaliteiten als die beschreven in artikel 4. Het verzoek tot verlenging van de erkenning moet minstens 120 kalender-dagen vóór de vervaldag van de lopende erkenning worden ingediend.
Art. 6.De erkenning kan worden geweigerd indien het huiswerkinstituut, de Coordination régionale of de Fédération communautaire niet beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in dit decreet. De erkenning kan worden ingetrokken indien het huiswerkinstituut, de Coordination régionale of de Fédération communautaire niet meer beantwoordt aan die voorwaarden of de opgelegde verplichtingen niet nakomt.
Betwistingen omtrent een weigering of intrekking van erkenning kunnen worden voorgelegd aan de Regering.
Het bezwaar moet worden ingediend door middel van een aangetekend schrijven, verstuurd binnen dertig kalenderdagen na kennisgeving van de beslissing, en moet de aard van de ingediende betwisting vermelden, alsook alle nodige bewijsstukken bevatten op grond waarvan het goed recht van de eiser kan worden aangetoond. De Regering beschikt vervolgens over een termijn van 120 kalenderdagen om, na advies van de Commissie, een antwoord te formuleren op het bezwaar, hetzij door de gewraakte beslissing te bevestigen, hetzij door die beslissing nietig te verklaren.
De betrokken huiswerkinstituten worden door ONE op de hoogte gesteld van de modaliteiten van kracht voor het indienen van bezwaren. De Coordination régionales en de Fédération communautaire worden daarvan in kennis gesteld door de Jeugddienst. Afdeling 2. - Erkenning van huiswerkinstituten
Art. 7.Om door ONE erkend te worden als huiswerkinstituut, moet de inrichtende macht : § 1. Beantwoorden aan de volgende pedagogische criteria : 1° activiteiten organiseren op het gebied van huiswerkbegeleiding, alsook speelse, educatieve, culturele of sportieve groepsactiviteiten die kaderen in de opdrachten beschreven in artikel 2, § 1 2° de kwaliteitscode voor kinderopvang naleven, ongeacht de leeftijd van de kinderen of jongeren die opgevangen worden 3° in actieve en effectieve samenwerking met het pedagogische team zoals bedoeld in § 4, 1°, een pedagogisch project uitwerken en verwezen-lijken waarin rekening gehouden wordt met de sociaal-culturele kenmerken en behoeften van de kinderen die opgevangen worden, alsook met de sociale en culturele omgeving waarin het kind zich thuis voelt 4° een jaarlijks actieplan uitwerken, verwezenlijken en evalueren waarin een concrete vertaling wordt gegeven van de doelstellingen bepaald in het pedagogische project en dat onder meer een kalender en een beschrijving van de activiteiten bevat, alsook een beschrijving van de menselijke middelen en materialen die men van plan is aan te wenden om die activi-teiten uit te voeren 5° waken over de coördinatie van het werk met andere sociale en educatieve actoren op het gebied van opvang van het kind en de jongere in zijn directe omgeving, door onder meer samen te werken met de onder-wijsinstellingen vanwaar de kinderen die opgevangen worden en hun familie afkomstig zijn 6° de rechten van de mens en van het kind nakomen en verdedigen § 2.Beantwoorden aan de volgende administratieve criteria : 1° ofwel een overheid, ofwel een vereniging zonder winstoogmerk zijn zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen 2° een regelmatige boekhouding voeren aan de hand waarvan de acti-viteiten van het huiswerkinstituut kunnen worden geïdentificeerd 3° ruchtbaarheid geven aan de activiteiten die het organiseert 4° over een infrastructuur beschikken die aangepast is aan de activi-teiten op het gebied van huiswerkbegeleiding en die voldoet aan de normen op het vlak van hygiëne en veiligheid 5° pedagogisch en speels materiaal ter beschikking stellen van de kinderen die opgevangen worden 6° aan ONE alle administratieve informatie meedelen waarvan een lijst is opgesteld door de Regering 7° zich onderwerpen aan een controle door ONE 8° een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering afsluiten dat het begeleidende personeel, de lichamelijke schade teweeggebracht aan deel-nemers van de activiteiten georganiseerd door het huiswerkinstituut, alsook de feitelijke schade dekt 9° geen onderwijsinstelling zijn § 3.Beantwoorden aan de volgende criteria met betrekking tot het publiek dat opgevangen wordt : 1° toegankelijk zijn voor iedereen, zonder onderscheid 2° jaarlijks gemiddeld minstens 10 kinderen tussen 6 en 15 jaar oud per openingsdag opvangen 3° kinderen opvangen die afkomstig zijn van minstens drie verschillende onderwijsvestigingen, of van minstens twee onderwijsvestigingen als het huiswerkinstituut over gebouwen beschikt onafhankelijk van elke wille-keurige onderwijsvestiging Bij afwijking toegekend door