Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 31 januari 2019
gepubliceerd op 08 maart 2019

Besluit van de Waalse Regering tot gedeeltelijke uitvoering van het Waalse Erfgoedwetboek

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019201068
pub.
08/03/2019
prom.
31/01/2019
ELI
eli/besluit/2019/01/31/2019201068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 JANUARI 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot gedeeltelijke uitvoering van het Waalse Erfgoedwetboek


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Erfgoedwetboek bedoeld in het decreet van 26 april 2018, inzonderheid op de artikelen 8, 11 tot 18, 22 à 25, 27, 34, 40, 43 en 44;

Gelet op artikel 26 van het decreet van 26 april 2018 betreffende het Waalse Erfgoedwetboek;

Gelet op artikel D.IV.1, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, ingevoegd bij het decreet van 26 april 2018;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 10 december 1998 tot toekenning van toelagen voor de restauratie van het klein volkspatrimonium van Wallonië;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2018;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 19 juli 2018;

Gelet op het rapport van 19 juli 2018 opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op het advies van de "Union des villes et communes de Wallonie" (Unie van de Waalse steden en gemeenten), gegeven op 26 september 2018;

Gelet op het advies 64.541/4 van de Raad van State, gegeven op 19 december 2018, overeenkomstig artikel 84, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Koninklijke Commissie van Monumenten, Landschappen en Opgravingen, gegeven op 26 september 2018;

Op de voordracht van de Minister van Erfgoed;

Na beraadslaging, Besluit: TITEL 1. - Wijzigingsbepalingen van het reglementair deel van het Waalse Erfgoedwetboek

Artikel 1.De artikelen 477 tot 480 en 505 tot 529 van het Waalse Erfgoedwetboek worden vervangen als volgt: "HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Art. R.0. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Wetboek: het Waalse Erfgoedwetboek;2° Minister: de Minister die bevoegd is voor Erfgoed;3° AWaP : het "Agence wallonne du Patrimoine" (Waals Erfgoedagentschap), geplaatst onder de verantwoordelijkheid van een inspecteur-generaal;4° de afgevaardigde van de inspecteur-generaal van het AWaP: het personeelslid dat de inspecteur-generaal overdraagt voor de uitvoering van één of meerdere bepalingen bedoeld in dit besluit;5° voorafgaande onderzoeken: de wetenschappelijke en technische onderzoeken die nodig zijn voor de uitvoering van ieder instandhoudings- of herstelproject en die worden ingevoerd in een door het AWaP beheerd documentatiefonds;6° archeologische kaart: omtrekken die ieder geheel van al dan niet bebouwde onroerende goederen omvatten, die geheel of gedeeltelijk het voorwerp hebben uitgemaakt van een ontdekking van een of meerdere archeologische goederen of waarvan is vastgesteld dat zij archeologische goederen hebben verborgen, verbergen of vermoedelijk verbergen. HOOFDSTUK II. - Werelderfgoed Art. R.8-1. De inhoud van het beheersplan van een goed opgenomen op de lijst van het werelderfgoed of voorgesteld voor opneming op de lijst van het werelderfgoed, wordt door de Minister bepaald. Het beheersplan bevat elementen betreffende de burgerparticipatie, de opleiding, de culturele en toeristische valorisatie, de sensibilisering van het publiek en de communicatie, het wetenschappelijk onderzoek en de internationale samenwerking die daarop betrekking hebben.

De Minister bepaalt de samenstelling, de opdrachten en de werking van het beheerscomité, het stuurcomité en het wetenschappelijk comité betreffende elk beheersplan. HOOFDSTUK II. - Gewestelijke inventaris van het erfgoed, gemeentelijke inventarissen en archeologische kaart Afdeling 1. - Gewestelijke inventaris van het erfgoed

Art. R.11-1. De lijst van de categorieën goederen die tot het klein volkspatrimonium behoren, wordt door de Minister vastgesteld of bijgewerkt.

Art. R.11-2. De Minister maakt de inventaris van het onroerend cultureel erfgoed en de lijst van de goederen die tot het klein volkspatrimonium behoren en die in aanmerking komen of zijn gekomen voor de financiële tegemoetkoming van het Gewest bekend op de cartografische portaalsite van het DGO4 en onder verwijzing in het Belgisch Staatsblad.

Op voorstel van het AWaP werkt de Minister de inventaris en de lijst op basis van de door de Regering vastgestelde erkennings-, bescherming- en opwaarderingsmodaliteiten bij. Afdeling 2. - Gemeentelijke inventarissen

Art. R.12-1. § 1. Het gemeentecollege of de gemeentecommissie maakt op methodologische basis vastgesteld door de Minister het ontwerp van gemeentelijke inventaris op en vraagt daartoe de begeleiding van het AWaP. § 2. De gemeenteraad neemt het ontwerp van inventaris voorlopig aan.

De gemeenteraad legt het ontwerp van inventaris of van bijwerking van de inventaris ter advies voor aan de gemeentelijke commissie en aan de personen en instanties die hij nodig acht te raadplegen.

Het advies wordt binnen de vijfenveertig dagen na de zending van het verzoek van de gemeenteraad overgemaakt. Bij gebrek aan zending van het advies van de voorgeschreven termijn kan de procedure betreffende de aanneming of de bijwerking van de inventaris voortgezet worden. § 3. Behalve voor de goederen die tot het klein volkspatrimonium behoren en die in aanmerking komen of zijn gekomen voor de financiële tegemoetkoming van het Gewest, gaat de gemeentecollege tot een openbaar onderzoek dat dertig dagen duurt, over, en informeert hij bij zending de eigenaar(s) van de betrokken goederen.

Het ontwerp ligt op werkdagen en minstens één keer in de week tot 20 uur, of op zaterdagmorgen ter inzage in het gemeentehuis.

Het openbaar onderzoek wordt door aanplakking op het gemeentehuis aangekondigd en op de website van de gemeente bekendgemaakt.

Het advies vermeldt het doel van het onderzoek en bepaalt dat het dossier ingezien kan worden in het gemeentehuis.

Het openbare onderzoek wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari.

Vóór het verstrijken van het openbaar onderzoek kan ieder bezwaarindiener zijn opmerking bij zending aan het college richten en, in voorkomend geval, zijn verzet kenbaar maken.

Binnen vijftien dagen na het einde van de termijn van het openbaar onderzoek houdt het gemeentecollege of een lid ervan dat daartoe gemachtigd is, een openbare zitting waar eenieder die het wenst gehoord kan worden.

Aan het einde van die zitting wordt een proces-verbaal opgesteld waarbij het openbaar onderzoek gesloten wordt.

Art. R.12-3. De gemeenteraad: 1° neemt de inventaris definitief aan binnen negentig dagen na het proces-verbaal van het openbaar onderzoek;2° stuurt het dossier dat de adviezen van de geraadpleegde personen en instanties, de opmerkingen of bezwaren geopperd tijdens het openbaar onderzoek, het proces-verbaal ter afsluiting van het openbaar onderzoek en de genomen beslissing omvat, binnen vijftien dagen na zijn beslissing aan het AWaP.3° stelt de eigenaars van de betrokken goederen, behalve voor de goederen die onder tot klein volkspatrimonium behoren en die in aanmerking komen of zijn gekomen voor de financiële tegemoetkoming van het Gewest, in kennis van zijn beslissing. Art. R.12-4. Behalve voor de goederen die tot het klein volkspatrimonium behoren en die in aanmerking komen of zijn gekomen voor de financiële tegemoetkoming van het Gewest, kan iedere eigenaar van een door het ontwerp betrokken goed een beroep tegen de genomen beslissing betreffende het goed op basis van patrimoniale overwegingen bij zending aan de gemeenteraad richten binnen vijftien dagen na ontvangst van de beslissing tot definitieve aanneming door de gemeenteraad. De eigenaar zendt tegelijk een afschrift van het beroep aan het AWaP. De gemeenteraad beslist over ieder beroep bedoeld in het eerste lid binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het beroep en licht het AWaP daarover binnen vijf dagen in.

Art. R.12-5. Binnen honderd twintig dagen na ontvangst van de in artikel R.12-3, 1°, bedoelde beslissing van de gemeenteraad zendt het AWaP het volledige dossier van de inventaris samen met zijn advies en het voorstel van beslissing aan de Minister.

