gepubliceerd op 18 juni 1999
Decreet betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor thuishulp
27 MEI 1999. - Decreet betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor thuishulp (1)
De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft op 10 mei 1999 aangenomen en Wij, College, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° het College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie;2° de Adviesraad : de afdeling « Thuishulp en thuisverzorging » van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Welzijnszorg en Gezondheid;3° de diensten : de diensten voor thuishulp;4° de hulp : gezinshulp, bejaardenhulp en huishoudhulp;5° de begunstigden : elkeen aan wie thuishulp wordt verleend.
Art. 3.Het College erkent de diensten voor thuishulp die voldoen aan de algemene voorwaarden die zijn vastgesteld in de artikelen 4 en 5.
Het College verleent de erkenning voor een duur van vijf jaar die hernieuwbaar is.
De erkenning wordt voorafgegaan door een princiepsakkoord dat maximum één jaar geldt.
Het College kan op ieder tijdstip de erkenning intrekken indien de bepalingen van dit decreet niet worden nageleefd.
De vermelding van de erkenning dient voor te komen op alle documenten, affiches en publicaties van de dienst. Enkel de diensten die zijn erkend krachtens dit decreet mogen de benaming « erkende dienst voor thuishulp » dragen.
Art. 4.§ 1. De opdracht van de diensten bestaat in de bevordering van het houden thuis en de terugkeer naar huis, de begeleiding en de hulp bij de handelingen van het dagelijkse leven van alleenstaanden, bejaarden, gehandicapten, zieken en van probleemgezinnen, in samenwerking met familie en de buurt. De diensten dienen met name de mensen zelfstandiger te leren leven. § 2. De diensten sturen, zonder onderscheid te maken in afkomst, politieke, filosofische of religieuze opvatting en sexuele geaardheid, tijdelijk gezinshulpen, bejaardenhulpen of huishoudhulpen thuis bij de categorieën van personen bedoeld in § 1 die hierom verzoeken. § 3. De hulp moet in de eerste plaats worden verleend aan diegenen die er het meeste behoefte aan hebben en die op financieel en sociaal vlak en op het vlak van de fysieke en psychische gezondheid het meest achtergesteld zijn.
Art. 5.Om te worden erkend moet een dienst : 1° opgericht zijn door een vereniging zonder winstoogmerk waarvan de thuishulp één van de sociale doelen is;2° zijn maatschappelijke zetel in Brussel hebben;3° een vereniging zijn die wordt beschouwd als uitsluitend behorend tot de Franse Gemeenschap omwille van haar organisatie;4° zijn activiteiten in hoofdzaak uitoefenen op het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° minstens vijf gezinshulpen of bejaardenhulpen, die houder zijn van het diploma of de kwalificatie zoals bepaald door het College en van het inschrijvingsattest bedoeld in artikel 10, voltijds en permanent in dienst hebben. Een voltijdse betrekking kan worden vervangen door meerdere halftijdse betrekkingen inzoverre de som ervan minstens overeenstemt met een voltijdse betrekking; 6° hun respectieve statuut zoals vastgesteld door het College toepassen op de gezinshulpen, bejaardenhulpen en huishoudhulpen;7° een verantwoordelijke van de equipe, houder van een diploma dat is vastgesteld door het College, voor 5 voltijds hulpen minstens deeltijds (25 %) tewerkstellen in het raam van een arbeidsovereenkomst;8° de verantwoordelijke van de dienst belast met het dagelijks beheer en de uitvoering van de opdrachten van de dienst bedoeld in artikel 7 hebben aangeduid;9° instaan voor de navorming van het personeel volgens de door het College vastgestelde nadere regelen.
Art. 6.Het College bepaalt de procedure van het princiepsakkoord, de toekenning, weigering, hernieuwing, intrekking of wijziging van de erkenning.