ONE na advies van de Commissie, kunnen de kinderen die regelmatig opgevangen worden door het instituut allen afkomstig zijn van dezelfde onderwijsvestiging, op voor-waarde dat het huiswerkinstituut gevestigd is in een regio waar de lage dichtheid van onderwijsinstellingen zulks rechtvaardigt 4° buiten de schooluren toegankelijk zijn gedurende een ononderbroken tijd van minimaal twee uren per week, gedurende minstens 20 schoolweken per jaar § 4.Beantwoorden aan de volgende criteria met betrekking tot de omkadering : 1° over een pedagogisch team beschikken dat is samengesteld uit minstens drie personen, waarvan ten minste een geschoolde coördinator en een geschoolde begeleider zoals bedoeld in artikel 12 2° aan de leden, die als vrijwilliger meewerken of bezoldigd zijn, van het pedagogische team voorstellen en toelaten om deel te nemen aan kwalifi-cerende of voortgezette opleidingen die verband houden met hun functie van begeleider of coördinator 3° een doeltreffende omkadering waarborgen waarvan de minimum-normen als volgt zijn a.een begeleider aanwezig per groep van 12 kinderen tussen 6 en 15 jaar oud; b. een geschoolde begeleider in de zin van artikel 12, 2° per begonnen groep van 3 begeleiders die verplicht aanwezig moeten zijn krachtens punt a. hiervoor In geval van meer dan zes kinderen moet elk huiswerkinstituut ervoor zorgen dat minstens twee volwassenen aanwezig zijn, of dat een tweede volwassene binnen redelijke tijd aanwezig kan zijn. Afdeling 3. - Erkenning van de Coordinations régionales van
huiswerkinstituten
Art. 8.De Regering kan een erkenning toekennen aan een Coordination régionale voor elk van de volgende vijf territoriale bevoegdheden : 1. provincie Luik 2.provincie Henegouwen 3. provincie Waals-Brabant 4.provincies Namen en Luxemburg 5. Brussels Hoofdstedelijk Gewest Art.9. Om door de Regering erkend te worden als Coordination régionale, moet de coördinatie : § 1. Minstens beantwoorden aan de volgende pedagogische criteria : 1° een eigen pedagogisch project en jaarlijks actieplan formuleren, uitvoeren en op geregelde tijdstippen evalueren, kaderend in de logica van de opdrachten beschreven in artikel 2, § 1, waarvan de vorm en de minimuminhoud vastgelegd zijn door de Regering 2° een aanbod van voortgezette opleiding organiseren afhankelijk van de behoeften geïdentificeerd door de huiswerkinstituten die tot haar territoriale bevoegdheid behoren 3° in verschillende vormen een activiteit uitwerken ter ondersteuning van de huiswerkinstituten die onder haar bevoegdheid vallen, en in het bijzonder : a) hulp verlenen bij het oprichten van nieuwe huiswerkinstituten binnen haar territoriale bevoegdheid b) in samenwerking met de Fédération communautaire bedoeld in artikel 10 pedagogische middelen uitwerken en verspreiden bestemd voor alle erkende huiswerkinstituten die tot haar territoriale bevoegdheid behoren c) op regelmatige tijdstippen vergaderingen houden met alle huiswerk-instituten die onder haar territoriale bevoegdheid vallen 4° het publiek informeren en voorlichten over het bestaan en de eigenschappen van alle erkende huiswerkinstituten die onder haar ressor-teren 5° de rechten van de mens en van het kind nakomen en verdedigen § 2.Minstens beantwoorden aan de volgende administratieve criteria : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk zijn zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen 2° een regelmatige boekhouding voeren aan de hand waarvan de activiteiten gekoppeld aan de erkenning in het kader van dit decreet kunnen worden geïdentificeerd en jaarrekeningen opstellen volgens de regels vastgesteld in en krachtens artikel 17, § 3 van de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen 3° haar zetel hebben binnen de territoriale bevoegdheid waarvoor ze erkenning vraagt als Coordination régionale 4° over een lokaal beschikken waar haar administratieve zetel is onder-gebracht 5° haar activiteit uitvouwen over haar volledige territoriale bevoegdheid 6° elk verzoek tot toetreding van een erkend huiswerkinstituut werkzaam binnen haar territoriale bevoegdheid aanvaarden 7° op grond van een vrijwillige toetreding waarvan het bedrag niet hoger is dan het bedrag vastgesteld door de Regering minstens de helft plus een van de erkende huiswerkinstituten binnen haar territoriale bevoegdheid groeperen 8° ruchtbaarheid geven aan de activiteiten die ze organiseert 9° zich onderwerpen aan elke inspectie georganiseerd door de diensten van de Regering belast met de inspectie zoals bedoeld in artikel 26 Afdeling 4.- Erkenning van een Fédération communautaire van
huiswerkinstituten
Art. 10.De Regering kan een erkenning toekennen aan een Fédération communautaire van huiswerkinstituten.
