Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000
gepubliceerd op 18 juli 2000

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2000031232
pub.
18/07/2000
prom.
27/04/2000
ELI
eli/besluit/2000/04/27/2000031232/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 APRIL 2000. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp


Het College, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 mei 1999 betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor thuishulp;

Gelet op het advies van de afdeling "Aide et soins à domicile" van de "Conseil consultatif bruxellois francophone de l'Aide aux personnes et de la Santé" verstrekt op 1 april 1999 en 16 november 1999;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 26 en 29 april 1999;

Gelet op de instemming van het Lid van het College, bevoegd voor Begroting van 27 mei 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State van 16 februari 2000;

Op de voordracht van het Lid van het College bevoegd voor Sociale Actie en het Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit artikel regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder : 1° het College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie;2° de Minister : het Lid van het College, bevoegd voor Sociale Actie en het Gezin;3° het Bestuur : de diensten van het College;4° het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 mei 1999 betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten voor thuishulp;5° de Adviesraad : de afdeling "Aide et soins à domicile" van de "Conseil consultatif bruxellois francophone de l'Aide aux personnes et de la Santé" (Franstalige Brusselse adviesraad voor bijstand aan personen en gezondheid);6° de dienst : de dienst voor thuishulp;7° de helpers : de gezins-, bejaarden- en huishoudhelpers;8° de begunstigden : alle personen aan wie thuishulp wordt verstrekt;9° de prestatie : elk thuisbezoek bij de begunstigde;de ronde met maaltijden; elke deelname aan interne en externe coördinatievergaderingen; elke deelname aan een bijscholingscursus. HOOFDSTUK II. - De erkenning van diensten voor thuishulp Afdeling I. - Het princiepsakkoord

Art. 3.De erkenningsaanvraag voor een nieuwe dienst wordt voorafgegaan door een princiepsakkoord.

Het College kan na advies van de Adviesraad het princiepsakkoord toestaan voor een duur van één jaar.

Art. 4.§ 1. De aanvraag voor een princiepsakkoord over de erkenning van een nieuwe dienst moet worden ingediend per brief of tegen ontvangstbewijs neergelegd bij het Bestuur.

Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag voor een princiepsakkoord vergezeld gaan van de volgende documenten : 1° de naam en het adres van de maatschappelijke zetel en van de plaatsen waar de activiteiten plaatsvinden;2° een afschrift van de statuten van de vzw, zoals deze in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt werden, samen met eventuele wijzigingen hieraan;3° de bijgewerkte lijst met de leden van de Algemene Vergadering en de Raad van Bestuur, alsook de naam van de persoon die werd aangesteld als verantwoordelijke van de dienst bedoeld in artikel 7 van het decreet;4° de plattegrond van de kantoren;5° een raming van het personeelsbestand dat instaat voor de werking van de dienst; 6 de verbintenis van de dienst om zich te houden aan de vereisten gesteld in artikel 5 van het decreet binnen zes maanden na het toestaan van het princiepsakkoord. § 2. Als de aanvraag ontvankelijk is, dan dient het College het princiepsakkoord goed te keuren of te weigeren en zijn beslissing vervolgens bij ter post aangetekend schrijven bekend te maken aan de dienst. § 3. Het princiepsakkoord maakt melding van de volgende elementen : - identificatie van de dienst; - de plaats of plaatsen van de activiteiten; - de naam, voornaam, functie, werktijd en het statuut van elk personeelslid waaruit de dienst bestaat; - de naam van de dienstverantwoordelijke belast met het dagelijks beheer en de uitvoering van de taken van de dienst, zoals bedoeld in artikel 7 van het decreet. § 4. Bij een weigering van het princiepsakkoord mag de dienst binnen een periode van één jaar geen nieuwe aanvraag meer indienen. Afdeling II. - De erkenningsprocedure

Art. 5.De erkenningsaanvraag voor een dienst moet worden ingediend per brief of tegen ontvangstbewijs neergelegd bij het Bestuur ten laatste zes maanden voor het princiepsakkoord verstrijkt.

Om ontvankelijk te zijn, moet zij de volgende gegevens en documenten omvatten : 1° de naam en het adres van de maatschappelijke zetel en van de plaatsen waar de activiteiten plaatsvinden;2° een afschrift van de statuten van de vzw, zoals deze in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt werden, samen met eventuele wijzigingen hieraan;3° de bijgewerkte lijst met de leden van de Algemene Vergadering en de Raad van Bestuur, alsook de naam van de persoon die werd aangesteld als verantwoordelijke van de dienst bedoeld in artikel 7 van het decreet;4° de naam, voornaam, hoedanigheden, functie, werktijd en het statuut van elk personeelslid waaruit de dienst bestaat, met telkens een afschrift van het contract dat elk van hen met de dienst verbindt, alsook een attest van goed zedelijk gedrag dat ten hoogste drie maanden voordien werd afgeleverd;5° een voor eensluidend verklaard afschrift van de diploma's van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken;6° de plattegrond van de kantoren en enig document waaruit blijkt dat ze aan de dienst ter beschikking werden gesteld;7° een document dat staaft dat de dienst een burgerlijke-aansprakelijkheidsverzekering heeft gesloten, alsook een verzekering die het brandrisico dekt;8° de verbintenis om per begrotingsjaar een boekhouding te houden volgens het genormaliseerd boekhoudplan, alsook de verbintenis om jaarlijks en ten laatste tegen 31 mei van het jaar dat op het dienstjaar volgt een balans en een resultatenrekening voor te leggen die zijn goedgekeurd door de Algemene Vergadering en ondertekend door twee bestuurders. Het dossier moet als waarachtig, volledig en conform gewaarmerkt worden. Het moet worden ondertekend en gedateerd door de persoon of de personen die de dienst mogen vertegenwoordigen.

Art. 6.Binnen twee maanden na ontvangst van de erkenningsaanvraag maakt het Bestuur aan de dienst bekend of zij ontvankelijk is, of indien ze onvolledig is, verzoekt het ze aan te vullen binnen een termijn van één maand na deze bekendmaking.

