gepubliceerd op 03 april 2014
Besluit van de Waalse Regering tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energie-efficiëntie en ter bevordering van een rationeler energiegebruik in de privé-sector
27 FEBRUARI 2014. - Besluit van de Waalse Regering tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energie-efficiëntie en ter bevordering van een rationeler energiegebruik in de privé-sector (AMURE)
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 9 december 1993 betreffende de steun en de tegemoetkomingen van het Waalse Gewest voor de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën, artikelen 9 tot 10;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energie-efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE);
Gelet op het nationaal klimaatplan van 14 november 2002 en op het decreet van 13 november 2003 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto, gesloten te Brussel op 14 november 2002;
Gelet op het leefmilieuplan voor een duurzame ontwikkeling, goedgekeurd door de Waalse Regering op 9 maart 1995;
Overwegende dat het wenselijk is dat de programma's ter verbetering van de energie-efficiëntie van de ondernemingen ondersteund worden en dat het aandeel van de hernieuwbare energiebronnen in de primaire energiebalans van Wallonië vergroot wordt;
Overwegende dat vakovereenkomsten met de beroepsfederaties tot stand zijn gebracht voornamelijk om de energie-efficiëntie van die sectoren te verbeteren, om ze gevoelig te maken voor investeringen in de hernieuwbare energieën en hun milieueffecten te beperken buiten de perimeter van hun eigen activiteit;
Overwegende dat het van belang is de besluitvorming binnen de ondernemingen te steunen opdat ze hun energie-uitgaven beter zouden kunnen beheren;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 september 2013;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 3 oktober 2013;
Gelet op het advies 54.595/4 van de Raad van State, gegeven op 21 januari 2014, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister die voor het energiebeleid bevoegd is;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG en Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG worden gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.
Art. 2.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister die voor het energiebeleid bevoegd is;2° onderneming : elke rechtspersoon uit de privé-sector;3° Administratie : de Waalse Overheidsdienst, Operationeel directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, Departement Energie en Duurzaam Gebouw; 4° vakovereenkomst : milieu-overeenkomst in de zin van artikel D.82 van het Milieuwetboek betreffende de vermindering van de specifieke broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; 5° intentieverklaring : document ondertekend door een onderneming die zodoende haar intentie verklaart om toe te treden tot een te sluiten of al gesloten vakovereenkomst;6° bron van hernieuwbare energieën;elke andere energiebron dan fossiele brandstoffen en splijtbare stoffen waarvan het verbruik het toekomstige gebruik niet beperkt, met name waterkracht, windenergie, zonne-energie, geothermische energie en biomassa; 7° eindenergie : energie gefactureerd door een leverancier;8° primaire energie : energie verkregen na toepassing op de eindenergieën van een conversiefactor conform bijlage 5, om ze in dezelfde fysische eenheid uit drukken zodat ze vergeleken kunnen worden;9° energieboekhouding : systeem inzake boekhouding van de energiestromen overeenkomstig het minimumbestek bedoeld in bijlage 1;10° energie-efficiëntie : meting van de wijze waarop de verbruikte energie gebruikt wordt om producten te verkrijgen die een toegevoegde waarde genereren, waarbij de energieverbruiken in primaire energie uitgedrukt worden en de producten in fysische eenheden;11° energieaudit : een systematische procedure, overeenkomstig het minimumbestek bedoeld in bijlage 2;12° globale energieaudit : energieaudit toegepast op het geheel van de gebouwen en industriële processen die zich binnen dezelfde perimeter bevinden;13° prehaalbaarheidsonderzoek : onderzoek uitgevoerd overeenkomstig het minimumbestek bedoeld in bijlage 3;14° haalbaarheidsonderzoek : onderzoek waardoor een specifiek type of merk van uitrusting nauwkeurig gedimensioneerd kan worden in het kader van een investering met het oog op het gebruik van hernieuwbare energieën of kwaliteitsvolle biomassa-warmtekrachtkoppeling en op grond waarvan technische voorschriften van een bestek opgesteld worden;15° methodologische nota : nota bevattende de methodologie van de vakovereenkomsten zoals bekendgemaakt op de internetsite van de Administratie;16° jaarlijkse opvolgingsaudit: methode inzake de evaluatie en de aanpassing van de indicatoren voor de opvolging van de energie-efficiëntie en de vermindering van CO2-emissies zoals omschreven in de methodologische nota;17° representatieve organisatie van ondernemingen : instelling met rechtspersoonlijkheid die representatief is voor ondernemingen die een activiteit van dezelfde aard uitoefenen of geconfronteerd worden met een gemeenschappelijk milieuprobleem, en die door het geheel of een deel van haar leden gemandateerd wordt om hen te helpen bij de verbetering van hun energie-efficiëntie of om aan een vakovereenkomst deel te nemen; 18° stappenplan 2050 : onderzoek en omschrijving, verricht door een representatieve organisatie van ondernemingen of een onderneming die een vakovereenkomst gesloten heeft zonder bemiddeling van een representatieve organisatie, van de visie van haar ondernemingen of van de onderneming in 2050, bevattende : - hun of haar verwachte antwoorden op de klimaateisen en, eventueel, op die i.v.m. de markt of op andere reglementaire eisen; - een evaluatie van hun of haar blootstelling aan de evoluties van de prijzen van de fossiele energieën en de grondstoffen, zoals omschreven in de methodologische nota; 19° onderzoek naar de relevantie van het stappenplan 2050 : onderzoek gevoerd door een representatieve organisatie van ondernemingen of een onderneming die een vakovereenkomst gesloten heeft zonder bemiddeling van een representatieve organisatie, ten einde het belang van de uitvoering van een stappenplan 2050 te identificeren alsook de haalbaarheid ervan te onderstrepen en de hulpmiddelen te bepalen die nodig zijn om het uit te voeren;20° erkende energieauditeur : natuurlijke persoon erkend krachtens hoofdstuk 3;21° technische erkenning : erkenning waaruit blijkt dat een product of een systeem voldoet aan de minimale voorwaarden om op de markt gebracht te worden;22° werkdag: elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen;23° dag: kalenderdag.Als de in dagen berekende termijn op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag verstrijkt, wordt hij tot de volgende werkdag verlengd. HOOFDSTUK II. - Toelagen Afdeling 1. - Toekenningsvoorwaarden
Art. 3.De Minister kan, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en overeenkomstig dit hoofdstuk, toelagen verlenen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen voor : 1° de uitvoering van een energieaudit, een globale energieaudit, een prehaalbaarheidsonderzoek, een haalbaarheidsonderzoek, een jaarlijkse opvolgingsaudit;2° de installatie van een energieboekhouding;3° de uitvoering van een stappenplan 2050, het voeren van het onderzoek naar de relevantie van een stappenplan 2050;4° het verkrijgen van een technische erkenning;5° de voorbereiding, omkadering en opvolging van een vakovereenkomst;6° het voeren van acties ter verbetering van de energie-efficiëntie.
Art. 4.De verschillende audits en onderzoeken worden gevoerd door energieauditeurs die erkend zijn volgens de procedure omschreven in hoofdstuk 3 of door energie-auditeurs overeenkomstig bijlage 6.
Art. 5.Alleen de rechtspersonen die een industriële activiteit uitoefenen kunnen een toelage aanvragen voor de tenuitvoerlegging van een energieboekhouding.
De boekhouding kan slechts gedeeltelijk zijn als een prehaalbaarheidsonderzoek gewezen heeft op het technisch-economisch belang om de boekhouding tot een gedeelte van de installaties te beperken.
De toekenning van de toelage voor de totstandbrenging van een energieboekhouding heeft voor de begunstigde tot gevolg dat hij verplicht is de informatie over de energieverbruiken van de ondernemingen gedurende vijf jaar jaarlijks aan de Administratie te verstrekken via het formulier dat zij ter beschikking stelt.