Binnen dertig dagen na ontvangst van de inventaris door het AWaP wordt de Minister op basis van de elementen van het dossier goedgekeurd of geweigerd.

Art. R.12-6. Het AWaP maakt de gemeentelijke inventarissen op de cartografische portaalsite van het DGO4 en, onder verwijzing, in het Belgisch Staatsblad.

Art. R.12-7. De gemeenteraad gaat tot de bijwerking van de inventaris op basis van de in de artikelen R.12-1 en volgende bedoelde bepalingen over.

In afwijking daarvan kan de Minister een gesimplificeerde procedure voor de bijwerking van de gemeentelijke inventarissen vaststellen voor zover ze op een beperkt aantal goederen ten opzichte van de gemeentelijke inventaris betrekking heeft. De gesimplificeerde procedure omvat de informatie van de eigenaars van de bij de bijwerking betrokken goederen.

Art. R.12-8. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest kan de Minister een maximale subsidie van tien duizend euro per gemeente toekennen voor de opmaking van het geheel of een gedeelte van de gemeentelijke inventaris.

De vereffening van de subsidie gebeurt als volgt: 1° zestig procent van de subsidie bij de zending van het besluit tot toekenning van de subsidie en voor zover de desbetreffende schuldvorderingverklaring binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de zending van het besluit tot toekenning van de subsidie ingediend wordt;2° veertig procent van de subsidie op overlegging van de desbetreffende bewijsstukken van de door de gemeente gedane uitgaven. Afdeling 3. - Archeologische kaart

Art. R.13-1. De Minister maakt de archeologische kaart op de cartografische portaalsite van het DGO4 en, onder verwijzing, in het Belgisch Staatsblad.

De Minister kan de methodologie en de modaliteiten van de bijwerking van de kaart vastleggen.

Art. R.14-1. De Minister bepaalt het formulier voor de aanvraag van de archeologische informatie dat bij het AWaP aangevraagd moet worden, de vorm en inhoud van de bij aanvraag te voegen documenten en de vorm van de door het AWaP verzonden informatie.

De informatie kan bij iedere eigenaar of houder van een zakelijk recht van een goed bedoeld in de archeologische kaart aangevraagd worden.

De informatie bepaalt of het goed geheel of gedeeltelijk het voorwerp heeft uitgemaakt van een ontdekking van één of meerdere archeologische goederen of waarvan is vastgesteld dat het archeologische goederen heeft verborgen, verbergt of vermoedelijk verbergt. In voorkomend geval vermeldt de informatie de plaats en de aard van archeologische goederen in de grond of buiten de grond. HOOFDSTUK IV. - Bescherming van het erfgoed Afdeling 1. - Beschermingslijst

Art. R.15-1. De in artikel 15, § 1, 6°, van het Wetboek bedoelde groepen, verenigingen of organisaties hebben als doel of doelstelling, blijkend uit hun statuten bekendgemaakt in het Belgisch Staatblad, de instandhouding van het erfgoed.

Art. R.15-2. De Minister legt iedere opneming van een goed op de beschermingslijst vast en maakt het opnemingsbesluit op de cartografische portaalsite van het DGO4 en in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 2. - Bescherming

Art. R.16. De in artikel 16, tweede lid, 6°, van het Wetboek bedoelde groepen, verenigingen of organisaties hebben als doel of doelstelling, blijkend uit hun statuten bekendgemaakt in het Belgisch Staatblad, de instandhouding van het erfgoed.

Art. R.17. Op basis van een dossier dat op initiatief van één of meerdere personen bedoeld in artikel 16, tweede lid, 6°, van het Wetboek samengesteld is en dat het patrimoniale belang van het of de betrokken goederen als monument, architecturaal geheel, site of archeologische site, legt de Minister elk ontwerp van bescherming van een goed vast en maakt hij het ontwerp op de cartografische portaalsite van het DGO4 en in het Belgisch Staatsblad bekend.

Art. R.18. De Minister legt de bescherming van het goed vast en maakt het beschermingsbesluit op de cartografische portaalsite van het DGO4 en in het Belgisch Staatsblad bekend.

Art. R.22-1. De Minister kan aan ieder beschermingsontwerp of -besluit één of meerdere voorwaarden verbinden met betrekking tot ieder gebruik of ieder activiteit, zelfs tijdelijk, die één of meerdere van de elementen die het ontwerp of het besluit hebben gerechtvaardigd, kunnen wijzigen.

Ieder gebruik bedoeld in het eerste lid vereist de schriftelijke voorafgaande machtiging van de inspecteur-generaal van het AWaP of van diens afgevaardigde.

De Minister kan de vorm, de inhoud en de modaliteiten voor de behandeling van de machtigingsaanvraag vastleggen. Afdeling 3. - Schilden en borden

Art. R.24-1. Iedere eigenaar van een beschermd goed dient het aanbrengen van een kenmerk op het goed of in de directe omgeving ervan toe te laten.

Art. R. 24-2. Het kenmerk bestaat uit een bord van 0,10 m op 0,15 m in de vorm van een naar beneden gericht schild, gekwartierd in een koningsblauw en wit schuinkruis (een schild dat bestaat uit een koningsblauw vierkant waarvan één van de hoeken in de punt van het schild past en uit een koningsblauwe driehoek boven het vierkant, waarbij beide aan weerskanten een witte driehoek afbakenen) en geeft, in het wit, het embleem van het Waalse Gewest in het vierkant weer, omringd door de woorden " Région wallonne " en " Bien classé".

Het kenmerk wordt geïsoleerd gebruikt of drie keer herhaald in de vorm van een driehoek (één teken naar beneden).

Art. R.243. Het kenmerk wordt door het AWaP op de meest zichtbare plaats aangebracht en zodanig dat het beschermd onroerend goed niet beschadigt.

Art. R.24-4. De eigenaar wordt van de datum van het aanbrengen van het kenmerk verwittigd.

Een afgevaardigde van de inspecteur-generaal van het AWaP is aanwezig wanneer het kenmerk aangebracht wordt. HOOFDSTUK V. - Handelingen en werken op de beschermde goederen of goederen vallend onder de gevolgen van de bescherming Afdeling 1. - Aangifte van de geplande handelingen en werken

Art. R.25-1. De in artikel 25 van het Wetboek bedoelde aangifte wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier bij zending aan het AWaP gericht.

De aangifte bepaalt of de handelingen en werken verband houden met ofwel de instandhouding van het goed, ofwel met zijn dringende bewaring en bevat minstens: 1° de identificatie van het goed;2° de personalia van de aanvrager of van de eigenaar;3° een omschrijving van de handelingen en werken die gepland worden of, in voorkomend geval, die dringend worden uitgevoerd;4° een fotoreportage om de geplande handelingen en werken in hun context te plaatsen. Afdeling 2.- Erfgoedfiche

Art. R.27-1. Onverminderd artikel 27 van het Wetboek kan de Minister op eigen initiatief of op verzoek van de eigenaar de uitwerking van de fiche of de herziening ervan beslissen.

In het kader van artikel 27, § 2, van het Wetboek wordt de fiche uiterlijk voor de eerste vergadering m.b.t. het erfgoed uitgewerkt.

De Minister bepaalt de modaliteiten voor de uitwerking, de vorm en de inhoud van de erfgoedfiche.

Op voorstel van het AWaP bekrachtigt de Minister de fiche of de herziening ervan.

Het AWaP zendt de bekrachtigde fiche of de herziening ervan aan de eigenaar. HOOFDSTUK VI. - Archeologisch erfgoed Afdeling 1. - Archeologische peilingen en opgravingen

Art. R.34-1. De aanvraag tot machtiging om over te gaan tot archeologische peilingen of opgravingen wordt bij zending aan de inspecteur-generaal van het AWaP of diens afgevaardigde gericht.

De aanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier gericht.