Art. 7.Van zodra het Bestuur het volledige dossier heeft ontvangen, onderzoekt het de aanvraag en gaat het over tot inspectie ter plaatse.

Binnen een termijn van één maand nadat de ontvankelijkheid werd bekendgemaakt, legt de Minister het dossier voor advies voor aan de Adviesraad. Deze stuurt zijn advies binnen twee maanden na de aanhangigmaking toe aan de Minister. Na deze periode is de termijn bij gebrek aan advies verstreken.

De Minister kan een kortere termijn vaststellen in geval van dringendheid.

Art. 8.Het College oordeelt over de erkenningsaanvraag en zijn beslissing tot goedkeuring of tot weigering wordt aan de aanvrager bij ter post aangetekend schrijven bekendgemaakt ten laatste twee maanden na het verstrijken van de termijn waarbinnen het advies van de Adviesraad verstrekt werd of had moeten worden. Afdeling III. - Procedure tot hernieuwing van de erkenning

Art. 9.De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning moet ten laatste negen maanden voor het verstrijken van de lopende erkenning worden ingediend per brief of tegen ontvangstbewijs neergelegd bij het Bestuur.

De aanvraag gaat vergezeld van de gegevens en de documenten bedoeld in artikel 5 van dit besluit als deze gewijzigd zouden zijn.

De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt onderzocht volgens de procedure bepaald in de artikelen 6, 7 en 8. Afdeling IV. - Procedure tot wijziging van de erkenning

Art. 10.Als het maatschappelijk doel van de vereniging verandert, dan moet een erkenningswijziging aangevraagd worden.

Daarbij moeten de documenten bepaald in artikel 5, 1°, 2°, 3°, 6° en 7°, aan het Bestuur verstrekt worden als zich hieraan wijzigingen hebben voorgedaan.

De aanvraag tot wijziging van de erkenning wordt onderzocht volgens de procedure bepaald in de artikelen 6, 7 en 8 voor de erkenning.

Art. 11.Een wijziging van het adres van de dienst, van de dienstverantwoordelijke of van het personeel behoeft geen erkenningswijziging, maar dient aan het Bestuur meegedeeld te worden. Afdeling V. - Intrekking van de erkenning

Art. 12.Als aan één of meerdere door het decreet of door dit besluit bepaalde voorwaarden niet langer voldaan is, dan wordt de dienst aangemaand hieraan te verhelpen.

Vanaf de dag van de bekendmaking beschikt de dienst over twee maanden om zich hieraan aan te passen.

Art. 13.Past de dienst zich niet aan, dan stelt de Minister hem er bij ter post aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs van op de hoogte dat de procedure tot intrekking van de erkenning wordt ingezet.

Vanaf de dag van deze bekendmaking beschikt de dienst over een termijn van dertig dagen om een dossier en een verantwoordingsschrift in te dienen bij de Minister. Deze stuurt ze door naar de Adviesraad.

Indien hij hierom verzoekt, wordt de dienst door de Adviesraad binnen een termijn van vijftien dagen gehoord.

De Adviesraad stelt de dag en het uur van de hoorzitting vast en stelt de betrokken dienst hiervan op de hoogte bij ter post aangetekend schrijven. De door de dienst als vertegenwoordiger aangestelde persoon mag zich door een andere persoon laten vergezellen.

De Adviesraad stuurt zijn advies binnen drie maanden na de bekendmaking toe aan de Minister.

Art. 14.De beslissing van het College tot intrekking van de erkenning wordt aan de dienst bekendgemaakt bij ter post aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs.

Na de bekendmaking is de dienst verplicht de beslissing tot intrekking van de erkenning mee te delen aan de gebruikers van de dienst en aan de personeelsleden. HOOFDSTUK III. - Het personeel Afdeling I. - De dienstverantwoordelijke en de teamverantwoordelijke

Art. 15.In de diensten die minder dan honderd voltijdse helpers in dienst hebben, mag de verantwoordelijke van de dienst eveneens de functies van teamverantwoordelijke uitoefenen.

Art. 16.De dienstverantwoordelijke is belast met de coördinatie van de teams, de externe vertegenwoordiging, de organisatie van de bijscholing en het toezicht op de naleving van de voorschriften van dit besluit.

De dienstverantwoordelijke moet beschikken over een licentiaat of een graduaat van juridische, sociale, medische of paramedische aard.

De taken bedoeld in artikel 20, 1° en 2°, mogen evenwel enkel uitgeoefend worden door houders van een diploma van parasociaal werker, maatschappelijk assistent, verpleger met een sociaal graduaat of verpleger met een graduaat in gemeenschappelijke gezondheid.

Art. 17.De teamverantwoordelijke moet beschikken over een diploma van parasociaal werker, maatschappelijk assistent, verpleger met een sociaal graduaat of verpleger met een graduaat in gemeenschappelijke gezondheid.

Op met redenen omkleed verzoek van de dienst en in afwijking van het eerste lid kan de Minister graduaatsverplegers aanstellen als teamverantwoordelijke. Deze afwijking mag er evenwel niet toe leiden dat graduaatsverplegers gemachtigd worden de taken te vervullen bedoeld in artikel 20, 1° en 2°, van het besluit.

Art. 18.De begeleiding van de helpers door de teamverantwoordelijke omvat inzonderheid : 1° het opstellen van de wekelijkse werkuren;2° de dagelijkse opvolging van de werkuren en het toezicht op de door het Bestuur opgelegde documenten;3° de organisatie en de leiding van de wekelijkse interne coördinatievergaderingen van het team, die voor elke helper niet korter mogen duren dan één uur per week en niet langer dan twee uur per week, behoudens afwijking toegestaan door het Bestuur.

