gepubliceerd op 07 mei 2002
Decreet houdende de organisatie van het parlementair onderzoek
1 MAART 2002. - Decreet houdende de organisatie van het parlementair onderzoek (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt het parlementair onderzoek zoals bedoeld in artikel 40 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Art. 2.Het Vlaams Parlement, hierna het parlement te noemen, verricht het onderzoek zelf of stelt daartoe uit zijn midden een commissie aan.
Bij het starten van een parlementair onderzoek, omschrijft het parlement het kader waarbinnen de opdracht verricht wordt. De werkzaamheden verlopen volgens de regels die het parlement bepaalt.
Art. 3.Het parlement stelt onmiddellijk de middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van het parlementair onderzoek. HOOFDSTUK II. - De openbaarheid van het parlementair onderzoek
Art. 4.De informatie die tijdens of naar aanleiding van de niet-openbare vergaderingen bekendgemaakt wordt, is geheim. De geheime informatie kan slechts in het eindverslag verwerkt worden, voorzover de identiteit van de getuigen en de identiteit van de door de getuigen genoemde personen geheim blijft.
Met uitzondering van de volksvertegenwoordigers is iedereen die bij een niet-openbare vergadering betrokken is, verplicht vooraf onder ede te verklaren het geheime karakter van de werkzaamheden te zullen naleven. HOOFDSTUK III. - De uitoefening van het parlementair onderzoeksrecht Afdeling 1. - Onderzoeksmaatregelen
Art. 5.Het parlement of de commissie, alsook hun voorzitters, voorzover die daartoe gemachtigd worden, kunnen alle in het Wetboek van Strafvordering omschreven onderzoeksmaatregelen nemen.
Art. 6.Het parlement of de commissie kunnen voor het uitvoeren van onderzoeksverrichtingen die ze vooraf bepalen, een verzoek richten tot de eerste voorzitter van het hof van beroep. Die stelt één of meer raadsheren in het hof van beroep of één of meer rechters in de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de onderzoeksverrichtingen moeten geschieden, aan. Indien het gaat om het rechtsgebied van het hof van beroep van Brussel behoren de raadsheren of rechters tot de Nederlandse taalrol.
Voor de uitvoering van die onderzoeksverrichtingen staat de aangestelde magistraat onder leiding van de voorzitter van het parlement of de commissie. Hij stelt een schriftelijk verslag op waarin de resultaten van zijn onderzoek worden opgetekend. De aangestelde magistraat kan buiten zijn ambtsgebied optreden en zijn onderzoek tot heel het Rijk uitbreiden.
Art. 7.De onderzoeksmaatregelen die een beperking inhouden van de bewegingsvrijheid. De inbeslagnemingen van materiële goederen en de huiszoekingen, evenals het afluisteren, het kennisnemen en het opnemen van privé-communicatie en -telecommunicatie, worden verricht door de overeenkomstig artikel 6, eerste lid, aangestelde magistraat.
De artikelen 35 tot en met 39 en 90ter tot en met 90novies van het Wetboek van Strafvordering betreffende de inbeslagneming van materiële goederen en het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privé-communicatie en -telecommunicatie worden toegepast door de magistraat, bedoeld in het vorige lid.
Art. 8.§ 1. Wanneer het parlement of de commissie informatie willen vragen in verband met criminele zaken, correctionele zaken of politie- en tuchtzaken richten zij een schriftelijk verzoek tot de procureur-generaal bij het hof van beroep of tot de auditeur-generaal bij het Militair Gerechtshof om hun een afschrift te bezorgen van de onderzoeksverrichtingen en de proceshandelingen die zij willen bestuderen.
Indien die magistraat bij gemotiveerde beslissing meent niet te kunnen ingaan op dit verzoek, kunnen het parlement, de commissie of hun voorzitters hiertegen in beroep gaan bij het college dat opgericht werd bij artikel 4, § 5, lid 2, van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek. § 2. Wanneer inlichtingen over bestuurszaken moeten worden gevraagd, richt het parlement of de commissie een schriftelijk verzoek tot de bevoegde minister, die aan dat verzoek onmiddellijk gevolg geeft. Afdeling 2. - Getuigen, tolken en deskundigen
Art. 9.Getuigen, tolken en deskundigen hebben tegenover het parlement, de commissie of de aangestelde magistraat dezelfde rechten en verplichtingen als tegenover de onderzoeksrechter.