Art. 11.Om door de Regering erkend te worden als Fédération communautaire, moet de federatie : § 1. Minstens beantwoorden aan de volgende pedagogische criteria : 1° een eigen pedagogisch project en jaarlijks actieplan formuleren, uitvoeren en op geregelde tijdstippen evalueren, kaderend in de logica van de opdrachten beschreven in artikel 2, § 1, waarvan de vorm en de minimuminhoud vastgelegd zijn door de Regering 2° activiteiten uitvouwen ter ondersteuning van de sector van de huiswerkinstituten, meer bepaald door : a) via de Coordinations régionales bedoeld in artikel 8 pedagogische middelen te ontwikkelen en te verspreiden b) minstens driemaandelijks een tijdschrift te publiceren dat onder meer gericht is tot de huiswerkinstituten en de Coordinations régionales c) een documentatiecentrum ter beschikking te stellen van de huiswerk-instituten en de Coordinations régionales d) het werk van de Coordinations régionales te ondersteunen e) een telefonische permanentie te verzekeren voor de huiswerkinsti-tuten en de Coordinations régionales f) desgevallend studies, colloquia en alle andere pedagogische of herwaarderingsactiviteiten tot stand brengen met betrekking tot de huis-werkinstituten 3° in nauwe samenwerking met de Coordinations régionales een jaarlijks programma van voortgezette opleiding uit te werken bestemd voor de begeleiders en de coördinatoren in huiswerkinstituten en dat programma op regelmatige tijdstippen evalueren in vergelijking met de evolutie van de opleidingsbehoeften in de sector van de huiswerkinstituten 4° de rechten van de mens en van het kind nakomen en verdedigen § 2.Beantwoorden aan de volgende administratieve criteria : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk zijn zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen 2° een regelmatige boekhouding voeren aan de hand waarvan de activiteiten gekoppeld aan de erkenning in het kader van dit decreet kunnen worden geïdentificeerd en jaarrekeningen opstellen volgens de regels vastgesteld in en krachtens artikel 17, § 3 van de wet van 27 juni 1921 aangaande verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen 3° haar activiteit uitvouwen over het hele grondgebied in het Franstalige gewest en het tweetalige Brussels Hoofdstedelijke Gewest 4° elke Coordination régionale die daartoe een verzoek indient, opnemen 5° op vrijwillige basis minstens de helft plus een van de Coordinations régionales erkend krachtens artikel 8 groeperen en in haar bestuursorganen (algemene vergadering, raad van bestuur, uitvoerend bestuur,...) de vertegenwoordigers van die Coordinations régionales verenigen 6° ruchtbaarheid geven aan de activiteiten die ze organiseert 7° zich onderwerpen aan elke inspectie georganiseerd door de diensten van de Regering belast met de inspectie zoals bedoeld in artikel 26 HOOFDSTUK III.- Omkadering in huiswerkinstituten Afdeling 1. - Algemene bepalingen en definities
Art. 12.In de huiswerkinstituten moet het opgevangen publiek worden omkaderd door een team van begeleiders waarvan minstens de helft daartoe opgeleid is.