Art. R.34-2. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een machtiging van peilingen of opgravingen, bevat ze: 1° de naam en het adres van de aanvrager(s);2° de ligging van de geplande werken met uittreksels van kaarten op schaal 1/10 000e en van het kadastraal plan;3° de voor de werken bepaalde data (begin en einde);4° de motivering van het wetenschappelijk belang van de peilingen of opgravingen;5° de voorstelling van de bevoegdheden van de verantwoordelijken en de omschrijving van de beschikbare menselijke en technische middelen;6° een omschrijving van de modaliteiten voor de organisatie van de werf met name het veiligheidsplan;7° een omschrijving van de maatregelen voorzien voor het herstel van het terrein en de eventuele instandhouding van de overblijfsels;8° het bewijs van een akkoord met de eigenaar van de site betreffende het verloop van de werken en het herstel van het terrein;9° het bewijs van een akkoord met de eigenaar van de site betreffende de devolutie van de archeologische goederen en de inbewaargeving ervan;10° de verbintenis om de archeologische goederen in een erkend depot te verenigen;11° de verbintenis om regelmatige verslagen op te maken over de vorderingstaat van de werken en een eindverslag in te leveren binnen een bepaalde termijn;12° in voorkomend geval, een afschrift van het besluit tot bescherming van het monument, van het architecturaal geheel, van de site of van de archeologische site met lokalisatie op het kadasteruittreksel. Wat punt 11° betreft en in het kader van een aanvraag voor de verlenging van de machtiging maakt een voorlopig verslag gewag van de stand van vordering van de onderzoeken en bepaalt bedoeld verslag of de voor de afgelopen periode geplande werken uitgevoerd zijn en vermeldt het de behaalde resultaten. Het verslag rechtvaardigt iedere wijziging gebonden aan de bevoegdheden van de verantwoordelijken en omschrijft de beschikbare menselijke en technische middelen.

Art. R.34-3. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag richt de inspecteur-generaal of diens afgevaardigde, indien bedoelde aanvraag onvolledig is, een overzicht van de ontbrekende stukken en de termijn waarin deze stukken aan het AWaP overgemaakt moeten worden, bij zending aan de aanvrager.

Art. R.34-4. § 1. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de volledige aanvraag richt het AWaP de aanvrager een bericht van ontvangst dat bepaalt dat de aanvraag volledig is. Een afschrift van de volledige aanvraag wordt door het AWaP voor informatie gestuurd aan het gemeentecollege, aan de eigenaar en, in voorkomend geval, aan de gebruiker van het goed. § 2. Binnen dezelfde termijn bedoeld in het eerste lid wint het AWaP het advies in van de Commissie.

De Commissie zendt haar advies binnen dertig dagen na de zending van de adviesaanvraag; bij gebrek aan zending van het advies binnen de voorgeschreven termijn wordt de procedure voortgezet. § 3. Binnen negentig dagen te rekenen van het bericht van ontvangst beslist de inspecteur-generaal van het AWaP of diens afgevaardigde over de machtigingsaanvraag vergezeld, in voorkomend geval, van bijzondere voorwaarden. De beslissing wordt aan de aanvrager gezonden.

Een afschrift van de zending wordt voor informatie gestuurd aan het gemeentecollege, aan de Commissie en aan de eigenaar en, in voorkomend geval, aan de gebruiker van het goed gericht.

Art. R.34-5. De houder van een opgravingsmachtiging moet het AWaP in kennis stellen van de datum van het begin van de werf, en binnen vijftien dagen wanneer er zich iedere belangrijke wijziging van de opgravingsvoorwaarden voordoet, van met name iedere verandering van verantwoordelijke voor de werf, de vermindering van de beschikbare menselijke en technische middelen, de verlenging van de werken, de ontdekking van overblijfsels van een andere aard dan welke die voorgelegd was in de machtigingsaanvraag voor opgravingen, de wijziging van de projecten betreffende het herstel van het terrein of de instandhouding van de overblijfsels.

Art. R.34-6. § 1. De beslissing tot schorsing van de opgravingsmachtiging wordt door de inspecteur-generaal van het AWaP of diens afgevaardigde aan de houder ervan gezonden. Een afschrift van de zending wordt voor informatie gestuurd aan het gemeentecollege, aan de eigenaar en, in voorkomend geval, aan de gebruiker van het goed gericht.

Tegelijkertijd wint het AWaP het advies van de Commissie in over de eventuele intrekking van de opgravingsmachtiging. De Commissie maakt haar advies binnen de dertig dagen na verzending van de adviesaanvraag over. Bij gebrek aan zending van advies binnen de voorgeschreven termijn kan de procedure voortgezet worden. § 2. Na ontvangst van de beslissing tot schorsing mogen de houder van de machtiging, zijn personeelsleden of aangestelden geen archeologische verrichtingen meer uitvoeren op het goed. De onderhoudsverrichtingen die onontbeerlijk zijn om de veiligheid en de bescherming van de overblijfsels te waarborgen, mogen wel voortgezet worden. § 3. Binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving van de beslissing tot schorsing kunnen de houder van de machtiging, de eigenaar en de gebruiker van het goed een beroep instellen bij de Minister bevoegd voor Erfgoed. Het beroep wordt bij zending aan het AWaP gericht. De aanvrager, de eigenaar of de gebruiker van het goed kunnen verzoeken om tijdens de beroepsprocedure gehoord te worden. Er wordt een proces-verbaal van verhoor opgemaakt Binnen negentig dagen na ontvangst van het beroep zendt de Minister zijn beslissing over de handhaving of de intrekking van de machtiging of over de wijziging van de machtigingsvoorwaarden.

In geval van intrekking van de opgravingsmachtiging bepaalt de beslissing de modaliteiten voor het herstel van het terrein. Een afschrift van de beslissing wordt voor informatie gestuurd aan het gemeentecollege, aan de eigenaar en, in voorkomend geval, aan de gebruiker van het goed. § 4. Binnen een termijn van negentig dagen te rekenen van de beslissing tot schorsing van de opgravingsmachtiging door de inspecteur-generaal van het AWaP of diens afgevaardigde en bij gebrek aan beroep ingediend binnen de in § 3 bedoelde termijn, zendt de Minister zijn beslissing over de handhaving of de intrekking van de machtiging of over de wijziging van de machtigingsvoorwaarden aan de houder van de machtiging. Een afschrift van de kennisgeving wordt voor informatie gestuurd aan het gemeentecollege, aan de eigenaar en, in voorkomend geval, aan de gebruiker van het goed.

Art. R.34-7. § 1. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een opsporingsactiviteit die de wijziging van de bodem of de verwijdering van voorwerpen met behulp van een metaaldetector impliceert, bevat de aanvraag: 1° de naam, voornaam, geboortedatum van de aanvrager;2° het soort metaaldetector waarvoor de machtiging wordt aangevraagd;3° de motivering van de aanvraag;4° het bewijs van de deelname aan een door het AWaP georganiseerde informatievergadering. § 2. De aanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier bij zending aan het AWaP gericht.

Binnen vijftien dagen na ontvangst van de volledige aanvraag richt het AWaP de aanvrager een bericht van ontvangst dat bepaalt dat de aanvraag volledig is en wint het advies van de Commissie in. De Commissie maakt haar advies binnen de dertig dagen na verzending van de adviesaanvraag over. Bij gebrek aan zending van advies binnen de voorgeschreven termijnen kan de procedure voortgezet worden.

Binnen de volgende vijftien dagen beslist de inspecteur-generaal van het AWaP of diens afgevaardigde over de machtigingsaanvraag vergezeld, in voorkomend geval, van bijzondere voorwaarden. Er mag geen machtiging worden verleend aan een aanvrager die op de datum van de aanvraag jonger is dan 18 jaar.

De met redenen omklede beslissing wordt bij zending aan de aanvrager gericht. Deze beslissing is voor twaalf maanden na de afgifte van de machtiging geldig. § 3. Minstens drie werkdagen vóór elke activiteit dient de houder van de machtiging het AWaP aan de hand van het door haar vastgesteld formulier in te lichten. § 4. Binnen vijftien dagen na de ontdekking geeft de houder van de machtiging bedoelde ontdekking aan de hand van het door het AWaP vastgesteld formulier aan. § 5. De bewaarder van het ontdekte voorwerp, of het nu de gebruiker van de detector of de eigenaar van het terrein is, garandeert de toegang ervan aan het AWaP en de onderzoekers.