Art. 19.De coördinatie en het doorsturen van de gegevens die noodzakelijk zijn voor een goed teambeheer vereisen van de teamverantwoordelijken dat ze aan de dienstverantwoordelijke alle feiten meedelen die de organisatie van de hulp een andere oriëntatie kunnen geven, inzonderheid : 1° in geval van vooropzeg, zwangerschapsverlof of arbeidsongeval, alsook alle andere omstandigheden die een goed verloop van de te verstrekken hulp kunnen ondermijnen;2° bij elke wijziging die optreedt bij een begunstigde, zoals opname in het ziekenhuis of overlijden.

Art. 20.De teamverantwoordelijke staat in voor de begeleiding van de begunstigden middels de volgende taken : 1° hij voert het sociaal onderzoek uit ten huize van de begunstigde;2° hij draagt de verantwoordelijkheid voor de toekenning van de hulp aangezien hij een ontwerp uitwerkt op grond waarvan de hulp aan de begunstigden wordt geregeld of geweigerd en tevens de sociale begeleiding organiseert, die voor elke geholpen persoon gevat worden in een sociaal verslag. Als de teamverantwoordelijke de hulp onderbreekt, stelt hij een met redenen omkleed verslag op dat hij aan het dossier van de begunstigde toevoegt; 3° met inachtneming van de deontologie stelt hij de gezinsleden van de begunstigde, de behandelend geneesheer, de vertrouwenspersoon of het coördinatiecentrum dat hiermee belast is op de hoogte van elke evolutie in de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de begunstigde of van elk feit dat deze of anderen in gevaar dreigt te brengen;4° hij staat de begunstigde bij voor de administratieve procedures die noodzakelijk zijn om deze in zijn rechten te herstellen en bij alle initiatieven gericht op de verbetering van zijn maatschappelijk welzijn;5° hij neemt deel aan de externe coördinatievergaderingen waarmee één of meerdere psycho-medisch-sociale werkers van buiten de dienst en één of meerdere helpers worden samengebracht. Deze vergaderingen hebben als doel de toestand van de begunstigden te evalueren. Zij moeten beperkt blijven tot ten hoogste twintig uren per jaar en per helper.

Art. 21.De verslagen van de halfjaarlijkse sociale onderzoeken die betrekking hebben op de gezinnen en de verslagen van de jaarlijkse sociale onderzoeken met betrekking tot bejaarden en gehandicapten moeten beantwoorden aan de door het Bestuur vastgestelde modellen.

Onverminderd de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens is het mogelijk dat bepaalde gegevens van persoonlijke aard in een bestand, al dan niet op computer, worden opgenomen. Afdeling II. - Organisatie van de dienst

Art. 22.In diensten met minder dan honderd equivalent voltijdse helpers moet een aanvullende begeleiding ingesteld worden wanneer het aantal helpers dat actief is tijdens een periode van twee opeenvolgende trimesters een meervoud van 20 met 5 overschrijdt.

In diensten met meer dan honderd equivalent voltijdse helpers moet een aanvullende begeleiding ingesteld worden wanneer het totaal aantal helpers dat actief is tijdens een periode van twee opeenvolgende trimesters de bij artikel 8 van het decreet vastgestelde norm met 10 % overschrijdt.

Voor het personeel dat actief is, worden helpers met loopbaanonderbreking, met langdurig ziekteverlof, met verwijderingsverlof of met onbetaald verlof niet meegerekend. Afdeling III. - Gezins-, bejaarden- en huishoudhulp

Art. 23.De in de artikelen 9 en 11 van het decreet omschreven taken omvatten de prestaties vermeld in bijlage I van dit besluit.

De equivalent voltijdse werkduur voor de helpers is vastgesteld op achtendertig uren per week. Dit personeel geniet een verlofkrediet dat overeenstemt met twee uren per week omwille van de zwaarte van het werk.

De gezins- en bejaardenhelpers werken binnen het bedienstelstel, de huishoudhelpers werken binnen het arbeidersstelsel.

Art. 24.De Minister reikt het voormelde inschrijvingsattest bedoeld in artikel 10 van het decreet van 27 mei 1999 uit op voorlegging van de volgende documenten : 1° één van de volgende getuigschriften, attesten of diploma's : a) het bekwaamheidsattest van een erkend opleidingscentrum voor gezinshelpers dat stelt dat de betrokkene met vrucht een volledige opleidingscyclus heeft gevolgd;b) een inschrijvingsattest of een gelijkwaardig document;c) een bekwaamheidsattest van gezins- of bejaardenhelper van vóór 1 juli 1990;d) een getuigschrift van het hoger technisch secundair onderwijs afdeling aspirant verpleegkunde;e) een getuigschrift van het hoger technisch secundair onderwijs afdeling opvoeder gerontologie;f) een studiegetuigschrift van het hoger secundair onderwijs voor sociale promotie van polyvalente hulpkracht voor thuishulp en collectiviteiten;g) een studiegetuigschrift van het zesde jaar van het beroepsonderwijs afdeling gezins- en gezondheidshelper;h) een studiegetuigschrift van het zesde jaar van het beroepsonderwijs afdeling kinderverzorging;i) een registratiegetuigschrift uitgereikt door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering - RIZIV - voor verplegingshulp;j) een buitenlands diploma, attest of getuigschrift dat door de Minister als gelijkwaardig wordt aanzien;2° een attest van goed zedelijk gedrag dat ten hoogste drie maanden voordien werd afgeleverd;3° een medisch attest dat aantoont dat de kandidaat geschikt is om het beroep van gezinshelper te beoefenen. Afdeling IV. - Bijscholing

Art. 25.De dienst staat in voor de bijscholing van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken ten belope van minstens twintig uren en ten hoogste dertig uren per jaar per persoon.

Art. 26.De dienst is verplicht de bijscholing van de helpers te organiseren. Elke helper moet jaarlijks minstens twintig uren en ten hoogste dertig uren bijscholing volgen.

De bijscholing moet een duur hebben van minstens een uur. De groepen mogen niet kleiner zijn dan vijf equivalent voltijdse helpers en niet groter dan vijfentwintig equivalent voltijdse helpers.