Art. 7.De Raad van Bestuur duidt een verantwoordelijke aan van de dienst die belast is met het dagelijks beheer en de uitvoering van de opdrachten van de dienst.
Het College bepaalt de vereiste kwalificaties voor de uitoefening van de functie als verantwoordelijke van de dienst.
Art. 8.Elke dienst is georganiseerd in equipes. Elke equipe omvat 20 voltijds equivalenten. De modaliteiten betreffende de organisatie van de dienst in equipes en die samenhangen met de doorstroming van het personeel, worden vastgesteld door het College.
De verantwoordelijke van de dienst heeft als taak : 1° de organisatie van de equipe en de omkadering van de gezinshulpen, bejaardenhulpen en huishoudhulpen;2° de coördinatie en overdracht van de gegevens die noodzakelijk zijn voor het goed beheer van de equipes met de verantwoordelijke van de dienst;3° de begeleiding van de begunstigde;4° de beslissing tot toekenning of weigering van de hulp voor de begunstigde.De hulp of weigering van hulp dient te worden gerechtvaardigd met een document waarvan het model door het College is vastgelegd en dient naar de administratie te worden verstuurd. Wanneer hulp wordt toegekend, wordt een overeenkomst gesloten met de begunstigde.
Deze vermeldt de aanvang van de hulp, de doelstellingen en taken die dienen te worden uitgevoerd en eventueel de einddatum van de hulp alsook het bedrag van de bijdrage van de begunstigde; 5° de uitvoering van de semestriële of jaarlijkse sociale enquêtes volgens de modaliteiten zoals vastgesteld door het college. Het College bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van deze taken.
Art. 9.De gezinshulp alsook de bejaardenhulp zijn polyvalente beroepslui.
De gezinshulp of de bejaardenhulp helpen en begeleiden de begunstigden bij de uitvoering van hun dagelijkse handelingen.
Hij wijst met name op de gevaren die de begunstigde of diens entourage bedreigen.
Hij overlegt met de begunstigde en zijn collega's en werkt samen met alle medisch-sociale actoren die zich bezighouden met de begunstigde.
Art. 10.Het College levert aan de personen die houder zijn van diploma's of getuigschriften die door het College zijn bepaald een inschrijvingsattest dat hen toegang geeft tot de functie van gezinshulp in een dienst, als ze hierom hebben verzocht.
Art. 11.De huishoudhulp staat in voor het onderhoud van de woning van de begunstigde en voert strikte taken uit met toestemming van de verantwoordelijke van de equipe.
Hij werkt in overleg met zijn collega's en de begunstigde. Hij brengt de dienst op de hoogte van de evolutie op financieel vlak en op het vlak van de fysieke of psychische gezondheid die hij vaststelt bij de begunstigde.
Art. 12.Geen enkel diploma is vereist voor de uitoefening van de functie als huishoudhulp in een dienst.
Art. 13.Binnen de perken van de begrotingskredieten verleent het College, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet, subsidies aan de erkende diensten en aan de diensten die een princiepsakkoord hebben verkregen.
Art. 14.De subsidies die worden toegekend aan de diensten dekken de werkings- en personeelskosten.
De subsidies worden toegekend op basis van de volgende gegevens : 1° het aantal door de hulpen gepresteerde uren;2° het aantal prestaties verricht door de hulpen;3° het aantal thuis verrichte prestaties op zaterdag, zondag, feestdagen en tussen 18 en 7 uur;4° de bijdrage van de begunstigde. Het College bepaalt de modaliteiten voor de toekenning van deze subsidies.
Art. 15.De toekenning van de subsidies gebeurt onder de volgende voorwaarden : 1° van de begunstigde wordt een bijdrage verwacht in verhouding tot de inkomsten en gezinslasten volgens het barema en de modaliteiten zoals vastgesteld door het College;2° een boekhouding bijhouden per begrotingsjaar alsook de balans en de rekening van de inkomsten en uitgaven waarvan het model is vastgesteld door het College, bezorgen aan de administratie; De dienst die geniet van andere financiële middelen dan die welke zijn toegekend krachtens dit decreet legt een analytische boekhouding voor waardoor het gebruik van zijn diverse financiële inkomsten kan worden onderscheiden. 3° een activteitenverslag waarvan het model is vastgesteld door het College bezorgen.