Onder 'geschoold personeel' wordt verstaan : 1° de geschoolde begeleider is een begeleider in een huiswerkinstituut van minstens 17 jaar oud en houder van een diploma waarvan de minimuminhoud beschreven is in artikel 14 lid 2 van dit decreet, of van een van de gelijkgestelde kwalificaties bepaald door de Regering, of begunstigde van een gelijkstelling zoals bedoeld in artikel 16 2° de geschoolde coördinator is een geschoolde begeleider in een huiswerkinstituut van minstens 18 jaar oud en houder van een diploma waarvan de minimuminhoud beschreven is in artikel 14 lid 3, of van een van de gelijkgestelde kwalificaties bepaald door de Regering, of begunstigde van een gelijkstelling zoals bedoeld in artikel 16 Art.13. Elke persoon die lid is van het begeleidingsteam van een huiswerkinstituut moet een bewijs van goed zedelijk gedrag kunnen voorleggen en moet kunnen aantonen dat hij achttien jaar of ouder is. Afdeling 2. - Kwalificerende opleiding van de begeleiders en de
coördinatoren in huiswerkinstituten, vergelijking en gelijkstelling van diploma's
Art. 14.Instellingen die daartoe bevoegd verklaard zijn door de Regering kunnen kwalificerende opleidingen op touw zetten na afloop waarvan een door de Franse Gemeenschap erkend diploma van begeleider en van coördinator in huiswerkinstituten kan worden bekomen.
De inhoud van de kwalificerende opleidingen van begeleider in een huiswerkinstituut is vastgelegd door de Regering en heeft onder meer betrekking op de volgende materies, die rechtstreeks verband houden met de functie van begeleider in het huiswerkinstituut : pedagogiek en methodologie in huiswerkinstituten, communicatie, groepsdynamica, conflictenbeheer, gezinsrelaties, psychologie van het kind en van de adoles-cent, eerstehulpverlening, welzijn en preventie van mishandeling, alsook deontologie.
De inhoud van de kwalificerende opleidingen van coördinator in een huiswerkinstituut is vastgelegd door de Regering en heeft onder meer betrekking op de volgende materies, die rechtstreeks verband houden met de functie van coördinator in het huiswerkinstituut : pedagogische begeleiding van een begeleidingsteam, verhouding tot de sociale en institutionele omgeving van een huiswerkinstituut.
De minimumduur en de organisatiemodaliteiten voor die opleidingen zijn vastgelegd door de Regering.
Art. 15.De Regering bepaalt de modaliteiten volgens dewelke de Jeugddienst belast is met de follow-up van de uitvoering van de opleidingen van begeleider en van coördinator in een huiswerkinstituut, in het bijzonder voor wat de erkenning van de daartoe bevoegde opleidingsinstellingen en de uitreiking van de diploma's bedoeld in artikel 14 betreft.
In elk geval zijn de Coordinations régionales en de Fédération communautaire bevoegd om die opleidingen te geven zonder als zodanig erkend te zijn.
Art. 16.Eenieder heeft het recht om de door hem opgedane ervaring of gevolgde opleidingscursus te doen gelden met het oog op het bekomen van een gelijkstelling met het diploma van begeleider of coördinator bedoeld in artikel 14.
Daartoe moet de natuurlijke persoon of het huiswerkinstituut aan de hand van een gewone brief gericht aan de Jeugddienst een verzoek tot gelijkstelling indienen met vermelding van onder meer de geboortedatum en woonplaats van die persoon, de opleiding die de persoon in kwestie gevolgd heeft, de ervaring op het gebied van kinderopvang en -begeleiding in huiswerkinstituten, alsook de motivering van het verzoek.
Die gelijkstelling wordt verleend door de Regering afhankelijk van de criteria opgesteld op grond van de voorstellen van de Commissie.
In ieder geval zal die gelijkstelling worden verleend op grond van een nuttige ervaring van minimaal 180 uren tijdens de laatste drie jaren voorafgaand aan de aanvraag.
Binnen 120 kalenderdagen volgend op de invoering van een volledig dossier wordt de aanvrager in kennis gesteld van de gelijkstelling of niet-gelijkstelling. De gelijkstelling wordt geacht te zijn verworven indien binnen die termijn geen kennisgeving van gelijkstelling of niet-gelijkstelling werd ontvangen.
Betwistingen omtrent een weigering of intrekking van gelijkstelling kunnen worden voorgelegd aan de Regering.
De klacht moet worden ingediend door middel van een aangetekend schrijven opgesteld door een natuurlijke persoon of het huiswerkinstituut, verstuurd binnen dertig kalenderdagen na kennisgeving van de beslissing, en moet de aard van de ingediende betwisting vermelden, alsook alle nodige bewijsstukken bevatten op grond waarvan het goed recht van de eiser kan worden aangetoond. De Regering beschikt vervolgens over een termijn van 120 kalenderdagen om, na advies van de Commissie, een antwoord te formuleren op het bezwaar, hetzij door de gewraakte beslissing te bevestigen, hetzij door die beslissing nietig te verklaren. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring Afdeling 1. - Subsidiëring van huiswerkinstituten
Art. 17.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten kan ONE subsidies verlenen aan de huiswerkinstituten.