De eigenaar van de ontdekte voorwerpen deponeert ze in een door de Franse Gemeenschap van België erkend museum of in een door de AWaP erkend depot. § 6. Het is de houder van de machtiging verboden: 1° zijn activiteit uit te oefenen op de beschermde goederen en de archeologische sites die in de archeologische kaart bedoeld zijn;2° zijn activiteit uit te oefenen op een site waarin er tot archeologische opgravingen of peilingen wordt overgegaan, behalve voorafgaande instemming van de inspecteur-generaal of diens afgevaardigde;3° een ontdekt voorwerp te verkopen;4° een ontdekt voorwerp buiten het grondgebied van het Waalse Gewest te brengen. Afdeling 2. - Depots van archeologische goederen

Art. R.34-8. De erkenning als depot van archeologische goederen wordt door de inspecteur-generaal van het AWaP toegekend. De aanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier bij zending aan het AWaP gericht.

Art. R.34-9. § 1. De verschillende categorieën archeologische goederen waarvoor de erkenning kan worden gevraagd, zijn de volgende : 1° de metalen;2° de organische stoffen, met name, hout, leder, textiel, mandenwerk, papier, amber, been, ivoor, hertshoorn;3° de geverfde pleisterlagen, de stenen voorwerpen, de polychromatische terracottavoorwerpen en de voorwerpen van onbewerkte en ruwe steen;4° ieder ander archeologisch goed dat niet bedoeld is in de punten 1 tot 3. § 2. De voor alle depots gemene erkenningsvoorwaarden zijn de volgende : 1° de aanvrager moet ofwel eigenaar zijn van het(de) gebouw(en) dat (die) als depot dient(en), ofwel houder zijn van zakelijke rechten op ieder gebouw dat als depot dient, of huurder zijn die een huurovereenkomst kan aantonen voor de duur van de toekenning van de erkenning;2° de lokalen die als depot dienen, moeten niet lijden aan waterinfiltratie noch aan besmetting door insecten of door houtzwammen zoals huiszwam of coniophora;3° de lokalen die als depot dienen zijn voorzien van een met de vigerende normen overeenstemmende elektrische installatie en met een verwarmingssysteem dat een klimatische stabiliteit van de lokalen waarborgt;4° de lokalen die als depot dienen bevatten geen ontvlambare, ontplofbare of corrosieve producten;5° de toegangswegen van ieder gebouw dat als depot dient, worden tegen vandalisme of diefstal beveiligd;6° de archeologische goederen moeten tegen regen, vorst en overstromingen bewaard worden en worden niet blootgesteld aan dagelijkse schommelingen in de relatieve vochtigheid hoger dan vijf procent;7° de archeologische goederen worden niet blootgesteld aan schokken of regelmatige trillingen, met name door de nabijheid van een spoorweg of van een weg met zwaar verkeer;8° de archeologische goederen worden opgenomen in een inventaris;9° de archeologische goederen moeten voorzien zijn van een merk of etiket om hun oorsprong terug te vinden zonder dat de eventuele etiketten rechtstreeks op de voorwerpen worden geplakt;10° de archeologische goederen worden zodanig verpakt en opgeslagen dat elke fysieke schade, met name door wrijving of verplettering, wordt voorkomen, en worden beschermd tegen stof en met behulp van chemisch neutrale en stabiele materialen;11° het depot omvat een archiveringsplaats voor de documentatie over de opgravingen gevoegd bij de archeologische goederen;12° het depot omvat een aangepast en voor de vorsers beschikbare werkruimte;13° de eigenaar of de houder van zakelijke rechten moet de intekening op een verzekering bevestigen, die door de Minister als voldoende wordt beschouwd om de schade te dekken, die het depot zou kunnen ondergaan wegens risico's zoals brand, bliksem, ontploffingen en weer en wind.4° de archeologische goederen worden niet blootgesteld aan dagelijkse thermische verschillen van meer dan 5° C;15° het depot moet voorzien zijn van een meetuitrusting om de temperatuur en het percentage van de relatieve vochtigheid en haar veranderingen te controleren. § 3. De aanvullende erkenningsvoorwaarden voor het depot van de in § 1 bedoelde archeologische goederen zijn de volgende : 1° de metalen archeologische goederen moeten niet rechtstreeks in contact zijn met andere metalen;2° de metalen archeologische goederen moeten niet verpakt worden met verpakkingsmaterialen die organische zuren, chloor of zwavel zouden kunnen vrijmaken, zoals hout, karton, papier, polyvinylchloride, watten, wol;3° er mag geen polyvinylchloride, zelfs in kleine hoeveelheid, worden gebruikt in het depot;5° de temperatuur in het depot mag niet hoger zijn dan 25° C en niet lager dan 16° C;5° de ijzeren archeologische goederen worden opgeslagen bij een relatieve vochtigheid gelijk aan of kleiner dan 30 % .7° de non-ferrometalen worden bij een relatieve vochtigheid van minder dan 35 % opgeslagen. § 4. De aanvullende erkenningsvoorwaarden voor het depot van de in § 2° bedoelde archeologische goederen zijn de volgende : 1° de voorwerpen in organische stoffen moeten bewaard worden bij een temperatuur inbegrepen tussen 16° C en 22° C;2° de voorwerpen in van water doordrenkte organische stoffen worden voorlopig onder water en beschut tegen het licht bewaard tussen hun ontdekking en hun behandeling van bewaring-restauratie;4° de voorwerpen in organische stoffen die niet van water doordrenkt zijn, worden bewaard bij een relatief vochtigheidspercentage tussen 45 en 60 % . § 5. De aanvullende erkenningsvoorwaarden voor het depot van de in § 3° bedoelde archeologische goederen zijn de volgende: 1° de archeologische goederen worden bewaard bij een relatief vochtigheidspercentage tussen 45 en 60 % ;2° de archeologische goederen worden bewaard bij een temperatuur inbegrepen tussen 16° C en 24° C. Art. R.34-10. § 1. De erkenningsaanvraag vermeldt minstens: 1° de naam, het adres en het rechtsstatuut van de aanvrager;2° het adres van ieder gebouw bestemd voor het depot;3° voor elk gebouw, de naam en het adres van de voor het depot verantwoordelijke persoon, zijn toegankelijkheidsvoorwaarden en een beknopte beschrijving van de archeologische goederen die het bevat;4° de categorieën archeologische goederen waarvoor de erkenningsaanvraag wordt opgemaakt;5° als de aanvrager een vereniging zonder winstoogmerk is, gaat de aanvraag vergezeld van een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte statuten van de vereniging.Deze moeten de bepalingen vermelden, die voorzien zijn voor het beheer van het depot in geval van ontbinding van de vereniging. § 2. Een bezichtiging van de plaatsen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, wordt georganiseerd op initiatief van het AWaP binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de aanvraag en dit in aanwezigheid van het AWaP en van de aanvrager. Tijdens deze bezichtiging worden alle erkenningsvoorwaarden nagegaan en wordt de aanvrager erom verzocht om alle opmerkingen die hij nodig acht, uit te drukken. Deze worden vermeld in de notulen van de bezichtiging. § 3. De inspecteur-generaal van het AWaP of diens afgevaardigde beslist over de erkenningsaanvraag binnen dertig dagen te rekenen de bezichtiging van de plaatsen. De beslissing wordt binnen tien dagen bij zending aan de aanvrager betekend. § 4. De aanvrager kan een beroep instellen bij de Minister binnen zestig dagen na ontvangst van de kennisgeving. Het beroep wordt bij zending aan het AWaP gericht. De Minister stuurt de aanvrager zijn beslissing binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep. § 5. De toegekende erkenning is geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen van de kennisgeving. Zes maanden voor het verstrijken van de termijn kan een aanvraag tot verlenging van de erkenning bij zending aan het AWaP gericht worden overeenkomstig de in dit artikel bedoelde modaliteiten. De procedure m.b.t. de verlenging van de erkenning volgt de in dit artikel omschreven procedure. § 6. De houder van de erkenning deelt een inventaris van de archeologische goederen die hij in opslag bewaart, aan het AWaP mede, en vermeldt minstens de categorieën archeologische goederen, de eigenaar ervan, de site waarvan ze afkomstig zijn en de houder van de opgravingsmachtiging. De wijzigingen van de inventaris, door depot of door intrekking van archeologische goederen, worden minstens één keer per jaar medegedeeld aan het AWaP. § 7. De houder van de erkenning moet binnen vijftien dagen elke belangrijke wijziging van de erkenningsvoorwaarden mededelen aan het AWaP, met name de wijziging van het rechtsstatuut van ieder gebouw, brand, overstroming, waterinfiltraties, besmetting door insecten of door houtzwammen, diefstal, vandalisme en afwijking van de normen van temperatuur of relatieve vochtigheid die meer dan tien opeenvolgende dagen duren.

