Etaamb.openjustice.be
Decreet van 22 november 2018
gepubliceerd op 18 december 2018

Decreet betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening aan de Franse Gemeenschap is overgedragen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2018206245
pub.
18/12/2018
prom.
22/11/2018
ELI
eli/decreet/2018/11/22/2018206245/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 NOVEMBER 2018. - Decreet betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening aan de Franse Gemeenschap is overgedragen (1)


Het Waalse Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en begripsomschrijvingen

Artikel 1.Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet aangelegenheden bedoeld in artikelen 127, § 1, en 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° maatschappelijke cohesie : de processen als geheel, zowel individueel als collectief, die bijdragen tot het garanderen van gelijke kansen en voorwaarden, gelijkheid en toegang tot de grondrechten en het economisch, maatschappelijk en cultureel welzijn voor iedereen, en die als doel hebben samen een solidaire maatschappij op te bouwen waar allen onderling verantwoordelijk zijn voor eenieders welzijn;2° lokale overheid : de gemeente, het OCMW in geval van toepassing van artikel 5, lid 4, of de lokale overheid die aangewezen is om het plan in het kader van een vereniging van lokale overheden als bedoeld in artikel 8 uit te voeren;3° raad : de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn, naargelang het plan door de gemeente of het OCMW gedragen wordt;4° dienst : de dienst aangewezen door de Regering, die de uitvoering van het plan, de evaluatie ervan en het toezicht op het correcte gebruik van de subsidiëring moet begeleiden;5° ISADF : de synthetische indicator voor de toegang tot de grondrechten, bepaald door het "Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique" (Waals Instituut voor Evaluatie, Prospectief Onderzoek en Statistiek, « IWEPS »), waarmee de toegang van de bevolking van elke gemeente tot de grondrechten weergegeven wordt.

Art. 3.Dit decreet bevordert de maatschappelijke cohesie en ondersteunt de gemeenten die daartoe op hun grondgebied bijdragen door de uitvoering van een plan voor maatschappelijke cohesie, in dit decreet « het plan » genoemd. HOOFDSTUK II. - Doelstellingen van het plan voor maatschappelijke cohesie

Art. 4.§ 1. Het plan ontwikkeld door een lokale overheid voldoet op cumulatieve wijze aan de volgende doelstellingen : 1° vanuit een individueel perspectief : kansarmoede en ongelijkheden verminderen door het bevorderen van een effectieve toegang van iedereen tot de grondrechten;2° vanuit collectief oogpunt : aan de opbouw van een solidaire maatschappij bijdragen waar allen onderling verantwoordelijk zijn voor eenieders welzijn. De medeverantwoordelijkheid voor eenieders welzijn, als bedoeld in lid 1, 2°, is een houding of een gedeeld gevoel van collectieve verantwoordelijkheid ten opzichte van elke doelstelling van algemeen belang. § 2. Om beide doelstellingen bedoeld in paragraaf 1 te bereiken houdt het plan gecoördineerde acties in met betrekking tot de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap overgedragen is, om de toestand van de bevolking in verband met grondrechten en de maatschappelijke cohesie te verbeteren. § 3. De acties bedoeld in paragraaf 2 hebben als doel de toegang tot één of meerdere van de volgende rechten te bevorderen, verdeeld in 7 pijlers : 1° het recht op werk, opleiding, scholing, sociale insluiting;2° het recht op huisvesting, energie, water, een gezond leefmilieu en een geschikte leefomgeving;3° het recht op gezondheid;4° het recht op voedsel;5° het recht op culturele, sociale en familiale ontplooiing;6° het recht op inspraak en democratische participatie, en op de informatie - en communicatietechnologieën;7° het recht op mobiliteit. HOOFDSTUK III. - Begunstigden van de subsidie en berekeningsmethode

Art. 5.§ 1. Een jaarlijkse subsidie kan aan elke gemeente verleend worden voor de verwezenlijking van een plan voor een programmering van zes jaar.

