gepubliceerd op 25 januari 2001
Besluit van de Regering houdende uitvoering van artikel 103 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs
7 DECEMBER 2000. - Besluit van de Regering houdende uitvoering van artikel 103 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs, inzonderheid op artikel 103;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 mei 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 8 augustus 2000;
Gelet op de beslissing genomen door de Regering op 29 juni 2000 om de Raad van State te verzoeken binnen ten hoogste één maand een advies uit te brengen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 november 2000 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De Regering legt de totale bedragen vast die voor het gewoon basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs ter beschikking worden gesteld.
Op grond van de bijzondere behoeften voortvloeiend uit de verschillende specialiteiten verkrijgen de secundaire scholen van het gewoon onderwijs anderhalf maal zoveel begrotingsmiddelen als de basisscholen van het gewoon onderwijs.
Art. 2.De middelen worden per school berekend. Als berekeningsbasis geldt het betrekkingenpakket, met inbegrip van de lestijden voor de cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer, dat elke school heeft bereikt voor het schooljaar tijdens hetwelk het begrotingsjaar begint.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000.
Art. 4.De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 7 december 2000.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme B. GENTGES