Art. R.34-11. § 1. Als het AWaP vaststelt dat het depot niet meer aan de oorspronkelijke voorwaarde voldoet, kan de inspecteur-generaal van het AWaP of diens afgevaardigde de erkenning schorsen of intrekken. § 2. De beslissing tot schorsing of intrekking wordt binnen tien dagen bij zending aan de houder van de erkenning betekend. Binnen zestig dagen na ontvangst van de beslissing tot schorsing of tot intrekking van de erkenning kan een beroep bij de Minister worden ingesteld. Na afloop van die termijn is dit beroep niet-ontvankelijk.

Het beroep wordt bij zending aan het AWaP gericht. De Minister zendt zijn beslissing tot opschorting van de schorsing of van de intrekking aan de houder van de erkenning binnen zestig dagen na ontvangst van het beroep. § 3. Een afschrift van de in § 2 bedoelde beslissing wordt voor informatie door het AWaP gestuurd aan de eigenaren van de opgeslagen archeologische goederen en aan de betrokken houders van de opgravingsmachtigingen. Afdeling 3. - Toevallige ontdekkingen

Art. R.40-1. De in artikel R.40, eerste lid, van het Wetboek bedoelde verklaring vermeldt : 1° de auteur van de ontdekking;2° de datum van de ontdekking;3° de ligging van de ontdekking;4° de naam van de eigenaar van het terrein;5° de omstandigheden van de ontdekking;6° de aard van het ontdekte archeologische goed. Art. R.40-2. Zodra het archeologische goed wordt ontdekt, wordt het, indien het om een gebouwde structuur gaat, door de auteur van de ontdekking of door de eigenaar beschermd tegen iedere fysische schade zoals een instorting, een verplettering, de schade veroorzaakt door trillingen van de bodem. Daartoe moet een veiligheidsomtrek bepaald worden, waarin geen werktuig mag rijden, noch gebruikt worden. Het archeologische goed wordt tegen weer en wind door een dak of een gepaste dekzeil beschermd. Er wordt een toezicht gewaarborgd om de diefstal of het vandalisme te voorkomen.

Als het archeologische goed in één of meerdere geïsoleerde of gegroepeerde voorwerpen bestaat, worden de artefacten in een plaats bewaard waarin ze zich bevinden en worden ze beschermd in afwachting van de tussenkomst van het AWaP. Art. R.40-3. Binnen acht dagen na de verklaring zendt het AWaP een vertegenwoordiger om de ontdekking te onderzoeken en bepaalt het aan de eigenaar van het terrein en aan de auteur van de ontdekking de bijzondere beschermingsvoorwaarden aangepast aan de aard van de ontdekte archeologische goederen. HOOFDSTUK VII. - Operationele bepalingen Afdeling 1. - Dringende handelingen en werken op een monument

opgenomen op de beschermingslijst of beschermd of op gebouwde elementen van een goed opgenomen in een beschermd architecturaal geheel of in een beschermde site Art. R.43-1. Iedere eigenaar van een beschermd goed verzekert het goed tegen schade uit risico's zoals brand, blikseminslag, ontploffing, noodweer en moedwillige vernieling en voegt het bewijs bij de subsidieaanvraag dat hij aan het AWaP stuurt. Bij gebreke daarvan is de aanvraag onontvankelijk.

De eigenaar stelt het AWaP bij zending in kennis van ieder schadegeval en bestemt de schadevergoeding van de verzekering voor de instandhouding en het herstel van het goed. Als de schadevergoeding van de verzekering de gezamenlijke kosten van de handelingen en werken niet dekt, kan de eigenaar een subsidie aanvragen die berekend wordt op het niet onder de schadevergoeding vallend deel op voorwaarde dat de genomen verzekering in een voldoende risicodekking voorziet, dat de schade uit hoofde van de eigenaar niet vrijwillig is en dat laatstgenoemde voldoende maatregelen heeft genomen om de schade te beperken.

De eigenaar verzekert het goed zolang het over het statuut van beschermd goed geniet.

Art. R.43-2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest en op basis van de door hem vastgelegde procedure kan de Minister een subsidie toekennen die bepaald is op 50 % van de kosten, inclusief BTW, van de volgende handelingen en werken: 1° de bescherming tegen noodweer, brand, ondergrondse waterbewegingen of elk ander natuurincident;2° de voorlopige bescherming voor uitvoering van de definitieve handelingen en werken;3° de bescherming tegen vandalisme of diefstal van de elementen die de beschermingsmaatregelen verantwoord hebben, van een monument opgenomen op de beschermingslijst of beschermd of van gebouwde elementen van een goed opgenomen in een beschermd architecturaal geheel of in een beschermde site en die een patrimoniaal karakter hebben. De Minister kan de draagwijdte van de in het eerste lid bedoelde handelingen en werken bepalen.

De algemene kosten die de kosten en honoraria van de auteur van het project omvatten, worden forfaitair berekend tegen zeven procent van het bedrag van de in de eerste alinea bedoelde handelingen en werken. § 2. De subsidieaanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier bij zending aan het AWaP gericht.

Voor de handelingen en werken op een goed dat behoort tot het in artikel 20 van het Wetboek bedoelde uitzonderlijk erfgoed, wordt het in het eerste lid bedoelde percentage van de subsidie op 65 procent gebracht. Afdeling 2.- Voorafgaande onderzoeken en handelingen en werken voor de

instandhouding of de restauratie van beschermde monumenten Art. R43.-3. De aanvrager voegt de verbintenis dat hij het niet door de subsidie gedekte saldo op zich neemt, bij iedere subsidieaanvraag.

De aanvrager mag de handelingen en werken voor de instandhouding of de restauratie, met uitzondering van de voorafgaande onderzoeken, niet ondernemen voor de kennisgeving van het besluit tot toekenning van de subsidie, op straffe van definitief verlies van het voordeel van die subsidie.

De subsidieaanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier ingediend.

Het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld op basis van het subsidiabel bedrag van de voorafgaande onderzoeken en handelingen en werken voor de instandhouding of de restauratie, dat inclusief BTW is berekend.

Voor alle handelingen en werken voor de instandhouding of de restauratie die het voorwerp uitmaken van een subsidie, met inbegrip van de desbetreffende studies, is de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten van toepassing op de privaatrechtelijke personen.

Art. R.43-4. Na afloop van de uitvoering van de handelingen en werken voor de instandhouding of de restauratie kan de eigenaar om de toekenning van een bijkomende subsidie verzoeken wanneer de werf aanleiding heeft gegeven tot tijdens de subsidieaanvraag niet te voorziene handelingen en werken die onontbeerlijk zijn voor de voortzetting van de handelingen en werken of de vrijwaring van de elementen waarvan de patrimoniale waarde en belangen tot de bescherming van het goed hebben geleid. § 2. De subsidieaanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier bij zending aan het AWaP gericht.

Art. R.43-5. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest en op basis van de door hem vastgelegde procedure kan de Minister een subsidie toekennen die bepaald is op 50 % van het bedrag van de kosten, inclusief BTW, van de volgende handelingen en werken: 1° de behandelingen tot vrijwaring, instandhouding, stabilisatie, herstel, consolidatie of restauratie van het monument, geheel of gedeeltelijk;2° de vervanging van originele stukken van het monument die niet geconsolideerd of gestabiliseerd kunnen worden;3° het vrijmaken en onderstrepen van archeologische elementen die de karakteristieken die de beschermingsmaatregelen verantwoord hebben, versterken;4° het verwijderen van toevoegingen die de karakteristieken die de beschermingsmaatregelen verantwoord hebben, geweld aandoen;5° bovengemiddelde voorzichtigheidsmaatregelen nodig voor de uitvoering van de restauratiewerken;6° de ruwbouw om een nieuwe bestemming te geven aan het monument;7° het in overweging nemen van de bijzondere weersomstandigheden nodig voor de instandhouding van de waardevolle onderdelen van het monument;8° de voorwaarden voor de verbetering van de energieprestatie op voorwaarde dat ze verenigbaar zijn met de belangen die de bescherming van het monument verantwoord hebben. De Minister kan de draagwijdte van de in het eerste lid bedoelde handelingen en werken bepalen.