De teamverantwoordelijke mag deelnemen aan de bijscholingssessies van de helpers.

In afwijking van het tweede lid mag het Bestuur het inrichten van bijscholingen met in totaal meer dan vijfentwintig equivalent voltijdse personen aanvaarden voor ten hoogste 1/3 van het totaal aantal opleidingsuren dat de dienst gespreid over het jaar inricht. HOOFDSTUK IV. - De subsidies

Art. 27.1. De subsidie voor de activiteiten van de gezins- en bejaardenhelpers omvat : 1° a) een forfaitair bedrag van 669,57 BEF (16,60 euro) per uur gepresteerd als interventie binnen de loon- en werkingskosten van de gezins- en bejaardenhelpers.De uurbijdrage van de begunstigde wordt van dit bedrag afgetrokken; b) voor de verdeling van maaltijden aan huis wordt van deze 669,57 BEF (16,60 euro) enkel een forfaitair bedrag van 50 BEF per gepresteerd uur (1,24 euro) afgetrokken.De prestatie voorzien voor de verdeling van maaltijden mag niet langer duren dan 4 uren per dag; 2° een forfaitair bedrag van 17,62 BEF (0,44 euro) per uur gepresteerd als interventie binnen de loonkosten van het administratief personeel;3° een forfaitair bedrag van 12 BEF (0,30 euro) per uur gepresteerd als interventie binnen de werkingskosten voor prestaties bij de begunstigde thuis;4° een forfaitair bedrag van 125,72 BEF (3,12 euro) per uur gepresteerd als interventie binnen de loonkosten van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken; 5° een forfaitair bedrag van 1.955.950 BEF (48.486,73 euro) voor een equivalent voltijds personeelslid als bijdrage in de loonkost voor het directiepersoneel wanneer de dienst bestaat uit meer dan honderd equivalent voltijdse helpers. 2. De subsidies voor prestaties op zondag, op wettelijke feestdagen, 's morgens vóór 7 uur en 's avonds na 18 uur worden vermeerderd met een uurtoeslag van 334,77 BEF (8,30 euro);de subsidies voor prestaties op zaterdag worden vermeerderd met een uurtoeslag van 234,37 BEF (5,81 euro). 3. Een bijkomend forfaitair bedrag van 62.86 BEF (1,56 euro) per uur gepresteerd als interventie binnen de loonkosten van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken op zaterdag, op zondag, op wettelijke feestdagen, 's morgens vóór 7 uur en 's avonds na 18 uur, voor zover deze prestaties minstens 4 % van het totale uurvolume bij de begunstigde thuis in beslag nemen.

Art. 28.§ 1. De subsidie voor de activiteiten van de huishoudhelpers dekt hun activiteit slechts ten belope van 25 % van het aantal uren dat het College voor de gezins- en bejaardenhelpers heeft vastgesteld.

In afwijking van het eerste lid kunnen de niet gepresteerde uren van gezins- en bejaardenhelpers toegewezen worden aan de huishoudhelpers voor zover het totale percentage uren van de huishoudhelpers niet meer bedraagt dan 30 % van de door de gezins- en bejaardenhelpers gepresteerde uren.

De niet gepresteerde uren van de huishoudhelpers kunnen aan de gezins- en bejaardenhelpers toegewezen worden voor zover het de voor de huishoudhelpers bestemde subsidie is die wordt toegekend. § 2. Deze subsidie omvat : 1° a) een forfaitair bedrag van 585,72 BEF (14,52 euro) per uur gepresteerd als interventie binnen de loon- en werkingskosten van de huishoudhelpers.De uurbijdrage van de begunstigde wordt van dit bedrag afgetrokken; b) voor de verdeling van maaltijden aan huis wordt van deze 585,72 BEF (14,52 euro) enkel een forfaitair bedrag van 50 BEF per gepresteerd uur (1,24 euro) afgetrokken.De prestatie voorzien voor de verdeling van maaltijden mag niet langer duren dan 4 uren per dag; 2° een forfaitair bedrag van 17,62 BEF (0,44 euro) per uur gepresteerd als interventie binnen de loonkosten van het administratief personeel;3° een forfaitair bedrag van 125,72 BEF (3,12 euro) per uur gepresteerd als interventie binnen de loonkosten van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken; § 3. De subsidies voor prestaties op zondag en op wettelijke feestdagen worden vermeerderd met een uurtoeslag van 292,85 BEF (7,26 euro); de subsidies voor prestaties op zaterdag worden vermeerderd met een uurtoeslag van 205,00 BEF (5,08 euro). Deze subsidies worden enkel toegekend voor de verdeling van maaltijden.

Art. 29.§ 1. Als het minimum aantal uren coördinatie bedoeld in artikel 18, 3°, en het minimum aantal uren bijscholing bedoeld in artikel 26 niet bereikt zijn, worden de subsidies verminderd met een bedrag gelijk aan het aantal ontbrekende uren vermenigvuldigd met de subsidies bedoeld in artikel 27, 1, 1°, a) voor de gezins- en bejaardenhelpers en in artikel 28, § 2, 1°, a) voor de huishoudhelpers. § 2. 1° Als de jaarlijkse werkduur van een helper de in artikel 23, tweede lid, vastgestelde werkduur overschrijdt, dan wordt de subsidie verminderd met een bedrag gelijk aan het overtal aan uren vermenigvuldigd met de subsidies bedoeld in artikel 27, 1, 1°, a) voor de gezins- en bejaardenhelpers en in artikel 28, § 2, 1°, a) voor de huishoudhelpers; 2° In afwijking van 1° mogen de uren die gepresteerd werden door het voorgaande of het afgelopen jaar aangeworven helpers die niet over wettelijk verlof beschikken, in aanmerking genomen worden naar evenredigheid van de niet toegekende verlofdagen.

Art. 30.De verplaatsingsduur wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de subsidies ten belope van een kwartier per prestatie.

