Etaamb.openjustice.be
Decreet van 05 december 2013
gepubliceerd op 25 maart 2014

Decreet tot wijziging van de lesroosters in de kwalificatieafdeling van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan en houdende organisatie van stages in het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 en vorm 4

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2014029141
pub.
25/03/2014
prom.
05/12/2013
ELI
eli/decreet/2013/12/05/2014029141/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2013. - Decreet tot wijziging van de lesroosters in de kwalificatieafdeling van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan en houdende organisatie van stages in het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 en vorm 4 (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen Afdeling I. - Wijziging van de wet van 19 juli 1971 betreffende de

algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs

Artikel 1.§ 1. In artikel 4ter, § 2 van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, worden de woorden " het technisch overgangsonderwijs " vervangen door de woorden " in het technisch en artistiek doorstromingsonderwijs ". § 2. In artikel 4ter, § 3, van dezelfde wet van 19 juli 1971 worden de woorden " het technisch overgangsonderwijs " vervangen door de woorden " het technisch en artistiek doorstromingsonderwijs ".

Art. 2.Artikel 4quater van dezelfde wet van 19 juli 1971 wordt vervangen als volgt : " Artikel 4quater. § 1. In de tweede graad van het technisch en kunstsecundair kwalificatieonderwijs : 1. bevat de lesrooster een gemeenschappelijke vorming over : a) het Frans naar rata van 4 lestijden per week;b) de opleiding geschiedenis naar rata van 1 lestijd per week;c) de opleiding aardrijkskunde naar rata van 1 lestijd per week d) de opleiding wiskunde naar rata van 2 lestijden per week;e) de opleiding wetenschappen naar rata van 2 lestijden per week;f) de opleiding moderne talen naar rata van 2 lestijden per week;g) de lichamelijke opvoeding naar rata van 2 lestijden per week.2. Kunnen de vakken bedoeld in 1, b) en c) gegroepeerd worden op voorwaarde dat het uurvolume dat voor elk vak bestemd wordt, nageleefd wordt. Hoogstens 6 lestijden per week kunnen besteed worden aan de verhoging van het aantal lestijden voor elk vak van de gemeenschappelijke vorming met uitzondering van de lichamelijke opvoeding. De lestijden van versterking maken het mogelijk voor elke leerling om de vereiste leervereisten te beheersen.

Voor alle leerlingen die de onderwijstaal niet voldoende beheersen, kan de gemeenschappelijke vorming ook twee tot vier wekelijkse lestijden bevatten voor de specifieke versterking in het Frans bedoeld als een cursus Frans voor de bevordering van scholarisatie.

Wanneer het studieprogramma van de gegroepeerde basisoptie ofwel de opleiding wiskunde, of de opleiding moderne talen, of de opleiding wetenschappen bevat, worden de inrichtingen niet ertoe gehouden, met inachtneming van de referentiesystemen bedoeld in artikel 35, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, dit gedeelte van de opleiding die gemeenschappelijk is met de lesroosters van de betrokken leerlingen volledig of gedeeltelijk in te schrijven. 3. Wordt de opleiding wiskunde tot 4 lestijden per week verhoogd voor de gegroepeerde basisopties die de Regering bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs opgericht bij het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs. Voor de gegroepeerde basisopties die de Regering bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs opgericht bij het bovenvermelde decreet van 27 oktober 1994 wordt de opleiding moderne talen verhoogd tot 3 of 4 lestijden per week, naar keuze van de inrichtende macht. 4. Omvat de lesrooster ook ten minste 14 en ten hoogste 18 lestijden per week van gegroepeerde basisoptie.Deze optionele opleiding is gericht op een sector of een groep van beroepen of een beroep in het bijzonder. Ze beoogt de kennis, de vaardigheden en de competenties die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van één of meer beroepen ter voorbereiding op de leerprocessen van de 3de graad. Ze legt het verband met de leersystemen van de gemeenschappelijke vorming. In het 3de jaar kan ze gericht zijn op verschillende sectoren of groepen van beroepen of beroepen zodat de leerling ze kan ontdekken en zich richten tot studies met kennis van zaken. 5. Kan de lesrooster ook andere activiteiten omvatten naar rata van hoogstens 2 lestijden per week, naar keuze van de inrichtende macht. Deze activiteiten zijn bestemd ofwel voor de organisatie van activiteiten inzake oriëntatie of motivatie van de leerlingen in het kader van hun schooltraject ofwel voor de ontwikkeling van competenties van de gemeenschappelijke vorming door de verscheidene benaderingen. § 2. In het vijfde en zesde jaar van de derde graad van het technisch en kunstsecundair kwalificatieonderwijs : 1. bevat de lesrooster een gemeenschappelijke vorming over : a) het Frans naar rata van 4 lestijden per week;b) een opleiding geschiedenis naar rata van 1 lestijd per week;c) de opleiding aardrijkskunde naar rata van 1 lestijd per week;d) de sociale en economische opleiding naar rata van 2 lestijden per week;e) de opleiding wiskunde naar rata van 2 lestijden per week;f) de opleiding wetenschappen naar rata van 2 lestijden per week;g) de opleiding in moderne talen naar rata van 2 lestijden per week;h) de lichamelijke opvoeding naar rata van 2 lestijden per week.2. Kunnen de vakken bedoeld in 1, b), c) en d) volledig of gedeeltelijk gegroepeerd worden op voorwaarde dat het uurvolume dat voor elk vak bestemd wordt, nageleefd wordt. Hoogstens 2 lestijden per week kunnen besteed worden aan de verhoging van het aantal lestijden voor elk vak van de gemeenschappelijke vorming met uitzondering van de lichamelijke opvoeding. De lestijden van versterking maken het mogelijk voor elke leerling om de vereiste leervereisten te beheersen.

Wanneer het studieprogramma van de gegroepeerde basisoptie ofwel de sociale en economische opleiding, of de opleiding wiskunde, of de opleiding moderne talen, of de opleiding wetenschappen bevat, worden de inrichtingen niet ertoe gehouden, met inachtneming van de referentiesystemen bedoeld in artikel 35, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, dit gedeelte van de opleiding die gemeenschappelijk is met de lesroosters van de betrokken leerlingen volledig of gedeeltelijk in te schrijven. 3. Wordt de opleiding in wiskunde tot 4 lestijden per week verhoogd voor de gegroepeerde basisopties die de Regering bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs opgericht bij het bovenvermelde decreet van 27 oktober 1994. Voor de gegroepeerde basisopties die de Regering bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs opgericht bij het bovenvermelde decreet van 27 oktober 1994 wordt de opleiding in moderne talen verhoogd tot 3 of 4 lestijden per week, naar keuze van de inrichtende macht. 4. Omvat de lesrooster ook ten minste 16 en ten hoogste 18 lestijden van gegroepeerde basisoptie per week.5. De uurregeling kan ook andere activiteiten bevatten naar rata van hoogstens 2 lestijden per week, naar keuze van de inrichtende macht.