Art. 10.§ 1. Eenieder die verzocht wordt om als getuige te worden gehoord, is verplicht te verschijnen. § 2. De oproeping gebeurt schriftelijk en, zo nodig, bij dagvaarding.
Dagvaardingen worden door een gerechtsdeurwaarder gedaan op verzoek, al naar het geval, van de voorzitter van het parlement, van de voorzitter van de commissie of van de aangestelde magistraat. § 3. Alvorens te worden gehoord, vertonen de getuigen de uitnodiging of de dagvaarding waarbij zij worden opgeroepen om te getuigen; daarvan wordt melding gemaakt in het proces-verbaal. Voor zijn verhoor geeft de getuige zijn naam, voornamen, beroep, plaats en datum van geboorte en woonplaats. De getuigen leggen vervolgens de eed af, bepaald in artikel 75 van het Wetboek van Strafvordering. § 4. Onverminderd het inroepen van het beroepsgeheim, bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek, kan iedere getuige weigeren te getuigen wanneer hij zich door zijn verklaringen zou kunnen blootstellen aan strafvervolging. Voor elk getuigenverhoor leest de voorzitter van het parlementair onderzoek deze bepaling voor. § 5. Het proces-verbaal van de getuigenissen wordt getekend, hetzij onmiddellijk, hetzij uiterlijk vijftien dagen na de beëindiging van het verhoor, door de voorzitter en de getuige, nadat de getuige het gelezen en bevestigd heeft. Er mag niets tussen de regels worden geschreven; doorhalingen en verwijzingen worden door de voorzitter en de getuige goedgekeurd en geparafeerd.
Indien de getuige weigert zijn getuigenis te tekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het proces-verbaal. § 6. De voorzitter van het parlementair onderzoek deelt elke getuige mee dat hij kosteloos een kopie van het proces-verbaal van zijn verhoor kan krijgen.
Art. 11.De getuigen worden vergoed overeenkomstig het tarief van gerechtskosten in burgerlijke zaken. De vergoeding van de deskundigen wordt vastgelegd door het parlement. HOOFDSTUK IV. - Het afsluiten van het parlementair onderzoek
Art. 12.De bevoegdheid van het parlement of van de commissie bedoeld in artikel 2 vervalt na de gehele vernieuwing van het parlement. De werkzaamheden worden geschorst door de sluiting van de zitting.
Art. 13.Het parlementair onderzoek wordt afgesloten met een eindverslag dat openbaar is. HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen
Art. 14.De schending van de geheimhoudingsplicht, zoals bepaald in artikel 4, door andere personen dan de Vlaamse volksvertegenwoordigers, wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 15.Elke persoon die krachtens artikel 10 van dit decreet gedagvaard wordt als getuige en weigert te verschijnen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een geldboete van vijfhonderd euro tot tienduizend euro.
Art. 16.Diegene die schuldig is aan een valse getuigenis, de tolk en de deskundige die schuldig zijn aan valse verklaringen en diegene die schuldig is aan verleiding van getuigen, deskundigen of tolken, worden gestraft met een gevangenisstraf van twee maanden tot drie jaar.
Heeft de getuige, de deskundige of de tolk geld of een beloning aangenomen of een belofte aanvaard, dan wordt hij bovendien veroordeeld tot een geldboete van vijftig euro tot drieduizend euro.
Dezelfde straf wordt toegepast op de verleider, onverminderd de andere straffen.
Een valse getuigenis is voltooid, wanneer de getuige de notulen van zijn getuigenis bevestigt en ondertekent.
Wordt de getuige opgeroepen om opnieuw te worden gehoord, dan is de valse getuigenis pas voltooid met de laatste verklaring van de getuige dat hij zijn getuigenis bevestigt.
Art. 17.Wanneer een inbreuk wordt vermoed op artikel 16, deelt de voorzitter van het parlementair onderzoek dit mee aan de procureur-generaal bij het hof van beroep opdat daaraan gevolg wordt gegeven als naar recht.
Art. 18.De bepalingen van Hoofdstuk VII en artikel 85 van Boek I van het Strafwetboek zijn op de in dit decreet strafbaar gestelde inbreuken van toepassing. HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepaling
Art. 19.Het decreet van 20 maart 1984 houdende vaststelling van de procedure van onderzoek, gewijzigd bij decreet van 22 maart 1989, wordt opgeheven.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 1 maart 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Stukken. - Voorstel van decreet, 862 - Nr. 1. - Amendementen, 862 - Nr. 2. - Verslag, 862 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 862 - Nr. 4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Middagvergadering van 20 februari 2002.