gepubliceerd op 13 oktober 1999
Besluit van de Regering houdende uitvoering van de artikelen 121 en 124 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs
2 JUNI 1999. - Besluit van de Regering houdende uitvoering van de artikelen 121 en 124 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs
De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs, inzonderheid op de artikelen 121 en 124;
Gelet op het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 23 maart 1999;
Gelet op de beslissing genomen door de Regering op 3 februari 1999 om de Raad van State te verzoeken binnen ten hoogste één maand een advies uit te brengen;
Gelet op het advies gegeven op 3 mei 1999 door de Raad van State met toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Onderwijs, Besluit :
Artikel 1.De artikelen 16, 19, 40 tot 45, 48 tot 56, 62, 65, 90 en 94 tot 98 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor het gewoon onderwijs treden in werking op 1 september 1999.
Artikel 39 van bovenvermeld decreet heeft uitwerking op 1 mei 1999.
Art. 2.De artikelen 41, 42, 43 en 44 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving worden opgeheven.
Art. 3.Artikel 5bis van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs wordt opgeheven.
Art. 4.Artikel 15 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs wordt opgeheven, wat het basisonderwijs betreft.
Art. 5.De artikelen 5, 6, 7, 10, 11 en 12 van het koninklijk besluit van 11 december 1987 tot vaststelling van het organiek reglement voor de rijksonderwijsinrichtingen met volledig leerplan, waarvan de onderwijstaal het Frans of het Duits is, met uitzondering van de inrichtingen voor hoger onderwijs, worden opgeheven.
Art. 6.De artikelen 2 en 5 treden in werking op 1 september 1999.
De artikelen 3 en 4 hebben uitwerking op 1 september 1998.
Art. 7.De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 2 juni 1999.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme, J. MARAITE De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen, W. SCHRÖDER