Art. 3.Artikel 4quinquies van dezelfde wet van 19 juli 1971 wordt vervangen als volgt : " Artikel 4quinquies.- § 1. In de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs : 1. bevat de lesrooster een gemeenschappelijke vorming over : a) het Frans naar rata van 3 lestijden per week;b) de opleiding geschiedenis naar rata van 1 lestijd per week;c) de opleiding aardrijkskunde naar rata van 1 lestijd per week d) de opleiding wiskunde naar rata van 2 lestijden per week;e) de opleiding wetenschappen naar rata van 2 lestijden per week;f) de opleiding moderne talen naar rata van 2 lestijden per week;g) lichamelijke opvoeding naar rata van 2 lestijden per week.2. Kunnen de vakken bedoeld in 1, b) en c) gegroepeerd worden op voorwaarde dat het uurvolume dat voor elk vak bestemd wordt, nageleefd wordt. Hoogstens 5 lestijden per week kunnen besteed worden aan de verhoging van het aantal lestijden voor elk vak van de gemeenschappelijke vorming met uitzondering van de lichamelijke opvoeding. De lestijden van versterking maken het mogelijk voor elke leerling om de vereiste leervereisten te beheersen.

Voor alle leerlingen die de onderwijstaal niet voldoende beheersen, kan de gemeenschappelijke vorming ook twee tot vier wekelijkse lestijden bevatten voor de specifieke versterking in het Frans bedoeld als een cursus Frans voor de bevordering van scholarisatie.

Wanneer het studieprogramma van de gegroepeerde basisoptie ofwel de opleiding wiskunde, ofl de opleiding moderne talen, of de opleiding wetenschappen bevat, worden de inrichtingen niet ertoe gehouden, met inachtneming van de referentiesystemen bedoeld in artikel 35, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, dit gedeelte van de opleiding die gemeenschappelijk is met de lesroosters van de betrokken leerlingen volledig of gedeeltelijk in te schrijven. 3. Omvat de lesrooster ook ten minste 16 en ten hoogste 20 lestijden per week van gegroepeerde basisoptie.Deze optionele opleiding is gericht op een sector of een groep van beroepen of een beroep in het bijzonder. Ze beoogt de kennis, de vaardigheden en de competenties die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van één of meer beroepen ter voorbereiding op de leerprocessen van de 3de graad. Ze legt verbanden met leersystemen van de gemeenschappelijke vorming. In het 3de jaar kan ze gericht zijn op verschillende sectoren of groepen van beroepen of beroepen zodat de leerling ze kan ontdekken en zich richten tot studies met kennis van zaken. 4. Kan de lesrooster ook andere activiteiten omvatten naar rata van hoogstens 2 lestijden per week, naar keuze van de inrichtende macht. Deze activiteiten zijn bestemd ofwel voor de organisatie van activiteiten inzake oriëntatie of motivatie van de leerlingen in het kader van hun schooltraject ofwel voor de ontwikkeling van competenties van de gemeenschappelijke vorming door verscheidene benaderingen. § 2. In het vijfde en zesde jaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs : 1. bevat de lesrooster een gemeenschappelijke vorming over : a) het Frans naar rata van 3 lestijden per week;b) de opleiding geschiedenis naar rata van 1 lestijd per week;c) de opleiding aardrijkskunde naar rata van 1 lestijd per week;d) de sociale en economische opleiding naar rata van 2 lestijden per week;e) de opleiding wetenschappen naar rata van 2 lestijden per week;f) de lichamelijke opvoeding naar rata van 2 lestijden per week.2. Kunnen de vakken bedoeld in 1, a), b) en c) volledig of gedeeltelijk gegroepeerd worden op voorwaarde dat het uurvolume dat voor elk vak bestemd wordt, nageleefd wordt. Hoogstens 5 lestijden per week kunnen besteed worden aan de verhoging van het aantal lestijden voor elk vak van de gemeenschappelijke vorming met uitzondering van de lichamelijke opvoeding. De lestijden van versterking maken het mogelijk voor elke leerling om de vereiste leervereisten te beheersen.

Wanneer het studieprogramma van de gegroepeerde basisoptie ofwel de sociale en economische opleiding, of de opleiding wetenschappen bevat, worden de inrichtingen niet ertoe gehouden, met inachtneming van de referentiesystemen bedoeld in artikel 35, § 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, dit gedeelte van de opleiding die gemeenschappelijk is met de lesroosters van de betrokken leerlingen volledig of gedeeltelijk in te schrijven. 3. Bevat de gemeenschappelijke vorming een leersysteem in moderne talen voor alle gegroepeerde basisopties die de Regering bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs opgericht bij het bovenvermelde decreet van 27 oktober 1994.De gekozen werkwijze voor de competenties en kennis behoort tot de bevoegdheid van de minister van secundair onderwijs voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap en van de inrichtende macht voor het gesubsidieerd onderwijs. Ze kan bestaan in cursussen ingeschreven voor de lesrooster, stages in ondernemingen of mobiliteit buiten de Franse Gemeenschap, cursussen van sociale promotie of een openbare operator voor opleiding. De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van deze bepaling. Ze kan ook experimentele methodes terzake organiseren.

De inrichtende macht blijft nochtans vrij om op eigen initiatief een opleiding te organiseren in moderne taal van 2 lestijden per week in het kader van de gemeenschappelijke vorming voor de opties die niet betrokken zijn bij de verplichting bedoeld in het vorige lid.

Voor de gegroepeerde basisopties die de Regering bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs opgericht bij het bovenvermelde decreet van 27 oktober 1994 bevat de gemeenschappelijke vorming een opleiding wiskunde naar rata van 2 lestijden per week.

De inrichtende macht blijft nochtans vrij om op eigen initiatief een opleiding te organiseren in wiskunde van 2 lestijden per week in het kader van de gemeenschappelijke vorming voor de opties die niet betrokken zijn bij de verplichting bedoeld in het vorige lid. 4. Omvat de lesrooster ook ten minste 18 en ten hoogste 22 lestijden van gegroepeerde basisoptie per week.5. Kan de lesrooster ook andere activiteiten omvatten naar rata van hoogstens 4 lestijden per week, naar keuze van de inrichtende macht. § 3. In het zevende jaar B (7BB) van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs : 1. bevat de lesrooster een gemeenschappelijke vorming over : a) het Frans naar rata van 4 lestijden per week;b) de sociale en economische opleiding naar rata van 2 lestijden per week;c) de opleiding wetenschappen naar rata van 2 lestijden per week d) de lichamelijke opvoeding naar rata van 2 lestijden per week.2. Kunnen hoogstens 6 lestijden per week besteed worden aan de verhoging van het aantal lestijden voor elk vak van de gemeenschappelijke vorming met uitzondering van de lichamelijke opvoeding.De verhoogde lestijden maken het mogelijk voor elke leerling om de vereiste leervereisten te beheersen.