In afwijking van het eerste lid, kan elke gemeente, na besluit van de raad, de ontvangst van de subsidie alsook de organisatie en uitvoering van het plan voor de ganse duur van de programmering aan het OCMW overdragen. Deze delegatie moet daarnaast geformaliseerd worden door middel van een overeenkomst in overeenstemming met de door de Regering bepaalde nadere bepalingen. § 2. De Regering maakt een oproep tot de kandidaten aan alle gemeenten over voor het indienen van een plan, zodra de nieuwe gemeenteraden in dienst treden.

De lokale overheid dient haar kandidatuur, vergezeld van de door het gemeentecollege ondertekende beraadslaging, in uiterlijk op 20 december van het voorlaatste jaar voorafgaand aan de start van een programmering.

Wanneer 20 december samenvalt met een zaterdag, zondag of feestdag, wordt de termijn van rechtswege verlengd tot de eerste daaropvolgende werkdag.

Bij het uitblijven van een antwoord wordt de lokale overheid geacht zich geen kandidaat te stellen. Kandidaturen die buiten de voorgeschreven termijnen ingediend worden en/of niet door een door het gemeentecollege ondertekende beraadslaging geformaliseerd worden, zijn onontvankelijk. § 3. De Regering deelt de oproep tot het indienen van projecten, het minimumbedrag van de subsidie alsook de « ISADF » mee aan de gemeenten die hun kandidatuur uiterlijk op 31 januari van het jaar voorafgaand aan de start van een programmering ingediend hebben.

Wanneer 31 januari samenvalt met een zaterdag, zondag of feestdag, wordt de termijn van rechtswege verlengd tot de eerste daaropvolgende werkdag.

Art. 6.De subsidie aan de lokale overheid bestaat uit : 1° een basisdeel in verhouding tot het aantal inwoners van de gemeente;2° een eventueel aanvullend deel bovenop het basisdeel, waardoor het basisdeel een minimumdrempel kan bereiken;3° een veranderlijk deel, bepaald volgens de « ISADF »-rangschikking, gewogen op basis van het aantal inwoners van de gemeente;4° een mechanisme dat een globale subsidie van minstens 80 % van het bedrag van de vorige subsidie garandeert aan de gemeenten die in het kader van de vorige regeling gefinancierd waren.

Art. 7.De Regering bepaalt de berekeningsmethode van het basisdeel en het veranderlijk deel, bedoeld in artikel 6, 1° en 3°, alsook de minimumdrempel bedoeld in artikel 6, 2°.

Art. 8.De lokale overheid kan een plan uitvoeren dat in het kader van een vereniging van lokale overheden ingediend is, geformaliseerd door middel van een overeenkomst overeenkomstig de door de Regering bepaalde nadere bepalingen.

Art. 9.Het bedrag van de globale jaarlijkse subsidie dat niet toegewezen is, wordt, in geval van intrekking of niet-goedkeuring van plannen, verdeeld over de lokale overheden waarvan het plan goedgekeurd is, naar rato van de krachtens artikel 7 bepaalde berekeningsmethode.

Art. 10.De financiële tussenkomst van de lokale overheid is minstens gelijk aan een kwart van het bedrag van de ontvangen subsidie.

In het geval van een vereniging van lokale overheden is de financiële tussenkomst van elke lokale overheid minstens gelijk aan een kwart van het bedrag van de subsidie ontvangen door die overheid.

Art. 11.De eerste programmeringsperiode begint op 1 januari 2020 en eindigt op 31 december 2025. HOOFDSTUK IV. - Uitwerking, overmaking en goedkeuring van het plan

Art. 12.De lokale overheid werkt een plan uit, waarvan de nadere bepalingen door de Regering vastgesteld worden.

Dit plan wordt uitgewerkt : 1° ten opzichte van de « ISADF »;2° in samenhang met het beleidsoverkoepelend strategisch plan als bedoeld in artikel L1123-27 van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisatie. Het plan kan in het licht van een diagnose van maatschappelijke cohesie uitgewerkt worden.