Art. 31.De werkingskosten waaraan de subsidies besteed mogen worden, worden vermeld in bijlage II.

Art. 32.Aan de dienstverantwoordelijke en de teamverantwoordelijken wordt een jaarlijkse opleidingsvergoeding van 10 000 BEF (247,89 euro) toegekend per equivalent voltijds personeelslid.

Art. 33.De in artikelen 27 en 28 vermelde bedragen worden ieder jaar op 1 januari aangepast aan de gezondheidsindex met referentie december 1998.

Art. 34.Als de opvolging van de begunstigden gedurende een welbepaalde periode intensieve hulp vereist, stelt de teamverantwoordelijke een gemotiveerd sociaal verslag op. Dit verslag wordt naar het Bestuur doorgestuurd.

Wanneer intensieve hulp wordt toegestaan, wordt de in artikel 27, 1, 4°, bedoelde subsidie, bestemd om de bezoldiging van de dienstverantwoordelijke en de teamverantwoordelijken te dekken, per prestatie vermenigvuldigd met twee voor een 6 uur durende prestatie en met drie voor een 8 uur durende prestatie. HOOFDSTUK V. - Het tariferingsstelsel voor de bijdrage van de begunstigde in de hulp verstrekt door een dienst voor thuishulp

Art. 35.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de verdeling van maaltijden die door de diensten georganiseerd wordt.

Art. 36.De uurbijdrage van de begunstigde wordt vastgesteld overeenkomstig de schaal die aan dit besluit werd toegevoegd, onder voorbehoud van de bepalingen vastgesteld in artikel 41.

Voor de toepassing van deze schaal wordt rekening gehouden met : 1° de code die aan de begunstigde werd toegekend op grond van het aantal personen waaruit het gezin bestaat en volgens de regels gesteld in bijlage IV;2° de inkomsten van het gezin op grond van de bepalingen gesteld in artikel 37 tot 39.

Art. 37.§ 1. De inkomsten van het gezin die voor de toepassing van de schaal in aanmerking genomen worden, zijn heel het netto belastbaar inkomen van alle personen waaruit het gezin bestaat, onder voorbehoud van de bepalingen vastgesteld in paragraaf 2 en 3 van dit artikel.

Er wordt inzonderheid integraal rekening gehouden met de ontvangen onderhoudsgelden. § 2. De volgende inkomsten worden slechts ten belope van 60 % van het bedrag in aanmerking genomen : a) lijfrente die voortvloeit uit de verkoop van onroerende goederen;b) huurgelden van gebouwen en gronden. Deze inkomsten worden per maand in aanmerking genomen. § 3. De volgende inkomsten worden niet in aanmerking genomen : a) de kinderbijslag en de geboortepremie;b) studietoelagen;c) de toelage voor een derde persoon, de integratietoelage en de bijstandstoelage voor bejaarden;d) het kadastraal inkomen van het gebouw bewoond door de eigenaar;e) de herstelpensioenen voor oorlogsfeiten aan burgers en militairen, de frontvergoeding;f) ontvangen alimentatie voor kinderen.

Art. 38.§ 1. Voor hulp verstrekt aan een persoon die woont in het huis van één of meerdere van zijn kinderen worden alle inkomsten van de bejaarde en 1/3 van de inkomsten van de overige personen waaruit het gezin bestaat in aanmerking genomen. § 2. Voor hulp verstrekt aan een gehandicapte van ouder dan 25 jaar die bijzondere of gewone toelagen ontvangt en die woont in het huis van zijn ouders of één van hen worden alle inkomsten van de gehandicapte en 1/3 van de inkomsten van de overige personen waaruit het gezin bestaat in aanmerking genomen. § 3. Voor hulp verstrekt aan één of meerdere ouders die inwonen bij één of meerdere van hun kinderen die over eigen middelen beschikken, wordt het hele inkomen van de ouder(s) en 1/3 van de inkomens van de overige personen waaruit het gezin bestaat in aanmerking genomen.

Art. 39.§ 1. De volgende kosten ten laste van de persoon of de personen van wie de inkomsten in aanmerking worden genomen, worden afgetrokken van de overeenkomstig artikel 37 berekende inkomens : 1° de inkomstenbelasting;2° de maatschappelijke bijdragen van zelfstandigen;3° de betaalde alimentatiegelden in verhouding tot wat niet werd afgetrokken voor de berekening van het netto belastbaar inkomen;4° de kosten verbonden aan de gezondheidstoestand of een handicap indien deze minstens 5 % van het netto inkomen bedragen; § 2. 1° De onderstaande kosten worden afgetrokken van de totale inkomsten : a) 40 % van de huurgelden voor zover dit bedrag minstens 30 % van de inkomsten bedraagt die overeenkomstig artikel 37 in aanmerking genomen worden;b) 40 % van de terugbetaling van de hypotheeklening en de aanverwante kosten voor de aankoop, de nieuwbouw en de verbouwing van het gebouw dat toebehoort aan een gezinslid, voor zover het bedrag minstens 30 % van de inkomsten bedraagt die overeenkomstig artikel 37 in aanmerking genomen worden;2° De onderstaande kosten met betrekking tot de woning die wordt bewoond door een gezin van minstens code 4, zoals dit gedefinieerd wordt in bijlage IV : a) 60 % van de huurgelden voor inkomens lager dan 90 000 BEF, voor zover de huur minstens 20 % bedraagt van de inkomsten die overeenkomstig artikel 37 in aanmerking genomen worden;b) 60 % van de terugbetaling van de hypotheeklening en de aanverwante kosten voor de aankoop, de nieuwbouw en de verbouwing van het gebouw voor inkomens lager dan 90 000 BEF, voor zover de huur minstens 20 % van de inkomsten bedraagt die overeenkomstig artikel 37 in aanmerking genomen worden.

Art. 40.De in artikel 39, § 1 en § 2, bedoelde verminderingen mogen gecumuleerd worden.