Art. 16.De driemaandelijkse voorschotten worden ten vroegste uitbetaald op de 10e van de 2e maand van het desbetreffende trimester en ten laatste op de 20e van diezelfde maand. Het driemaandelijks voorschot bedraagt 95 % van het subsidiebedrag van het trimester dat overeenkomt met het jaar tevoren.
De uitbetaling van de saldi gebeurt om de zes maanden. Het saldo van het eerste semester wordt uitbetaald in de loop van de tweede semester van het lopende jaar, het saldo van het 2e semester wordt uitbetaald uiterlijk tegen 31 oktober van het jaar dat volgt op het dienstjaar inzoverre de diensten de balans en de rekening van de inkomsten en uitgaven uiterlijk op 30 mei van het volgende jaar hebben bezorgd.
Wanneer de termijnen die zijn vastgesteld in het eerste lid worden overschreden, brengen de verschuldigde voorschotten verwijlinteresten op tegen het percentage van de gemiddelde bankinterest zoals vastgesteld door de Nationale Bank, van rechtswege en zonder voorafgaande ingebrekestelling.
Art. 17.1° Vóór het eind van elk jaar bepaalt het College per erkende dienst voor het volgende jaar een jaarlijks maximumaantal subsidieerbare prestatie-uren voor de gesubsidieerde diensten. 2° Voor de erkende diensten wordt dit contingent berekend op basis van het aantal gesubsidieerde uren in elke dienst op 31 december van het voorgaande jaar, vermenigvuldigd met een door het College vastgestelde coëfficiënt.3° Vóór het eind van de maand februari van elk jaar kunnen de uren, die zijn voorzien in het contingent van het voorgaande jaar en die niet zijn opgebruikt door een dienst, bij besluit van het College worden verdeeld tussen de verschillende diensten.4° Het College bepaalt het aantal gesubsidieerde prestatie-uren van de dienst waarmee het een princiepsakkoord heeft gesloten.5° De door het College vastgestelde contingenten zijn onderworpen aan het advies van de Adviesraad.
Art. 18.Worden opgeheven : 1° het besluit van het College van 23 maart 1995 houdende regeling van de erkenning voor diensten voor gezins- en bejaardenhulp en de toekenning van subsidies aan deze diensten;2° het besluit van het College van 13 april 1995 tot vaststelling van het tarificatiesysteem voor de bijdrage van de persoon die hulp krijgt van de erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp.
Art. 19.1° De diensten die zijn erkend vóór de inwerkingtreding van dit decreet worden geacht te zijn erkend tot de duur van hun erkenning afloopt. 2° In afwijking van artikel 5, 4°, kan de dienst die erkend is vóór de inwerkingtreding van dit decreet en waarvan de actieradius beperkt is tot één gemeente, zijn activiteiten blijven uitoefenen op het grondgebied van die gemeente en de hernieuwing van de erkenning onder dezelfde voorwaarden verkrijgen.
Art. 20.Het College stelt de datum van de inwerkingtreding van dit decreet vast.
Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 27 mei 1999.
H. HASQUIN, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met Begroting, de Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest alsook met de Internationale betrekkingen Ch. PICQUE, Lid van het College, belast met Bijstand aan Personen D. GOSUIN, Lid van het College, belast met Cultuur, Sport en Toerisme E. ANDRE, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding en de Permanente Opleiding van de Middenklasse E. TOMAS, Lid van het College, belast met Gezondheid, Beroepsomscholing en Bijscholing, Onderwijs, Sociale Promotie, Leerlingenvervoer en Openbaar Ambt