Wanneer het studieprogramma van de gegroepeerde basisoptie ofwel de sociale en economische opleiding, of de opleiding wetenschappen bevat, worden de inrichtingen niet ertoe gehouden, dit gedeelte van de opleiding die gemeenschappelijke is met de lesroosters van de betrokken leerlingen volledig of gedeeltelijk in te schrijven. 3. Bevat de gemeenschappelijke vorming een leersysteem in moderne taal voor alle gegroepeerde basisopties die de Regering bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs opgericht bij het bovenvermelde decreet van 27 oktober 1994.De gekozen werkwijze voor de competenties en kennis behoort tot de bevoegdheid van de minister van secundair onderwijs voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap en van de inrichtende macht voor het gesubsidieerd onderwijs. Ze kan bestaan in cursussen ingeschreven voor de lesrooster, stages in ondernemingen of mobiliteit buiten de Franse Gemeenschap, cursussen van sociale promotie of een openbare operator voor opleiding. De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van deze bepaling. Ze kan ook experimentele methodes terzake organiseren.

De inrichtende macht blijft nochtans vrij om op eigen initiatief een opleiding te organiseren in moderne taal van 2 lestijden per week in het kader van de gemeenschappelijke vorming voor de opties die niet betrokken zijn bij de verplichting bedoeld in het vorige lid.

Voor de gegroepeerde basisopties die de Regering bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegraad voor het secundair onderwijs opgericht bij het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs bevat de gemeenschappelijke vorming een opleiding wiskunde naar rata van 2 lestijden per week.

De inrichtende macht blijft nochtans vrij om op eigen initiatief een opleiding te organiseren in wiskunde van 2 lestijden per week in het kader van de gemeenschappelijke vorming voor de opties die niet betrokken zijn bij de verplichting bedoeld in het vorige lid. 4. Omvat de uurregeling ook ten minste 18 en ten hoogste 22 lestijden van gegroepeerde basisoptie per week.5. Kan de uurregeling ook andere activiteiten omvatten naar rata van hoogstens 4 lestijden per week, naar keuze van de inrichtende macht. § 4. In het zevende jaar C (7BC) van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs : 1. bevat de lesrooster een gemeenschappelijke vorming over : a) het Frans naar rata van 4 lestijden per week;b) de sociale en economische opleiding naar rata van 2 lestijden per week;c) de opleiding wiskunde naar rata van 2 lestijden per week;d) de opleiding wetenschappen naar rata van 2 lestijden per week;e) de lichamelijke opvoeding naar rata van 2 lestijden per week.2. Kunnen hoogstens 6 lestijden per week besteed worden aan de verhoging van het aantal lestijden voor elk vak van de gemeenschappelijke vorming met uitzondering van de lichamelijke opvoeding. De gemeenschappelijke vorming kan ook 1 of 2 lestijd(en) geschiedenis en/of 1 of 2 lestijd(en) aardrijkskunde bevatten, naar keuze van de inrichtende macht. De lestijden voor de opleiding geschiedenis en de opleiding aardrijkskunde kunnen ook gegroepeerd worden. 3. Omvat de lesrooster ook ten minste 14 en ten hoogste 18 lestijden per week cursussen algemene opleiding en/of optionele opleiding die tot verschillende sectoren kunnen behoren, naar keuze van de inrichtende macht.4. Kan de uurregeling ook andere activiteiten omvatten naar rata van hoogstens 4 lestijden per week, naar keuze van de inrichtende macht."

Art. 4.In dezelfde wet van 19 juli 1971, in artikel 4sexies, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2011 en vervangen bij het decreet van 12 juli 2012, wordt § 5 aangevuld als volgt : " In afwijking van artikel 23, § 2 van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, kunnen aan de leerlingen die in het 5de leerjaar gekozen hebben voor één van de gegroepeerde basisopties georganiseerd in het experimentele stelsel van de " CPU " kwalificatie uitgedrukt in eenheden van leerresultaten vanaf 1 september 2012 en die ze in het 6de jaar gevolgd hebben tijdens het schooljaar 2013-2014, het competentieverslag " CPU " bedoeld in artikel 2, 18 van hetzelfde koninklijk besluit uitgereikt worden op het einde van dat schooljaar, samen met een oriëntatieattest voor het aanvullend jaar in de derde graad van de kwalificatieafdeling (A3G). "

Art. 5.In dezelfde wet van 19 juli 1971 wordt artikel 7bis, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 1993 en opgeheven bij het decreet van 30 juni 2006 hersteld als volgt : § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1. beroepswereld : publieke of privé werkgever van de profit en non-profit sectoren die actief is in de productie van goederen of diensten en die in staat is om stagiaires te ontvangen onder de voorwaarden van dit artikel;2. bezoeken : individuele of collectieve periodes van contact en ontdekking, inzonderheid betreffende de beroepen, de beroepswereld, de centra voor competenties en beroepsreferentie, de centra voor gevorderde technologieën, andere scholen B georganiseerd in het kader van het oriëntatieproces voor de leerlingen van de eerste, tweede en derde graad van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan;3. stages : periodes van individuele immersie of immersie in zeer kleine groepen van minder dan 6 leerlingen in de beroepswereld, die voornamelijk georganiseerd worden in de 2de en 3de graad van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan. Dit artikel is niet van toepassing op de 4de graad. De Regering bepaalt de bijzondere nadere regels van de stages van de 4de graad. § 2. De bezoeken worden georganiseerd door de inrichtingen in het kader van hun inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren. Ze passen in het kader van de artikelen 23, 32 en 60 van hetzelfde decreet. § 3. Voor de gegroepeerde basisopties die nog niet gebaseerd zijn op een kwalificatieprofiel, maakt de Regering de stages verplicht in de gegroepeerde basisopties van het kwalificatie-onderwijs die ze bepaalt na het advies te hebben ingewonnen van de Algemene Overlegdraad voor het secundair onderwijs.

In het kader van haar inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het bovenvermelde decreet van 24 juli, kan elke inrichting stages organiseren overeenkomstig dit artikel in de gegroepeerde basisopties waarin de Regering ze niet verplicht gemaakt heeft. § 4. Drie types stages zijn te onderscheiden : 1. de stage van type 1 die een observatie- en initiatiestage is;2. de stage van type 2 die een stage van begeleide praktijk is;3. de stage van type 3 die een praktijkstage is met verantwoordelijkheid. § 5. De observatie- en initiatiestages bedoeld in § 4, 1 maken deel uit van de uitvoering van het project van de leerling en passen in het kader van een breed oriëntatieproces. Ze hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling om 1. één of meer beroepen te ontdekken om het vormingsproject te bepalen en nader te bepalen;2. zich vertrouwd te maken met de beroepsactiviteiten en/of het beroepsleven;3. zijn belangstelling nauwkeurig te bepalen. Ze worden georganiseerd door de schoolinrichtingen in het kader van het inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997; ze zijn beperkt tot hoogstens vier weken in elke graad.

