Etaamb.openjustice.be
Decreet van 12 mei 2004
gepubliceerd op 15 juni 2004

Decreet betreffende de promotie van culturele activiteiten in het onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029188
pub.
15/06/2004
prom.
12/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/12/2004029188/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 MEI 2004. - Decreet betreffende de promotie van culturele activiteiten in het onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In de zin van dit decreet verstaan we onder : 1° culturele operator' : elke rechtspersoon, met uitzondering van commerciële ondernemingen, die erkend of gesubsidieerd wordt door de Franse Gemeenschap, waarvan het sociale doel of de activiteit valt onder de culturele en artistieke sectoren die vallen onder de bevoegdheden van de Regeringsdiensten van de Franse Gemeenschap, alsook elke fysieke persoon die een professionele, artistieke en pedagogische vaardigheid en ervaring kan bewijzen.2° scholen' : onderwijsinstellingen die kleuter-, primair of basisonderwijs, voltijds gewoon of buitengewoon secundair onderwijs organiseren, eender tot welk onderwijsnetwerk ze behoren. HOOFDSTUK II. - Doel en algemene bepalingen

Art. 2.Dit decreet heeft tot doel duurzame samenwerkingen op te starten tussen culturele operatoren en scholen, zodat de leerlingen van de betrokken scholen door de praktijk van culturele en artistieke activiteiten hun creativiteit kunnen ontwikkelen, hun gevoeligheid kunnen aanwakkeren, hun kennis kunnen diversifiëren en zich op een originele manier kunnen uitdrukken, met name in het kader van activiteiten die te maken hebben met burgerzin en democratie.

Bovendien spoort een regelmatige blootstelling aan cultuur tijdens heel het schooljaar de leerlingen aan om zich kritisch te uiten.

Art. 3.Wanneer zij een programmacontract of een overeenkomst sluit met een culturele operator, binnen het kader van de reglementering die van kracht is in de culturele en artistieke sectoren van haar diensten, zal de Regering deze culturele operator op zijn verantwoordelijkheid wijzen in verband met zijn aanpak van het schoolpubliek. HOOFDSTUK III. - Oproep voor projecten

Art. 4.De Regering deelt elk jaar een oproep voor projecten mee aan de culturele operatoren.

Deze oproep voor projecten nodigt de culturele operatoren uit om bij de Regeringsdiensten een of meerdere projecten voor culturele activiteiten in te dienen, die passen in het kader van de bepalingen van artikel 2 van dit decreet en die een samenwerking opstellen tussen een of meerdere culturele operatoren en een of meerdere scholen.

De Regering bepaalt de vorm van deze oproep voor projecten, de datum waarop hij wordt meegedeeld aan de culturele operatoren, alsook de modaliteiten voor de bekendmaking van deze oproep voor projecten.

Zij bepaalt de vorm, de modaliteiten en de indieningstermijn, alsook de inhoud van de projecten voor culturele activiteiten in te dienen bij haar diensten.

Art. 5.Het aantal projecten dat een culturele operator mag indienen is onbeperkt.

Het project voor culturele activiteiten preciseert de periode voor de organisatie van de activiteiten die past in : 1° ofwel in het kader van het volgende schooljaar en waarvoor enkel een gerichte subsidie kan worden verkregen in het kader van dit decreet;2° ofwel volgens een verdeling van de activiteiten over twee of drie opeenvolgende schooljaren en waarvoor een overeenkomst, zoals gepreciseerd in artikel 14, kan worden gesloten.

Art. 6.Om ontvankelijk te zijn, moet het project voor culturele activiteiten een verbintenis omvatten van de culturele operator(en) ter verzekering van de organisatie van de activiteiten conform een project voor een partnerschapovereenkomst, te sluiten met de school, samen met een ontwerpbegroting.

De Regering bepaalt de inhoud van deze partnerschapovereenkomst.

Als de culturele operator een programmacontract afsloot met de Franse Gemeenschap, vermeldt hij het bestaan van dit programmacontract bij de indiening van zijn project voor culturele activiteiten.

De culturele operator die een project indient voor eenzelfde instelling tijdens twee opeenvolgende jaren, of twee opeenvolgende projecten, motiveert in zijn dossier de noodzaak van deze verlenging. HOOFDSTUK IV. - De Commissie voor selectie en evaluatie

Art. 7.Er wordt een commissie voor de selectie en de evaluatie aangesteld, belast met het selecteren en evalueren van de ingediende projecten, die hieronder de Commissie' wordt genoemd.

De Commissie wordt voorgezeten voor de Algemeen Secretaris van het Ministerie van de Franse Gemeenschap of zijn afgevaardigde.

Ze is samengesteld uit : 1° twee vertegenwoordigers van de Regering;2° de Directeur-generaal van het Directoraat-Generaal voor cultuur of zijn afgevaardigde;3° de leidend ambtenaar van de Algemene dienst voor de audiovisuele sector en de multimedia of zijn afgevaardigde;4° de Directeur-generaal van het Directoraat-Generaal voor het verplichte onderwijs of zijn afgevaardigde;5° vier vertegenwoordigers van de culturele operatoren aangeduid door de Regering voor een periode van 3 jaar, na een oproep voor kandidaturen waarvan de modaliteiten worden vastgelegd door de Regering;6° de Adjunct-directeur-generaal van de Algemene dienst voor pedagogische zaken en de sturing van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap of zijn afgevaardigde;7° drie vertegenwoordigers aangeduid door de organen van vertegenwoordiging en coördinatie van de inrichtende machten;8° een secretaris, aangeduid volgens de modaliteiten vastgelegd door de Regering. De leden bedoeld in punten 1° tot 7°, alsook de Voorzitter, zijn stemgerechtigd. Het lid bedoeld in 8° heeft enkel een adviserende stem.

De Commissie doet, telkens zij het nodig acht, een beroep op de mening van experts die een adviserende stem hebben.

Art. 8.De Commissie is belast met : 1° het beslissen over de ontvankelijkheid van de projecten;2° het bestuderen van de overeenstemming van de doelstelling van elk project met de doelstelling die wordt vooropgesteld in dit decreet;3° voor elk project de afstemming bestuderen van de vastgestelde menselijke en/of materiële middelen met de voorgestelde activiteiten, en als deze niet voldoet aanpassingen aan de menselijke en/of materiële middelen voorstellen;4° maximaal één project goedkeuren en selecteren per jaar en per onderwijsinstelling;5° de toekenning van subsidies voorstellen binnen de beperkingen vastgelegd in artikels 11 en 12;6° overgaan tot de evaluaties bedoeld in artikel 17.

Art. 9.§ 1. De Commissie selecteert de projecten hoofdzakelijk in functie van de volgende criteria : 1° het project berust op een partnerschapovereenkomst mede getekend door de culturele operator en de school/scholen die betrokken is/zijn bij het project gedurende de duur van het schooljaar;2° het project vormt een voortzetting van het onderricht dat wordt gegeven in de betrokken school en sluit aan bij het programma van de school;3° het project omvat minstens één activiteit die zich buiten de school afspeelt;4° het project wordt voorgesteld door een culturele operator die voldoende pedagogische kwaliteiten en ervaring kan bewijzen; § 2. De Commissie besteedt, binnen haar selectieopdracht, bijzondere aandacht aan de projecten gericht aan een publiek dat moeilijkheden ondervindt bij de toegang tot de cultuur en tot artistieke en culturele activiteiten. Ze besteedt eveneens een bijzondere aandacht aan de geografische spreiding van de projecten, alsook aan de verschillende onderwijsnetwerken en graden. § 3. De Commissie zal gevarieerde projecten selecteren, zodat alle artistieke disciplines aanbod kunnen komen en hun weerklank kunnen vinden bij het schoolpubliek.

Art. 10.De Commissie wordt bijeengeroepen door de Voorzitter die de agenda van de werkzaamheden vastlegt.

De Commissie kan enkel geldige besluiten nemen als de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig is.

De Commissie neemt beslissingen bij een tweederde meerderheid van de aanwezige leden.

De Regering bepaalt de andere werkingsmodaliteiten van de Commissie. HOOFDSTUK V. - Toekenning, liquidatie en rechtvaardiging van subsidies

Art. 11.Elk jaar, wanneer het algemene budget van de uitgaven is aangenomen, deelt de Regering aan de Commissie het bedrag van de beschikbare gelden voor de toepassing van dit decreet mee.

In ieder geval wordt er vanaf 2005 jaarlijks een bedrag van minstens 55.800 EUR toegekend aan specifieke projecten die scholen voor positieve discriminatie betrekken.

Art. 12.De Commissie stelt aan de Regering een subsidiebedrag voor, voor elk project dat ze vooraf selecteerde.

Het jaarlijkse maximumbedrag voor een subsidie dat kan worden toegekend aan een project wordt vastgelegd door de Regering.

De Regering bepaalt de termijn waarbinnen de geselecteerde voorstellen en de subsidie van de Commissie aan haar moeten worden doorgegeven.

Binnen de beperking van de beschikbare gelden, en op voorstel van de Commissie, kent de Regering subsidies toe aan de geselecteerde projecten. De betrokken culturele operator wordt van deze beslissing op de hoogte gebracht. De partnerschool van elk geselecteerd en gesubsidieerd project wordt eveneens van deze beslissing op de hoogte gebracht.

De subsidie wordt toegekend aan de culturele operators waarvan het project wordt gekozen.

Art. 13.Wanneer een geselecteerd project een financiering vereist gespreid over twee tot drie opeenvolgende schooljaren, wordt er, op voorstel van de Commissie, een overeenkomst gesloten tussen de Franse Gemeenschap en de betrokken culturele operator. Als het geval zich voordoet, kan deze overeenkomst worden gesloten met meerdere culturele operatoren, als ze een project voorstellen binnen een partnerschap.

De Regering legt de vorm en de inhoud van deze overeenkomst vast, alsook het jaarlijkse maximumbedrag dat kan worden toegekend krachtens deze overeenkomst.

Deze overeenkomst preciseert met name de culturele activiteiten die zullen worden uitgevoerd, de evaluatiemodaliteiten ervan, de toegekende budgetten, de data van het van kracht gaan en van het vervallen van de overeenkomst, de modaliteiten voor verandering, opschorting of ontbinding van de overeenkomst, en de termijn voor het doorgeven van een eindverslag over de activiteiten.

Er kan geen enkele overeenkomst worden gesloten krachtens alinea 1 als de betrokken culturele operator/operatoren niet, op voorhand, een gesloten partnerschapovereenkomst voorlegt/voorleggen, voor dezelfde duur als de overeenkomst bedoeld in alinea 1, met de school of, als het geval zich voordoet, scholen, die partner zijn in het project.

Er kan geen enkele overeenkomst worden gesloten krachtens alinea 1 als de betrokken culturele operator een fysiek persoon is.

Elk jaar reserveert de Regering 66 % van het budget toegekend voor de toepassing van dit decreet voor projecten die geen voorwerp uitmaken van een overeenkomst.

Art. 14.De modaliteiten voor de liquidatie van de subsidies zijn de volgende, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van artikel 12, alinea 2, en artikel 13, alinea 2 : 1° als het totale toegekende bedrag niet hoger ligt dat het bedrag vastgesteld door de Regering, wordt de subsidie geliquideerd in een enkele schijf, binnen een termijn van drie maanden ten laatste beginnende vanaf de datum waarop de Regering de beslissing meedeelt aan de culturele operator, bedoeld in artikel 12, alinea 4;2° als het totale toegekende bedrag hoger ligt dan dit bedrag, wordt de liquidatie van de subsidie uitgevoerd in twee schijven.Een eerste schijf van 80 % wordt geliquideerd binnen de termijn vastgelegd in 1°.

Het saldo, of 20 %, wordt geliquideerd na het voorleggen van een schuldvorderingverklaring, vergezeld van de financiële balans van het project, een activiteitenverslag en stukken van de boekhouding die bewijs leveren over het gebruik van de toegekende subsidie.

Art. 15.De subsidie wordt toegekend voor een schooljaar en wordt gerechtvaardigd door de uitgaven die werkelijk worden toegestaan door de culturele operator tijdens het overeenstemmende schooljaar.

Aan het einde van het schooljaar moet de culturele operator ten laatste op 30 juni een overzicht doorgeven aan de Regering met de ontvangsten en uitgaven van het gefinancierde project, waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de gedane uitgaven, binnen het respect voor het budget dat werd voorgesteld bij de indiening van het project.

De culturele operator overhandigt bovendien, ter kennisneming, aan de betrokken school een activiteitenverslag over het gesubsidieerde project. Na de kennisneming door de betrokken school, wordt dit activiteitenverslag door de culturele operator doorgegeven aan de Regering en aan de Commissie. Als de betrokken school geen kennis heeft genomen van het verslag binnen de twee maanden nadat het verslag door de operator werd doorgeven, geldt de kennisneming als positief.

Art. 16.De Regering bepaalt de andere modaliteiten betreffende de liquidatie en de rechtvaardiging van de subsidies. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 17.De Commissie stelt aan het einde van elk schooljaar een verslag op met de evaluatie van de toepassing van dit decreet en met aanbevelingen voor de verbetering ervan. Dit verslag wordt aan de Regering doorgegeven op 31 december volgend op het betrokken schooljaar. Dit verslag herneemt de lijst met alle voorgestelde projecten, alsook een korte beschrijving ervan.

Art. 18.Het Waarnemingscentrum voor de beleidsvoeringen inzake cultuur' gecreëerd per Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap op 26 april 2001, heeft als opdracht het analyseren, evalueren en bekendmaken van zoveel mogelijk initiatieven die worden genomen binnen dit domein, volgens de modaliteiten vastgelegd door de Regering. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen

Art. 19.Als uitzondering op artikel 6, kunnen, voor het jaar 2004, de projecten die worden voorgelegd aan de Commissie en die, als het geval zich voordoet, worden weerhouden door deze Commissie, betrekking hebben op het lopende schooljaar.

Art. 20.Dit decreet wordt van kracht op 1 juli 2004.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 12 mei 2004.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de O.N.E., J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 545-1. - Commissie-amendementen, nr. 545-2.

Verslag, nr. 545-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 5 mei 2004.

^