Worden gesubsidieerd, de huiswerkinstituten die krachtens artikel 7 erkend zijn en die voldoen aan de volgende werkingsvoorwaarden van toepassing op elk opvanghuis : 1° het bewijs leveren dat tijdens de jaren van activiteit voorafgaand aan de erkenning volgens de regels gewerkt werd en dat het instituut in staat is om aan de in dit artikel gestelde minimumvereisten voor het verkrijgen van een subsidie te beantwoorden 2° jaarlijks gemiddeld minstens tien kinderen tussen 6 en 15 jaar oud per openingsdag opvangen 3° de omkaderingsvoorwaarden beschreven in artikel 7, § 4, daad-werkelijk naleven 4° na de schooluren minstens 1 uur per openingsdag en minstens 5 uren per schoolweek verdeeld over ten minste drie dagen toegankelijk zijn gedurende minimaal 20 weken tussen 1 september en 30 juni 5° voorrang geven aan kinderen die slecht de Franse taal beheersen of die thuis geen huiswerk- of sociale begeleiding krijgen 6° waarborgen dat de eventuele deelname in de kosten niet hoger is dan een dagelijks bedrag vastgesteld door de Regering 7° indien ze kinderen jonger dan twaalf jaar opvangen, zich inschrijven voor het coördinatieprogramma voor de opvang van kinderen tijdens hun vrije tijd dat krachtens het decreet van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betreffende de ondersteuning van de buitenschoolse opvang eventueel ingericht is in de gemeente waar ze actief zijn § 2.Om een subsidie te krijgen, moet elk huiswerkinstituut aan ONE ten laatste tegen 30 oktober van het lopende activiteitenjaar een verzoek tot subsidiëring indienen waarvan de inhoud bepaald is door de Regering en onder meer de plaats van activiteit moet vermelden, alsook de verwachtingen voor het lopende activiteitenjaar met betrekking tot het aantal opgevangen kinderen en de gewaarborgde omkadering. De subsidie voor het lopende activiteitenjaar wordt berekend op grond van de bepalingen van artikel 18 b) van dit decreet. Een bedrag gelijk aan 70 % van de subsidie voor het lopende activiteitenjaar, berekend op grond van de bepalingen van artikel 18 b) van dit decreet, wordt door ONE ten laatste op 15 januari van dat jaar gestort op de rekening van de huiswerkinstituten waarvan het administratieve dossier compleet is.
Om de rest van de subsidie te ontvangen, moet elk huiswerkinstituut tegen 30 september volgend op het activiteitenjaar in kwestie bij ONE een verzoek tot vereffening van het saldo van de subsidie van het voorgaande activiteitenjaar indienen. De inhoud van dat verzoek is vastgelegd door de Regering en bevat onder meer een lijst van opgevangen kinderen en van de gewaarborgde omkadering van het activiteitenjaar waarvoor de vereffening van het saldo wordt aangevraagd.
Bij stopzetting van de activiteiten gebeurt de vereffening van de subsidie van het laatste jaar van activiteit enkel ten belope van de kosten die daadwerkelijk gedragen werden door de betrokken structuur, en dat op vertoon van de boekhoudkundige bewijsstukken en maximaal voor het bedrag van de subsidie dat krachtens artikel 18 b) van dit decreet voor het laatste jaar van activiteit berekend werd.
Art. 18.De toegekende subsidie wordt als volgt onderverdeeld : a) een forfaitaire subsidie per inrichtende macht voor de vergoeding van de administratieve kosten, het werk verricht op het gebied van gemeen-schapsontwikkeling, de voorbereiding en de evaluatie van de activiteiten, evenals de actieve deelname aan het lokale coördinatieprogramma voor het kind dat opgericht werd krachtens het decreet van 3 juli 2003 inzake de coördinatie van de opvang van de kinderen in hun vrije tijd en inzake de ondersteuning van de buitenschoolse opvang Het bedrag van die forfaitaire subsidie is vastgelegd door de Regering. Het huiswerkinstituut dat in verscheidene opvangcentra activiteiten organiseert, geniet op degressieve wijze een forfaitaire subsidie voor maxi-maal drie van die opvangcentra. Voor het tweede opvangcentrum wordt die subsidie gedeeld door twee. Voor het derde opvangcentrum wordt die subsi-die gedeeld door drie. b) een activiteitensubsidie in verhouding tot het aantal opgevangen kinderen tussen 6 en 15 jaar oud en het aantal geschoolde begeleiders en coördinatoren die daadwerkelijk aanwezig waren tijdens die activiteiten in de loop van het voorgaande jaar van activiteit Voor huiswerkinstituten die voor de eerste maal een subsidie genieten, wordt de activiteitensubsidie door ONE berekend op grond van een raming van de frequentie waaraan een beroep wordt gedaan op het huiswerkinsti-tuut, wat het resultaat is van een extrapolatie van de activiteiten in het voor-gaande jaar van activiteit. De berekening van de activiteitensubsidie gebeurt naar evenredigheid van het beschikbare budget, waarbij elke dag dat het kind aanwezig is goed is voor één eenheid en elke dag dat een geschoolde begeleider of coördinator aanwezig is goed is voor zes eenheden.