Ze kunnen inzonderheid bestaan in : 1. de deelname aan proeven en de demonstraties;2. de bijstand aan productieactiviteiten;3. de ontmoeting met leden van de beroepswereld. De leerlingen die observatie- en initiatiestages volgen, nemen niet deel aan het werk in de beroepswereld; ze worden globaal opgevangen door de beroepswereld en beschikken over een lage graad autonomie.

Bij het zoeken naar de stageplaatsen bezorgt de leerling of de inrichting de beroepswereld waarmee ze een eerste contact leggen, een verklarend document voor de types stage en de verwachtingen van het onderwijs ten opzichte van de beroepswereld waarvan de Regering het model bepaalt. § 6. De stages van begeleide praktijk bedoeld in § 4, 2, worden voornamelijk georganiseerd in het 4de jaar en in de 3de graad. In het 4de jaar zijn ze ten hoogste beperkt tot vier weken. Ze hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling om : 1. de beroepswereld te ontdekken;2. zijn vormingsproject uit te diepen;3. zijn beroepskeuze te bevestigen;4. de competenties uit te voeren die hij op school verworven heeft door deel te nemen aan het productieproces. Het werk bedoeld in 4 van het vorige lid, bestaat in de uitvoering van taken die steeds ingewikkeld er zijn in functie van het studieprogramma. Het wordt uitgevoerd onder de dichtste begeleiding van de beroepswereld; de leerling beschikt over een redelijke autonomie. § 7. De praktijkstages in verantwoordelijkheid bedoeld in § 4, 3, worden in de 3de graad georganiseerd. Ze hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling de beheersing van het beroep te verwerven en te vervolmaken ter aanvulling van de kennis, de competenties en de beroepsvaardigheden die op school worden onderricht.

Daartoe worden de leerlingen gevraagd om steeds ingewikkelde taken autonoom uit te voeren in functie van het studieprogramma onder het toezicht van de beroepswereld. § 8. De stages bedoeld in §§ 6 en 7 passen in het kader van het pedagogische project bedoeld in artikel 64 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997, van de inrichtingen die het technisch kwalificatiesecundair onderwijs en het beroepssecundair onderwijs organiseren.

De stages maken noodzakelijk deel uit van de opleiding van de leerling; ze komen in aanmerking voor het proces voor de evaluatie van de leerlingen.

Ze zijn verplicht wanneer ze georganiseerd worden door de schoolinrichting en wanneer deze de regels ingevoegd heeft in zijn studiereglement bedoeld in artikel 77 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997.

In uitzonderlijke gevallen inzonderheid wanneer een leerling tijdelijk lichamelijke, sociale of psychologische problemen heeft, kan de klassenraad de stages van een leerling uitstellen tot een gunstigere periode voor hem. Indien het uistel niet mogelijk is, kan de klassenraad de leerling volledig of gedeeltelijk vrijstellen van de stage. In beide gevallen stelt de klassenraad een document op dat zijn beslissing motiveert en de nadere regels voor vervanging beschrijft.

Ingeval het vorige lid betrekking heeft op een leerling ingeschreven in de gegroepeerde basisopties " kinderverzorging " of " kinderverzorger/kinderverzorgster " of " verpleegaspirant(e) " of >farmaceutisch-technisch assistent(e) " van de 3de kwalificatiegraad van het secundair onderwijs, zal de vrijgestelde leerling geen kwalificatiegetuigschrift worden toegekend. § 9. De keuze van de stageplaatsen moet beantwoorden aan de doelstellingen inzake opleiding. Er moet inzonderheid rekening worden gehouden met : 1. de geschiktheid van de beroepswereld om een reeks vormende werkzaamheden op het beroepsgebied aan te bieden; 2.de capaciteit van de beroepswereld om binnen zijn leden een voogd aan te stellen met de vereiste bekwaamheden voor de begeleiding van de stagiair, zoals bepaald door het ambtsprofiel bedoeld in § 18. 3. de ontvangstcapaciteit van de beroepsomgeving inzake het aantal stagiairs;4. de vroegere ervaringen van een positieve samenwerking met de schoolinrichting. De stages mogen niet georganiseerd worden bij leden van het lerarenkorps, hun echtgenoot(e)of hun ouders, noch bij de ouders van de stagiaire tot de 3de graad noch bij de samenwonenden en/of personen die onder hetzelfde dak wonen, behoudens afwijking toegekend door de minister van leerplichtonderwijs. § 10. Voor de stages bedoeld in §§ 6 en 7, waarborgt het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aan elke leerling een aangepaste stageplaats ten opzichte van de criteria van § 9.

De nadere regels voor de tussenkomst van de leerlingen in het zoeken naar stageplaatsen worden bepaald in het studiereglement bedoeld in artikel 77 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997. In dit geval zorgt het opvoedingsteam voor een voorbereiding van de leerlingen op zoek naar de stageplaatsen en ondersteunt ze in het zoeken naar de stageplaatsen. Dit houdt inzonderheid in dat ze een lijst van de mogelijke stageplaatsen aan de leerlingen bezorgt, zelfs als de leerling zelf andere plaatsen kan voorstellen die beantwoorden aan de criteria bepaald door het opvoedingsteam.

In alle gevallen is het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap in laatste instantie verantwoordelijk voor het zoeken naar stageplaatsen; de leerling zal niet verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor het gebrek aan stageplaatsen behalve als het inrichtingshoofd een tuchtmaatregel genomen heeft voor de uitsluiting van de stageplaats ten opzichte van de leerling en dat het niet mogelijk was om hem een andere stageplaats te vinden.

Bij het zoeken naar stageplaatsen bezorgt de leerling of de inrichting de beroepswereld waarmee ze een eerste contact leggen, een verklarend document voor de types stage en de verwachtingen van het onderwijs ten opzichte van de beroepswereld waarvan de Regering het model bepaalt.

Ingeval een inrichting niet voldoende stageplaatsen vindt, informeert het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap daarover, volgens de nadere regels die de Regering bepaalt : 1. de betrokken netoverschrijdende instantie voor de sturing van het kwalificatie-onderwijs bedoeld in artikel 4, § 1 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de oprichting van de netoverschrijdende instantie voor de sturing van het kwalificatie-onderwijs en de toekenning van stimuli met het oog op een doeltreffender herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen;2. de diensten van de Regering;deze maken een lijst op van aanvragen waaraan niet voldaan wordt per zone, per beroepssector en per gegroepeerde basisoptie, die bezorgd zal worden aan de minister van secundair onderwijs; ze verlenen hun steun aan de inrichtingen op zoek naar stageplaatsen; § 11. Voor de gegroepeerde basisopties waarin stages verplicht worden verklaard door de Regering, kunnen het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aanvragen om vrijstelling indienen die gemotiveerd worden door redenen buiten de leerlingen zelf zoals het gebrek aan stageaanbod en de grote moeilijkheden voor de leerlingen om zich naar de stageplaatsen te begeven. De aanvraag kan betrekking hebben op een gegroepeerde basisoptie of op een beperkt aantal leerlingen binnen een gegroepeerde basisoptie. De aanvraag betreft een specifiek schooljaar.