Art. 41.De teamverantwoordelijke kan aan de hand van een zorgvuldig gemotiveerd verslag dat naar het Bestuur wordt doorgestuurd verzoeken om afwijking van de bepalingen bedoeld in de artikelen 36 tot 39.

Het Bestuur beslist over de toekenning, de aanpassing of de weigering van de afwijking.

Deze beslissing wordt aan de dienst meegedeeld binnen 30 dagen na de indiening van het verzoek. Bij gebrek aan een antwoord binnen de opgelegde termijn wordt de afwijking als toegestaan aanzien.

Art. 42.Als de begunstigde afwezig is wanneer de helper zich op het afgesproken tijdstip bij hem aanmeldt en de betrokkene de dienst voor thuishulp niet minstens 48 uur op voorhand op de hoogte heeft gesteld van zijn afwezigheid, dan is de uurbijdrage, verhoogd met de door het College krachtens de artikelen 27 en 28 toegekende subsidies en met de subsidietoeslagen op uurbasis, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, verschuldigd ten belope van een uurprestatie.

Art. 43.Het bedrag dat de begunstigde verschuldigd is aan de dienst voor thuishulp stemt overeen met het bedrag van diens uurbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal uurprestaties dat verricht wordt.

De duur van de prestatie wordt verhoogd met de verplaatsingsduur van de helper, die forfaitair werd vastgesteld op een kwartier per prestatie.

Art. 44.Hulp die aan een begunstigde wordt verstrekt op zaterdag, zondag, een officiële feestdag of vóór 7 uur 's morgens en 's avonds na 18 uur geeft aanleiding tot een verhoging van de uurbijdrage met 20 %. HOOFDSTUK IV. - Plichten, overgangsbepaling en inwerkingtreding Afdeling I. - Plichten

Art. 45.Elk trimester en ten laatste op de dertigste dag die volgt op het verstrijken van het vorige trimester is de dienst verplicht aan Bestuur een driemaandelijks overzicht te bezorgen met vemelding van : 1° de activiteit van de helpers;2° de lijst van de begunstigden;3° per begunstigde het aantal gepresteerde uren tijdens het verstreken trimester;4° de uurbijdrage van elke begunstigde.

Art. 46.De dienst bezorgt het Bestuur vóór 31 mei volgend op het verstreken dienstjaar : 1° de balans en de resultatenrekening voor het betrokken dienstjaar, waarvan het model als bijlage II werd aangehecht, met inbegrip van een gedetailleerd overzicht van de subsidies en de financiële tussenkomsten van andere openbare besturen, instellingen, diensten of privé-personen;2° een afschrift van de documenten van de aangifte aan de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, waarin de prestaties vermeld staan van de helpers, van de dienstverantwoordelijke en van de teamverantwoordelijken, van het administratief en directiepersoneel voor diensten met meer dan honderd equivalent voltijdse helpers;3° een activiteitenverslag. Afdeling II. - Overgangsbepaling

Art. 47.In afwijking van artikel 9 moeten de diensten waarvan de erkenning vóór 30 april 2001 afloopt hun aanvraag tot hernieuwing van de erkenning ten laatste tegen 31 augustus 2000 indienen. Afdeling III. - Inwerkingtreding

Art. 48.Het decreet van 27 mei 1999 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp alsmede dit besluit treden in werking op 1 juni 2000.

Art. 49.Het Lid van het College, bevoegd voor Sociale Actie en Gezin, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, op 27 april 2000.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : A. HUTCHINSON, Lid van het College bevoegd voor Begroting, Sociale Actie en het Gezin.

E. TOMAS Voorzitter van het College.

Bijlage I A. STATUUT VAN DE GEZINS- OF BEJAARDENHELPER I. Omschrijving : De gezinshelper en de bejaardenhelper zijn beiden polyvalente vakmensen.

De gezins- of bejaardenhelper ondersteunt en assisteert de begunstigden bij de uitvoering van taken uit het dagelijks leven.

Hij voorkomt meer bepaald gevaren die de begunstigde of diens omgeving bedreigen.

Hij overlegt met de begunstigde en met zijn collega's en werkt samen met alle medisch-sociale krachten die de begunstigde omringen.

II. Functie van de gezins- of bejaardenhelper : De gezins- of bejaardenhelper beoefent zijn functie in een dienst voor thuishulp onder de verantwoordelijkheid van een teamverantwoordelijke.

De gezins- of bejaardenhelper heeft als opdracht in moeilijkheden verkerende gezinnen, bejaarden, zieken of gehandicapten bij te staan bij het verrichten van alledaagse handelingen.

De helper moet ertoe bijdragen dat mensen thuis kunnen blijven wonen met een gewaarborgde levenskwaliteit.

De gezins- of bejaardenhelper wordt geïntegreerd in het sociaal werk.

Hij wordt aangeworven door een erkende dienst voor thuishulp en werkt onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van deze dienst. De taak van de gezins- of bejaardenhelper moet worden uitgeoefend in nauwe samenwerking met het gezin of de omgeving van de betrokkene.

De gezins- of bejaardenhelper kan bijdragen tot een inschakeling in het sociaal leven en speelt een belangrijke preventieve rol.

De gezins- of bejaardenhelper werkt : - op individueel vlak : ten opzichte van de persoon die wordt geholpen; - op collectief vlak : ten opzichte van het gezin en de omgeving van de persoon; - op preventief vlak : in zijn educatieve opdracht, door observatie, door zijn vermogen om risicovolle situaties op te sporen en te melden; - op curatief vlak : in zijn educatieve en sanitaire opdracht, als relationele en maatschappelijke bijstand in het dagelijks leven.

De vraag om hulp kan een ondersteunende, ontlastende en/of vervangende functie hebben. Ze is bovendien tijdelijk.

Binnen een globale tenlasteneming dekt de vraag om hulp meer bepaald vier gebieden. Deze kunnen van elkaar onderscheiden worden, maar zijn niet altijd van elkaar te scheiden. Ze worden vaak tegelijk verricht.

Het betreft : a) huishoudelijke hulp;b) algemene psychosociale hulp;c) algemene pedagogische en sociaal-educatieve hulp;d) persoonlijke zorgen. A. Huishoudelijke hulp en diensten : - boodschappen; - klaarmaken en verdelen van maaltijden; - was- en strijkwerkzaamheden; - verstelwerk; - courant onderhoud van de woning en de bewoonde vertrekken; - hulp bij verplaatsingen buitenshuis.

Dit is geen beperkende lijst.

B. Algemene psychosociale hulp : Bij het verrichten van de taken dient men zich steeds te richten naar de persoon, diens omgeving, innerlijk leven, verleden, voorgeschiedenis, huidige toestand, zorgen en problemen.

De helper kan genoodzaakt zijn en wordt hiertoe opgeleid om : - aandachtig te luisteren; - psychosociale problemen zoals een rouwproces, eenzaamheid, depressie, stress, pedagogische problemen te herkennen en te begrijpen; - moeilijkheden te identificeren; - door aanwezigheid, dialoog en het in stand houden van de zelfstandigheid steun te verlenen; - bijstand te verlenen voor administratieve procedures; - te verwijzen naar gespecialiseerde diensten en instellingen; - bijstand te verlenen bij palliatieve zorgverstrekking.

Dit is geen beperkende lijst.

C. Algemene pedagogische en sociaal-educatieve hulp : Algemene pedagogische en sociaal-educatieve hulp heeft onder meer betrekking op de volgende gebieden : - zorgen verstrekt aan kinderen en met het oog op hun opvoeding; - advies over levenshygiëne; - problemen met mobiliteit, functionele heraanpassing, instemming met de behandeling; - evaluatie en stimulering van mogelijkheden die de persoon zelfstandig zijn dagelijks leven laten beheren.

Dit is geen beperkende lijst.

D. Persoonlijke zorgen : De helper vervult een assisterende en ondersteunende rol bij de basis-zorgverlening. Deze zorgen zijn doorgaans ondersteunend bij handelingen in het dagelijks leven van de betrokkene. 1° Bijstand bij alledaagse handelingen : a) helpen bij het bewegen en bij verplaatsingen b) helpen bij het aan- en uitkleden c) hygiëne : - dagelijkse wasbeurt; - intiem toilet; - bad. d) bijzondere hygiëne : - haarverzorging; - nagelverzorging; - tanden/gebit poetsen; - mondhygiëne; - scheren; - schminken. 2° Hygiënisch onderhoud en opmaak van slaapkamer en bed.3° Beperkte en elementaire zorgen (verzorging van huidirritatie).4° Hygiënetaken (schoonmaak en desinfectering van het gebruikt materiaal).5° Hulp bij het eten en drinken.6° Hulp bij het naar het toilet gaan : - gebruik van een urinaal/ondersteek; - zorgen bij incontinentie; - vernieuwen van plastic zakje bij kunstanus. 7° Bijstand bij het aanbrengen en het verwijderen van : - prothesen; - steunkousen; - bedkruik of ijszak. 8° Instaan voor het comfort van de begunstigde.9° Instaan voor diens lichamelijke veiligheid.10° Eerste hulp, ongeacht de ernst van de toestand.11° Algemene gezondheidsopvoeding.12° Waar het noodzakelijk en wenselijk is, wordt voor persoonlijke zorgen met enige andere zorgenverstrekker overleg en intensieve samenwerking opgezet. III. Samenwerking en overleg met het begeleidingspersoneel : De gezins- of bejaardenhelper werkt in een team. Hij beoefent zijn functie in nauwe samenwerking met de teamverantwoordelijke die hem dient te begeleiden.

In het belang van de begunstigde wordt naar samenwerking gestreefd met andere sociale werkers.

Door de tijd die de gezins- of bejaardenhelper bij de gezinnen doorbrengt, is deze een belangrijke tussenpersoon voor alle gezondheids-, maatschappelijke en medische instanties (bij voorbeeld : verplegers, kinesitherapeuten, diëtistes, gezins-, bejaarden en huishoudhelpers, logopedisten...).

Met zijn opmerkingen en informatie kan hij een belangrijke rol spelen in de coördinatievergaderingen. Zo kan de efficiëntie van de helper geoptimaliseerd worden en worden beslist over de te volgen benadering in zwaardere of complexere toestanden.

B. STATUUT VAN DE HUISHOUDHELPER I. Omschrijving : De huishoudhelper heeft als taak het courant onderhoud van de bewoonde vertrekken in de woning bij de begunstigde en het verrichten van punctuele taken met de instemming van de teamverantwoordelijke.

Hij overlegt met zijn collega's en met de begunstigde. Hij stelt de dienst op de hoogte van iedere evolutie die hij bij de begunstigde vaststelt.

II. Functie van de huishoudhelper : De huishoudhelper beoefent zijn functie in een dienst voor thuishulp onder de verantwoordelijkheid van een teamverantwoordelijke.

De huishoudhelper heeft als opdracht in moeilijkheden verkerende gezinnen, bejaarden, zieken of gehandicapten bij te staan bij het courant onderhoud van de bewoonde vertrekken in de woning.

De huishoudhelper wordt geïntegreerd in het sociaal werk. Hij wordt aangeworven door een erkende dienst voor thuishulp en werkt onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van deze dienst. De taak van de huishoudhelper moet worden uitgeoefend in nauwe samenwerking met het gezin of de omgeving van de betrokkene.

De huishoudhelper luistert naar de begunstigde en deelt zijn bemerkingen mee aan de teamverantwoordelijke.

De huishoudhelper mag slechts specifieke initiatieven nemen met instemming van de teamverantwoordelijke.

Een contract met de begunstigde en de teamverantwoordelijke omschrijft al de taken die vereist zijn om te voldoen aan de behoeften van de begunstigde, in functie van de beroepsbekwaamheden van de huishoudhelper en van de dienstregels.