De omkaderingsnormen waarmee rekening gehouden wordt voor de berekening van de activiteitensubsidie zijn hoogstens een geschoolde bege-leider of coördinator per groep van zes opgevangen kinderen.
De dagen van aanwezigheid van kinderen, begeleiders of coördinatoren tijdens de kerst-, paas- of zomervakantie die eventueel gewaardeerd werden in het kader van het decreet van 17 mei 1999 betreffende de vakantiecentra, kunnen niet gewaardeerd worden voor de berekening van de activiteiten-subsidie. Afdeling 2. - Subsidiëring van de Coordinations régionales en van de
Fédération communautaire van huiswerkinstituten
Art. 19.Aan elke Coordination régionale die krachtens artikel 8 erkend is, wordt een jaarlijkse forfaitaire subsidie verleend die de periode van 1 januari tot 31 december dekt.
Die forfaitaire subsidie omvat : a) een tewerkstellingssubsidie volgens een puntenstelsel, met een minimum van 10 punten b) een werkings- en activiteitensubsidie waarvan het bedrag is vastgelegd door de Regering Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten bedraagt die forfaitaire subsidie minimaal 40.000 euro en maximaal 56.580 euro.
Om een tewerkstellingssubsidie te kunnen genieten, moet de Coor-dination régionale in het kader van een bediendencontract minstens één voltijds equivalent op grond van de subsidie bedoeld in lid 2, a) aanwerven in een begeleidingsfunctie.
Art. 20.Aan elke Fédération communautaire die krachtens artikel 10 erkend is, wordt een jaarlijkse forfaitaire subsidie verleend die de periode van 1 januari tot 31 december dekt.
Die forfaitaire subsidie omvat : a) een tewerkstellingssubsidie volgens een puntenstelsel, met een minimum van 5 punten b) een werkings- en activiteitensubsidie waarvan het bedrag is vastgelegd door de Regering Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten bedraagt die forfaitaire subsidie minimaal 25.725 euro. De Regering kan op elk moment beslissen om dat bedrag te verhogen.
Om een tewerkstellingssubsidie te kunnen genieten, moet de Fédération communautaire in het kader van een bediendencontract minstens één half-tijds equivalent op grond van de subsidie bedoeld in lid 2, a) aanwerven in een begeleidingsfunctie.
Art. 21.Om de subsidies bedoeld in artikelen 19 en 20 te kunnen genieten, moeten de Coordinations régionales en de Fédération communautaire jaarlijks uitgavebewijzen indienen die verband houden met de activiteiten van het voorgaande jaar, alsook een verzoek tot subsidiëring, en dat volgens de vereiste vorm en binnen de termijn bepaald door de Regering.
De waarde van een punt is bepaald door Regering, met een minimum van 2.541 euro. HOOFDSTUK V. - Toezicht op en begeleiding en evaluatie van de huiswerkinstituten, de Coordinations régionales en de Fédération communautaire van huiswerkinstituten
Art. 22.De huiswerkinstituten die een subsidie genieten krachtens artikel 17 moeten jaarlijks een activiteitenverslag opstellen dat moet voldoen aan de minimum-vereisten die op advies van de Commissie door ONE vastgesteld zijn en moeten dat verslag, samen met het verzoek tot vereffening van het saldo van de subsidie, aan ONE bezorgen.
Het jaarlijkse activiteitenverslag bevat onder andere een evaluatie van het pedagogische project en van het jaarlijkse actieplan van het huiswerk-instituut, alsook de wijze waarop het instituut tegemoet komt aan de opdrachten bepaald in artikel 2, § 1, en aan de voorwaarden gesteld in artikel 7.
Art. 23.De Coordinations régionales en de Fédération communautaire moeten jaarlijks een activiteitenverslag opstellen en dat verslag, samen met de uitgavebewijzen bedoeld in artikel 21.