De klassenraad voorziet in vervangingsactiviteiten voor de vrijgestelde leerlingen.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvragen om vrijstelling en de behandeling en keurt al dan niet de aanvragen goed.

De Inspectiedienst bedoeld in artikel 3, 2, van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, kan belast worden met een opdracht van inspectie betreffende deze aanvragen. § 12. De stages bedoeld in de §§ 6 en 7 kunnen georganiseerd worden in het buitenland of in een andere gemeenschap.

Elke stage in het buitenland is onderworpen aan een ministeriële toelating die gebaseerd is op een dossier ingediend door het inrichtingshoofd volgens de nadere regels die de Regering bepaalt.

De aanvraag van het inrichtingshoofd is niet noodzakelijk en de toelating is automatisch voor de leerling en de leden van het opvoedingsteam die eventueel de jongere begeleiden wanneer hij deel neemt aan uitwisselingen gefinancierd of medegefinancierd door de Europese commissie of een Belgische overheid.

De Regering bepaalt de bijzondere nadere regels voor stages van grensoverschrijdende leerlingen in omringende landen of in een andere gemeenschap. § 13. Na het advies van de Algemene Overlegraad te hebben ingewonnen voor het secundair onderwijs opgericht bij artikel 1 van het decreet va 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs, bepaalt de Regering de minimale en maximale duur, de doelgroep en de nadere regels voor de organisatie en de evaluatie van de verschillende types stages bedoeld in § 4, rekening houdend met, in voorkomend geval, de eigenaardigheden van de gegroepeerde basisopties.

Voor de gegroepeerde basisopties " Kinderverzorging ", " Kinderverzorger/kinderverzorgster ", " Verpleegaspirant(e) " en " farmaceutisch-technisch assistent(e) ", kan de Regering de specifieke nadere regels voor de stages bepalen in functie van de eigenaardigheden van deze gegroepeerde basisopties die leiden tot de beroepen waarvan de toegang gereglementeerd wordt.

Indien de Raad zijn advies niet heeft uitgebracht binnen de drie maanden van de aanvraag die hem gericht wordt, wordt het advies als gunstig geacht. § 14. De stages houden een drieledige relatie in tussen de schoolinrichting, de leerling en zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers indien hij minderjarig is en de beroepswereld.

Deze relatie wordt geregeld door een overeenkomst die inzonderheid de rechten en plichten van de betrokken partners bepaalt. De Regering bepaalt het model van overeenkomst dat van toepassing is op elk type stage bedoeld in § 4. § 15. Voor de stages bedoeld in §§ 6 en 7 is een stageboekje verplicht. Dit boekje is gedurende de stage het verbindingsmiddel tussen de schoolinrichting, de stagiair en de beroepswereld.

Het stageboekje omvat ten minste de volgende elementen : 1. een exemplaar van de overeenkomst;2. het type stage;3. de doelstellingen van de stage;4. de kalender en de uurroosters;5. de nadere regels voor de evaluatie;6. wat verwacht wordt van de beroepswereld inzake ontwikkeling van beroepsvaardigheden en Bcompetenties. Het boekje gaat mee met de leerling zowel op school als op de stageplaats.

De leerling vermeldt daarin de activiteiten en de gevolgde leerprocessen. De beroepswereld vermeldt daarin de elementen voor de evaluatie.

Het stageboekje wordt gehouden onder de verantwoordelijkheid van de stagemeester bedoeld in § 16, in samenwerking met de voogd bedoeld in § 18.

Het stageboekje kan het stageverslag vervangen indien het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, dit beslist na overleg met het opvoedingsteam. § 16. Het inrichtingshoofd stelt de leerkracht of de leerkrachten aan die belast is/zijn met de voorbereiding, de begeleiding en de evaluatie van stages. Voor elke stagiair wordt binnen het opvoedingsteam die ermee belast is, een enige stagemeester aangesteld, de enige gesprekspartner van de betrokken beroepsomgeving buiten het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde.

Kan aangesteld worden tot stagemeester : 1. elk lid van het team van leerkrachten belast met de cursussen voor de betrokken leerlingen met inbegrip van de cursussen van de gemeenschappelijke vorming;2. een werkleider;3. een werkmeester;4. een leerkracht belast met de periodes van pedagogische coördinatie. De voorbereiding, de begeleiding en de evaluatie van stages maken deel uit van de gewone pedagogische taken van stagemeesters. Wanneer ze taken uitvoeren, hetzij in of buiten een schoolinrichting,worden ze beschouwd als in dienstactiviteit te zijn. § 17. In het begin van het schooljaar bepaalt het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde de planningsvooruitzichten en de nadere regels voor de organisatie van stages na overleg binnen het bevoegde orgaan voor sociale democratie. § 18. Binnen de perken van hun gewone wekelijkse lesrooster kan het inrichtingshoofd de personeelsleden die van cursussen ontlast worden wegens de organisatie van stages, belasten met opvoedings- en pedagogische taken, zoals de vervanging van de afwezige leraren, de organisatie van remediërings- en inhaalactiviteiten, toezicht, prestaties in een mediatheek.

De nadere regels voor de toepassing van deze bepaling worden bepaald door het inrichtingshoofd na overleg binnen het bevoegde orgaan van sociale democratie en na de betrokken personeelsleden hierover te hebben ingelicht. § 19. De aanstelling van een voogd is noodzakelijk in elke beroepsomgeving die ten minste één stagiair ontvangt. De schoolinrichtingen werken samen met de betrokken beroepsplaatsen voor de aanstelling van de betrokken voogden. De Regering bepaalt een ambtsprofiel voor de voogden na overleg met de sociale partners vertegenwoordigd binnen de Economische en sociale Raad van het Waals Gewest en de Economische en sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 20. De Regering bepaalt een rooster met criteria voor de evaluatie van de stageplaatsen; de inrichtingen vullen deze rooster in voor elke stageplaats met de samenwerking van één of meer betrokken stagemeester(s); ze houden het ter beschikking van de Inspectiedienst. Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1984

betreffende de organisatie van het secundair onderwijs

Art. 6.In artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 1987 en bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993, vervangen bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 juli 1996, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 5 wordt het tweede lid opgeheven;b) in 6 worden de woorden " waarin minstens 55% van het aantal lestijden per week besteed moet worden aan de algemene, sociale en persoonlijke opleiding " geschrapt.