Als de informatie over de energieverbruiken niet verstrekt wordt, verliest de begunstigde van de toelage het recht om andere toelagen aan te vragen ter uitvoering van dit besluit zolang hij zich niet naar de voorschriften geschikt heeft.
Art. 6.De energieaudit en de globale energieaudit worden op bestaande installaties uitgevoerd.
Art. 7.Het prehaalbaarheidsonderzoek wordt op bestaande installaties gevoerd, tenzij het gaat om installaties betreffende een hernieuwbare energiebron of warmtekrachtkoppeling.
Art. 8.De technische erkenning houdt verband met energie-efficiëntie of draagt bij tot een betere beheersing van het energieverbruik. Afdeling 2. - Subsidiëringspercentage
Art. 9.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister toelagen aan de ondernemingen verlenen overeenkomstig bijlage 7.
Tijdens de geldigheidsduur van de vakovereenkomst mag slechts één toelage per bedrijfslocatie verleend worden voor de uitvoering van een haalbaarheidsonderzoek.
Art. 10.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister toelagen verlenen aan de representatieve organisaties van ondernemingen en aan de ondernemingen die een vakovereenkomst hebben gesloten zonder bemiddeling van een representatieve organisatie, overeenkomstig bijlage 8. Afdeling 3. - In aanmerking komende kosten
Art. 11.De toelage wordt berekend op basis van de in aanmerking komende kosten, excl. btw.
Art. 12.Voor de tenuitvoerlegging van een energieboekhouding zijn de in aanmerking kosten de kosten voor de levering, de aanleg, de installatie, de plaatsing en de aansluiting van de apparatuur voor het meten van de energieverbruiken, de accessoires, de kabels, de elektrische kasten, met inbegrip van de nodige apparatuur voor een eventuele teledienst, de apparatuur voor de registratie van gegevens en de software voor de aanwerving, analyse en validering ervan, alsook de kosten voor de opleiding van het desbetreffende personeel.
Het totaalbedrag van de toelage die voor hetzelfde dossier verleend wordt mag niet hoger zijn dan 320.000 euro.
Art. 13.Voor de uitvoering van een energieaudit, een globale energieaudit of een prehaalbaarheidsonderzoek zijn de in aanmerking komende kosten de nodige prestaties van de erkende energieauditeur.
Voor de ondernemingen die een intentieverklaring ondertekend hebben of een vakovereenkomst gesloten hebben, omvatten de in aanmerking komende kosten ook de prijs van de meetapparatuur, gekocht of gehuurd door de onderneming, die nodig is om het onderzoek tot een goed einde te brengen en de kosten van de interne prestaties van de onderneming als ze door de erkende energieauditeur gevalideerd en nodig geacht worden voor de uitvoering van de energieaudit, de globale energieaudit, het prehaalbaarheidsonderzoek of het haalbaarheidsonderzoek.
Het totaalbedrag van de toelage die voor hetzelfde dossier verleend wordt mag niet hoger zijn dan 320.000 euro.
Art. 14.Voor de uitvoering van een haalbaarheidsonderzoek zijn de in aanmerking komende kosten de nodige prestaties van de energieauditeur.
Het totaalbedrag van de toelage die voor hetzelfde dossier verleend wordt mag niet hoger zijn dan 320.000 euro.
Art. 15.De Minister kan de ondernemingen toelagen verlenen voor de jaarlijkse opvolgingsaudit als hij binnen de onderneming uitgevoerd wordt door een persoon die de gepaste opleiding gevolgd heeft zoals bedoeld in de methodologische nota.
Voor de uitvoering van een jaarlijkse opvolgingsaudit zijn de in aanmerking komende kosten de nodige prestaties van de erkende energieauditeur en de interne prestaties.
De in aanmerking komende kosten worden beperkt tot 4.000 euro.
Art. 16.Voor het verkrijgen van een technische erkenning zijn de in aanmerking komende kosten de kosten die door de erkenningsprocedure nodig gemaakt worden, zoals de kosten voor technische proeven en de aanleg van het dossier.
Het totaalbedrag van de toelage die voor hetzelfde dossier verleend wordt mag niet hoger zijn dan 320.000 euro.
Art. 17.§ 1. De representatieve organisaties van ondernemingen en de ondernemingen die een vakovereenkomst gesloten hebben zonder bemiddeling van een representatieve organisatie kunnen de gesubsidieerde opdrachten zelf vervullen of door een derde laten vervullen. § 2. Wat betreft de ondernemingen die een vakovereenkomst gesloten hebben, omvatten de in aanmerking komende kosten voor de voorbereiding, omkadering en opvolging van de vakovereenkomst, de uitvoering van een stappenplan 2050 en het voeren van een onderzoek naar de relevantie hiervan, de interne prestaties van de representatieve organisatie van ondernemingen en de facturen van de externe dienstverleners die nodig zijn voor het ontwerp en de uitvoering van de metingen, met inbegrip van de kosten voor de verificatie van de berekening van de aggregatie van de gegevens van bovenbedoelde ondernemingen.
De in aanmerking komende kosten worden beperkt tot 80.000 euro per jaar. § 3. Wat betreft de ondernemingen die een vakovereenkomst gesloten hebben zonder bemiddeling van een representatieve organisatie, zijn de in aanmerking komende kosten voor de uitvoering van een stappenplan 2050 en een onderzoek naar de relevantie ervan die van de interne prestaties van de onderneming en de facturen van de externe dienstverleners die nodig zijn voor het ontwerp en de uitvoering van de metingen.
De in aanmerking komende kosten worden beperkt tot 20.000 euro per jaar.
Art. 18.De acties ter verbetering van de energie-efficiëntie van de ondernemingen die lid zijn van de representatieve organisatie van ondernemingen moeten betrekking hebben op een aantal ondernemingen die bij de instelling aangesloten zijn en een belangrijk deel van de door de sector verbruikte energie vertegenwoordigen.
Wat betreft de uitvoering van metingen ter verbetering van de energie-efficiëntie van een sector, zijn de in aanmerking komende kosten die voor de interne prestaties van de representatieve organisatie van ondernemingen, de facturen van de externe dienstverleners en de nodige leveringen voor het ontwerp en de uitvoering van de metingen.
De in aanmerking komende kosten worden beperkt tot 20.000 euro per jaar.
Art. 19.De toelage waarin dit besluit voorziet mag niet gecumuleerd worden met andere toelagen of premies verleend door het Gewest, de gemeenschappen, de provincies of de gemeenten. Afdeling 4. - Aanvraag van de toelage
Art. 20.De toelage wordt aangevraagd voor de datum van de eerste factuur betreffende de audits, onderzoeken en werken waarvoor ze aangevraagd wordt.