Het jaarlijkse activiteitenverslag bevat onder andere een evaluatie van hun pedagogische project en van hun jaarlijkse actieplan, alsook de wijze waarop ze tegemoet komen aan de opdrachten bepaald in artikel 2, § 1, en aan de voorwaarden gesteld in artikelen 9 en 11. Daarnaast vermeldt het tevens de behoeften en de uitdagingen die ze geïdentificeerd hebben met betrekking tot de ontplooiing van de huiswerkinstituten.
Art. 24.Op grond van de activiteitenverslagen waarnaar verwezen wordt in artikelen 22 en 23, en in nauw overleg met de Commissie, maakt het Observatoire om de drie jaar een inventaris op van de verwezenlijkingen, behoeften en uitdagingen van alle huiswerkinstituten. Die inventaris wordt vergezeld van een evaluatie van de opportuniteit om de bepalingen van dit decreet inzake het aantal en de minimale representativiteit van de Coordinations régionales en de Fédération communautaire te wijzigen.
Die inventaris is het voorwerp van een wijde verspreiding, meer bepaald aan de erkende huiswerkinstituten, aan ONE, aan de Adviesraad van ONE, aan de dienst Jeugdzaken, alsook aan de Minister van Kinderwelzijn en aan de Minister van Jeugdzaken.
De eerste inventaris wordt opgesteld aan het einde van het tweede toepassingsjaar van het decreet.
Art. 25.ONE ondersteunt de Coordinations régionales en de Fédération communau-taire door ze te begeleiden, in het bijzonder wanneer ze geen lid zijn. Daarnaast is ONE tevens belast met het toezicht op de huiswerkinstituten.
Art. 26.De diensten van de Regering die belast zijn met de inspectie binnen de Algemene Directie Cultuur van het Ministerie van de Franstalige Gemeen-schap zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de Coordinations régionales en de Fédération communautaire.
ONE en de diensten van de Regering belast met de inspectie binnen de Algemene Directie Cultuur wisselen op regelmatige tijdstippen informatie uit over de evaluatie van en het toezicht op de structuren waarvoor ze verantwoordelijk zijn uit hoofde van dit decreet.
De Regering heeft de modaliteiten vastgelegd voor de transmissie van die informatie. HOOFDSTUK VI. - Adviescommissie met betrekking tot de huiswerkinstituten
Art. 27.Bij de Regering wordt een Adviescommissie over huiswerkinstituten opge-richt.
De algemene opdracht van de Commissie bestaat erin, de Regering en ONE te adviseren aangaande het subsidiebeleid van toepassing op huiswerkinstituten en te waken over de connexiteit en het overleg tussen de verschillende partners belast met de in dit decreet bedoelde tenuitvoer-legging en begeleiding.
De Minister van Kinderwelzijn, de Minister van Jeugdzaken of ONE kan aan de Commissie om het even welke vraag voorleggen over de huiswerk-instituten. De Commissie kan ook zelf vragen stellen over de huiswerkinsti-tuten en advies geven.
Daarnaast kan de Commissie tevens verzocht worden om voor de Minister van Kinderwelzijn, de Minister van Jeugdzaken en ONE, in overeen-stemming met dit decreet en de toepassingsbesluiten ervan, een advies te formuleren indien er sprake is van betwistingen zoals bedoeld in artikelen 6 en 16 of van uitzonderingen zoals bedoeld in artikel 7, § 3, 3°, maar ook over elk voorstel tot wijziging van dit decreet en de besluiten ervan, met uitzondering van het besluit tot uitvoering van artikel 28.