Art. 7.In artikel 26 van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de organisatie van het secundair onderwijs, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 1987, de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 en 19 april 1999, gewijzigd en aangevuld bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 maart 2000, gewijzigd bij het decreet van 26 maart 2009 en vervangen bij het decreet van 12 juli 2012, wordt § 1 aangevuld met het volgende lid, luidend als volgt : " Het kwalificatiegetuigschrift mag niet uitgereikt worden aan leerlingen die de stages bedoeld in § 8 van artikel 7bis van de bovenvermelde wet van 19 juli 1971 hebben gevolgd en, onverminderd § 8, vijfde lid van artikel 7bis van de wet van 19 juli 1971, niet vrijgesteld zijn overeenkomstig hetzelfde artikel. " Afdeling III. - Wijziging van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling

van het alternerend secundair onderwijs

Art. 8.Het eerste lid van artikel 2bis, § 4, van het decreet van 3 juli 1991 tot regeling van het alternerend secundair onderwijs, wordt aangevuld als volgt : " De geïndividualiseerde vormingsmodule kan bezoeken en stages bevatten, zoals bedoeld in artikel 7bis van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs en artikel 55bis van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs. " Afdeling IV. - Wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat de

prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren

Art. 9.In het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt het tweede lid van artikel 23 vervangen als volgt : " Elke inrichting voor secundair onderwijs brengt de leerlingen van de eerste graad, door bezoeken, zoals bedoeld in artikel 7bis, § 2, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, of observatie- en initiatieproeflessen, zoals bedoeld in artikel 7bis, § 5 van dezelfde wet, in contact met onderwijsinrichtingen die doorstromingsafdeling of de kwalificatieafdeling organiseren of met de centra voor competentie en beroepsreferentie, of met gevorderde technologiecentra of met ondernemingen. ".

Art. 10.In hetzelfde decreet, in artikel 32, wordt § 2 aangevuld met een vijfde lid, luidend als volgt : " Deze activiteiten kunnen de vorm aannemen van observatie- en initiatieproeflessen, zoals bedoeld in artikel 7bis, § 5, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs. ".

Art. 11.In hetzelfde decreet wordt artikel 53 opgeheven.

Art. 12.In hetzelfde decreet, in artikel 60, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : " Deze activiteiten nemen inzonderheid de vorm aan van begeleide praktijkstages/proeflessen, zoals bedoeld in artikel 7bis, § 6 van de bovenvermelde wet van 19 juli 1971 en van praktijkproeflessen met verantwoordelijkheid, zoals bedoeld in artikel 7bis, § 7, van dezelfde wet. ". Afdeling V. - Wijziging van het decreet van 3 maart 2004 houdende

organisatie van het gespecialiseerd onderwijs

Art. 13.In artikel 55 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, wordt § 2 opgeheven en wordt § 3 § 2.

Art. 14.In hetzelfde decreet wordt een artikel 55bis ingevoegd, luidend als volgt : § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1. beroepswereld : publieke of privé werkgever van de profit en non-profit sectoren die actief is in de productie van goederen of diensten en die in staat is om stagiairs te ontvangen onder de voorwaarden van dit artikel;2. bezoeken : individuele of collectieve periodes van contact en ontdekking, inzonderheid betreffende de beroepen, de beroepswereld, de centra voor competenties en beroepsreferentie, de centra voor gevorderde technologieën, andere scholen B georganiseerd in het kader van het oriëntatieproces voor de leerlingen van de eerste, tweede en derde graad van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan;3. stages : periodes van individuele immersie of immersie in zeer kleine groepen van minder dan 6 leerlingen in de beroepswereld, die voornamelijk georganiseerd worden in de 2de en 3de graad van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan. Het alternerend onderwijs zoals georganiseerd overeenkomstig artikel 3, § 1, derde lid van dit decreet, is niet bedoeld in dit artikel. § 2. De bezoeken worden georganiseerd door de inrichtingen in het kader van hun inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997. § 3. Voor de vormingen waarvoor een kwalificatieprofiel nog niet bepaald werd overeenkomstig artikel 39 van het decreet van 24 juli 1997, kan de Regering de stages verplicht maken in sommige vormingen van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3.

In het kader van zijn inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997, kan elke inrichting stages organiseren overeenkomstig dit artikel in de vormingen van het gespecialiseerd onderwijs van vorm 3, waarin de Regering ze nog niet verplicht heeft gemaakt. § 4. Drie types stages zijn te onderscheiden : Drie types stages zijn te onderscheiden : 1. de stage van type 1 die een observatie- en initiatiestage is;2. de stage van type 2 die een stage van begeleide praktijk is;3. de stage van type 3 die een praktijkstage is met verantwoordelijkheid. § 5. De observatie- en initiatiestages bedoeld in § 4, 1 maken deel uit van de uitvoering van het project van de leerling en passen in het kader van een breed oriëntatieproces. Ze hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling om : 1. één of meer beroepen te ontdekken om het vormingsproject te bepalen en nader te bepalen;2. zich vertrouwd te maken met de beroepsactiviteiten en/of het beroepsleven;3. zijn belangstelling nauwkeurig te bepalen. Ze worden georganiseerd door de schoolinrichtingen in het kader van het inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997.

Ze kunnen inzonderheid bestaan in : 1. de deelname aan de proeven en de demonstraties;2. de bijstand aan de productieactiviteiten;3. de ontmoeting met de leden van de beroepswereld. De leerlingen die observatie- en initiatiestages volgen, nemen niet deel aan het werk in de beroepsomgeving; ze worden globaal opgevangen door de beroepsomgeving en beschikken over een lage graad autonomie.

Bij het zoeken naar plaatsen van stage bezorgt de leerling of de inrichting de beroepswereld waarmee ze een eerste contact leggen, een verklarend document voor de types stage en de verwachtingen van het onderwijs ten opzichte van de beroepsomgeving waarvan de Regering het model bepaalt. § 6. De stages van begeleide praktijk bedoeld in § 4, 2, hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling om : 1. de beroepswereld te ontdekken;2. zijn vormingsproject uit te diepen;3. zijn beroepskeuze te bevestigen;4. de competenties uit te voeren die hij op school verworven heeft door deel te nemen aan het productieproces. Het werk bedoeld in 4 van het vorige lid, bestaat in de uitvoering van taken die steeds ingewikkeld er zijn in functie van het studieprogramma. Het wordt uitgevoerd onder de dichtste begeleiding van de beroepsomgeving; de leerling beschikt over een redelijke autonomie. § 7. De praktijkstages in verantwoordelijkheid bedoeld in § 4, 3, hebben ten doel het mogelijk te maken voor de leerling om de beheersing van het beroep te verwerven en te vervolmaken ter aanvulling van de kennis, de competenties en de beroepsvaardigheden die op school worden onderricht.

