gepubliceerd op 10 april 2009
Decreet tot wijziging, wat het toepassingsgebied betreft, van het decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, met inbegrip van de discriminatie tussen vrouwen en mannen inzake economie, tewerkstelling en beroepsopleiding
19 MAART 2009. - Decreet tot wijziging, wat het toepassingsgebied betreft, van het decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, met inbegrip van de discriminatie tussen vrouwen en mannen inzake economie, tewerkstelling en beroepsopleiding (1)
Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.In het opschrift van het decreet van 6 november 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, met inbegrip van de discriminatie tussen vrouwen en mannen inzake economie, tewerkstelling en beroepsopleiding, worden de woorden "met inbegrip van de discriminatie tussen vrouwen en mannen inzake economie, tewerkstelling en beroepsopleiding" opgeheven.
Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde decreet worden de woorden "in artikel 127, § 1" vervangen door de woorden "in de artikelen 127, § 1, en 128, § 1".
Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : a) 1° wordt vervangen als volgt : "1° de directe of indirecte discriminatie op grond van nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming;"; b) het artikel wordt aangevuld met een als volgt luidend 3° : "3° de directe of indirecte discriminatie op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst."
Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "
Art. 5.§ 1. Met inachtneming van de bevoegdheden uitgeoefend door het Gewest is dit decreet van toepassing op alle personen, zowel voor de overheid als voor de privé-sector, met inbegrip van de openbare instellingen wat betreft : 1° de sociale bescherming, met inbegrip van de gezondheidszorgen;2° de sociale voordelen;3° de beroepsoriëntering;4° de inschakeling in de maatschappij en het beroepsleven;5° de arbeidsbemiddeling;6° het toekennen van steun bij bevordering van de werkgelegenheid;7° het toekennen van steun en premies voor de werkgelegenheid, evenals van financiële incentives aan ondernemingen, in het kader van het economisch beleid, met inbegrip van de sociale economie;8° de beroepsopleiding, met inbegrip van de bevestiging van de vaardigheden;9° het verstrekken van goederen en diensten die ter beschikking van het publiek staan los van de betrokken persoon en die aangeboden worden buiten de private en familiale levenssfeer om, evenals de verrichtingen uitgevoerd in dat verband, met inbegrip van alles wat de huisvesting betreft;10° de toegang tot, de deelname aan en iedere andere uitoefening van een economische, sociale, culturele of politieke activiteit die voor het publiek toegankelijk is. § 2. Dit decreet is van toepassing op de rechtspositionele arbeidsbetrekkingen in : 1° de diensten van de Waalse Regering;2° de publiekrechtelijke rechtspersoon die van het Gewest afhangen;3° de provincies, de gemeenten, de agglomeraties en de federaties van gemeenten, de verenigingen van provincies, de verenigingen van gemeenten, de autonome provincie- en gemeentebedrijven; 4° de Openbare Centra voor maatschappelijke hulp en de verenigingen opgericht door de Openbare Centra voor maatschappelijke hulp."
Art. 5.Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "
Art. 7.§ 1. Elk direct onderscheid op grond van één van de in artikel 3, 1° en 2°, bedoelde beschermde criteria, behoudens de nationaliteit, vormt een discriminatie. § 2. Elk direct onderscheid op grond van de nationaliteit of één van de in artikel 3, 3°, bedoelde beschermde criteria vormt een directe discriminatie, tenzij die directe discriminatie objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn.
Lid 1 laat evenwel geenszins toe een direct onderscheid te verantwoorden op grond van de nationaliteit dat verboden zou worden bij het recht van de Europese Unie."
Art. 6.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de woorden "en op de gebieden bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot en met 8°," ingevoegd tussen de woorden "In afwijking van artikel 7" en het woord "kan".
Art. 7.In hetzelfde decreet wordt een artikel 8/1 ingevoegd luidend als volgt : "
Art. 8/1.§ 1. In afwijking van artikel 7 en op de gebieden bedoeld in artikel 5, § 1, 9°, kan er een direct onderscheid op grond van het geslacht worden gemaakt als het verstrekken van goederen en diensten dat zich uitsluitend of hoofdzakelijk richt tot de leden van één geslacht objectief verantwoord wordt door een legitiem doel en de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn. § 2. De Regering kan een voorbeeldlijst opstellen van goederen en diensten die beschouwd worden als uitsluitend of hoofdzakelijk gericht tot de leden van één geslacht."