Art. 28.De Regering stelt de leden aan van de Commissie, die als volgt is samenge-steld : Stemgerechtigd : 1° zes vertegenwoordigers van de huiswerkinstituten, voorgedragen door de Fédération communautaire, waarvan minstens één vertegenwoor-diger per Coordination régionale erkend uit hoofde van artikel 8 en represen-tatief voor de meerderheid van de verenigingen erkend in het kader van dit decreet 2° twee vertegenwoordigers van de huiswerkinstituten die geen lid zijn van een Coordination régionale, aangesteld door de Regering op grond van een oproep tot kandidatuur gericht tot alle huiswerkinstituten 3° een vertegenwoordiger van de jeugdverenigingen, voorgedragen door de Conseil de la Jeunesse d'Expression française 4° een vertegenwoordiger van de jeugdcentra, voorgedragen door de Commission consultative des maisons et centres de jeunes (Adviescommissie voor Jeugdhuizen en -centra) 5° een vertegenwoordiger van de verenigingen voor permanente vorming, die in het bijzonder representatief zijn voor de gezinnen, voorge-dragen door de Conseil supérieur de l'éducation permanente (Hoge Raad voor Permanente Opvoeding) 6° een vertegenwoordiger van de opleidingscentra erkend op grond van artikel 20, lid 4, van het decreet van 3 juli 2003 betreffende de coördinatie van de opvang van de kinderen tijdens hun vrije tijd en betreffende de ondersteuning van de buitenschoolse opvang, aangesteld door de Regering na een oproep tot kandidatuur Met raadgevende stem : 7° een afgevaardigde van de Minister van Kinderwelzijn en een afgevaardigde van de Minister van Jeugdzaken 8° twee afgevaardigden van de Administratie van ONE 9° twee afgevaardigden van de Jeugddienst 10° een afgevaardigde van de Inspectiediensten bedoeld in artikel 26 11° een afgevaardigde van de coördinatoren van de opvangvoor-zieningen van ONE 12° een afgevaardigde van het Observatoire De Regering bepaalt de modaliteiten voor de aanstelling en de vervanging van de leden van de Commissie, haar werking en in het bijzonder het minimale aantal vergaderingen, haar zetel en het bedrag van de presentiepenningen en de reiskosten toegekend aan haar leden en gestort door ONE.Voor elk gewoon lid stelt de Regering, volgens dezelfde voorwaarden, een plaatsvervangend lid aan. Bij afwezigheid van het gewone lid neemt het plaatsvervangende lid met beslissende stem deel aan de beraadslagingen van de Commissie. Hij of zij ontvangt automatisch en ter informatie alle convocaties of documenten die tot de gewone leden gericht zijn.
ONE staat in voor het secretariaat van de Commissie.
De Commissie stelt haar eigen huishoudelijke reglement op.
De voorzitter van de Commissie wordt aangesteld door de Regering. HOOFDSTUK VII. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 29.Alle bedragen vastgesteld door dit decreet, behalve de bedragen waarnaar verwezen wordt in artikel 21, lid 2, zijn jaarlijks gekoppeld aan de evolutie van de consumptieprijsindex. De beginindex is de index van de maand voorafgaand aan de vankrachtwording.
De waarde van een punt bedoeld in artikel 21, lid 2, wordt jaarlijks geïndexeerd door de waarde van het punt te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de cijfers van de consumptieprijsindex (gezondheidsindex) van de laatste twee maanden van het jaar, gedeeld door het gemiddelde van de cijfers van de consumptieprijsindex (gezondheidsindex) van de laatste twee maanden van het jaar voordien.
Die indexering mag evenwel niet hoger zijn dan de indexering van de algemene begroting van de primaire uitgaven van de Franstalige Gemeen-schap.
Art. 30.De huiswerkinstituten die, krachtens de bepalingen terzake waarnaar verwezen wordt in het eerste Beheerscontract van ONE tot tenuitvoerlegging van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort 'ONE', een subsidie genieten van ONE voor de periode die begint op 1 september 2003 en eindigt op 30 juni 2004 worden bij de vankrachtwording van het decreet geacht te zijn erkend voor een termijn van twee jaar.
Voor de eerste tenuitvoerlegging van het decreet is het activiteiten-volume waarvan in artikel 18, lid 1, b, uitgegaan wordt voor de berekening van de subsidie voor elk huiswerkinstituut gelijk aan het volume dat door de huiswerkinstituten meegedeeld is aan ONE voor de periode van 1 september 2003 tot 30 juni 2004.
Art. 31.De Coordinations régionales en de Fédération communautaire die met de Franse Gemeenschap tot een overeenkomst zijn gekomen aangaande de ondersteuning die ze verlenen aan de huiswerkinstituten worden geacht te zijn erkend van 1 januari 2004 tot 31 december 2005.
In afwijking daarvan is de verplichting waarnaar verwezen wordt in artikel 9, § 2, 7°, uitsluitend van toepassing vanaf 1 januari 2006.
Art. 32.Artikel 2, § 1, lid 4, van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance, afgekort 'ONE' wordt als volgt aangevuld : "8° de huiswerkinstituten".
Art. 33.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2004, met uitzondering van de artikelen 19, 20 en 21, die in werking treden op 1 januari 2005.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel op 28 april 2004.
De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan ONE J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs P. HAZETTE De Minister van Begroting M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Vergadering 2003-2004. Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 510-1. Amendementen van de commissie, nr. 510-2. - Verslag, nr. 510-3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Zitting van 20 april 2004.