Daartoe worden de leerlingen gevraagd om steeds ingewikkelder taken autonoom uit te voeren in functie van het studieprogramma onder het toezicht van de beroepsomgeving. § 8. De stages bedoeld in §§ 6 en 7 passen in het kader van het pedagogische project bedoeld in artikel 64 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997, van de inrichtingen die het technisch kwalificatiesecundair onderwijs en het beroepssecundair onderwijs organiseren.

De stages maken noodzakelijk deel uit van de opleiding van de leerling; ze komen in aanmerking voor het proces voor de evaluatie van de leerlingen.

Ze zijn verplicht wanneer ze georganiseerd worden door de schoolinrichting en wanneer deze de regels ingevoegd heeft in haar studiereglement bedoeld in artikel 77 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997.

Wanneer een leerling tijdelijk lichamelijke, sociale of psychologische problemen heeft, kan de klassenraad de stages van een leerling uitstellen tot een gunstigere periode voor hem. Indien het uistel niet mogelijk is, kan de klassenraad de leerling volledig of gedeeltelijk vrijstellen van de stage. In beide gevallen stelt de klassenraad een document op dat zijn beslissing motiveert en de nadere regels voor vervanging beschrijft. § 9. De keuze van de stageplaatsen moet beantwoorden aan de doelstellingen inzake opleiding. Er moet inzonderheid rekening worden gehouden met : 1. de geschiktheid van de beroepsomgeving om een reeks vormende werkzaamheden op het beroepsgebied aan te bieden;2. de capaciteit van de beroepsomgeving om binnen zijn leden een voogd aan te stellen met de vereiste bekwaamheden voor de begeleiding van de stagiair, zoals bepaald door het ambtsprofiel bedoeld in § 18.3. de ontvangstcapaciteit van de beroepsomgeving inzake het aantal stagiairs;4. de vroegere ervaringen van een positieve samenwerking met de schoolinrichting. De stages mogen niet georganiseerd worden bij leden van het lerarenkorps, hun echtgenoot(e)of hun ouders, noch bij de ouders van de stagiair tot de 3de graad noch bij de samenwonenden en/of personen die onder hetzelfde dak wonen, behoudens afwijking toegekend door de minister van leerplichtonderwijs. § 10. Voor de stages bedoeld in §§ 6 en 7, waarborgt het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aan elke leerling een aangepaste stageplaats ten opzichte van de criteria van § 9.

De nadere regels voor de tussenkomst van de leerlingen in het zoeken naar stageplaatsen worden bepaald in het studiereglement bedoeld in artikel 77 van het bovenvermelde decreet van 24 juli 1997. In dit geval zorgt het opvoedingsteam voor een voorbereiding van de leerlingen op zoek naar de stageplaatsen en ondersteunt ze in het zoeken naar de stageplaatsen. Dit houdt inzonderheid in dat ze een lijst van de mogelijke stageplaatsen aan de leerlingen bezorgt, zelfs als de leerling zelf andere plaatsen kan voorstellen die beantwoorden aan de criteria bepaald door het opvoedingsteam.

In alle gevallen is het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap in laatste instantie verantwoordelijk voor het zoeken naar stageplaatsen; de leerling zal niet verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor het gebrek aan stageplaatsen behalve als het inrichtingshoofd een tuchtmaatregel genomen heeft voor de uitsluiting van de stageplaats ten opzichte van de leerling en dat het niet mogelijk was om hem een andere stageplaats te vinden.

Bij het zoeken naar stageplaatsen bezorgt de leerling of de inrichting de beroepswereld waarmee ze een eerste contact leggen een verklarend document voor de types stage en de verwachtingen van het onderwijs ten opzichte van de beroepswereld waarvan de Regering het model bepaalt.

Ingeval een inrichting niet voldoende stageplaatsen vindt, informeert het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, daarover volgens de nadere regels die de Regering bepaalt : 1. de betrokken netoverschrijdende instantie voor de sturing van het kwalificatie-onderwijs bedoeld in artikel 4, § 1 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de oprichting van de netoverschrijdende instantie voor de sturing van het kwalificatie-onderwijs en de toekenning van stimuli met het oog op een doeltreffender herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen;2. de diensten van de Regering;deze maken een lijst op van aanvragen waaraan niet voldaan wordt per zone per beroepssector en per gegroepeerde basisoptie, dat bezorgd zal worden aan de minister van secundair onderwijs; ze verlenen hun steun aan de inrichtingen op zoek naar stageplaatsen; § 11. Voor de vormingen waarin stages verplicht worden verklarend door de Regering, kunnen het inrichtingshoofd in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aanvragen om vrijstelling indienen die gemotiveerd worden door redenen buiten de leerlingen zelf zoals het gebrek aan stageaanbod en de grote moeilijkheden voor de leerlingen om zich naar de stageplaatsen te begeven. De aanvraag kan betrekking hebben op een gegroepeerde basisoptie of op een beperkt aantal leerlingen binnen een gegroepeerde basisoptie. De aanvraag betreft een specifiek schooljaar.

De klassenraad voorziet in vervangingsactiviteiten voor de vrijgestelde leerlingen.

De Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvragen om vrijstelling en de behandeling en keurt al dan niet de aanvragen goed.

De Inspectiedienst bedoeld in artikel 3, 3, van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, kan belast worden met een opdracht van inspectie betreffende deze aanvragen. § 12. De stages bedoeld in de §§ 6 en 7 kunnen georganiseerd worden in het buitenland of in een andere gemeenschap.

Elke stage in het buitenland is onderworpen aan een ministeriële toelating die gebaseerd is op een dossier ingediend door het inrichtingshoofd volgens de nadere regels die de Regering bepaalt.

De toelating is automatisch voor de leerling en de leden van het opvoedingsteam die eventueel de jongere begeleiden wanneer hij deel neemt aan uitwisselingen gefinancierd of medegefinancierd door de Europese commissie of een Belgische overheid.

De Regering bepaalt de bijzondere nadere regels voor stages van grensoverschrijdende leerlingen in omringende landen of in een andere gemeenschap. § 13. § 13. Na het advies van de Algemene Overlegraad te hebben ingewonnen voor het gespecialiseerd onderwijs opgericht bij artikel 168 van dit decreet, bepaalt de Regering de duur, de doelgroep en de nadere regels voor de organisatie en de evaluatie van de verschillende types stages bedoeld in § 4.

Indien de Raad zijn advies niet heeft uitgebracht binnen de drie maanden van de aanvraag die hem gericht wordt, wordt het advies als gunstig geacht. § 14. De stages houden een drieledige relatie in tussen de schoolinrichting, de leerling en zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers indien hij minderjarig is en de beroepsomgeving.

Deze relatie wordt geregeld door een overeenkomst die inzonderheid de rechten en plichten van de betrokken partners bepaalt. De Regering bepaalt het model van overeenkomst dat van toepassing is op elk type stage bedoeld in § 4. § 15. Voor de stages bedoeld in §§ 6 en 7 is een stageboekje verplicht. Dit boekje is gedurende de stage het verbindingsmiddel tussen de schoolinrichting, de stagiair en de beroepswereld.