Art. 8.In hetzelfde decreet wordt een artikel 11/1 ingevoegd luidend als volgt : "
Art. 11/1.In het geval van beroepsactiviteiten van de publieke en privé-organisaties wier grondslag berust op geloof of levensbeschouwing vormt een verschil in behandeling die direct berust op geloof of levensbeschouwing geen discriminatie indien geloof of levensbeschouwing wegens de aard van de activiteiten of de context waarin deze worden uitgeoefend, een essentiële, wetmatige en verantwoorde beroepsvereiste vormt ten opzichte van de grondslag van de organisatie.
Op grond van die bepaling kan geen enkel ander verschil in behandeling die direct berust op een ander beschermd criterium verantwoord worden, tenzij dat verschil verantwoord wordt overeenkomstig een andere bepaling van dit hoofdstuk.
Voor zover deze bepalingen voor het overige in acht genomen worden, doet dit decreet geen afbreuk aan het recht van de publieke of privé-organisaties wier grondslag berust op geloof of levensbeschouwing om van de personen die voor hen werken een gedrag van goede trouw en loyauteit te eisen ten opzichte van de ethiek van de organisatie."
Art. 9.In artikel 18, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "ontstaan op een ander gebied dan dat van de arbeidsbetrekkingen" ingevoegd tussen de woorden "van dit decreet" en de woorden "mogen zij".
Art. 10.In hetzelfde decreet wordt een artikel 18/1 ingevoegd, luidend als volgt : "
Art. 18/1.§ 1. Indien er een klacht ingediend wordt door of ten voordele van een persoon wegens een schending van dit decreet ontstaan op het gebied van de arbeidsbetrekkingen, mag de werkgever geen nadelige maatregelen treffen ten overstaan van die persoon, behalve om redenen die aan die klacht vreemd zijn. § 2. In de zin van dit artikel wordt onder een nadelige maatregel verstaan, het verbreken van de arbeidsbetrekking, de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden of de nadelige maatregel, ontstaan na het verbreken van de arbeidsbetrekking. § 3. In de zin van dit artikel dient te worden verstaan onder klacht : 1° een met redenen omklede klacht die door de betrokken persoon ingediend is binnen de onderneming of de dienst waar hij/zij tewerkgesteld is, overeenkomstig de geldende procedures;2° een met redenen omklede klacht die ten voordele van de betrokken persoon ingediend is bij de sociale inspecteurs van het Operationele Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst tegen de onderneming of de dienst waar hij/zij tewerkgesteld is;3° een met redenen omklede klacht ingediend ten voordele van de betrokken persoon door een van de organen bedoeld in artikel 31, het Centrum of het Instituut;4° een rechtsvordering ingesteld door de betrokken persoon;5° een rechtsvordering ingesteld ten voordele van de betrokken persoon door een van de organen bedoeld in artikel 31, het Centrum of het Instituut. Als er geen bijzondere regels voorhanden zijn die gelden bij de organisatie of de instelling tegen welke de klacht gericht is, wordt de met redenen omklede klacht waarvan sprake in deze paragraaf gedagtekend, ondertekend en overgemaakt bij ter post aangetekend schrijven waarin de bezwaren worden uiteengezet tegen de persoon die de aangevoerde discriminatie begaan heeft. § 4. Indien de werkgever ten overstaan van de betrokken persoon een nadelige maatregel treft binnen een termijn van twaalf maanden na de indiening van de klacht, dient degene tegen wie de klacht gericht is te bewijzen dat de nadelige maatregel getroffen is om redenen die aan die klacht vreemd zijn.
Indien er een rechtsvordering is ingesteld door of ten voordele van de betrokken persoon, wordt de termijn waarvan sprake in lid 1 verlengd tot aan het verstrijken van de termijn van drie maanden volgend op de dag waarop de tot stand gekomen beslissing in kracht van gewijsde is getreden. § 5. Indien de werkgever in strijd met § 1 een nadelige maatregel heeft getroffen ten overstaan van de betrokken persoon, vraagt die persoon of de belangengroep waarbij hij/zij aangesloten is dat hij/zij weer opgenomen wordt in de onderneming of de dienst of dat hij/zij zijn/haar functie verder mag blijven uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als voorheen.
Dat verzoek wordt ingediend bij ter post aangetekend schrijven binnen de dertig dagen volgend op de datum waarop de vooropzeg is medegedeeld, waarop de verbreking zonder vooropzeg heeft plaatsgevonden of waarop de werkomstandigheden eenzijdig zijn gewijzigd.
De werkgever dient een standpunt in te nemen in verband met dat verzoek binnen de dertig dagen volgend op de mededeling ervan.
De werkgever die de persoon opnieuw in de onderneming of in zijn vorige dienst opneemt of hem/haar zijn/haar functie onder dezelfde voorwaarden als voorheen laat uitoefenen, moet het wegens ontslag of wijziging van de arbeidsvoorwaarden gederfde loon betalen alsmede de werkgevers- en werknemersbijdragen op dat loon storten.
Deze paragraaf is niet van toepassing indien de nadelige maatregel tot stand komt na het ophouden van de arbeidsbetrekking. § 6. Wordt de persoon niet opnieuw opgenomen of wordt hem/haar niet toegelaten zijn/haar functie uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als voorheen volgens het verzoek waarvan sprake in § 5, lid 1, en indien de nadelige maatregel in strijd is geacht met de bepalingen van § 1, dient de werkgever de betrokken persoon een vergoeding te betalen die gelijk is aan, volgens de keuze van die persoon, ofwel een forfaitair bedrag dat overeenstemt met zes maanden brutobezoldiging ofwel met het werkelijk door de betrokken persoon ondervonden nadeel, waarbij laatstgenoemde in het laatste geval de omvang van dat nadeel moet bewijzen. § 7. De werkgever dient dezelfde vergoeding te betalen zonder dat die persoon of de belangengroep waarbij hij/zij aangesloten is het verzoek waarvan sprake in § 5 dat hij/zij weer opgenomen wordt in de onderneming of de dienst of dat hij/zij zijn/haar functie verder mag blijven uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als voorheen moet indienen, hoeft in te dienen, tegen de vroeger vastgestelde voorwaarden : 1° indien het bevoegde rechtsorgaan de discriminerende feiten die het voorwerp van de klacht uitmaken, bewezen acht;2° indien de betrokken persoon de arbeidsbetrekking verbreekt omdat het gedrag van de werkgever de bepalingen van § 1 schendt, wat volgens de betrokken persoon een grond vormt om de arbeidsbetrekking zonder vooropzeg te verbreken of die te beëindigen voor het verstrijken ervan;3° indien de werkgever de arbeidsbetrekking verbroken heeft om ernstige reden, en voorzover het bevoegde rechtsorgaan dit ontslag voor ongegrond houdt en in strijd acht met de bepalingen van § 1. § 8. Indien de nadelige maatregel tot stand komt na het ophouden van de arbeidsbetrekking en ze strijdig wordt geacht met § 1, dient de werkgever de vergoeding waarvan sprake in § 6 te betalen. § 9. De bescherming bedoeld in dit artikel is eveneens van toepassing op de personen die als getuige optreden doordat ze in het kader van de behandeling van de klacht bedoeld in § 3 aan de persoon bij wie de klacht is ingediend aan de hand van een gedagtekend en ondertekend stuk de feiten kenbaar maken die ze zelf hebben gezien of gehoord en die verband houden met de toestand in verband waarmee de klacht is ingediend of doordat ze als getuige optreden voor de rechtbank. § 10. De bepalingen van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de andere personen dan de werkgevers die personen tewerkstellen in het kader van arbeidsbetrekkingen of die hun taken opleggen."
Art. 11.In artikel 33 van hetzelfde decreet worden, in de paragrafen 2, 3, en 4, de woorden "met inbegrip van de discriminatie tussen vrouwen en mannen inzake economie, tewerkstelling en beroepsopleiding" telkens opgeheven.
Art. 12.In hetzelfde decreet worden in artikel 34, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 zal vormen, volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "op de gebieden bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot en met 8°" ingevoegd tussen de woorden "van zijn uitvoeringsbesluiten" en de woorden "worden uitgeoefend";2° het artikel wordt aangevuld met een als volgt luidende § 2 : "§ 2.Op elk ander gebied dan dat bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot 8°, worden het toezicht en de controle op de bepalingen van dit decreet en, in voorkomend geval, van zijn uitvoeringsbesluiten, uitgeoefend door de personeelsleden aangewezen door de Regering om de inachtneming van de bepalingen gelegd op het bedoelde gebied te controleren, overeenkomstig de bepalingen geldend voor die personeelsleden." Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 19 maart 2009.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse Handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN Nota (1) Zitting 2008-2009 : Stukken van het Waals Parlement, 923 (2008-2009).Nrs. 1 en 2.
Volledig verslag, openbare zitting van 18 maart 2009.
Bespreking - Stemmingen