De algemene kosten die de kosten en honoraria van de auteur van het project omvatten, worden forfaitair berekend tegen zeven procent van het bedrag van de in de eerste alinea bedoelde handelingen en werken. § 2. De subsidieaanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier bij zending aan het AWaP gericht.

Voor de handelingen en werken op een goed dat behoort tot het in artikel 20 van het Wetboek bedoelde uitzonderlijk erfgoed, wordt het in het eerste lid bedoelde percentage van de subsidie op 65 procent gebracht.

De in de eerste en vijfde leden bedoelde subsidiepercentages worden met tien procent van de kostprijs van de in aanmerking komende handelingen werken wanneer de hoofdfunctie van het beschermd monument openbaar is of wanneer de eigenaar de openstelling van zijn goed voor het publiek garandeert of verbetert, overeenkomstig een tussen de Minister en de eigenaar gesloten overeenkomst.

De Minister kan de draagwijdte van de handelingen, werken en honoraria bepalen.

Art. R43.-6. In de in artikel R.43-5, zesde lid, bedoelde gevallen kan het besluit van de Minister tot toekenning van de subsidie de modaliteiten van voortdurende of fluctuerende openstelling van het monument voor het publiek bepalen.

Art. R.43-7. Wanneer de instandhouding betrekking heeft op een beschermd monument of op een monument opgenomen op de beschermingslijst en door de eigenaar, of in voorkomend geval, door iedere vrijwilliger met diens schriftelijke instemming of door de technische diensten van een overheid als eigenaar, uitgevoerd wordt, bedraagt het percentage van de subsidie 100 procent met een maximumbedrag van tien duizend euro, inclusief BTW. De subsidie heeft betrekking op de kosten van de materialen, het vervoer of de uitvoeringsmiddelen.

De subsidieaanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier aan het AWaP gezonden.

Art. R.43-8. Voor de beschermde monumenten bedraagt het subsidiepercentage van de eventuele voorafgaande onderzoeken en, in voorkomend geval, de onderzoekingen, daarin inbegrepen reinigings- of vrijmakingswerken nodig om het onderzoekswerk te verrichten, 80 percent van de kostprijs, inclusief BTW. De subsidieaanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier bij zending aan het AWaP gericht.

Art. R.43-9. Het minimumpercentage van de gemeentelijke en de provinciale bijdrage mag niet minder bedragen dan respectievelijk 1 percent en 4 percent van de in aanmerking komende handelingen en werken.

Het aanvraagdossier voor de gewestelijke subsidie omvat de aanvraag van de gemeentelijke subsidie en de aanvraag van de provinciale subsidie.

De eigenaar heeft de mogelijkheid om een verhoging van het percentage te verzoeken aan de gemeente en de provincie waar het goed gelegen is.

In dat geval licht hij het AWaP daarover in bij de indiening van zijn subsidieaanvraag, met overmaking van een afschrift van de beraadslagingen van de colleges van de betrokken instanties.

Het besluit tot toekenning van de gewestelijke subsidie vermeldt het percentage van de gemeentelijke en van de provinciale tussenkomst of bevat als bijlage de instemming betreffende de toekenning van de gemeentelijke of van de provinciale subsidie. De vereffening van de gemeentelijke of van de provinciale subsidie aan de eigenaar wordt door de gemeente of de provincie verricht bij voltooiing van de werken op grond van de door het AWaP goedgekeurde eindafrekening.

Art. R.43-10. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest en op basis van de door hem vastgelegde procedure kan de Minister, in het kader van een door hem bepaalde oproep tot het indienen van projecten, een subsidie toekennen voor de handelingen en werken of voor de installatie van verlichtingselementen voor beschermde goederen. Afdeling 3. - Handelingen en werken betreffende de uiterlijke

verfraaiing van bebouwde gebouwen gelegen in een beschermd architecturaal geheel, in een beschermde site of een beschermingsgebied, met stippen opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed of opgenomen in de gemeentelijke inventaris Art. R.43-11. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder onroerend goed, het gebouw dat een of meerdere belangen heeft in de zin van artikel 1, lid 1, van het Wetboek en waarvan de handelingen en werken betreffende de uiterlijke verfraaiing overeenstemmen met het in stand te houden of te restaureren patrimoniale en lokale kenmerken.

Art. R.43-12. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest en op basis van de door hem vastgelegde procedure kan de Minister een subsidie toekennen voor handelingen en werken betreffende de uiterlijke verfraaiing van de gebouwen: 1° gelegen in een beschermd architecturaal geheel;2° gelegen in een beschermde site;3° gelegen in een beschermingsgebied in de zin van het Wetboek, voor zover het gebouw vanuit de openbare ruimte zichtbaar is of voor het publiek toegankelijk is en voor zover het tot de opwaardering van het beschermde goed waarop het beschermingsgebied betrekking heeft, bijdraagt;4° opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed;5° opgenomen in de gemeentelijke inventaris voor zover het gebouw vanuit de openbare ruimte zichtbaar is of voor het publiek toegankelijk is. Voor de punten 3° en 5° bedoeld in het eerste lid bevestigt het subsidiëringsbesluit de toegankelijkheid van het goed.

Art. R.43-13. Op basis van de in stand te houden of te restaureren patrimoniale en lokale kenmerken bestaat de in artikel R.43-12 bedoelde uiterlijke verfraaiing voor de hoofdvolumes van de gebouwen gelegen langs de rijweg en voor de secundaire volumes gelegen langs de rijweg die grenzen aan of rechtstreeks verbonden zijn met het hoofdvolume, uit een of meerdere van de volgende handelingen en werken: 1° de restauratie van de voor-en zijgevels via: a) ofwel het herstel of de heropbouw van hun oorspronkelijke structuur;b) ofwel het aansmeren van het metselwerk, c) ofwel het aanbrengen van muurkalk, verf, pleisterlaag of een andere traditionele bekleding;2° het vernieuwen van de vensters, raamwerken, timmerwerk zoals kroonlijsten of luiken, kenmerkende zinkwaren in de voor- en zijgevels;3° de vernieuwing van daken met traditionele materialen. Art. R.43-14. De subsidieaanvraag wordt aan de hand van het door de Minister vastgelegd formulier bij zending aan het AWaP gericht.

De toekenning van de subsidie kan van voorwaarden vergezeld gaan.

Art. R.43-15. De handelingen en werken moeten uitgevoerd worden binnen twee jaar na de kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de subsidie.

Art. R.43-16. Per gebouw kan de Minister een subsidie toekennen waarvan het bedrag op dertig procent van het bedrag van de facturen, inclusief BTW, wordt vastgesteld.

Het bedrag van de subsidie is niet hoger dan: 1° zeven duizend vijfhonderd euro voor de in artikel R.43-12, 1° en 2° bedoelde gebouwen; dat bedrag wordt op tien duizend euro gebracht voor de goederen die tot het in artikel 20 van het Wetboek bedoelde uitzonderlijk erfgoed behoren; 2° vijf duizend euro voor de gebouwen bedoeld in artikel R.43-12, 3° tot 5°. Afdeling 4. - Handelingen en werken betreffende het klein

volkspatrimonium Art. R.43-17. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest en in het kader van een door hem bepaalde oproep tot het indienen van projecten, kan de Minister een maximale subsidie van tien duizend euro aan de gemeente toekennen voor de opstelling van de inventaris van het klein volkspatrimonium. § 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest op basis van de door hem vastgelegde procedure kan de Minister een subsidie van maximum zeven duizend vijfhonderd euro toekennen voor handelingen en werken betreffende de restauratie of de opwaardering van goederen die tot het klein volkspatrimonium behoren.