Het stageboekje omvat ten minste de volgende elementen : 1. een exemplaar van de overeenkomst;2. het type stage;3. de doelstellingen van de stage;4. de kalender en de uurroosters;5. de nadere regels voor de evaluatie;6. wat verwacht wordt van de beroepswereld inzake ontwikkeling van beroepsvaardigheden en Bcompetenties. Het boekje gaat mee met de leerling zowel op school als op de stageplaats.

De leerling vermeldt daarin de activiteiten en de gevolgde leerprocessen. De beroepswereld vermeldt daarin de elementen voor de evaluatie.

Het stageboekje wordt gehouden onder de verantwoordelijkheid van de stagemeester bedoeld in § 16, in samenwerking met de voogd bedoeld in § 18.

Het stageboekje kan het stageverslag vervangen indien het inrichtingshoofd, voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de inrichtende macht voor het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, dit beslist na overleg met het opvoedingsteam. § 16. Het inrichtingshoofd stelt de leerkracht of de leerkrachten aan die belast is/zijn met de voorbereiding, de begeleiding en de evaluatie van stages. Voor elke stagiair wordt binnen het opvoedingsteam die ermee belast is, een enige stagemeester aangesteld, de enige gesprekspartner van de betrokken beroepsomgeving buiten het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde.

Kan aangesteld worden tot stagemeester : 1. elk lid van het team van leerkrachten belast met de cursussen voor de betrokken leerlingen met inbegrip van de cursussen van gemeenschappelijke vorming;2. een werkleider;3. een werkmeester;4. een leerkracht belast met de periodes van pedagogische coördinatie. De voorbereiding, de begeleiding en de evaluatie van stages maken deel uit van de gewone pedagogische taken van stagemeesters. Wanneer ze taken uitvoeren, hetzij in of buiten een schoolinrichting,worden ze beschouwd als in dienstactiviteit te zijn. § 17. In het begin van het schooljaar bepaalt het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde de planningsvooruitzichten en de nadere regels voor de organisatie van stages na overleg binnen het bevoegde orgaan voor sociale democratie. § 18. Binnen de perken van hun gewone wekelijkse uurrooster kan het inrichtingshoofd de personeelsleden die van cursussen ontlast worden wegens de organisatie van stages, belasten met opvoedings- en pedagogische taken, zoals de vervanging van afwezige leraren, de organisatie van remediërings- en inhaalactiviteiten, toezicht, prestaties in een mediatheek. § 19. De aanstelling van een voogd is noodzakelijk in elke beroepsomgeving die ten minste één stagiaire ontvangt. De schoolinrichtingen werken samen met de betrokken beroepsplaatsen voor de aanstelling van de betrokken voogden. De Regering bepaalt een ambtsprofiel voor de voogden na overleg met de sociale partners vertegenwoordigd binnen de Economische en sociale Raad van het Waals Gewest en de Economische en sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 20. De Regering bepaalt een rooster met criteria voor de evaluatie van de stageplaatsen; de inrichtingen vullen deze rooster in voor elke stageplaats met de samenwerking van één of meer betrokken stagemeester(s); ze houden het ter beschikking van de Inspectiedienst.

Art. 15.Artikel 59 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 juli 2007, en vervangen bij het decreet van 12 juli 2012, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : " Het kwalificatiegetuigschrift mag niet uitgereikt worden aan leerlingen die de stages bedoeld in § 8 van artikel 55 niet hebben gevolgd en die niet vrijgesteld zijn overeenkomstig hetzelfde artikel. " Afdeling VI. - Wijziging van het decreet van 30 april 2009 betreffende

de oprichting van subregionale sturingsinstanties en de toekenning van stimuli met het oog op een doeltreffender herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen

Art. 16.In het decreet van 30 april 2009 betreffende de oprichting van subregionale sturingsinstanties en de toekenning van stimuli met het oog op een doeltreffender herverdeling van het aanbod van kwalificatieonderwijs om de territoriale ontwikkeling te bevorderen, in artikel 5, wordt een § 1/1 ingevoegd, luidend als volgt : " Ingeval een Sturingsinstantie ingelicht wordt overeenkomstig artikel 7bis, § 10, zevende lid, 1, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs of overeenkomstig artikel 55bis, § 10, vijfde lid, 1, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, dat één of meer inrichtingen voor kwalificatieonderwijs moeilijkheden heeft/hebben om voldoende stageplaatsen te vinden, wordt ze verzocht sociale partners en/of beroepssectoren van de zone te vinden om de opening van nieuwe stageplaatsen aan te moedigen ". Afdeling VII. - Wijziging van het decreet van 27 maart 2002

betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap.

Art. 17.In artikel 3 van het decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap wordt aangevuld met een 15, luidend als volgt : 1.5 het proces inzake de veralgemening van de stages en de versterking van de algemene opleiding in het kwalificatieonderwijs te observeren, volgen en evalueren, dat georganiseerd wordt bij het decreet van 5 december 2013 tot wijziging van de lesroosters in de kwalificatieafdeling van het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan en houdende organisatie van stages in het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan en in het gespecialiseerd secundair onderwijs van vorm 3 en vorm 4, door inzonderheid te analyseren : - of de voorgestelde wijzigingen leiden tot een vermindering van het aantaal mislukkingen in het kwalificatiesysteem; - of deze veralgemening van stages een positief gevolg heeft op de opleiding en de toegang van de leerling tot de werkgelegenheid of het hoger onderwijs.

HOOFSTUK II. - Slotbepaling

Art. 18.De artikelen 2 en 3 treden in werking op 1 september 2014 voor wat betreft het derde en vijfde jaar van het technisch en kunstsecundair kwalificatieonderwijs en het derde, vijfde en zevende jaar van het beroepssecundair onderwijs. Ze treden in werking ten laatste op 1 september 2015 voor wat betreft het vierde en zesde jaar van het technisch secundair kwalificatieonderwijs en het beroepssecundair onderwijs.

In afwijking van het vorige lid kunnen de inrichtende machten het huidige systeem van de uurroosters tijdens het schooljaar 2014-2015 behouden voor wat betreft het derde en vijfde jaar van het technisch en wetenschappelijk kwalificatiesecundair onderwijs en het derde, vijfde en zevende jaar van het beroepssecundair onderwijs en tijdens het schooljaar 2015-2016 voor wat betreft het vierde en zesde jaar van het technisch en kunstsecundair kwalificatieonderwijs en van et beroepssecundair onderwijs.

Art. 19.De andere artikelen treden in werking op 1 september 2014.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 5 december 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-M. SCHYNS _______ Nota (1) Zitting 2013-2014 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 559-1.

Commissieamendementen, nr. 559-2. - Verslag nr. 559-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 4 december 2013.

^