Art. 21.Het dossier betreffende de aanvraag van de toelage bevat : 1° voor de totstandbrenging van een energieboekhouding : a) het aanvraagformulier dat door de Administratie ter beschikking gesteld wordt;b) een overzicht van de uit te voeren werken en van het te installeren materieel;c) een kostenraming betreffende de levering en de plaatsing van het materieel dat in aanmerking komt voor de toelage;d) een verklarende nota waaruit blijkt dat de werken voldoen aan de voorschriften van bijlage 1;e) alle documenten betreffende de financieringsbronnen en de toelagen die al ontvangen of aangevraagd werden of die aangevraagd kunnen worden voor de uitvoering van de geplande werken;2° voor de uitvoering van een energieaudit, een globale energieaudit, een prehaalbaarheidsonderzoek, een haalbaarheidsonderzoek en een jaarlijkse opvolgingsaudit : a) het aanvraagformulier dat door de Administratie ter beschikking gesteld wordt;b) desgevallend, een afschrift van de kostenraming van de erkende energieauditeur;c) desgevallend, de raming van de interne prestaties gevalideerd door de erkende energieauditeur;d) het attest van de energieauditeur waaruit blijkt dat hij vanaf de datum van bestelling van de energieaudit op geldige wijze beschikt over de vereiste erkenning(en);e) alle documenten betreffende de financieringsbronnen en de toelagen die al ontvangen of aangevraagd werden of die aangevraagd kunnen worden voor de geplande onderzoeken;3° voor het verkrijgen van een technische erkenning;a) de bankrekenings- en ondernemingsnummers van de aanvrager;b) een omschrijving van het product dat of van de dienst die uitgetest moet worden om aan te tonen dat het/hij de energie-efficiëntie verbetert of de CO2-emissies helpt reduceren;c) een lijst van de normen die door dat product of die dienst gehaald moeten worden;d) een identificatie van de te controleren normen, van de uit te voeren tests en van de instelling die bevoegd is om die tests door te voeren;e) een dienstenaanbod voor het doorvoeren van de tests waarvoor de toelage aangevraagd wordt;4° voor het voeren van een onderzoek naar de relevantie van het stappenplan 2050 of voor de uitvoering van een stappenplan 2050: a) de bankrekenings- en ondernemingsnummers van de aanvrager;b) desgevallend, de dienstenaanbiedingen voor de externe prestaties;c) de raming van de samenhangende kosten;d) desgevallend, de raming van de interne prestaties;5° voor de voorbereiding, omkadering en opvolging van een vakovereenkomst;a) de bankrekenings- en ondernemingsnummers van de aanvrager;b) desgevallend, de dienstenaanbiedingen voor de externe prestaties;c) de raming van de samenhangende kosten;d) desgevallend, de raming van de interne prestaties;6° voor de handelingen ter verbetering van de energie-efficiëntie : a) de bankrekenings- en ondernemingsnummers van de aanvrager;b) desgevallend, de dienstenaanbiedingen voor de externe prestaties;c) de raming van de samenhangende kosten;d) desgevallend, de raming van de interne prestaties.
Art. 22.Binnen tien werkdagen na ontvangst van het dossier betreffende de aanvraag van de toelage richt de Administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin aangegeven wordt dat het aanvraagdossier volledig is.
Indien het dossier onontvankelijk wordt verklaard, beschikt de aanvrager over een termijn van twee maanden, te rekenen van de datum van ontvangst van het bericht van ontvangst, om de ontbrekende gegevens te verstrekken.
Indien de aanvrager de gevraagde gegevens heeft overgemaakt na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, wordt door de Administratie een tweede bericht van ontvangst aan de aanvrager gestuurd om hem mee te delen dat zijn dossier volledig is.
Als de aanvrager de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, is de aanvraag onontvankelijk.
Binnen een maand na ontvangst van het bericht van ontvangst waaruit blijkt dat de aanvraag volledig is, laat de Administratie de aanvrager weten of zijn aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
Art. 23.De Minister verleent de toelage voor een energieaudit, een globale energieaudit, een prehaalbaarheidsonderzoek, een haalbaarheidsonderzoek, een jaarlijkse opvolgingsaudit, een energieboekhouding, een technische erkenning, een onderzoek naar de relevantie van het stappenplan 2050, een stappenplan 2050 of voor de voorbereiding, omkadering en opvolging van een vakovereenkomst naar gelang van de gegrondheid van de aanvraag.
Voor een energieaudit, een globale energieaudit, een prehaalbaarheidsonderzoek, een haalbaarheidsonderzoek, een jaarlijkse opvolgingsaudit of een energieboekhouding wordt de gegrondheid van de aanvraag beoordeeld naar gelang van : 1° de methodologie en de voorgestelde technische stiptheid;2° de adequatie van het te onderzoeken project met de context van de onderneming;3° de raming van de potentiële vermindering van het primaire energieverbruik en van de CO2-emissies die a priori het gevolg zijn van de investeringen of van de te onderzoeken projecten, overeenkomstig de vereisten opgenomen in de overeenstemmende bijlagen;4° de adequatie met de methodologische nota van kracht in het kader van de vakovereenkomsten, in voorkomend geval. Voor een technische erkenning wordt de gegrondheid van de aanvraag beoordeeld als de tests voldoen aan de wettelijke voorschriften die toepasselijk zijn op het product of op het systeem.
Voor een onderzoek naar de relevantie van een stappenplan 2050 of voor een stappenplan 2050 worden de voorbereiding, omkadering en opvolging van een vakovereenkomst beoordeeld op grond van de adequatie van het project met de methodologische nota.
Voor de handelingen ter verbetering van de energie-efficiëntie wordt de gegrondheid van de aanvraag beoordeeld naar gelang van de weerslag van het project op de mobilisatie van de lidondernemingen ten opzichte van hun energiebeheer en van zijn bijdrage tot de verbetering van de energie-efficiëntie van die ondernemingen.
Art. 24.De beslissing tot toekenning van de toelage kan afhangen van de wijziging van bepaalde technische aspecten in het aanvraagdossier.
Art. 25.De Minister of zijn afgevaardigde kan de inhoud van de in dit hoofdstuk bedoelde documenten nader bepalen en de vorm en toepassingsmodaliteiten ervan vastleggen. Afdeling 5 - Betaling van de toelage
Art. 26.§ 1. De aanvraag tot betaling van de toelage voor de installatie van een energieboekhouding wordt bij de Administratie ingediend binnen twee jaar, met ingang van datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de toelage.
De betaling wordt aangevraagd op basis van een verklaring van schuldvordering die door de onderneming in twee originele en voor echt verklaarde exemplaren ingediend wordt, samen met de bewijsstukken van de uitgaven en een eindrapport met de in de onderneming ingevoerde energieboekhouding, en na aanvaarding van dat rapport door de Minister of zijn afgevaardigde. § 2. De aanvraag tot betaling van de toelage voor een energieaudit, een globale energieaudit, een prehaalbaarheidsonderzoek, een haalbaarheidsonderzoek of een jaarlijkse opvolgingsaudit wordt bij de Administratie ingediend binnen een termijn van twee jaar die ingaat op de datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de toelage.
De betaling wordt aangevraagd op basis van een verklaring van schuldvordering die door de onderneming in twee originele en voor echt verklaarde exemplaren ingediend wordt, samen met de bewijsstukken van de uitgaven en een eindrapport met de resultaten van het onderzoek. § 3. De aanvraag tot betaling van de toelage voor de uitvoering van een onderzoek naar de relevantie van een stappenplan 2050 of van een stappenplan 2050 wordt bij de Administratie ingediend binnen een termijn van drie jaar die ingaat op de datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de toelage.
De betaling wordt aangevraagd op basis van een verklaring van schuldvordering die door de representatieve organisatie van ondernemingen of door de onderneming in twee originele en voor echt verklaarde exemplaren ingediend wordt, samen met de bewijsstukken van de uitgaven, met inbegrip van een overzicht van de interne prestaties en de diensten verleend door derden en van een openbaar eindrapport. § 4. De aanvraag tot betaling van de toelage voor de voorbereiding, omkadering en opvolging van een vakovereenkomst of voor de handelingen ter verbetering van de energie-efficiëntie wordt bij de Administratie ingediend binnen een termijn van twee jaar die ingaat op de datum van kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de toelage.
De betaling wordt aangevraagd op basis van een verklaring van schuldvordering die door de representatieve organisatie van ondernemingen in twee originele en voor echt verklaarde exemplaren ingediend wordt, samen met de bewijsstukken van de uitgaven, met inbegrip van een overzicht van de interne prestaties en de diensten verleend door derden en van een openbaar eindrapport. § 5. De beslissing tot toekenning vervalt als de termijnen bedoeld in de paragrafen 1 tot 4 niet nageleefd worden.