In afwijking van het eerste lid wordt het maximumbedrag van de subsidie op vijftien duizend euro vastgesteld in het kader van door de Minister bepaalde oproepen tot het indienen van thematische projecten. § 3. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest en op basis van de door hem vastgelegde procedure kan de Minister een subsidie van maximum twee duizend vijfhonderd euro toekennen voor elke gezamenlijke actie betreffende de opwaardering en de bevordering van het klein volkspatrimonium. § 4. De Minister stelt het aanvraagformulier voor de in de §§ 2 en 3 bedoelde subsidies vast.

Art. R.43-18. De in artikel R.43-17 bedoelde subsidie kan door de Minister toegekend worden aan iedere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon op basis van een dossier m.b.t. de handelingen en werken betreffende de opwaardering en de bevordering, dat de volgende documenten bevat: 1° een liggingsplan van het erfgoedelement, dat bepaalt dat bedoeld element vanuit de openbare ruimte zichtbaar is of voor het publiek toegankelijk is;2° de omschrijving van het element, vergezeld van een relevante fotoreportage waarmee het element in zijn context geplaatst kan worden;3° de uitvoerige en gekwantificeerde opgave van de handelingen en werken of van de acties voor de opwaardering en bevordering van het element aan de hand van nauwkeurige kostenramingen;4° alle gegevens over het statuut van het element (eigendom en beheers- of onderhoudswijze);als de aanvrager van de subsidie noch eigenaar van het goed noch houder is van zakelijke rechten op het goed, dient zijn machtiging bij het dossier te worden gevoegd indien de aangevraagde subsidie handelingen en werken betreft.

Art. R.43-19. Het subsdiëringsbesluit wordt bij zending aan de aanvrager gericht; de handelingen en werken betreffende de opwaardering en de bevordering mogen niet beginnen vóór de ontvangst van de zending en worden binnen een termijn van twaalf maanden verricht.

De helft van het bedrag van de subsidie wordt vereffend zodra de kennisgeving van het besluit tot toekenning van de subsidie is verricht.

Aan het einde van de uitvoering van de handelingen en werken betreffende de opwaardering en de bevordering richt de aanvrager de facturen samen met ieder document nuttig voor de controle op de uitvoering van de handelingen en werken bij zending aan het AWaP. Na een controle ter plaatse wordt het saldo van het bedrag van de subsidie op basis van de facturen, inclusief BTW, vereffend.

In geval van niet-conform gebruik van de subsidie wordt het in het tweede lid bedoelde bedrag van het voorschot op initiatief van het AWaP teruggevorderd en vervalt het recht op de subsidie. Afdeling 5. - Kaderovereenkomsten

Art. R.44-1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten die daartoe ingeschreven staan op de begroting van het Waalse Gewest en op basis van de door hem vastgelegde procedure kan de Minister een kaderovereenkomst met de eigenaar van een goed sluiten.

De kaderovereenkomst bevat de volgende elementen: 1° de identiteit van elke partij;2° de aard, het belang en de kosten van de handelingen en werken, met inbegrip van de desbetreffende onderzoeken en honoraria;3° de geraamde duur van de uitvoering van de handelingen en werken;4° de bedragen van de globale en jaarlijkse bijdrage van elke partij in de kostprijs van de handelingen en werken;5° het tijdschema van de uitvoering van de handelingen en werken. De kaderovereenkomst kan in onderlinge overeenstemming tussen de partijen verlengd of gewijzigd worden. HOOFDSTUK VIII. - Erfgoedberoepen Art. R.51. Het "Centre des métiers du patrimoine" "La Paix-Dieu" in Amay en de "Pôle de la Pierre" in Zinnik zorgen gedeeltelijk voor de instandhouding van de knowhow en de opleiding in de erfgoedberoepen met inachtneming van de aan het AWaP toevertrouwde opdrachten.

Art. R.52. Het "Centre des métiers du patrimoine" "La Paix-Dieu" in Amay en de "Pôle de la Pierre" in Zinnik hebben de volgende opdrachten: 1° kortdurige of langdurige theoretische en praktische opleidingen m.b.t. de erfgoedberoepen en instandhoudingstechnieken ter bestemming van beroepsmensen organiseren en bevorderen; 2° in samenwerking met andere opleidingsinstellingen, de behoeften aan opleiding voor de erfgoedberoepen uit de erfgoedsector en uit de bouwsector identificeren;3° pedagogische programma's en methodologische instrumenten specifiek voor deze opleidingen samen met het aanbod van de andere opleidingsinstellingen aanpassen en uitvoeren. De Minister kan de organisationele modaliteiten van de voornoemde theoretische en praktische opleidingen en de erkenningsmodaliteiten van die opleidingen overeenkomstig de bestaande reglementaire bepalingen en in overleg met de Minister van Vorming bepalen.".

TITEL 2 - Wijzigingsbepalingen van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling

Art. 2.In het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 22 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in artikel R.IV.1-1, tweede lid, vervallen de volgende woorden: ", behalve als die onroerende goederen bestanddelen zijn van het in artikel 187, 13° bedoelde klein volkspatrimonium." 2° in hetzelfde artikel wordt een nieuw lid 3 ingevoegd, luidend als volgt: "Van een stedenbouwkundige vergunning worden niet vrijgesteld, de handelingen en werken die betrekking hebben op: 1° de wijziging van de bouwschil van een gebouw, van een bouwwerk of van een installatie, de uitbreiding, vernietiging of sloop ervan en de bouw of herbouw van een veranda of van een bijgebouw en die zich in een beschermingszone bevinden;2° de wijziging van de bouwschil van een gebouw, van een bouwwerk of een van installatie, de uitbreiding, vernietiging of sloop ervan en de bouw of herbouw van een veranda of van een bijgebouw van een goed opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed;3° de wijziging van de bouwschil van een gebouw, van een bouwwerk of van een installatie opgenomen in de gemeentelijke inventaris en die niet in 1° en 2° bedoeld is, de uitbreiding, vernietiging of sloop ervan en de bouw of herbouw van een veranda of van een bijgebouw van dat goed dat vanuit de openbare ruimte zichtbaar is of voor het publiek toegankelijk is; 4° de wijziging, de vernietiging, de sloop of de verplaatsing van een onroerend goed dat tot het klein volkspatrimonium behoort en dat in aanmerking komt of is gekomen voor de financiële tegemoetkoming van de het Gewest."; 3° in artikel R.IV.4-11 worden de punten 1° en 2° vervangen als volgt: "1° de goederen opgenomen op de beschermingslijst of voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming als site in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek of die het voorwerp zijn van gelijksoortige maatregelen in het Duitse taalgebied; 2° de beschermingsgebieden in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek of de gelijksoortige gebieden gelegen in het Duitse taalgebied;"; 4° in artikel R.IV.35-1 wordt de tabel aangevuld als volgt:

Toestand/ Specificiteit van het project

Handelingen en werken

Verplichte raadplegingen

Bebouwd en niet-bebouwd erfgoed

Handelingen en werken betreffende een beschermd goed, een goed dat op de beschermingslijst opgenomen wordt, of dat voorlopig vallend is onder de gevolgen van bescherming.

Voor het Franse taalgebied: "Agence wallonne du patrimoine" (Waals Erfgoedagentschap) (eensluidend advies volgens het Erfgoedwetboek) Koninklijke Commissie van monumenten, landschappen en opgravingen

Handelingen en werken betreffende een goed: - gelegen in een beschermingsgebied - opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed - opgenomen op de archeologische kaart voor zover de geplande handelingen en werken een aanpassing van de dragende structuur van een gebouw van vóór de twintigste eeuw inhouden;

Voor het Franse taalgebied: "Agence wallonne du patrimoine" Koninklijke Commissie van monumenten, landschappen en opgravingen

Handelingen en werken betreffende een goed: - dat tot het klein volkspatrimonium behoort, dat voor de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest in aanmerking komt of is gekomen; - opgenomen in de gemeentelijke inventaris; - opgenomen op de archeologische kaart voor zover de geplande handelingen en werken een wijziging van de grond of de ondergrond van het goed inhouden; Handelingen en werken betreffende een project waarvan de oppervlakte van de bouw en van de inrichting van de nabije omgeving gelijk is aan of hoger is dan één hectare

Voor het Franse taalgebied: "Agence wallonne du patrimoine"


5° in artikel R.IV.40-1, § 1, wordt punt 6° vervangen als volgt: "6° de bouw, herbouw of verbouwing van een goed dat op de beschermingslijst staat, dat beschermd is, dat gelegen is in een beschermingsgebied of opgenomen op de archeologische kaart, in de zin van het Waals Wetboek van het Erfgoed;"; 6° in artikel R.V.1-5 worden de woorden "gelegen in een gebied dat opgenomen is in de inventaris van het archeologische erfgoed " vervangen door de woorden: "bedoeld in de archeologische kaart in de zin van het Erfgoedwetboek,"; 7° in artikel R.VII.3-1, eerste lid, 2°, worden de woorden "de ambtenaren en personeelsleden van de Afdeling Erfgoed van DGO4 " vervangen door de woorden: "de ambtenaren en personeelsleden van het "Agence wallonne du patrimoine"; 8° in hetzelfde artikel wordt lid 2 vervangen als volgt: "De vaststellende beambten bedoeld in het eerste lid, 2°, zijn bevoegd om, op het grondgebied van het Franse taalgebied, de overtredingen betreffende beschermde goederen, goederen opgenomen op de beschermingslijst, of voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming op te sporen en vast te stellen, die gelegen zijn in een beschermingsgebied of bedoeld in de archeologische kaart, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek;". 9° artikel R.VII.19-2 wordt vervangen als volgt: "Art. R.VII.19-2. Voor het Franse taalgebied wordt het bedrag van de transactionele geldboetes bedoeld in artikel R.VII.19-1 verdubbeld indien de handelingen en werken betrekking hebben op beschermde goederen, op goederen opgenomen op de beschermingslijst, of voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming, gelegen in een beschermingsgebied of bedoeld in de archeologische kaart, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek.".

Art. 3.In het vak "Rechtstoestand van het goed" "Andere eigenschappen van het goed" van de bijlage 4 en 10 vervallen de punten ? Locatie - monument - architecturaal geheel - opgenomen op de beschermingslijst - beschermd - voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming - opgenomen op de lijst van het uitzonderlijk erfgoed krachtens het Waals Wetboek van het Erfgoed... of onderworpen aan gelijkwaardige maatregelen in het Duitse taalgebied.......................... ? Goed gelegen in een beschermingsgebied - opgenomen in de inventaris van het archeologisch erfgoed - krachtens het Waals Wetboek van het Erfgoed... " en worden na het vak "Andere eigenschappen van het goed", de twee volgende vakken ingevoegd: Voor het Franse taalgebied, overeenkomstig het Waals Erfgoedwetboek ?site - archeologische site - monument - architecturaal geheel - opgenomen op de beschermingslijst ? site - archeologische site - monument - architecturaal geheel - beschermd ? site - archeologische site - monument - architecturaal geheel - voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming ? site - archeologische site - monument - architecturaal geheel - opgenomen op de lijst van het uitzonderlijke onroerende erfgoed ? beschermingsgebied ? goed opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed ? goed dat tot het klein volkspatrimonium behoort, dat de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest krijgt of gekregen heeft ? goed opgenomen in de gemeentelijke inventaris; ? goed opgenomen op de archeologische kaart voor zover de geplande handelingen en werken een aanpassing van de dragende structuur van een gebouw van vóór de twintigste eeuw inhouden ? goed opgenomen op de archeologische kaart, voor zover de geplande handelingen en werken een aanpassing van de grond of ondergrond van het goed inhouden ? goed beoogd bij een project waarvan de oppervlakte van de bouw en van de inrichting van de nabije omgeving gelijk is aan of hoger is dan één hectare Voor het Duitse taalgebied, krachtens het decreet van 23 juni 2008 betreffende de bescherming van monumenten, klein erfgoed, ensembles en landschappen en betreffende de opgravingen ? voorlopig of definitief beschermd goed ? goed gelegen in een beschermingsgebied van een voorlopig of definitief beschermd goed Art.4. In het vak "Rechtstoestand van het goed" van de bijlagen 5, 6, 7, 8, 9,11 en 15, en na het vak "Lijst van de document van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling die van toepassing zijn op het goed en bepaling van de zonering" wordt het volgende vak ingevoegd: Voor het Franse taalgebied, overeenkomstig het Waals Erfgoedwetboek ? site - archeologische site - monument - architecturaal geheel - opgenomen op de beschermingslijst ? site - archeologische site - monument - architecturaal geheel - beschermd ? site - archeologische site - monument - architecturaal geheel - voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming ? site - archeologische site - monument - architecturaal geheel - opgenomen op de lijst van het uitzonderlijke onroerende erfgoed ? beschermingsgebied ? goed opgenomen met stippen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed ? goed dat tot het klein volkspatrimonium behoort, dat de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest krijgt of gekregen heeft ? goed opgenomen in de gemeentelijke inventaris ? goed opgenomen op de archeologische kaart voor zover de geplande handelingen en werken een aanpassing van de dragende structuur van een gebouw van vóór de twintigste eeuw inhouden ? goed opgenomen op de archeologische kaar, voor zover de geplande handelingen en werken een aanpassing van de grond of ondergrond van het goed inhouden ? goed beoogd bij een project waarvan de oppervlakte van de bouw en van de inrichting van de nabije omgeving gelijk is aan of hoger is dan één hectare

Art. 5.In de bijlagen 12 en 13 worden de streepjes - een locatie - monument - architecturaal geheel - opgenomen op de beschermingslijst - beschermd - of voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming krachtens artikel 208 van het Waals Wetboek van het Erfgoed - opgenomen op de lijst van het uitzonderlijk erfgoed bedoeld in artikel 187, 12°, van het Waals Wetboek van het Erfgoed; - een goed gelegen in een beschermingsgebied - opgenomen in de inventaris van het archeologisch erfgoed - krachtens het Waals Wetboek van het Erfgoed..." vervangen door de volgende streepjes: -voor het Franse taalgebied, overeenkomstig het Waalse Erfgoedwetboek, een site- archeologische site- monument - architecturaal geheel - opgenomen op de beschermingslijst - beschermd - voorlopig vallend onder de gevolgen van de bescherming - opgenomen op de lijst van het uitzonderlijk erfgoed; - voor het Franse taalgebied, overeenkomstig het Waalse Erfgoedwetboek, een onroerend goed - gelegen in een beschermingsgebied - met stippen opgenomen in de gewestelijke inventaris van het erfgoed - dat tot het klein volkspatrimonium behoort, dat de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest krijgt of gekregen heeft - opgenomen op de gemeentelijke inventaris - opgenomen op de archeologische kaart voor zover de geplande handelingen en werken een wijziging tot gevolg hebben van de dragende structuur van een gebouw van vóór de XXste eeuw - opgenomen op de archeologische kaart voor zover de geplande handelingen en werken een aanpassing van de grond of ondergrond van het goed inhouden -; - voor het Franse taalgebied, overeenkomstig het Waalse Erfgoedwetboek, een project waarvan de oppervlakte van de bouw en van de inrichting van de nabije omgeving gelijk is aan of hoger is dan één hectare;".

TITEL 3. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 6.Het besluit van de Waalse Regering van 22 september 2016 houdende de lijsten van de beschermde goederen waarop het « Institut du Patrimoine wallon" (Instituut van het Waals patrimonium) zijn beheers- en opwaarderingsopdracht uitoefent en tot bepaling van de beschermde goederen die tot het domein van het Waalse Gewest behoren en waarvan de Regering voor de valorisatie zorgt, blijft van toepassing tot de inwerkingtreding van nieuwe lijsten aangenomen op basis van het Waals Erfgoed.

Art. 7.De lijst van de goederen die behoren tot het in artikel R.11.2. bedoelde klein volkspatrimonium omvat minstens de goederen die vanaf 1 januari 2010 de financiële tegemoetkoming van het Waalse Gewest krijgen.

Art. 8.Het besluit van de Waalse Regering van 10 december 1998 tot toekenning van toelagen voor de restauratie van het klein volkspatrimonium van Wallonië, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 13 december 2001 en 22 april 2010, wordt opgeheven.

Art. 9.Treden in werking op 1 januari 2019: 1° het decreet van 26 april 2018 betreffende het Waalse Erfgoedwetboek;2° dit besluit.

Art. 10.De Minister van Erfgoed is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 31 januari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN .

^