De diagnose van maatschappelijke cohesie is een stand van zaken wat betreft het geheel van openbare of private initiatieven die reeds op het grondgebied van de gemeente uitgevoerd zijn, en die de verwachtingen van de bevolking en de gebreken die ingevuld moeten worden in termen van bevolkingsgroepen, wijken, infrastructuren met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde doelstellingen en in samenhang met de « ISADF » identificeert.

Art. 13.De lokale overheid dient het ontwerp-plan voor advies in aan het overlegcomité tussen gemeente en OCMW als bedoeld in artikel 26, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, vóór de aanneming ervan door de raad.

Art. 14.§ 1.

De lokale overheid maakt haar plan aan de dienst over, vergezeld van de door de raad ondertekende beraadslaging die het plan goedkeurt, uiterlijk op 1 juni van het jaar voorafgaand aan de start van de programmering.

De nadere regels van de overmaking worden door de Regering bepaald.

Indien er geen plan overgemaakt wordt, wordt de lokale overheid geacht afstand te doen van haar subsidie. Plannen die buiten de voorgeschreven termijnen ingediend worden of die niet vergezeld gaan van hun bijlagen, zijn onontvankelijk.

Wanneer 1 juni samenvalt met een zaterdag, zondag of feestdag, wordt de termijn van rechtswege verlengd tot de eerste daaropvolgende werkdag. § 2. In geval van een beslissing van de gemeenteraad waarbij het beheer van het plan overeenkomstig artikel 5, § 1, lid 2, aan het OCMW gedelegeerd wordt, worden een afschrift van de overeenkomst waarbij deze delegatie geformaliseerd wordt en een afschrift van de ondertekende beraadslaging van de raad waarin deze beslissing bevestigd wordt, aan het gemeentelijk plan voor maatschappelijke cohesie gevoegd. § 3. In het geval van een vereniging van lokale overheden overeenkomstig artikel 8 wordt een afschrift van de overeenkomst die deze vereniging formaliseert bij het plan gevoegd, vergezeld van de ondertekende beraadslagingen tot goedkeuring van het gezamenlijke plan door de raden van de lokale overheden die bij de vereniging betrokken zijn.

Art. 15.De Regering keurt het plan goed indien het in overeenstemming is met de bepalingen van dit decreet en met elke andere wettelijke bepaling en het algemeen belang niet schaadt.

De Regering maakt haar beslissing uiterlijk op de eerste september van het jaar voorafgaand aan de start van een programmering bekend.

Indien de Regering haar beslissing buiten de termijn bedoeld in lid 2 bekendmaakt, wordt het plan goedgekeurd geacht.

Wanneer de eerste september samenvalt met een zaterdag, zondag of feestdag, wordt de termijn van rechtswege verlengd tot de eerste daaropvolgende werkdag.

Art. 16.Indien de goedkeuring geweigerd wordt kan de lokale overheid een rechtzettingsplan aan de Regering voorleggen, samen met de door de raad ondertekende beraadslaging, uiterlijk op de tweede november van het jaar voorafgaand aan de start van een programmering. Wanneer de tweede november samenvalt met een zaterdag, zondag of feestdag, wordt de termijn van rechtswege verlengd tot de eerste daaropvolgende werkdag.

In het geval van een vereniging van lokale overheden overeenkomstig artikel 8, moet het gewijzigd plan vergezeld gaan van de ondertekende beraadslagingen tot goedkeuring van het gezamenlijk plan dat gewijzigd is door de raden van de lokale overheden die bij de vereniging betrokken zijn.

De gewijzigde plannen die buiten de voorgeschreven termijnen of zonder hun bijlagen ingediend worden, zijn onontvankelijk.

De Regering maakt haar beslissing uiterlijk op de eerste december van het jaar voorafgaand aan de start van een programmering bekend. Indien de Regering haar beslissing niet binnen de voorgeschreven termijn bekendmaakt, wordt het gewijzigd plan goedgekeurd geacht.

Wanneer de eerste december samenvalt met een zaterdag, zondag of feestdag, wordt de termijn van rechtswege verlengd tot de eerste daaropvolgende werkdag. HOOFDSTUK V. - Financiering en uitgaven

Art. 17.De jaarlijkse subsidie wordt aan de lokale overheid overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Regering gestort.