Art. 27.Binnen 10 werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot betaling van de toelage richt de Administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin aangegeven wordt of het aanvraagdossier al dan niet volledig is.
Indien het dossier onvolledig is, beschikt de aanvrager over een termijn van twee maanden, te rekenen van de datum van ontvangst van het bericht van ontvangst, om de ontbrekende gegevens te verstrekken.
Indien de aanvrager, na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, de gevraagde gegevens heeft overgemaakt, wordt door de Administratie een tweede bericht van ontvangst aan de aanvrager gestuurd om hem mee te delen dat zijn dossier volledig is.
De beslissing tot toekenning vervalt als de aanvrager de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt binnen de termijn bedoeld in het tweede lid. HOOFDSTUK III. - Erkenning van de energieauditeurs
Art. 28.De energieauditeurs kunnen erkend worden in de volgende vaardigheidsdomeinen : 1° gebouwen : 2° industriële processen;3° productie van hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling;4° verlichting.
Art. 29.§ 1. De erkenningen als energieauditeur kunnen verkregen worden door elke natuurlijke persoon die minstens de volgende voorwaarden vervult : 1° hetzij het bewijs leveren van minstens vijf jaar ervaring in het aangevraagde vaardigheidsdomein, hetzij beschikken over een diploma Master burgerlijk ingenieur, Master architectuur, Master in de industriële ingenieurswetenschappen;2° onafhankelijk zijn van elke leverancier van energie, uitrustingen of werken bedoeld in de energieaudit, de globale energieaudit of het prehaalbaarheidsonderzoek;». 3° minstens drie jaar voor de indiening van de erkenningsaanvraag niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot intrekking van de erkenning in de vaardigheid die met de aangevraagde erkenning overeenstemt of van een beslissing tot niet hernieuwing van de erkenning van één jaar in de vaardigheid die overeenstemt met de erkenning aangevraagd overeenkomstig dit besluit, het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energie-efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE), het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA) of het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van studies en werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA). § 2. De erkenninsgaanvraag wordt ingediend d.m.v. het aanvraagformulier dat door de Administratie ter beschikking gesteld wordt.
Het erkenningsaanvraagdossier bevat de volgende elementen : 1° de naam, het adres en het beroep van de aanvrager;2° een afschrift van het vereiste diploma of elk document ter bevestiging van het ervaringsniveau vereist in paragraaf 1, 1°;3° een omschrijving van de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;4° een afschrift van minstens drie audit- of onderzoeksrapporten opgemaakt door de aanvrager in de loop van de drie laatste jaren die aan de aanvraag voorafgaan en die betrekking hebben op elk van de vaardigheidsdomeinen waarvoor de aanvrager wenst erkend te worden. § 3. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het aanvraagdossier richt de Administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin aangegeven wordt dat het aanvraagdossier volledig is.
Indien het aanvraagdossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst ook gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt met ingang van de datum van ontvangst van het volledige dossier.
De Minister beslist over de erkenningsaanvraag binnen een termijn van vijfenveertig dagen die ingaat op de datum van ontvangst van het volledige dossier. Die termijn bedraagt zestig dagen indien de aanvrager door de Minister of zijn afgevaardigde werd gehoord. De Minister geeft de aanvrager kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vijfenzeventig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het volledige dossier. Die termijn bedraagt negentig dagen indien de aanvrager door de Minister of zijn afgevaardigde werd gehoord.
De erkenningsaanvraag wordt onderzocht op basis van de elementen die het aanvraagdossier inhoudt. De kwaliteit van de rapporten bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 4°, wordt onderzocht op basis van de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 4.
Desgevallend wordt de erkenning verleend voor een duur van vijf jaar die ingaat op de datum van kennisgeving van de beslissing van de Minister.
Art. 30.De erkenning kan hernieuwd worden als de energieauditeur in de loop van de verstreken erkenningsperiode minstens drie audits of onderzoeken overeenkomstig de voorschriften van dit besluit heeft gevoerd voor elk vaardigheidsdomein waarvoor de erkenning werd aangevraagd.
De hernieuwingsaanvraag wordt overeenkomstig artikel 29, § 2, ingediend, uiterlijk honderdtwintig dagen voor de vervaldatum van de erkenning. In dat geval wordt de erkenning verlengd totdat de Minister zich over de hernieuwingsaanvraag uitgesproken heeft.
De hernieuwingsaanvraag wordt overeenkomst artikel 29, § 3, onderzocht.
Art. 31.§ 1. Indien een aanvrager die houder is van één van de in paragraaf 1 van artikel 29 opgesomde diploma's zijn erkenningsaanvraag onmogelijk vergezeld kan laten gaan van de rapporten bedoeld in artikel 29, § 2, tweede lid, 4°, heeft de erkenning een duur van één jaar, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing van de Minister.
In het geval bedoeld in het eerste lid is de begunstigde van de erkenning verplicht een afschrift van de drie rapporten die hij in het kader van zijn erkenning heeft opgesteld binnen vijftien dagen na de opstelling ervan aan de Administratie over te maken.
De kwaliteit van de overgelegde rapporten wordt onderzocht op basis van de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 4. § 2. Binnen dertig dagen na ontvangst van de rapporten laat de Minister of zijn afgevaardigde de begunstigde weten of de controle bedoeld in het derde lid geen tekortkoming aan het licht brengt.
Uiterlijk veertig dagen voor de einddatum van het eerste erkenningsjaar deelt de Minister of zijn afgevaardigde aan de begunstigde mee dat zijn erkenning niet hernieuwd wordt als : 1° de controles bedoeld in het derde lid herhaalde tekortkomingen aan het licht gebracht hebben;2° de erkende energieauditeur de rapporten bedoeld in het tweede lid niet overgelegd heeft. Indien de controles bedoeld in paragraaf 1, derde lid, na afloop van het eerste erkenningsjaar geen herhaalde tekortkoming aan het licht gebracht hebben, wordt de erkenning door de Minister hernieuwd voor een periode van vier jaar, die hernieuwbaar is overeenkomstig artikel 30.
Art. 32.Onverminderd de sanctiemogelijkheden, kan de Administratie van de auditeur eisen dat hij verbeteringen aanbrengt in de audits of onderzoeken waarvan de slechte kwaliteit is vastgesteld.
De Minister of zijn afgevaardigde is bevoegd om controle te voeren op de audits of onderzoeken die door de erkende energieauditeurs worden verricht.
Als de Minister of zijn afgevaardigde tekortkomingen vaststelt in een audit of een onderzoek, verwittigt hij de auditeur in een schrijven.
In dat schrijven wordt gewag gemaakt van bedoelde audit- of onderzoeksrapporten, alsook van de in bijlage 4 opgenomen kwaliteitscriteria op grond waarvan de tekortkoming is vastgesteld en wordt de erkende auditeur voor verhoor uitgenodigd. Tijdens zijn verhoor laat de erkende auditeur zijn argumenten m.b.t. de vastgestelde tekortkomingen gelden. Na dat verhoor of als de erkende energieauditeur weigert te worden gehoord, beslist de Minister, in voorkomend geval, een waarschuwing te verzenden of de erkenning op te schorten of in te trekken.
De Minister of zijn afgevaardigde kan een sanctie opleggen aan de auditeur die een audit of een onderzoek gevoerd heeft die/dat niet voldoet aan de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 4. Hij geeft de energieauditeur kennis van zijn beslissing.
De erkenning die aan een energieauditeur verleend wordt krachtens : 1° het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA);2° het besluit van de Waalse Regering van 28 april 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA), wordt voor de overeenstemmende vaardigheden opgeschort voor dezelfde duur als degene die de Minister bepaalt voor de overeenkomstig dit besluit opgeschorte erkenning of eindigt van rechtswege als de krachtens dit besluit verleende erkenning ingetrokken wordt.
Art. 33.De lijst van de energieauditeurs die erkend zijn als energieauditeur gebouwen, als energieauditeur industriële processen, als energieauditeur productie van hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling en als energieauditeur verlichting wordt door de Administratie bekendgemaakt en bijgehouden. HOOFDSTUK IV. - Bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten van de erkende energieauditeurs
Art. 34.§ 1. De bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten kan verkregen worden door elke natuurlijke persoon die minstens de volgende voorwaarden vervult : 1° beschikken over de erkenningen als energieauditeur gebouwen, industriële processen en hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling voor een periode van vijf jaar;2° het bewijs leveren van ervaring inzake de energie-aspecten op industriegebied;3° een technisch-industriële studiedag gevolgd hebben overeenkomstig de voorschriften van de methodologische nota;4° minder dan drie jaar voor de indiening van de bijkomende erkenningsaanvraag niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot intrekking van de bijkomende erkenning. § 2. De aanvraag om een technische-industriële studiedag te volgen wordt ingediend bij de Administratie.
Het aanvraagdossier bevat minstens de volgende elementen : 1° de naam, het adres en het beroep van de aanvrager;2° de referenties ter bevestiging van zijn ervaring inzake de energie-aspecten op industriegebied. § 3. Binnen tien werkdagen na ontvangst van het aanvraagdossier tot deelname aan de technisch-industriële studiedag, richt de Administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin aangegeven wordt dat het aanvraagdossier volledig is. Indien het aanvraagdossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt op de datum van ontvangst van het al dan niet volledige dossier.
Binnen zes maanden na ontvangst van het volledige aanvraagdossier, richt de Administratie aan de aanvrager informatie over de volgende technisch-industriële studiedag.
Het bijkomende erkenningscertificaat wordt gestuurd aan de aanvrager binnen drie maanden, te rekenen van de datum van opvolging van de technisch-industriële studiedag.
De bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten wordt verleend voor een periode van hoogstens twee jaar of voor de kortste overblijvende duur van de erkenning als energieauditeur gebouwen of van de erkenning als energieauditeur industriële processen of van de erkenning inzake hernieuwbare energieën als die duur korter is dan twee jaar. § 4. De hernieuwingsaanvraag wordt onderzocht volgens de procedure die in de paragrafen 2 en 3 vastligt. Als het verzoek om de technisch-industriële studiedag te volgen evenwel zes maanden voor de vervaldatum van de bijkomende erkenning wordt ingediend, wordt ze verlengd, desnoods tot het tijdstip waarop de technisch-industriële studiedag door de Administratie georganiseerd wordt.
Art. 35.De Minister of zijn afgevaardigde is bevoegd om controle te voeren op de audits en onderzoeken die verricht worden door een erkende energieauditeur die over de bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten beschikt.
De Minister kan een sanctie opleggen aan de auditeur die een audit of een onderzoek gevoerd heeft die/dat niet voldoet aan de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 4.
Onverminderd de sanctiemogelijkheden, kan de Administratie van de auditeur eisen dat hij verbeteringen aanbrengt in de audits of onderzoeken waarvan de slechte kwaliteit is vastgesteld.
Als de Minister of zijn afgevaardigde tekortkomingen vaststelt in een audit of een onderzoek, verwittigt hij de auditeur in een schrijven.
In dat schrijven wordt gewag gemaakt van bedoelde audit- of onderzoeksrapporten, alsook van de in bijlage 4 opgenomen kwaliteitscriteria op grond waarvan de tekortkoming is vastgesteld en wordt de erkende auditeur voor verhoor uitgenodigd. Tijdens zijn verhoor laat de erkende auditeur zijn argumenten m.b.t. de vastgestelde tekortkomingen gelden. Na dat verhoor of als de erkende energieauditeur weigert te worden gehoord, beslist de Minister, in voorkomend geval, een waarschuwing te verzenden of de erkenning op te schorten of in te trekken.
De Minister of zijn afgevaardigde geeft de energieauditeur kennis van zijn beslissing.
Art. 36.De lijst van de erkende energieauditeurs die houder zijn van de bijkomende erkenning i.v.m. de vakovereenkomsten wordt door de Administratie bekendgemaakt en bijgehouden. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen
Art. 37.De aanvragen van toelagen ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven onderworpen aan het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE).
Art. 38.Dit besluit is van toepassing op de aanvragen van toelagen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit onderzocht worden in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE).
Art. 39.Dit besluit is van toepassing op de erkenningen verleend voor de inwerkingtreding van dit besluit in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE), onder de volgende voorwaarden : 1° er wordt een erkenning als energieauditeur verleend aan de erkende auditeurs die hun erkenning verkregen hebben in één van de volgende vaardigheidsdomeinen : a) globale energieaudit van gebouwen;b) audit van verwarmings-, ventilatie- en airconditioningssystemen;2° er wordt een erkenning als energieauditeur verlichting verleend aan de erkende auditeurs die hun erkenning verkregen hebben in het vaardigheidsdomein betreffende de uitvoering van audits van verlichtingssystemen : 3° er wordt een erkenning als energieauditeur industriële processen verleend aan de erkende auditeurs die hun erkenning verkregen hebben in het vaardigheidsdomein betreffende de uitvoering van audits van industriële processen;4° er wordt een erkenning als energieauditeur productie hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling verleend aan de erkende auditeurs die hun erkenning verkregen hebben in het vaardigheidsdomein betreffende de uitvoering van audits van systemen voor energieproductie vanaf hernieuwbare bronnen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 40.In geval van overtreding van dit besluit of van het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE) kan de begunstigde gedurende tien jaar, te rekenen van de datum waarop de overtreding werd vastgesteld, geen nieuwe toelage aanvragen in de zin van die besluit.
Art. 41.Het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE), zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 september 2010 en bij het besluit van de Waalse Regering van 2 februari 2012, wordt opgeheven.
Art. 42.Dit besluit en de desbetreffende bijlagen treden in werking op de datum warop ze ondertekend worden, met uitzondering van de hoofdstukken 3 en 4 die de artikelen 28 tot 36 inhouden en van de bijlagen 4 en 5, die in werking treden op de datum waarop ze in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden.
Art. 43.Dit besluit kan geïdentificeerd worden met het woord « AMURE ».
Art. 44.De Minister bevoegd voor het energiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 1 Minimumbestek voor de invoering van een energieboekhouding 1. Doelstelling De energieboekhouding dient om het geheel van de energieverbruiken van een onderneming in de tijd te volgen en argumenten aan te leveren voor de beslissingen die inzake energiebeheer getroffen moeten worden, waarbij meer bepaald voorzien wordt in : 1° de inzameling, verwerking en verstrekking van informatie over de energievectoren die verbruikt worden per technische exploitatie-eenheid, systeem, product, verbruiksplaats, dienst, gebruik of entiteit;2° de vaststelling van verbruiksratio's per technische exploitatie-eenheid, systeem, product, verbruiksplaats, dienst, gebruik of entiteit;3° een alarm- en controlefunctie die bij buitensporig energieverbruik in werking treedt;4° de evaluatie van de impact van de uitgevoerde maatregelen.2. Vereisten § 1.De energieboekhouding dient het volgende mogelijk te maken : 1° de inzameling, in fysische eenheden, van de energieverbruiken, productievolumes en de verschillende gebruiken ervan, per vector en bestemming, ongeacht prijzen en tarieven, voor minimum 75 % van de totale energieverbruiken van de locatie;2° de automatische repatriëring van de gegevens naar een centralisatiepunt;3° de opbouw van indicatoren die gebaseerd zijn op, ondermeer, de specifieke verbruiken;4° een regelmatige opvolging, minstens maandelijks, van de stand van zaken over de tijd heen, zodat snel op buitensporig verbruik, op onregelmatigheden enz.gereageerd kan worden; 5° het in overweging nemen van elke belangrijke variatie van het geproduceerde mengsel, van het productieniveau, van verandering van procédé;6° de integratie van alle stappen in het informatiebeheer : verwerving en verwerking van de relevante gegevens, opbouw van operationele indicatoren, mededeling aan de personen die maatregelen kunnen treffen, constante opvolging van de evolutie.De resultaten dienen meer bepaald voorgesteld te worden in de vorm van een betere energie-efficiëntie en een betere energiebalans in absolute zin § 2. Bij de werking van een energieboekhouding worden drie fases onderscheiden : 1° de inzameling van de gegevens : Door het inzamelen van de gegevens wordt de identificatie van de systemen en de verbruiksplaatsen mogelijk gemaakt, met in voorkomend geval onderscheid in de verschillende gebruiksvormen.Daardoor wordt een globaal inzicht in het verbruik verkregen.
Elk systeem, elke productielijn en elke verbruiksplaats dienen geïdentificeerd te worden door : a) de gebruikte energievector;b) het gebruik van de energie;c) de wijze van bevoorrading (teller of opslag); d) de fysische teleenheid (liter, m3, kg, Wu...); e) de vermenigvuldigingsfactor tussen de index en de fysieke teleenheid;f) de omzettingsfactor voor de standaardisering van de consumptie in kWu.2° Verwerking van de gegevens : De gemeten gegevens worden geregistreerd en verwerkt worden met het oog op : a) de standaardisering van het energieverbruik uitgedrukt in eenzelfde energie-eenheid : MWu;b) de berekening van het energieverbruik in een primaire energie-eenheid;c) de uitschakeling van de invloed van strenge weersomstandigheden in de opmetingen van het energieverbruik door ze terug te brengen tot de referentiële weersituatie via de techniek van de dagtemperaturen;d) de berekening van de CO2-emissies voor een referentiële weersituatie;e) de vaststelling voor elk systeem en elke verbruiksplaats van de vergelijkende ratio's alsook van een efficiëntietabel, rekening houdend met het gebruikspercentage van het gebouw, het productiesysteem of de productielijn.Elke beheerder kiest de criteria uit die hem het meest relevant lijken. 3° Interpretatie en presentatie van de resultaten : Om de resultaten te interpreteren en er operationele conclusies uit te trekken is het noodzakelijk een goede kennis te hebben van de gebruiksvormen waarop de verbruiksplaatsen betrekking hebben. De aanvrager moet een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het toezicht en de exploitatie van de gegevens.
Met de resultaten moet het mogelijk zijn om in voorkomend geval ondermeer de volgende elementen waar te nemen : a) fouten bij de lezing, codering en plots buitensporig verbruik;b) reguleringsproblemen; c) geleidelijk buitensporig verbruik (gebrek aan onderhoud van de uitrustingen,...; ); d) gratis aanvoer van verwarming in de zomermaanden;e) het bestaan van verbruiksvormen die losstaan van strenge weersomstandigheden of van de productie;f) de vaststelling van een referentie-energieconsumptiepeil;g) de vaststelling van een referentiebudget voor energie-uitgaven;h) de besparingen verkregen dankzij de opgezette projecten. De resultaten dienen duidelijk voorgesteld te worden (grafiek, tabel,...) zodat ze begrepen en geïnterpreteerd kunnen worden door niet gespecialiseerde personen.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energetische efficiëntie en ter bevordering van een rationeler gebruik van de energie in de privé-sector (AMURE).
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 2 Minimumbestek voor de energieaudit en de globale energieaudit 1. Doelstelling De energieaudit of de globale energieaudit van een ondeneming dient om de opdrachtgever op eenvoudige maar duidelijke wijze een stand van de energie-efficiëntie van de in omstandigheden van reël gebruik geauditeerde onderneming over te leggen, alsook de verbeteringen die eraan aangebracht kunnen worden en de energiebesparingen die daaruit voortvloeien.De audit moet voorzien in het opmaken van een globaal actieplan aan de hand waarvan de te ondernemen acties hiërarchisch ingedeeld worden en de verbetering van de energie-efficiëntie van de onderneming beoogd wordt door het beoordelen van de relevantie van een uit te voeren investering die bestemd is om : 1° energie rationeler te gebruiken;2° gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen of kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling. Dat globale actieplan bestaat uit het geheel van de maatregelen die de onderneming in de loop van de komende jaren zal doorvoeren, met inbegrip van de investeringen waarmee die doelstelling gehaald kan worden. Het omvat een gecijferde raming van de efficiëntie van elk van die maatregelen (vermindering van de energieverbruiken, kosten), alsook een tijdschema met de fasering van de investeringen die in de tijd toegestaan zullen worden. 2. Vereisten § 1.De globale energieaudit moet ondermeer het volgende vaststellen : 1° een omschrijving van de kenmerken van de onderneming en de gebruiken ervan naar gelang van energieoverwegingen, met inbegrip van de beheerssystemen en de sleutelparameters van de regulering; 2° een globale analyse van de energiestromen van de onderneming, namelijk de energieverbruiken voor de laatste drie kalenderjaren per energievector (gas, stookolie, elektriciteit, steenkool, enz.), uitgedrukt in fysische eenheden (kWu, ton, liter...), in kWu en genormaliseerd (teruggebracht tot een jaar met normale weersomstandigheden - voor de gebruiksvormen die zulks rechtvaardigen), wat resulteert in een tabel van de eindverbruiken omgezet in primaire energie (MWup) en in CO2-emissies (kg CO2) (op grond van de omzettingscoëfficiënten die desgevallend in de methodologische nota AdB zijn medegedeeld); 3° een identificatie van de in voorangsorde ingedeelde punten waarop de energie-efficiëntie van de onderneming verbeterd kan worden, met inbegrip van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling;4° de jaarlijkse boekhouding, op schaal van de onderneming, van de energieverbruiken en de productievolumes (in fysische eenheden), per product en, eventueel, per productielijn of -fase;5° de opbouw van indicatoren die gebaseerd zijn op, ondermeer, de specifieke verbruiken;6° de identificatie, de gegrondheid en de technisch-economische evaluatie van de beste projecten tot verhoging van de energie-efficiëntie en van de varianten ervan, op basis van, ondermeer, de volgende criteria : a) de technisch-economische kwaliteit;b) de aanvaardbaarheid door de onderneming, met name ten opzichte van haar interne organisatie en de vereiste onderhoudsactiviteiten;c) de potentiële vermindering van het primaire energieverbruik;d) de potentiële vermindering van de CO2-emissies; De audit moet het uitwerken van een globaal actieplan ter verhoging van de energie-efficiëntie van de onderneming mogelijk maken. § 2. Het auditrapport bevat ondermeer : 1° de doelstelling van de audit (welke vectoren worden in de audit onderzocht, eventuele beperkingen,...); 2° de werkhypothesen : de parameters die gebruikt worden in de audit (Conversiefactoren - PCI, PCS, CO2-emissiecoëfficiënten - kosten van de verschillende vectoren,...) moeten duidelijk vermeld worden; 3° de algemene voorstelling van de kenmerken van de ondernemingen;4° de analyse van de verbruiken - idealiter over minimum 3 jaar voor elke geanalyseerde vector - (in brutowaarden, desgevallend bijgestuurd);desgevallend, evolutie van het verbruik over een gegeven periode (burgerlijk jaar, zomerperiode,...) die overgangsverschijnselen aan het licht kan brengen (kwartierpiek, verbruikspiek,...); 5° de uitvoerige beschrijving van de gebouwen en uitrustingen alsook de eventuele tekortkomingen ervan;6° de energiebalans (op grond van berekeningen);7° gedetailleerde verbeteringsvoorstellen, gecijferd inzake kosten, energiebesparing, vermindering van de emissies van verontreinigende gassen en rendabiliteit - de verbeteringen moeten voorgesteld worden in een logische volgorde of in voorrangsorde (gemotiveerd door de staat van de uitrustingen, de gegenereerde besparingen en de rendabiliteit), rekening houdend met de weerslag van elk van hen op de volgende;er zal een bijzondere aandacht geschonken worden aan het in overeenstemming brengen van de behoeften met het voorgestelde materieel; 8° het eventueel beroep op technologieën zoals warmtekrachtkoppeling, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen; 9° de beschikbare hulpmiddelen voor de verschillende overwogen verbeteringen (bron, bedrag, ...); 10° de conclusies, die duidelijk moeten zijn en geïnterpreteerd moeten kunnen worden door een persoon die geen specifieke kennis heeft in de behandelde domeinen. § 3. De voorgestelde verbeteringen moeten rekening houden met de vereisten (ondermeer inzake energie) van kracht in de verschillende regelgevingen.
De verschillende berekeningen worden, samen met hun hypothesen en de gebruikte parameters, in bijlage verstrekt indien ze niet noodzakelijk deel uitmaken van de audit. § 4. Hetzelfde patroon wordt aangewend voor een energieaudit betreffende een bijzonder gebruik, waarbij de analyse gericht wordt op bedoeld gebruik.
De Minister is bevoegd om de inhoud van de audit en van het rapport aan te vullen.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energetische efficiëntie en ter bevordering van een rationeler gebruik van de energie in de privé-sector (AMURE).
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 3 Minimumbestek voor het voeren van een onderzoek naar de prehaalbaarheid van een investering 1. Doelstelling : Het onderzoek naar de prehaalbaarheid van een investering dient om de ondernemingen in staat te stellen de relevantie te evalueren van een investering met het oog op een rationeler energiegebruik of op de ontwikkeling van het gebruik van hernieuwbare energie of kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling.Het beoogt de bepaling van de predimensionering en van de meest interessante technische, energetische en economische kenmerken van een investering, waarbij geenszins verwezen wordt naar een specifiek type of merk met betrekking tot die investering. Het onderzoek moet verschillende hypotheses uittesten. 2. Vereisten : De haalbaarheidsvoorstudie voor een investering dient volgende bestanddelen te bevatten : 1° de voorstelling van de energiebehoeften waaraan de investering moet voldoen en de effectieve energieverbruiken voor de investering;2° de werkhypothesen : 3° de berekening van de technische dimensionering van de investering en de referentiegrootheden waarvan gebruik is gemaakt voor de berekeningen moeten duidelijk aangegeven worden;4° de identificatie en de gegrondheid van de relevantie van het aanvankelijk geanalyseerde project en van de varianten ervan, op grond van, ondermeer, de volgende criteria : de technisch-economische kwaliteit, de aanvaardbaarheid door de onderneming, met name ten opzichte van haar interne organisatie;5° desgevallend, de globale energiebalans, rekening houdend met het voorgestelde systeem, de bestaande systemen, de wijze van regulering ervan en de interactie ervan; 6° in voorkomend geval, een evaluatie van de dwingende gebruiksvoorwaarden (onderhoud,...); 7° een evaluatie van de primaire energie- en CO2-besparingen;8° een raming van de eceonomisch kost van de investering;9° een raming van het terugverdieneffect van de investering;10° de gegrondheid van de keuze van de vooropgestelde technieken en voorzieningen. Voor het gebruik van de biomassa worden de aanbevelingen en opleggingen van het Waarnemingscentrum van de biomassa in aanmerking genomen zodra ze geofficialiseerd zijn.
De Minister is bevoegd om de inhoud van het prehaalbaarheidsonderzoek te herzien.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energetische efficiëntie en ter bevordering van een rationeler gebruik van de energie in de privé-sector (AMURE).
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 4 Kwaliteitscriteria geanalyseerd door de Administratie in het kader van de erkenningsprocedure en van de betaling van de toelage Criterium 1 : Doelstellingen, hypothesen en stand van zaken : 1° doelstelling van de audit of van het onderzoek : vectoren onderzocht in de audit, eventuele beperkingen,...; 2° werkhypothesen : parameters gebruikt in de audit (Conversiefactoren - PCI, PCS, CO2-emissiecoëfficiënten - kosten van de verschillende vectoren,...); 3° stand van zaken : algemene voorstelling van de kenmerken van het gebouw (of de gebouwen) (bouwjaar, architectuur, bestemming, gebruikte oppervlakte,...), of van het industrieel proces of van het nut (damp, gedrukte lucht, enz).
Criterium 2 : Analyse van de toestand 1° analyse van de verbruiken - idealiter over minimum drie jaar voor elke geanalyseerde vector - (in brutowaarden, gecorrigeerd naar gelang van de graden-dagen, eventueel : vergelijking met een benchmark,...); desgevallend, evolutie van het verbruik over een gegeven periode (burgerlijk jaar, zomerperiode,...) die overgangsverschijnselen aan het licht kan brengen (kwartierpiek, verbruikspiek,...); 2° uitvoerige omschrijving van het industrieel proces, van het nut of van het omhulsel van het gebouw en van de uitrustingen met hun eventuele gebreken; 3° energiebalans (gegrond op berekeningen - bijvoorbeeld voor een gebouw : waarden van de transmissiecoëfficiënten, schatting van de luchtverversing, berekening van de warmteverliezen, rendementen van de installatie,...).
Criterium 3 : voorstellen van gecijferde verbeteringen voor de audits en onderzoeken 1° verbeteringsvoorstellen overgelegd in een logische volgorde of in voorrangsorde (gemotiveerd door de staat van het gebouw en de uitrustingen, de gegenereerde besparingen en de rendabiliteit), rekening houdend met de weerslag van elk van hen op de volgende, waarbij aandacht geschonken wordt aan het in overeenstemming brengen van de behoeften met het voorgestelde materieel;2° de verbeteringsvoorstellen moeten rekening houden met het mogelijke gebruik van hernieuwbare energiebronnen of kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling. Criterium 4 : Kennis van de mechanismen inzake financiële tegemoetkomingen van de overheid : beschikbare steun voor de verschillende overwogen verbeteringen (bronnen, bedragen,...) Criterium 5 : Conclusies Bondige opsomming van de meest relevante beslissingen die genomen moeten worden met het oog op de verbetering van de toestand naar gelang van de doelstelling.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energetische efficiëntie en ter bevordering van een rationeler gebruik van de energie in de privé-sector (AMURE).
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 5 Factoren betreffende de conversie van primaire energie in energetische CO2-emissies Hier worden de CO2-emissies i.v.m. het gebruik (en dus de productie) van de verschillende energievectoren die door de onderneming verbruikt worden in overweging genomen. Er zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van conventionele conversiefactoren.
Bij overeenkomst worden slechts CO2-emissies in overweging genomen, niet het geheel van de broeikasgasemissies. Anderzijds zullen dan weer alleen de energetische CO2-emissies in overweging genomen worden.
De niet-energetische CO2-emissies zijn emissies die zich voordoen in de industriële processen die niet voorkomen uit de verbranding van fossiele brandstoffen. Ze zijn te wijten aan de aanwezigheid van een bepaalde hoeveelheid koolstof in de grondstoffen die in het proces ingevoerd worden en waarvan een deel in CO2 verwerkt wordt en in de lucht ontsnapt of aan een zuiver gebruik van CO2 waarvan een deel in de lucht verloren gaat. De industriële handelingen die bronnen zijn van niet energetische CO2-emissies zijn ondermeer de ontharding van kalksteen in klinker- of kalkovens, de ontkoling van ruwijzer in de zuurstofstaalfrabriek, de « reforming » van het aardgas bij de voorbereiding van ammoniak, het gebruik van CO2 als gedroogd gas bij sommige voedingsmiddelentoepassingen, de injectie van CO2 in dranken zodat ze koolzuurhoudend worden, het potentieel gebruik van CO2 als drijfgas of schuimagent bij de fabricage van synthetisch schuim, of de zuivering van afvalwater.
Conversie van primaire energie in energetische CO2-emissies Elektriciteit (niet hernieuwbaar) De conversiefactor betreffende niet hernieuwbare elektriciteit wordt berekend in de veronderstelling dat ze opgewekt wordt door een centrale met een globaal productie- en distributierendement van 40 % die op aardgas werkt. De conversiefactor in CO2-emissies bedraagt bijgevolg 55,8 kg/GJp of 200,9 kg CO2/MWup, of 502,2 kg CO2/MWue (waarbij MWue in eindenergie uitgedrukt wordt).
Hernieuwbare elektriciteit In dit geval wordt uitgegaan van een nul-emissie van energetische CO2, dus 0 kg CO2/GJp.
Brandstoffen (fossiele energieën, alternatieve brandstoffen, fatale gassen, biomassa...) De gebruikte standaardcoëfficiënten zijn degene die door het IPCC voorgesteld worden. De voornaamste zijn in onderstaande tabel opgenomen.
De IPPC-richlijnen (1996a) bepalen dat de CO2-emissies i.v.m. de verbranding van biomassa voor de productie van energie niet in de inventaris opgenomen zijn omdat verondersteld wordt dat ongeveer een gelijkwaardig CO2-bedrag door de groei van nieuwe teelten opgevangen wordt. De emissiefactor voor de biomassa wordt dus als nul beschouwd.
Dit betreft brandhout, de recuperatiebrandstof gebruikt in de papiersector en de biomassa gebruikt als hernieuwbare energie.
(kg CO2/GJp)
(kg CO2/MWup)
steenkool
92,7
333,7
cokes van cokesfabrieken
106,0
381,6
bruinkool
99,2
357,1
steenberg
92,7
333,7
teer
100,6
362,2
extra zware stookolie
76,6
275,6
stookolie
73,3
263,9
kerosine
70,8
254,9
benzine
68,6
247,0
LPG
62,4
224,6
raffinaderijgas
72,6
261,4
petroleumcokes
99,8
359,3
overige olieproducten
72,6
261,4
aardgas
55,8
200,9
gas uit cokesfabrieken
47,4
170,6
gas uit hoogovens
256,8
924,5
recup. papierbrij & papier
0,0
0,0
overige afvalstoffen
88,0
316,8
brandhout
0,0
0,0
overige brandstoffen
72,6
261,4
Opmerking : In bovenstaande tabel sluiten de woorden « overige brandstoffen » elke biomassa uit.
Als de onderneming aan de « ETS » (Emission Trading System) deelneemt, kan ze als CO2-emissiefactoren de waarden terugnemen die geboekt werden voor hun aangifte in het kader van de opvolging van de ETS-richtlijn. Als een onderneming aan een vakovereenkomst deelneemt of een beroep doet op de conversiefactoren van de ETS, dan zal ze die moeten gebruiken gedurende de hele periode van de overeenkomst, m.a.w. voor alle rapporten i.v.m. haar deelname aan een overeenkomst en al haar aanvragen van amure-toelagen.
De Minister is bevoegd om de conversiefactoren te herzien voor elke energiebron.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energetische efficiëntie en ter bevordering van een rationeler gebruik van de energie in de privé-sector (AMURE).
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 6 Bevoegdheden van de energieauditeurs
Globale energieaudit
Energieaudit
Prehaalbaarheidsonderzoek
Haalbaarheidsonderzoek
Jaarlijkse opvolgingsaudit
Onderneming die geen intentieverklaring ondertekend heeft
Energieauditeur erkend tegelijkertijd in de vaardigheden gebouwen, industrieel proces en hernieuwbare energie -warmtekrachtkoppeling
Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid
Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid
/
/
Onderneming die een intentieverklaring ondertekend heeft
Energieauditeur erkend tegelijkertijd in de vaardigheden gebouwen, industrieel proces en hernieuwbare energie -warmtekrachtkoppeling met bijkomende erkenning vakovereenkomst
Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid
Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid voor de onderzoeken gesubsidieerd naar rato van 50 % en die bovendien over de bijkomende erkenning vakovereenkomst beschikt voor de onderzoeken gesubsidieerd naar rato van 75 %
/
/
Onderneming die een vakovereenkomst ondertekend heeft
Energieauditeur erkend tegelijkertijd in de vaardigheden gebouwen, industrieel proces en hernieuwbare energie -warmtekrachtkoppeling met bijkomende erkenning vakovereenkomst
Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid met bijkomende erkenning vakovereenkomst
Energieauditeur erkend in de overeenstemmende vaardigheid met bijkomende erkenning vakovereenkomst
Energieauditeur
Energieauditeur erkend in de vaardigheden gebouwen en industrieel proces met bijkomende erkenning vakovereenkomst of interne dienstverleners die de in artikel 15, eerste lid, bedoelde opleiding gevolgd hebben
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energetische efficiëntie en ter bevordering van een rationeler gebruik van de energie in de privé-sector (AMURE).
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 7 Subsidiëringspercentage voor de ondernemingen
Invoering van een energieboekhouding
Globale energieaudit
Energieaudit
Prehaalbaarheidsonderzoek
Haalbaarheidsonderzoek
Jaarlijkse opvolgingsaudit
Technische erkenning van een product
Onderneming die geen intentieverklaring ondertekend heeft
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
Komt niet in aanmerking
Komt niet in aanmerking
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
Onderneming die een intentieverklaring ondertekend heeft
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
75 % met een jaarlijks maximum van 320.000
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
75 % voor de twee eerste onderzoeken inzake hernieuwbare energie 50 % voor de rest met een jaarlijks maximum van 320.000
Komt niet in aanmerking
Komt niet in aanmerking
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
Onderneming die een vakovereenkomst ondertekend heeft
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
75 % met een jaarlijks maximum van 320.000
75 % met een jaarlijks maximum van 320.000
75 % met een jaarlijks maximum van 320.000
75 % met een jaarlijks maximum van 320.000
75 % met een jaarlijks maximum van 4.000
50 % met een jaarlijks maximum van 320.000
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energetische efficiëntie en ter bevordering van een rationeler gebruik van de energie in de privé-sector (AMURE).
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET
BIJLAGE 8 Subsidiëringspercentage voor de representatieve organisaties van ondernemingen of voor ondernemingen die een vakovereenkomst ondertekend hebben zonder bemiddeling van een representatieve organisatie
Onderzoek naar de relevantie van het stappenplan 2050
Stappenplan 2050
Voorbereiding, omkadering en opvolging van een vakovereenkomst
Actie ter verbetering van de energie-efficiëntie van een sector
Representatieve organisaties van ondernemingen die geen vakovereenkomst ondertekend hebben
Komt niet in aanmerking
Komt niet in aanmerking
Komt niet in aanmerking
100 % met een jaarlijks maximum van 20.000
Representatieve organisaties van ondernemingen die een vakovereenkomst ondertekend hebben
100 % * 1
100 % * 1
100 % * 1
Komt niet in aanmerking
Ondernemingen die een vakovereenkomst ondertekend hebben zonder bemiddeling van een representatieve organisatie
100 % met een jaarlijks maximum van 20.000
100 % met een jaarlijks maximum van 20.000
Komt niet in aanmerking
Komt niet in aanmerking
* 1 Voor deze drie posten samen is het jaarlijkse maximumbedrag gelijk aan 80.000 Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014 tot toekenning van toelagen aan de ondernemingen en aan de representatieve organisaties van ondernemingen ter verbetering van de energetische efficiëntie en ter bevordering van een rationeler gebruik van de energie in de privé-sector (AMURE).
Namen, 27 februari 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET