gepubliceerd op 22 november 2007
Decreet houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat de verhouding tussen de milieuvergunning en de bouwvergunning betreft
9 NOVEMBER 2007. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat de verhouding tussen de milieuvergunning en de bouwvergunning betreft (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering bekrachtigen hetgeen volgt : decreet houdende wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat de verhouding tussen de milieuvergunning en de bouwvergunning betreft. HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
Art. 2.Aan titel III, hoofdstuk III, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij de decreten van 8 december 2000, 26 april 2000, 13 juli 2001, 1 maart 2002, 8 maart 2002, 19 juli 2002, 28 februari 2003, 4 juni 2003, 21 november 2003, 15 juli 2005, 10 maart 2006 en 7 juli 2006, wordt een afdeling 12, bestaande uit artikel 133bis, toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 12. - Bijzondere bepalingen betreffende de verhouding met de milieuvergunning
Artikel 133bis.Een stedenbouwkundige vergunning voor een inrichting waarvoor een milieuvergunning vereist is, wordt voor de toepassing van artikel 5, § 2, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning beschouwd als : 1° definitief verleend : a) hetzij vanaf de dag waarop van de stedenbouwkundige vergunning gebruik kan worden gemaakt overeenkomstig artikel 114, § 1, artikel 122, § 2, artikel 124, § 2, artikel 125 of artikel 126, § 5;b) hetzij vanaf de dag waarop door de Vlaamse Regering of de gedelegeerde stedenbouwkundige ambtenaar werd beslist tot het afleveren van de stedenbouwkundige vergunning overeenkomstig artikel 127, § 1, eerste lid;2° definitief geweigerd : vanaf de dag waarop in laatste administratieve aanleg beslist wordt om de stedenbouwkundige vergunning niet af te leveren.»
Art. 3.In artikel 193 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 26 april 2000, 13 juli 2001 en 22 april 2005, wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis. Een overeenkomstig § 2, eerste lid, afgeleverde vergunning wordt voor de toepassing van artikel 5, § 2, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, beschouwd als definitief verleend wanneer zij verleend is in laatste administratieve aanleg en de verkrijger van de vergunning gebruik kan maken.
Zij wordt beschouwd als definitief geweigerd vanaf de datum waarop in laatste administratieve aanleg beslist wordt om de stedenbouwkundige vergunning niet af te leveren. »
Art. 4.In artikel 128 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 26 april 2000, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bestaande tekst van het eerste, tweede en derde lid, zal § 1 vormen;2° het vierde lid wordt opgeheven;3° er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.De stedenbouwkundige vergunning voor een inrichting, waarvoor een milieuvergunning nodig is of die onderworpen is aan de meldingsplicht conform het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief werd verleend overeenkomstig artikel 5, § 1, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, of de melding niet is gebeurd.
In het geval, bedoeld in het eerste lid, gaat de termijn, bepaald in § 1, eerste lid, pas in op de dag dat de milieuvergunning definitief wordt verleend, respectievelijk de melding is gebeurd.
Wordt de milieuvergunning evenwel definitief geweigerd in de zin van artikel 5, § 1, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, dan vervalt de stedenbouwkundige vergunning van rechtswege. Het verval van de stedenbouwkundige vergunning wordt door de instantie die de milieuvergunning heeft geweigerd, onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de stedenbouwkundige vergunning heeft verleend. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning
Art. 5.Artikel 5 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, vervangen bij het decreet van 19 mei 2006, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 5.§ 1. De vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen, bedoeld in artikel 99, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, voor een inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is of die onderworpen is aan de meldingsplicht, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief werd verleend of de melding niet is gebeurd. De milieuvergunning wordt beschouwd als definitief verleend, hetzij na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een administratief beroep, overeenkomstig artikel 23, hetzij, indien een dergelijk administratief beroep werd ingesteld, vanaf het verlenen van de milieuvergunning door de vergunningverlenende overheid in beroep.
Indien de stedenbouwkundige vergunning wordt geschorst als bedoeld in het eerste lid, dan gaat de termijn bepaald in artikel 128, § 1, eerste en tweede lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, pas in op de dag dat de milieuvergunning definitief wordt verleend respectievelijk de melding is gebeurd.
Wordt de milieuvergunning evenwel definitief geweigerd, dan vervalt de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, van rechtswege. De milieuvergunning wordt beschouwd als definitief geweigerd, hetzij, na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een administratief beroep tegen de weigering van de milieuvergunning in eerste aanleg, overeenkomstig artikel 23, hetzij, indien een dergelijk administratief beroep werd ingesteld, vanaf de weigering van de milieuvergunning door de vergunningverlenende overheid in beroep. Het verval van de stedenbouwkundige vergunning wordt onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, heeft verleend. § 2. De milieuvergunning voor een inrichting waarvoor krachtens artikel 99, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening een vergunning nodig is, wordt geschorst zolang die laatste vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel 133bis, 1°, of artikel 193, § 2bis, eerste lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening.
Indien de milieuvergunning wordt geschorst als bedoeld in het eerste lid, dan gaat de termijn, bepaald in artikel 17, tweede lid, pas in op de dag dat de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening definitief is verleend.
Wordt de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, § 1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel 133bis, 2°, of artikel 193, § 2bis, alinea 2, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, dan vervalt de milieuvergunning van rechtswege.
Het verval van de milieuvergunning wordt onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. » Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 9 november 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS _______ Nota (1) Zitting 2006-2007. Stukken. - Voorstel van decreet, 1239 - Nr. 1. - Verslag, 1239 - Nr. 2.
Zitting 2007-2008 Stukken. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1239 - Nr. 3.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 24 oktober 2007.