Art. 18.In het eerste jaar van de in artikel 11 bedoelde programmering bedraagt het basisbedrag van de subsidie 21.060.468,66 euro.

Rekening houdend met de beschikbare kredieten kan de Regering jaarlijks het bedrag van de subsidie vanaf het tweede jaar van een programmering indexeren. De Regering bepaalt de modaliteiten van deze eventuelle indexering.

Art. 19.De in aanmerking komende uitgaven, met het oog op het nastreven van de doelstellingen omschreven als subsidiëring in artikel 4, zijn de volgende : 1° personeelskosten : zij hebben betrekking op de projectleider en de personeelsleden die specifiek in dienst genomen worden voor de uitvoering van de acties van het plan of die speciaal daartoe gedetacheerd worden en in hun betrekking vervangen worden;2° werkingskosten : de uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn aan de uitvoering van het plan.Het gaat met name om kosten met betrekking tot de telefoon, post en verzending, zaalhuur, onderhoud en lasten, catering, reis, gebruik van het aan het plan toegewezen voertuig, entertainment, verzekering, documentatie, secretariaat, consultancy en opleiding. Wanneer de kosten niet duidelijk aangegeven kunnen worden, worden ze gewogen in een verhouding tussen het personeel dat voor de actie bestemd is en het personeel dat bij de uitgevoerde uitgave betrokken is. De reiskosten worden berekend in functie van de schaal gebruikt binnen de lokale begunstigde overheid; 3° investeringskosten : de uitgaven in verband met kleine renovaties van de aan het plan toegewezen lokalen;met de aankoop van bevoorradingen die nodig zijn voor de goede werking van het plan en met de verwerving van duurzaam en afschrijfbaar materiaal; 4° kosten in verband met de subsidiëring van instellingen en verenigingen waarmee de lokale overheid een partnerschapsovereenkomst overeenkomstig artikel 22 gesloten heeft : kosten met het oog op de uitvoering van een actie die rechtstreeks met het plan verbonden is;5° alle andere uitgaven bepaald door de Regering.

Art. 20.De Regering kan de lokale overheid bijkomende middelen toekennen ter ondersteuning van acties die in het kader van het plan door partnerverenigingen uitgevoerd worden, die aan de wet van 27 juni 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1921 pub. 19/08/2013 numac 2013000498 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen, de Europese politieke partijen en de Europese politieke stichtingen voldoen.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de toekenning van de in lid 1 bedoelde bijkomende middelen. De in hoofdstuk 3 bedoelde berekening betreft deze bijkomende middelen niet. HOOFDSTUK VI. - Uitvoering en wijziging van het plan

Art. 21.De lokale overheid wijst een projectleider van het plan aan en bepaalt zijn arbeidstijd.

De projectleider besteedt minstens een halftijdse betrekking aan de verwezenlijking van zijn opdrachten.

De Regering bepaalt zijn kwalificaties en opdrachten.

Art. 22.Voor de uitvoering van haar plan sluit de lokale overheid bij voorrang partnerschappen met elke instelling of vereniging die bij de daadwerkelijke uitvoering van een actie van het plan betrokken is, om de synergieën en schaalvoordelen op lokaal niveau te versterken.

In het kader van een partnerschap worden enkel de acties die onder de bevoegdheden van het Waals Gewest vallen en die waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap overgedragen is, gesubsidieerd.

De Regering bepaalt de nadere regels van de in lid 1 bedoelde partnerschappen.

Art. 23.§ 1. De lokale overheid roept een begeleidingscommissie bijeen, hierna de "commissie" genoemd, die verantwoordelijk is voor : 1° de uitwisseling van informatie tussen de verschillende partners van het plan;2° de aanzet tot nadenken over de ontwikkeling en verbetering van het plan;3° de opvolging van de uitvoering van de acties van het plan;4° het onderzoek van de evaluatie van het plan. § 2. De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de gemeente, het OCMW, de projectleider, de verschillende verenigingen of instellingen waarmee een partnerschap overeenkomstig artikelen 20, lid 1, en 22, lid 1, gesloten is.

Een vertegenwoordiger van elke politieke fractie die de democratische beginselen naleven die met name vermeld zijn in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, evenals de rechten en de vrijheden gewaarborgd door de Grondwet, die niet in het meerderheidspact vertegenwoordigd wordt, wordt als waarnemer uitgenodigd.

Een vertegenwoordiger van de lokale overheid die door de raad aangewezen is, zit de commissie voor.

Een vertegenwoordiger van de dienst wordt bij de commissie uitgenodigd.

De lokale overheid kan ook elke andere betrokken vertegenwoordiger van een instelling of vereniging en, in voorkomend geval, andere personen die in dienst genomen zijn, integreren of uitnodigen, om het plan onder coördinatie van de projectleider uit te voeren. § 3. De commissie komt gedurende de hele programmeringsperiode tenminste vijfmaal bijeen, waarvan tenminste eenmaal in het eerste semester van het eerste jaar, voor het opstarten van het plan en tenminste eenmaal in het eerste semester van het voorlaatste jaar van de programmeringsperiode, om het in artikel 28 bedoelde evaluatieverslag van het gehele plan voor te bereiden. § 4. In het geval van een vereniging van lokale overheden als bedoeld in artikel 8, wordt de commissie bijeengeroepen op initiatief van de lokale overheid die het plan leidt en wordt door diens vertegenwoordiger voorgezeten. Iedere lokale overheid wordt daarin vertegenwoordigd.

Art. 24.In de loop van de programmering kan de lokale overheid een met redenen omkleed verzoek bij de Regering indienen om haar plan te wijzigen. De nadere regels van het wijzigingsproces, met inbegrip van de goedkeuring van de wijzigingen, worden door de Regering bepaald. HOOFDSTUK VII. - Begeleiding en toezicht

Art. 25.De dienst begeleidt de lokale overheid. Deze begeleiding is verplicht voor het ontwerp van het plan en is optioneel voor de uitvoering, wijziging en evaluatie daarvan.

Art. 26.De dienst houdt toezicht op het correcte gebruik van de ontvangen subsidie in alle stadia van de uitvoering van het plan. De Regering bepaalt de nadere regels voor dit toezicht. HOOFDSTUK VIII. - Activiteiten- en evaluatieverslag

Art. 27.Vanaf het tweede jaar van de programmering stelt de lokale overheid jaarlijkse activiteitenverslagen en financiële verslagen op, gebaseerd op het model verstrekt door de dienst. Deze verslagen worden bij de raad ter goedkeuring voorgelegd en behoudens afwijking, waarvan de nadere regels door de Regering bepaald worden, uiterlijk op 31 maart van elk jaar aan de dienst overgemaakt.

In het eerste jaar van de programmering wordt enkel het financiële verslag opgesteld door de lokale overheden die over een plan van de vorige programmering beschikten en wordt krachtens de modaliteiten van lid 1 overgemaakt.

Tijdens de laatste twee jaar van de programmering wordt (worden) enkel het (de) financiële verslag(en) opgesteld en krachtens de modaliteiten in lid 1 overgemaakt.

In het geval van vereniging van gemeenten worden de verslagen goedgekeurd door de raden die bij de vereniging betrokken zijn.

Uiterlijk op 30 september van elk jaar wordt een globaal activiteitenverslag aan de Regering overgemaakt, met uitzondering van het eerste en van de laatste twee jaar van de programmering.

Art. 28.§ 1. In het voorlaatste jaar van de programmering evalueert de lokale overheid haar plan en stelt een evaluatieverslag op waarin kwantitatieve zowel als kwalitatieve aspecten beoordeeld worden, op basis van het model verleend door de dienst. Dit verslag wordt door de raad goedgekeurd en uiterlijk op 30 juni van hetzelfde jaar aan de dienst overgemaakt.

In het geval van vereniging van gemeenten worden de evaluaties goedgekeurd door de raden die bij de vereniging betrokken zijn. § 2. Een globaal evaluatieverslag wordt aan de Regering overgemaakt.

De Regering bepaalt de modaliteiten van deze overmaking.

De Regering maakt dit evaluatieverslag uiterlijk op 30 juni van het laatste jaar van de programmering aan het Parlement over.

Wanneer 30 juni samenvalt met een zaterdag, zondag of feestdag, wordt de termijn van rechtswege verlengd tot de eerste daaropvolgende werkdag. HOOFDSTUK IX. - Sancties

Art. 29.§ 1. In het tweede semester van het derde jaar van de programmeringsperiode wordt nagegaan of het plan in overeenstemming is met dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Regering bepaalt de nadere regels voor dit toezicht. § 2. Voor bewezen tekortkomingen, die niet behoorlijk gerechtvaardigd zijn, of die herhaald zijn, geldt de volgende sanctieregeling, van toepassing op de subsidiëring van het jaar waarop de verificatie betrekking heeft : - de niet-aanwijzing van de projectleider : - 20 %; - de niet-naleving van zijn arbeidstijd en kwalificaties : - 10 %; - het niet houden van de begeleidingscommissie, de niet-overeenstemming van de samenstelling ervan en het voorzitterschap : - 5 %; - het niet tijdig indienen van de activiteitenverslagen en financiële verslagen : - 5 %; - de niet-overeenstemming van de uitgevoerde acties met de doelstellingen bepaald in het goedgekeurde plan : - 10 %; - het niet tijdig indienen van het evaluatieverslag in het vijfde jaar van de programmering : - 20 %.

De financiële sanctie is van toepassing op het saldo van de subsidie van het dienstjaar waarop de verificatie betrekking heeft of heeft een terugvordering op de eerste schijf van de subsidie van datzelfde jaar tot gevolg.

Terugkerende tekortkomingen zullen resulteren in een sanctie die bij elke nieuwe vaststelling verdubbeld wordt. § 3. Indien blijkt dat de subsidie geheel of gedeeltelijk tegen de finaliteit ervan ingaat, loopt de lokale overheid het risico om de ontvangen subsidie van het jaar waarin de verduistering vastgesteld wordt, te moeten terugbetalen, ter hoogte van het verduisterd bedrag, vermeerderd met een boete die overeenkomt met 20 % van de ontvangen subsidie in datzelfde jaar. In geval van duidelijk bedrog kan de lokale overheid van haar jaarlijkse subsidie onttrokken worden tot het einde van de programmeringsperiode waarin het bedrog vastgesteld wordt. De Regering bepaalt de modaliteiten van de procedure die van toepassing is in geval van verduistering of bedrog. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 30.Het decreet van 6 november 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 06/11/2008 pub. 26/11/2008 numac 2008204253 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie in de steden en gemeenten van Wallonië voor wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap is overgeheveld sluiten betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie van de steden en gemeenten van Wallonië, wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap is overgedragen, wordt opgeheven.

In afwijking van het eerste lid blijven de artikelen 3 tot 5, 11 tot 21, 23 tot 32 van het in het eerste lid bedoelde decreet van toepassing tot 31 december 2019 op de lopende plannen.

Art. 31.Het decreet van 4 mei 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/05/2017 pub. 17/05/2017 numac 2017202449 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap is overgedragen sluiten betreffende het plan voor maatschappelijke cohesie wat betreft de aangelegenheden waarvan de uitoefening van de Franse Gemeenschap is overgedragen, wordt opgeheven.

Art. 32.Dit decreet treedt in werking op de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

In afwijking van het eerste lid : 1° de artikelen 1 tot 4, 6 tot 16, 23 en 25 van dit decreet treden in werking op 1 januari 2019;2° de artikelen 17 tot 22, 24, en 26 tot 29 van dit decreet treden in werking op 1 januari 2020. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 22 november 2018.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2018-2019. Stukken van het Waalse Parlement 1198 (2018-2019) Nrs. 1 tot 5.

Volledig verslag, plenaire zitting van 21 november 2018.

Bespreking.

Stemming.

^