gepubliceerd op 25 augustus 2004
Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden i.v.m. zeef- en breekmachines op werf bedoeld in rubriek 45.91.02
27 MEI 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden i.v.m. zeef- en breekmachines op werf bedoeld in rubriek 45.91.02
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 7, 8 en 9;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
Gelet de beraadslaging van de Waalse Regering van 18 maart 2004 over het verzoek van de Minister van Leefmilieu om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens dertig dagen;
Gelet op het advies van de Raad van State 36.820/4, gegeven op 19 april 2004, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Artikel 1.Deze integrale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties en activiteiten bedoeld in rubriek 45.91.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
Art. 2.De installaties en activiteiten bedoeld in rubriek 45.91.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten mogen niet uitgevoerd worden zonder naleving van de integrale voorwaarden betreffende rubriek 45.92.01 van bijlage I bij bovenvermeld besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002.
Art. 3.Voor de toepassing van deze voorwaarden wordt verstaan onder : 1° Dienst : de leidend ambtenaar van de "Office wallon des Déchets" (Waalse Dienst voor afvalstoffen) of zijn afgevaardigde;2° werf : site waar de werken van het bouwbedrijf of de civiele bouwkunde uitgevoerd worden, met inbegrip van de bijgebouwen vereist voor de uitvoering van de werken, vanaf de fase van voorbereiding tot de voorlopige oplevering ervan;3° asbest : de vezelachtige vorm van de hierna vermelde silicaatmineralen behorende tot de groep der serpentijnen en amfibolen : a) actinoliet (nr.CAS 77536-66-4); b) amosiet (bruin asbest, nr.CAS 12172-73-5); c) anthofylliet (nr.CAS 77536-67-5); d) chrysotiel (wit asbest, nr.CAS 12001-29-5); e) crocidoliet (blauw asbest, nr.CAS 12001-28-4); f) tremoliet (nr.CAS 77536-68-6).
Met asbest worden gelijkgesteld : a) asbesthoudende materialen; b) materialen die met asbestvezels in contact zijn gekomen of erdoor besmet zijn en die niet ter plaatse kunnen worden ontsmet d.m.v. een stofzuiger en/of met water. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw
Art. 4.Overeenkomstig de voorschriften van artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning is het paneel (minstens 1 m2 oppervlakte) goed zichtbaar en leesbaar vanop de straat. Het vermeldt de normale zeef- en breekuren. HOOFDSTUK III. - Exploitatie Enige afdeling. - Algemeen
Art. 5.Tijdens de duur van de werf vermaalt en zeeft de op de werf gevestigde installatie uitsluitend de inerte werfafval bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 24 januari 2002, alsmede de afval die inert wordt verklaard bij een beslissing genomen krachtens artikel 10 van bovenvermeld besluit.
Art. 6.Er wordt een vermaal- en zeefverbod opgelegd voor de volgende afvalstoffen : - gevaarlijke afvalstoffen, met name die welke asbest bevatten; - willekeurige afvalstoffen die vanwege de aard ervan niet onder de vermaal- en/of zeefactiviteiten vallen waarop deze voorwaarde slaat; - de in artikel 5 bedoelde afvalstoffen waarvan het niet recycleerbare gedeelte 3 % van het gewicht zou overschrijden.
Art. 7.Er wordt een vermaal- en zeefverbod opgelegd op zaterdagen en verlofdagen, alsmede op werkdagen tussen 19 en 7 uur.
Art. 8.De afvalstoffen mogen vermalen en gezeefd word onder het toezicht van een verantwoordelijke, die speciaal door de exploitant aangewezen wordt, en onder het toezicht van een gekwalificeerde en goed opgeleide aangestelde, die voortdurend over een exemplaar van de verklaring beschikt.
Art. 9.De stamp- en/of zeefmachine wordt/worden voortdurend in goede staat van onderhoud en werking gehouden. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art. 10.Het brandbestrijdingsmateriaal is in goede staat van werking, tegen vorst beschermd, gesignaleerd, bereikbaar en verspreid in de werfzone waar de stamp- en zeefmachine geëxploiteerd worden.
Dat materiaal wordt jaarlijks gecontroleerd en de exploitant ziet toe op de kwaliteit van de brandblusproducten. HOOFDSTUK V. - Lucht Afdeling 1. - Bestrijding van stoffenemissies
Art. 11.Een bijzondere aandacht gaat naar de transportbanden, apparaten en verbindingen tussen de apparaten en de verbindingen transportbanden/apparaten, alsmede naar de onderlinge stortingspunten van de verschillende banden voor wat betreft de delen die stoffen zouden kunnen vrijmaken. De aandrijftrommels van de transportbanden worden aangebracht in een ruimte die volstaat om een vlotte reiniging toe te laten.
