Etaamb.openjustice.be
Decreet van 14 januari 1999
gepubliceerd op 03 februari 1999

Decreet tot opheffing en vervanging van het decreet van 16 december 1994 tot vaststelling van de onderzoeksprocedure

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999031026
pub.
03/02/1999
prom.
14/01/1999
ELI
eli/decreet/1999/01/14/1999031026/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JANUARI 1999. - Decreet tot opheffing en vervanging van het decreet van 16 december 1994 tot vaststelling van de onderzoeksprocedure (1)


De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en Wij, College, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet heft het decreet van 16 december 1994 tot vaststelling van de onderzoeksprocedure op en vervangt het.

Art. 2.§ 1. In het raam van de door haar bepaalde opdracht oefent de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie zelf of een in haar schoot gevormde commissie het onderzoeksrecht uit voor elke zaak die in verband staat met de aangelegenheden waarvoor de uitoefening haar werd overgedragen krachtens artikel 138 van de Grondwet. § 2. De onderzoeken die worden gevoerd door de Vergadering treden niet in de plaats van de rechterlijke macht waarmee zij kunnen samenlopen, zonder het verloop ervan evenwel te belemmeren. § 3. De Commissie wordt samengesteld en beraadslaagt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld door de Vergadering.

Wanneer de uitoefening van het onderzoeksrecht toevertrouwd wordt aan een commissie, heeft ieder lid van de Vergadering het recht om het onderzoek van de commissie bij te wonen, tenzij de Vergadering of de commissie anders beslist.

Art. 3.De vergaderingen van de Vergadering of van de commissie die het onderzoeksrecht uitoefent, zijn openbaar. De Vergadering of de commissie kan, op ieder ogenblik, beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen.

Een ieder die in eender welke hoedanigheid de niet voor het publiek toegankelijke vergaderingen van de Vergadering of van de commissie bijwoont of eraan deelneemt, heeft zwijgplicht. Iedere schending van dit beroepsgeheim wordt bestraft overeenkomstig de bepalingen van artikel 458 van het Strafwetboek. Indien een lid van de Vergadering het beroepsgeheim schendt, zal hij daarenboven gestraft worden op basis van het reglement van de Vergadering.

Art. 4.§ 1. De Vergadering of de commissie, alsook hun voorzitter voor zover deze hiertoe gemachtigd zijn, kunnen alle onderzoeksmaatregelen nemen die voorzien zijn in het Wetboek van Strafvordering.

De leden van de Vergadering of van de commissie hebben dezelfde verplichtingen als de onderzoeksrechters. § 2. Voor de volbrenging van de onderzoekstaken die voorafgaandelijk worden bepaald, kan de Vergadering of de commissie een verzoekschrift sturen naar de eerste voorzitter van het Hof van Beroep, die één of meerdere raadgevers bij het Hof van Beroep aanstelt of één of meerdere rechters bij de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied in hetwelk de onderzoeksplichten dienen te worden vervuld. Indien het gaat om het rechtsgebied van het Hof van Beroep van Brussel moeten deze raadgever(s) of rechter(s) tot de Franse taalrol behoren.

Voor de volbrenging van deze onderzoekplichten staat de aangestelde magistraat onder de leiding van de voorzitter van de commissie. Hij stelt een schriftelijk verslag op met hierin de resultaten van zijn onderzoek.

Indien nodig kan de aangestelde magistraat optreden buiten zijn rechtsgebied en zijn onderzoek uitbreiden tot gans het Koninkrijk. § 3. Wanneer de onderzoeksmaatregelen een beperking inhouden van de bewegingsvrijheid alsook een inbeslagname van materiële goederen, een huiszoeking of verhoor, het kennisnemen en aftappen van privé-gesprekken of berichten moet beroep worden gedaan op de volgens §2 aangestelde magistraat.

Artikelen 35 tot 39 en 90ter tot 90nonies van het Wetboek van Strafvordering aangaande de inbeslagname van materiële goederen en het afluisteren, het kennisnemen en aftappen van privé-gesprekken of berichten zijn toepasbaar door de in vorig lid bedoelde magistraat. § 4. Wanneer criminele, correctionele, politionele en disciplinaire inlichtingen moeten worden gevraagd, richt de Vergadering of de commissie aan de procureur-generaal bij het Hof van Beroep of aan de Auditeur-generaal bij de Krijgsraad een schriftelijk verzoek voor de afgifte van een afschrift van de onderzoeksplichten en procedurehandelingen die zij meent nodig te hebben.

Als deze magistraat, in een met reden omklede beslissing, meent dat dit verzoek niet kan worden ingewilligd, kunnen de Vergadering, de commissie of hun voorzitter een beroep indienen bij het college van de eerste voorzitter bij het Hof van Cassatie, van de voorzitter bij het Arbitragehof en van de eerste voorzitter bij de Raad van State.

Het college zetelt achter gesloten deuren en regelt de procedure. Het kan de voorzitter van de commissie en de betrokken magistraat onverwijld horen. Het doet definitief uitspraak over het conflict aan de hand van een met redenen omklede beslissing uitgebracht in een openbare zitting, rekening houdend met de belangen en meer bepaald met in achtneming van de rechten van de verdediging. § 5. Wanneer administratieve inlichtingen moeten worden gevraagd, richt de Vergadering of de commissie een schriftelijk verzoek aan het lid van het bevoegd College die hieraan onmiddellijk gevolg geeft.

Art. 5.De voorzitter van de Vergadering of de voorzitter van de commissie is belast met de ordehandhaving van de zitting. Hij oefent dit uit binnen de perken van de bevoegdheden die zijn verleend aan de hoven en rechtbanken.

Art. 6.Smaad en geweld ten aanzien van de leden van de Vergadering die overgaan tot het onderzoek of hieraan deelnemen, worden gestraft overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, titel V, boek II van het Strafwetboek betreffende smaad en geweld ten aanzien van de leden der wetgevende kamers.

Art. 7.Ieder persoon kan worden opgeroepen als getuige. De oproeping gebeurt schriftelijk en, indien nodig, bij dagvaarding.

Ieder persoon die wordt gedagvaard als getuige moet verschijnen en ingaan op de dagvaarding op straffe van een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een geldboete van vijhonderd tot tienduizend frank. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing.

Art. 8.De getuigen, tolken en deskundigen hebben, voor de Vergadering, de commissie of de magistraat, dezelfde verplichtingen als voor de onderzoeksrechter.

Alvorens zij gehoord worden, moeten de getuigen de uitnodiging of oproepingsbrief tot getuigenis voorleggen ; hiervan wordt melding gemaakt in het proces-verbaal. Alvorens de hoorzitting begint, vermeldt de getuige zijn naam, voornamen, beroep, geboorteplaats en -datum en woonplaats.

De getuigen en deskundigen leggen vervolgens de eed af waarbij zij verklaren de waarheid te vertellen en niets anders dan de waarheid.

De deskundigen bevestigen hun geschreven of mondelinge verslagen met de volgende eed : « Ik zweer dat ik mijn taak in eer en geweten, juist en eerlijk heb vervuld ».

Het proces-verbaal van de getuigenissen wordt ofwel onmiddellijk, ofwel uiterlijk een maand na de hoorzitting ondertekend door de voorzitter en door de getuige, na lezing en verklaring van laatstgenoemde dat hij bij zijn verklaringen blijft. Er mag niet tussen de regels geschreven worden, de doorhalingen en verwijzingen worden goedgekeurd en geparafeerd door de voorzitter en de getuige.

Indien de getuige zijn verklaringen weigert te ondertekenen, wordt hiervan melding gemaakt in het proces-verbaal.

Onverminderd de inroeping van het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek kan iedere getuige die door een waarheidsgertrouwe verklaring af te leggen, strafrechterlijk of disciplinair vervolgd riskeert te worden, weigeren om te getuigen. De voorzitter van de Vergadering of van de commissie brengt hem hiervan vóór de hoorzitting op de hoogte.

Art. 9.De getuigen, de tolken en deskundigen hebben, voor de Vergadering, de commissie of de magistraat, dezelfde verplichtingen als voor de onderzoeksrechter.

Art. 10.Wie zich schuldig maakt aan een valse getuigenis, de tolk of de deskundige die zich schuldig maakt aan valse verklaringen, wie zich schuldig maakt aan omkoperij van getuigen, deskundigen of tolken, wordt gestraft met een gevangenisstraf van twee maanden tot drie jaar en wordt ontzet uit het stemrecht en recht om verkozen te worden gedurende minstens vijf jaar en hoogstens tien jaar.

Wanneer diegene die zich schuldig maakt aan een valse getuigenis, de tolk of de deskundige die zich schuldig maakt aan valse verklaringen geld, een of andere beloning of beloften heeft gekregen, wordt die bovendien veroordeeld tot een geldboete van vijftig tot drieduizend frank. Dezelfde straf wordt toegepast jegens de omkopers, onverminderd de andere straffen.

De valse getuigenis is voltooid wanneer de getuige die zijn getuigenis heeft afgelegd, verklaard heeft hierin te volharden.

Indien de getuige opgeroepen wordt om opnieuw te worden verhoord, is de valse getuigenis pas voltooid bij de laatste verklaring van de getuige die in zijn verklaring volhardt.

Art. 11.De processen-verbaal met de aanwijzigingen of vermoedens van inbreuken worden overhandigd aan de procureur-generaal bij het Hof van Beroep om er gevolg aan te geven welk het recht vereist.

Art. 12.De vergoedingen welke verschuldigd zijn aan personen die bij het onderzoek dienden mee te werken worden geregeld volgens het tarief der kosten in burgerlijke zaken.

Art. 13.De Vergadering stelt, overeenkomstig haar reglement, onverwijld de middelen ter beschikking van de commissie die nodig zijn om haar taak te kunnen volbrengen.

Art. 14.De commissie verslaat het relaas van haar werkzaamheden in een openbaar verslag. Zij neemt akte van haar conclusies en formuleert desgevallend haar bemerkingen over de verantwoordelijkheden die het onderzoek aan het licht brengt en haar voorstellen voor een wetswijziging.

De bevoegdheden van de commissie komen ten einde in geval van ontbinding van de Vergadering die het onderzoek bevolen heeft. Deze worden opgeschort bij het afsluiten van de zittingsperiode, tenzij de Vergadering anders beslist.

Art. 15.Dit decreet treedt in werking de dag dat het gepubliceerd wordt.

Bekrachtigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 14 januari 1999.

H. HASQUIN, Minister, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, belast met Begroting, Betrekkingen met de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, alsook met Internationale Betrekkingen.

Ch. PICQUE, Minister, Lid van het College, belast met Bijstand aan Personen.

D. GOSUIN, Minister, Lid van het College, belast met Cultuur, Sport en Toerisme.

E. ANDRE, Minister, Lid van het College, belast met Beroepsopleiding en Permanente Opleiding van de Middenklasse.

E. TOMAS, Minister, Lid van het College, belast met Gezondheid, Beroepsomscholing en Bijscholing, Onderwijs, Sociale Promotie, Leerlingenvervoer en Openbaar Ambt. _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999 Documenten van de Vergadering.- Ontwerpdecreet : 67, nr. 1. - Verslag : 67, nr. 2.

Volledig verslag. - Debat en aanneming. Zitting van 18 december 1998.

^