De huishoudhelper mag niet tegemoetkomen aan alle verzoeken van de begunstigde. In het bijzonder prestaties die raken aan het lichaam van de begunstigde (toilet, pedicure...) of die verband houden met het geld van de begunstigde (administratieve handelingen, papierwerk...) mag hij niet verrichten.

De teamverantwoordelijke bepaalt de prioriteiten in overleg met de begunstigde en de huishoudhelper. De prestatie moet regelmatig geëvalueerd, herzien en aangepast worden in functie van de behoeften.

III. Samenwerking en overleg met het begeleidingspersoneel : De huishoudhelper werkt in een team. Hij beoefent zijn functie in nauwe samenwerking met de teamverantwoordelijke die hem dient te begeleiden.

In het belang van de begunstigde wordt naar samenwerking gestreefd met andere sociale werkers.

Door de tijd die de huishoudhelper bij de gezinnen doorbrengt, is deze een belangrijke tussenpersoon voor alle gezondheids-, maatschappelijke en medische instanties (bij voorbeeld : verplegers, kinesitherapeuten, diëtistes, gezins,- bejaarden en huishoudhelpers, logopedisten...).

Met zijn opmerkingen en informatie kan hij een belangrijke rol spelen in de coördinatievergaderingen. Zo kan de efficiëntie van de helper geoptimaliseerd worden en worden beslist over de te volgen benadering in zwaardere of complexere toestanden.

Gezien om te worden aangehecht aan het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp.

Brussel, op 27 april 2000.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : A. HUTCHINSON, Lid van het College bevoegd voor Begroting, Sociale Actie en het Gezin.

E. TOMAS, Voorzitter van het College.

Bijlage II LIJST VAN TOEGESTANE UITGAVEN Kosten personeelsbeheer : - Arbeidsgeneeskunde. - Kosten voor aansluiting bij een Federatie. - Seminarie Colloquium. - Bijscholing van personeel. - Documentatie Publicatie. - Aanwervingskosten. - Sociaal secretariaat.

Huur en huurlasten : - Huurgelden, huurlasten en erfpachtvoorschotten. - Kosten voor de verhuizing van het centrum.

Energie : - Stookolie voor de verwarming. - Elektriciteit. - Gas. - Water.

Onderhoud en herstelling Aankopen : a) Gronden en bouwwerken : - Schoonmaak. - Onderhoud en herstellingen aan de buitenzijde van de gebouwen. - Onderhoud en herstellingen aan de binnenzijde van de gebouwen. b) Meubilair en materiaal : - Onderhoud, herstellingen, aankoop van meubilair. - Onderhoud, herstellingen, aankoop van kantoorbenodigdheden. - Onderhoud, herstellingen, aankoop van computermateriaal. - Onderhoud, herstellingen, aankoop van rollend materieel.

Verzekeringen : - Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid. - Brandverzekering. - Verzekering alle risico's. - Diefstalverzekering. - Autoverzekering. - Omniumverzekering opdrachten.

Vervoer : - Huur en brandstof voor de dienstvoertuigen. - Onkosten voor taken in België.

Overige kosten : a) Kantoorbenodigdheden : - Kantoorbenodigdheden . - Fotokopieën. - Computertoebehoren. - Onkosten voor vergaderingen - Taken - Recepties b) Telefoon, fax portkosten : - Telefoon, fax. - Portkosten. c) Honorering van derden : - Externe dienstverlening informatica. - Erelonen externe boekhouders. - Erelonen advokaten, deskundigen. - Bijdragen beroepsgroeperingen. - Publiciteit, advertenties (Pers).

Overige exploitatiekosten : - Onroerende voorheffing. - Vermogensbelasting vzw's. - Verkeerstaks. - Plaatselijke belastingen.

Financiële kosten : - Hypotheekleningen interestlast. - Bankkosten en interesten.

Gezien om te worden aangehecht aan het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp.

Brussel, op 27 april 2000.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : A. HUTCHINSON, Lid van het College bevoegd voor Begroting, Sociale Actie en het Gezin.

E. TOMAS Voorzitter van het College.

Bijlage III RESULTATENREKENING - JAAR Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden aangehecht aan het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp.

Brussel, op 27 april 2000.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : A. HUTCHINSON, Lid van het College bevoegd voor Begroting, Sociale Actie en het Gezin.

E. TOMAS, Voorzitter van het College.

Bijlage IV. - TOEPASSING VAN HET PRIJSSTELSEL VOOR DE BEGUNSTIGDEN Voor de toepassing van het prijsstelsel, moet worden verstaan onder : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De code verhoogt met één eenheid per persoon ten laste.

Onder persoon ten laste wordt verstaan : - alle overige gezinsleden die niet over eigen inkomsten beschikken; - het kind dat het trimester erna geboren moet worden; - gehandicapten van jonger dan 25 jaar die niet over eigen inkomsten beschikken, mogen gerekend worden als 2 personen ten laste.

De code verhoogt met één eenheid voor elke persoon die niet ten laste is maar toch de woning deelt en met de betrokkene in gemeenschap leeft.

Gezien om te worden aangehecht aan het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp.

Brussel, op 27 april 2000.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : A. HUTCHINSON, Lid van het College bevoegd voor Begroting, Sociale Actie en het Gezin.

E. TOMAS Voorzitter van het College.

BESLUIT VAN HET COLLEGE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN 27 APRIL 2000 BETREFFENDE DE ERKENNINGEN DE SUBSIDIERING VAN DE DIENSTEN VOOR THUISHULP Bijlage V PRIJSSTELSEL VOOR DE BEGUNSTIGDEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vanaf 2001 wordt het prijsstelsel jaarlijks aangepast aan de referentie-gezondheidsindex van de voorbije maand december Gezien om te worden aangehecht aan het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 27 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor thuishulp.

Brussel, op 27 april 2000.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : A. HUTCHINSON, Lid van het College bevoegd voor Begroting, Sociale Actie en het Gezin.

E. TOMAS, Voorzitter van het College.

^