Ze worden in een bevredigende schoonheidstoestand gehouden.
Art. 12.Technieken zoals de kap, het in onderdruk brengen, de verstuiving of elke andere techniek waardoor stoffenemissies kunnen worden beheerst, worden tot stand gebracht en toegepast op de punten waar zich stoffenemissies voordoen.
Art. 13.De installaties zijn gevestigd op de werf met het oog op de beperking van de aan de weer omstandigheden (richting en kracht van de overheersende winden) te wijten stoffenverspreiding.
Art. 14.Alle punten waar zich stoffenemissies voordoen worden, samen met hun eventuele winningsmiddelen, vermeld op een schema van het vermaal- en zeefproces (flow-sheet) dat ter inzage ligt van de technisch ambtenaar en de toezichthoudend ambtenaar. Voor eventuele stofbestrijdingen door filtratie of afscheiding bevat een bijlage bij dat schema de volgende gegevens : a) door de leverancier gegarandeerde lozing, in mg/Nm3;b) uurdebiet in Nm3. Elke wijziging van de flow-sheet wordt vermeld in het register bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning als ze geen rechtstreekse of onrechtstreekse verergering inhoudt van de risico's, hinder of nadelen voor de mens of het milieu.
Elk gebrekkige element van een stofbestrijdingssysteem wordt zo spoedig mogelijk vervangen. De defecten van stofvrijmakingssystemen die meer dan 24 uur duren, worden vermeld in een register dat ter inzage ligt van de technisch ambtenaar en de toezichthoudend ambtenaar. HOOFDSTUK VI. - Water
Art. 15.Het is verboden industrieel afvalwater in oppervlaktewater te lozen. HOOFDSTUK VII. - Geluid en trillingen Afdeling 1. - Geluid
Art. 16.De werktuigen worden gekozen en de installaties ingericht zodat het niveau van schatting van het bijzonder geluid (Lar,1h) betreffende het geheel van de bronnen die gelijktijdig op de werf kunnen functioneren, lager is dan 60 dBA in de dagperiode, dan 55 dBA in de overgangsperiode en dan 50 dBA in de nachtperiode.
Tot de in overweging te nemen bronnen behoren de vermaal- en breekmachines.
In geval van controle worden de metingen uitgevoerd overeenkomstig artikel 18 (eerste lid), 19, 20, 28 tot 37 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
In de buurt van woningen worden de grenswaarden in acht genomen.
Art. 17.In afwijking van het vorige artikel is het in acht te nemen niveau respectievelijk 65 dBA in de dagperiode, 60 dBA in de overgangsperiode en 55 dBA in de nachtperiode als de werf voorzien wordt om minder dan 5.000 T afval of gedurende een periode van hoogstens 15 kalenderdagen te vermalen en/of te breken.
Art. 18.Waar het nodig en haalbaar is, worden maatregelen genomen ter beperking van het geluid dat zou kunnen ontstaan door de botsing van de materialen tegen het plaatijzer rondom de overstortpunten. Afdeling 2. - Trillingen
Art. 19.Er worden voorzorgsmaatregelen genomen opdat de stabiliteit van de gebouwen, zowel binnen als buiten de werf, niet te lijden zou hebben onder de trillingen die te wijten zijn aan de werking van de motoren, aan transmissies, laad- en losmachines, enz. of aan de werkprocessen. HOOFDSTUK VIII. - Controle, zelfcontrole en toezicht Afdeling 1. - Exploitatie
Art. 20.Vóór de inbedrijfstelling van de inrichting maakt de exploitant een werkplan over aan de technisch ambtenaar.
Art. 21.Dat werkplan bevat : 1° de nodige instructies om in alle omstandigheden de vlotte werking van de inrichting te garanderen, met inachtneming van de bepalingen inzake afvalstoffen alsmede van deze integrale voorwaarden en de eventuele aanvullende voorwaarden;2° de nodige instructies om constant de schoonheid van de inrichting te garanderen;3° instructies voor het personeel in geval van brand of ongeval;4° de in artikel 14 bedoelde flow-sheet.
Art. 22.Elke aanzienlijke wijziging van het werkplan wordt aan de technisch ambtenaar meegedeeld. HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 23.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 24.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 27 mei 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET